HP notebookcomputer Gebruikershandleiding
© Copyright 2010 Hewlett-Packard Development Company, L.P. Bluetooth is een handelsmerk van de desbetreffende eigenaar en wordt door Hewlett-Packard Company onder licentie gebruikt. Het SD-logo is een handelsmerk van de desbetreffende eigenaar. De informatie in deze documentatie kan zonder kennisgeving worden gewijzigd. De enige garanties voor HP producten en diensten staan vermeld in de expliciete garantievoorwaarden bij de betreffende producten en diensten.
Kennisgeving aangaande de veiligheid WAARSCHUWING! U kunt het risico van letsel door verbranding of van oververhitting van de computer beperken door de computer niet op uw schoot te nemen en de ventilatieopeningen van de computer niet te blokkeren. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond.
iv Kennisgeving aangaande de veiligheid
Inhoudsopgave 1 Voorzieningen Hardware herkennen ............................................................................................................................ 1 Onderdelen aan de bovenkant ............................................................................................ 1 Touchpad ............................................................................................................ 1 Lampjes ....................................................................................
Geluidsvolume verhogen .................................................................................. 16 Toetsenblokken gebruiken ................................................................................................................. 17 Geïntegreerd numeriek toetsenblok gebruiken .................................................................. 17 Geïntegreerd numeriek toetsenblok in- en uitschakelen ...................................
Omgaan met een lage acculading ..................................................................................... 37 Lage acculading herkennen .............................................................................. 37 Problemen met lage acculading verhelpen ....................................................... 37 Lage acculading verhelpen wanneer een externe voedingsbron beschikbaar is ...................................................................................
Digitale kaart verwijderen .................................................................................................. 56 8 Geheugenmodules 9 Beveiliging Computer beveiligen .......................................................................................................................... 61 Wachtwoorden gebruiken ................................................................................................................... 62 Wachtwoorden instellen in besturingssysteem ...................
Touchpad en toetsenbord reinigen .................................................................................... 83 Index ...................................................................................................................................................................
x
1 Voorzieningen Hardware herkennen De samenstelling van de computer verschilt per regio/land en per model. Op de afbeeldingen in dit hoofdstuk worden de standaardvoorzieningen van de meeste computermodellen weergegeven. ▲ Selecteer Computer > Control Center (Beheercentrum) > YaST > Hardware Information (Hardwaregegevens) om een overzicht weer te geven van de hardware die in de computer is geïnstalleerd.
2 Onderdeel Beschrijving (3) Schuifzone van het touchpad Hiermee schuift u omhoog of omlaag. (4) Rechterknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op een externe muis.
Lampjes Onderdeel Beschrijving (1) ● Aan: de computer staat aan. ● Knipperend: de computer staat in Suspend (standbystand). ● Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de hibernationstand. Aan/uit-lampje (2) Caps Lock-lampje Aan: Caps Lock is ingeschakeld.
Onderdeel Beschrijving (1) ● Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan/ uit-knop om de computer in te schakelen. ● Als de computer is ingeschakeld, drukt u op de aan/ uit-knop om de computer uit te schakelen. ● Als de computer in Suspend (standbystand) staat, drukt u kort op de knop om de standbystand te beëindigen. ● Als de computer in Hibernation (sluimerstand) staat, drukt u kort op de aan/uit-knop om de sluimerstand te beëindigen.
Toetsen Onderdeel Beschrijving (1) esc-toets Druk op deze toets in combinatie met de fn-toets om systeeminformatie weer te geven. (2) Functietoetsen Druk op een van deze toetsen in combinatie met de fn-toets om veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren. (3) fn-toets Druk op deze toets in combinatie met een functietoets of de esctoets om veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren. (4) Toets met logo van het besturingssysteem Hiermee geeft u het menu van het besturingssysteem weer.
Onderdelen aan de voorkant Onderdeel Beschrijving (1) Schijfeenheidlampje Wit: er wordt geschreven naar of gelezen van de vaste schijf. (2) Luidsprekers (2) Hiermee wordt het computergeluid weergegeven. (3) Ventilatieopening Deze opening zorgt voor luchtkoeling van de interne onderdelen. OPMERKING: De ventilator van de computer start automatisch om interne onderdelen te koelen en oververhitting te voorkomen.
Onderdeel Beschrijving WAARSCHUWING! Zet het volume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet. Zo beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Raadpleeg Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu voor aanvullende informatie over veiligheid. (4) USB-poorten (2) Hierop kunt u optionele USB-apparatuur aansluiten. (5) Bevestigingspunt voor een beveiligingskabel Hiermee bevestigt u een optionele beveiligingskabel aan de computer.
Onderdeel Beschrijving (6) RJ-45-netwerkconnector Hierop sluit u een netwerkkabel aan. (7) Externemonitorpoort Hierop sluit u een optionele VGA-monitor of projector aan. Onderdelen aan de onderkant Onderdeel Beschrijving (1) Accuruimte Hierin bevindt zich de accu en de SIM-kaart (Subscriber Identity Module). (2) SIM-slot (alleen bepaalde modellen) Bevat een SIM-kaart (subscriber identity module) voor draadloze communicatie. Het SIM-slot bevindt zich in de accuruimte.
Beeldschermonderdelen Onderdeel Beschrijving (1) Wanneer u het beeldscherm dichtdoet terwijl de computer aan staat, wordt de sluimerstand (Hibernation), de standbystand (Suspend) of de schermbeveiliging geactiveerd of wordt het beeldscherm uitgeschakeld. Interne beeldschermschakelaar OPMERKING: De schakelaar is niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer. (2) Interne microfoons (2) Hiermee neemt u geluid op.
Component Beschrijving (1) WWAN-antennes (2)* (alleen bepaalde modellen) Via deze antennes worden draadloze signalen verzonden en ontvangen om te communiceren met draadloze WAN's (WWAN's, wireless wide area networks). (2) WLAN-antennes (2)* (alleen bepaalde modellen) Via deze antennes worden draadloze signalen verzonden en ontvangen om te communiceren met draadloze LAN's (WLAN's, wireless local area networks). *Deze antennes zijn niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer.
Aanvullende hardwareonderdelen Onderdeel Beschrijving (1) Netsnoer* Hiermee kunt u een netvoedingsadapter aansluiten op een stopcontact. (2) Netvoedingsadapter Hiermee wordt netvoeding omgezet in gelijkstroom. (3) Accu* Hiermee kunt u de computer op accuvoeding laten werken als de computer niet is aangesloten op een externe voedingsbron. *Het uiterlijk van accu's en netsnoeren verschilt per land of regio.
Onderdeel 12 (1) Productnaam (2) Serienummer (3) Productnummer (4) Garantieperiode (5) Modelbeschrijving (alleen bepaalde modellen) ● Label met kennisgevingen: bevat kennisgevingen betreffende het gebruik van de computer. Het label met kennisgevingen bevindt zich in de accuruimte.
2 Cursorbesturing en toetsenbord Cursorbesturing gebruiken Voorkeuren voor aanwijsapparaten instellen Met Eigenschappen voor muis of touchpad kunt u de instellingen voor cursorbesturing wijzigen, bijvoorbeeld de configuratie van knoppen, de kliksnelheid en opties voor de aanwijzer. Selecteer Computer > Control Center (Beheercentrum) > Mouse (Muis) om Mouse Properties (Eigenschappen voor muis) te openen.
Functie Hotkey Suspend (standbystand) activeren fn+f1 Venster met afdrukopties openen fn+f2 Informatie over accuvoeding weergeven fn+f3 Schakelen tussen beeldschermen fn+f4 E-mailclient openen fn+f5 Webbrowser openen fn+f6 Helderheid van het beeldscherm verlagen fn+f7 Helderheid van het beeldscherm verhogen fn+f8 Voorzieningen voor draadloze communicatie in- en uitschakelen fn+f9 Luidsprekergeluid uit- of opnieuw inschakelen fn+f10 Geluidsvolume verlagen fn+f11 Geluidsvolume verhogen
Druk op fn+f1 om de standbystand te activeren. Wanneer Suspend (standbystand) wordt geactiveerd, worden uw gegevens opgeslagen in het systeemgeheugen, wordt het scherm gewist en wordt er minder energie verbruikt. Wanneer de computer in de standbystand staat, knippert het aan/uit-lampje. De computer moet zijn ingeschakeld om Suspend (standbystand) te kunnen activeren.
Standaardwebbrowser openen Druk op fn+f6 om de standaardwebbrowser te openen. Helderheid van het scherm verlagen Druk op fn+f7 om de helderheid van het beeldscherm te verlagen. Houd beide toetsen ingedrukt om de helderheid steeds verder te verlagen. Helderheid van het scherm verhogen Druk op fn+f8 om de helderheid van het beeldscherm te verhogen. Houd beide toetsen ingedrukt om de helderheid steeds verder te verhogen.
Toetsenblokken gebruiken De computer heeft een geïntegreerd numeriek toetsenblok en ondersteunt tevens een optioneel extern numeriek toetsenblok of een optioneel extern toetsenbord met een numeriek toetsenblok. Onderdeel Beschrijving (1) fn-toets Als u op deze toets drukt in combinatie met de num lk-toets, wordt het geïntegreerde numerieke toetsenbord ingeschakeld.
Schakelen tussen functies van toetsen op het geïntegreerde toetsenblok U kunt tijdelijk schakelen tussen de standaardwerking van de toetsen van het geïntegreerde numerieke toetsenblok en de numerieke functie. Gebruik hiervoor de toets fn of de toetsencombinatie fn+shift. ● Als u de toetsenblokfunctie van een toetsenbloktoets wilt activeren wanneer het toetsenblok is uitgeschakeld, houdt u de fn-toets ingedrukt terwijl u op de toetsenbloktoets drukt.
3 Multimedia Multimediavoorzieningen De computer bevat multimediavoorzieningen waarmee u muziek kunt beluisteren, naar films kunt kijken en afbeeldingen en foto's kunt bekijken.
Onderdeel Beschrijving (1) Interne microfoons (2) Hiermee neemt u geluid op. (2) Webcam Hiermee kunt u videobeelden vastleggen en foto's maken. (3) Luidsprekers (2) Hiermee wordt het geluid van de computer weergegeven. (4) Audio-uitgang (hoofdtelefoon)/Audio-ingang (microfoon) Hierop kunt u optionele stereoluidsprekers met eigen voeding, een hoofdtelefoon, een oortelefoon of een headset aansluiten. Ook kunt u hierop de microfoon van een optionele headset aansluiten.
Geluidsvolume aanpassen U kunt het geluidsvolume regelen met de volgende voorzieningen: ● ● Toetsen voor het geluidsvolume van de computer (alleen bepaalde modellen): ◦ Als u het geluid wilt uitschakelen of weer wilt inschakelen, houdt u de fn-toets (1) ingedrukt en drukt u op de toets Geluid uit (f10) (2). ◦ Als u het geluid zachter wilt zetten, houdt u de fn-toets (1) ingedrukt en tikt u op de toets Geluid zachter (f11) (3) tot het gewenste geluidsvolume is bereikt.
Multimediasoftware De computer bevat vooraf geïnstalleerde multimediasoftware waarmee u muziek kunt afspelen en afbeeldingen en foto's kunt bekijken. De volgende gedeelten bevatten meer informatie over vooraf geïnstalleerde multimediasoftware en over het installeren van multimediasoftware vanaf een cd of dvd.
Audio Uw computer biedt de mogelijkheid uiteenlopende audiovoorzieningen te gebruiken: ● Muziek afspelen via de computerluidsprekers en/of aangesloten externe luidsprekers ● Geluid opnemen met de interne microfoon of een externe microfoon aansluiten ● Muziek downloaden van internet ● Multimediapresentaties maken met beeld en geluid ● Beeld en geluid overbrengen met expresberichtenprogramma's ● Radioprogramma's als audiostream ontvangen (alleen bepaalde modellen) of FM-radiosignalen ontvangen ●
U controleert de opnamefuncties van de computer als volgt: 1. Selecteer Computer > More Applications (Meer applicaties) > Sound Recorder (Geluidsrecorder). 2. Klik op Record (Opnemen) en spreek vervolgens in de microfoon. Sla het bestand op het bureaublad op. 3. Selecteer Computer > More Applications (Meer applicaties) om het geluid af te spelen. 4. Open een audiospeler, zoals Helix Banshee, en speel het geluid af.
Video Uw computer biedt de mogelijkheid uiteenlopende videovoorzieningen te gebruiken: ● Spelletjes spelen via internet ● Afbeeldingen en video's bewerken voor presentaties ● Externe videoapparatuur aansluiten Externe monitor of projector aansluiten Uw computer heeft een externe-monitorpoort, waarop u een externe monitor of projector kunt aansluiten.
▲ Als u een digitaal weergaveapparaat wilt aansluiten op de computer, sluit u de kabel van het apparaat aan op de DisplayPort. OPMERKING: Als een extern weergaveapparaat op de juiste wijze is aangesloten maar geen beeld geeft, drukt u op fn+f4 om het beeld naar het apparaat te schakelen. Druk herhaaldelijk op op fn+f4 om te schakelen tussen weergave op het computerbeeldscherm en het externe weergaveapparaat.
Externe optischeschijfeenheid Een (afzonderlijk aan te schaffen) externe optischeschijfeenheid vergroot de functionaliteit van de computer. Met een externe optischeschijfeenheid kunt u gegevensschijven lezen, muziek afspelen en films bekijken. Optischeschijfeenheid herkennen ▲ Selecteer Computer > Control Center (Controlecentrum) > YaST > Hardware Information (Hardwaregegevens).
Als Suspend (standbystand) of Hibernation (sluimerstand) per ongeluk wordt geactiveerd tijdens het afspelen van een schijf, kan het volgende gebeuren: ● Het afspelen kan worden onderbroken. ● Er kan een waarschuwing worden weergegeven waarin u wordt gevraagd of u wilt doorgaan. Als dit bericht verschijnt, klikt u op Nee. ● U moet mogelijk de cd of dvd opnieuw starten om het afspelen te hervatten. Optische schijf verwijderen (cd of dvd) 1.
Webcam De computer heeft een geïntegreerde webcam, die zich bovenaan het beeldscherm bevindt. De webcam kan worden gebruikt met verschillende soorten software voor de volgende functies: ● videobeelden vastleggen; ● streaming video in combinatie met expresberichtensoftware; ● foto's maken. OPMERKING: Voor informatie over het gebruik van software in combinatie met de webcam raadpleegt u de helpfunctie van de webcamsoftware.
● Sharpness (Scherpte): regelt de definitie van randen in een beeld. Een hogere instelling voor scherpte zorgt voor een sterker gedefinieerd beeld. Een lagere instelling voor scherpte zorgt voor een zachter beeld. ● Gamma (Kleurgamma): regelt het contrast dat van invloed is op de middelste grijswaarden of middentonen van het beeld. Met deze optie kunt u de helderheid van de middelste grijswaarden en middentonen instellen, zonder de donkere en lichte plekken drastisch aan te passen.
4 Energiebeheer Opties voor energiebeheer instellen Energiebesparende standen gebruiken Standaard zijn twee energiebesparende voorzieningen ingeschakeld: de stand-bystandvoorziening en de hibernationvoorziening. Wanneer de stand-bystand wordt geactiveerd, knipperen de aan/uit-lampjes en wordt het scherm leeggemaakt. Uw werk wordt opgeslagen in het geheugen. Het beëindigen van de stand-bystand gaat sneller dan het beëindigen van de hibernationstand.
Als de computer is ingeschakeld, kunt u op elk van de volgende manieren de hibernationstand activeren: ● Druk kort op de aan/uit-knop. ● Klik achtereenvolgens op Computer, Shutdown (Afsluiten) en Hibernation. ● Klik op het pictogram Power (Energie) aan de rechterkant van de taakbalk en klik daarna op Hibernation (Sluimerstand). Als u de sluimerstand wilt beëindigen, drukt u kort op de aan/uit-knop.
Externe netvoeding gebruiken Externe netvoeding wordt geleverd door een van de volgende apparaten: WAARSCHUWING! Gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde netvoedingsadapter, een door HP geleverde vervangende adapter, of een compatibele adapter die als accessoire is aangeschaft bij HP.
3. Steek het andere uiteinde van het netsnoer in een stopcontact (3). OPMERKING: Uw computer kan er iets anders uitzien dan de computer die in dit gedeelte is afgebeeld. Accuvoeding gebruiken Wanneer er zich een opgeladen accu in de computer bevindt en de computer niet is aangesloten op een externe voedingsbron, werkt de computer op accuvoeding. Wanneer de computer is aangesloten op een externe netvoedingsbron, werkt de computer op netvoeding.
2. Plaats de accu (1) in de accuruimte en kantel de accu omlaag (2) totdat deze op zijn plaats zit. De accu-ontgrendeling (3) vergrendelt de accu automatisch. U verwijdert de accu als volgt: 1. Leg de computer ondersteboven op een vlak oppervlak neer, met de accuruimte naar u toe. 2. Verschuif de accu-ontgrendeling (1) om de accu los te koppelen. 3. Kantel de accu (2) omhoog en verwijder de accu uit de computer (3).
De accu wordt opgeladen ongeacht of de computer in gebruik is of uit staat, maar het opladen verloopt sneller wanneer de computer is uitgeschakeld. Het opladen kan langer duren wanneer de accu nieuw is, langer dan twee weken niet is gebruikt of veel warmer of kouder is dan de normale kamertemperatuur.
Ga als volgt te werk om de instelling Powersave (Energie besparen) in Power Management (Energiebeheer) te selecteren. 1. Selecteer Computer > Control Center (Controlecentrum) > Power Management (Energiebeheer). 2. Klik op het tabblad General (Algemeen) op System Settings (Systeeminstellingen). 3. Selecteer onder Battery Powered (Werkt op accuvoeding) de optie Powersave (Energie besparen). 4. Klik op Finish (Voltooien).
Lage acculading verhelpen wanneer er een opgeladen accu beschikbaar is 1. Schakel de computer uit of activeer de hibernationstand. 2. Verwijder de lege accu en plaats vervolgens een volle accu. 3. Zet de computer aan. Lage acculading verhelpen wanneer er geen voedingsbron beschikbaar is ▲ Activeer de hibernationstand – of – Sla uw werk op en sluit de computer af.
Stap 2: Schakel de voorzieningen voor hibernation en stand-bystand uit 1. Klik op het pictogram Power (Energie) rechtsonder op de taakbalk en vervolgens op Preferences (Voorkeuren). 2.
Stap 5: Schakel de hibernationstand en stand-bystand opnieuw in VOORZICHTIG: Als u de hibernationstand niet opnieuw inschakelt nadat u de accu heeft gekalibreerd, kan de accu volledig worden ontladen. Hierdoor kunt u gegevens verliezen wanneer de acculading van de computer een kritiek laag niveau bereikt. 1. Klik op het pictogram Power (Energie) rechtsonder op de taakbalk en vervolgens op Preferences (Voorkeuren). 2.
Afvoeren van afgedankte accu's WAARSCHUWING! Probeer niet een accu uit elkaar te halen, te pletten of te doorboren, zorg dat u geen kortsluiting veroorzaakt tussen de externe contactpunten en laat een accu niet in aanraking komen met water of vuur. Zo beperkt u het risico van brand en brandwonden. Raadpleeg Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu voor informatie over het afvoeren van accu's. Deze voorschriften vindt u op de bij uw computer meegeleverde cd met gebruikershandleidingen.
Netvoedingsadapter testen Test de netvoedingsadapter als de computer een of meer van de volgende symptomen vertoont: ● De computer start niet als deze is aangesloten op de netvoedingsadapter. ● Het beeldscherm gaat niet aan terwijl de computer is aangesloten op de netvoedingsadapter en externe voeding. ● De aan/uit-knop brandt niet wanneer de computer wordt aangesloten op de netvoedingsadapter. U test de netvoedingsadapter als volgt: 1. Verwijder de accu uit de computer. 2.
5 Schijfeenheden Schijfeenheden hanteren Schijfeenheden zijn kwetsbare computeronderdelen, die voorzichtig moeten worden behandeld. Lees de volgende waarschuwingen voordat u schijfeenheden hanteert. Waarschuwingen die betrekking hebben op specifieke procedures worden vermeld bij de desbetreffende procedures.
VOORZICHTIG: Neem de volgende voorschriften in acht om het risico van schade aan de computer of een schijfeenheid, of verlies van gegevens te beperken: Voordat u een computer verplaatst waarop een externe vaste schijf is aangesloten, klikt u met de rechtermuisknop op het schijfeenheidpictogram op het bureaublad en selecteert u Unmount (Deactiveren). Er verschijnt een melding dat de schijfeenheid is gedeactiveerd. U kunt de externe vaste schijf nu veilig loskoppelen en de computer verplaatsen.
Vaste schijf vervangen VOORZICHTIG: U voorkomt als volgt dat het systeem vastloopt en gegevens verloren gaan: Schakel de computer uit voordat u de vaste schijf uit de vaste-schijfruimte verwijdert. Verwijder de vaste schijf niet wanneer de computer is ingeschakeld, of in de stand-bystand of de hibernationstand staat. Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de hibernationstand staat, zet u de computer aan door op de aan/uit-knop te drukken.
8. Schuif het afdekplaatje van de vaste schijf van de computer af, zodat de vaste schijf zichtbaar wordt. 9. Verwijder de drie schroeven van de vaste schijf (1). 10. Trek het lipje van de vaste schijf (2) naar rechts om de vaste schijf los te maken. 11. Til de vaste schijf (3) uit de vasteschijfruimte. U installeert als volgt een vaste schijf: 46 1. Plaats de vaste schijf in de vasteschijfruimte (1). 2. Trek het vasteschijflipje (2) naar links om de vaste schijf vast te maken.
3. Breng de drie schroeven van de vaste schijf (3) weer aan. 4. Steek de lipjes (1) op het afdekplaatje van de vaste schijf in de uitsparingen op de computer en schuif het afdekplaatje (2) terug op zijn plaats.
48 5. Breng de drie schroeven aan de onderkant van de computer weer aan. 6. Plaats de accu terug. 7. Keer de computer om en sluit de externe voeding en de externe apparaten weer aan. 8. Zet de computer aan.
6 Externe apparatuur USB-apparaat gebruiken USB (Universal Serial Bus) is een hardwarematige interface die kan worden gebruikt om een optioneel extern apparaat aan te sluiten, zoals een USB-toetsenbord, -muis, -drive, -printer, -scanner of -hub. Voor bepaalde USB-apparatuur is extra ondersteunende software nodig. Deze wordt meestal met het apparaat meegeleverd. Raadpleeg de instructies van de fabrikant voor meer informatie over apparaatspecifieke software.
USB-apparaat verwijderen VOORZICHTIG: Zet het USB-apparaat stop voordat u het verwijdert, om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt. VOORZICHTIG: Trek niet aan de kabel om een USB-apparaat los te koppelen, om beschadiging van de USB-connector te voorkomen. Raadpleeg de gebruikersdocumentatie bij het USB-apparaat voor uitgebreide instructies over het verwijderen van apparaten.
● externe optischeschijfeenheid ● MultiBay-apparaat OPMERKING: Raadpleeg de instructies van de fabrikant voor informatie over de vereiste software en stuurprogramma's en over de poort op de computer die moet worden gebruikt.
5. Druk de schijf voorzichtig op de as van de lade totdat de schijf vastklikt (3). 6. Sluit de lade. Optische schijf verwijderen (cd of dvd) Er zijn twee manieren om een schijf te verwijderen, afhankelijk van of de lade normaal opengaat of niet. Als de lade opengaat 1. Druk op de ejectknop (1) op de schijfeenheid om de lade te ontgrendelen en trek de lade voorzichtig zo ver mogelijk uit (2). 2.
Als de lade niet opengaat 1. Steek het uiteinde van een paperclip (1) in de ontgrendelingsopening in het voorpaneel van de schijfeenheid. 2. Druk voorzichtig op de paperclip om de lade te ontgrendelen en trek de lade vervolgens zo ver mogelijk uit (2). 3. Verwijder de schijf (3) uit de lade door voorzichtig op de as te drukken terwijl u de schijf aan de randen optilt. Houd de schijf bij de randen vast en raak het oppervlak niet aan.
Als u een apparaat zonder eigen netvoedingsaansluiting wilt verwijderen, schakelt u het apparaat uit en verwijdert u het uit de computer. Als u een apparaat met eigen voeding wilt verwijderen, schakelt u het apparaat uit, verwijdert u het uit de computer en haalt u vervolgens de stekker uit het stopcontact.
7 Externemediakaarten Digitale kaarten gebruiken Met optionele digitale kaarten kunt u gegevens veilig opslaan en gemakkelijk uitwisselen. Deze kaarten worden vaak gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen computers of tussen een computer en apparatuur met digitale media, zoals camera's en PDA's.
Digitale kaart verwijderen VOORZICHTIG: Gebruik de volgende procedure om de digitale kaart veilig te verwijderen. Zo voorkomt u dat er gegevens verloren gaan of dat de computer vastloopt. Sla uw gegevens op en sluit alle programma's die gebruikmaken van de digitale kaart. Een digitale kaart verwijderen: ▲ 56 Om de digitale kaart te verwijderen, drukt u de kaart iets naar binnen (1) en haalt u deze vervolgens uit het slot (2).
8 Geheugenmodules De computer heeft één geheugenmoduleslot, dat zich aan de onderkant van de computer in de vasteschijfruimte bevindt. U kunt de geheugencapaciteit van de computer vergroten door de bestaande geheugenmodule in het geheugenmoduleslot te vervangen. WAARSCHUWING! Koppel het netsnoer los en verwijder alle accu's voordat u een geheugenmodule plaatst, om het risico van een elektrische schok of schade aan de apparatuur te beperken.
7. Verwijder de drie schroeven uit de onderkant van de computer. 8. Schuif het afdekplaatje van de vaste schijf van de computer af, zodat de geheugenmodule zichtbaar wordt. 9. Verwijder de geïnstalleerde geheugenmodule als volgt: a. Trek de borgklemmetjes (1) aan beide zijden van de geheugenmodule weg. De geheugenmodule komt omhoog. VOORZICHTIG: houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan de module te voorkomen. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan.
b. Pak de geheugenmodule aan de rand vast (2) en trek de module voorzichtig uit het geheugenmoduleslot. Bewaar een verwijderde geheugenmodule in een antistatische verpakking om de module te beschermen. 10. Plaats als volgt een nieuwe geheugenmodule: VOORZICHTIG: houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan de module te voorkomen. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan. a. Breng de inkeping (1) in de geheugenmodule op één lijn met het nokje in het geheugenmoduleslot. b.
11. Steek de lipjes (1) op het afdekplaatje van de vaste schijf in de uitsparingen op de computer en schuif het afdekplaatje (2) terug op zijn plaats. 12. Breng de drie schroeven aan de onderkant van de computer weer aan. 13. Plaats de accu terug. 14. Zet de computer weer rechtop en sluit vervolgens de externe voedingsbron en de externe apparaten weer aan. 15. Zet de computer aan.
9 Beveiliging OPMERKING: Het is mogelijk dat sommige van de in dit hoofdstuk beschreven functies niet door uw computer of besturingssysteem worden ondersteund. Computer beveiligen OPMERKING: Van beveiligingsfuncties moet op de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Dergelijke maatregelen kunnen echter niet altijd voorkomen dat een product verkeerd wordt gebruikt of gestolen. De beveiligingsfuncties van uw computer beschermen uw computer, persoonlijke informatie en gegevens tegen diverse gevaren.
Wachtwoorden gebruiken De meeste beveiligingsfuncties maken gebruik van een wachtwoord. Noteer een wachtwoord nadat u het heeft ingesteld en bewaar het op een veilige plaats uit de buurt van de computer. Op wachtwoorden zijn onderstaande overwegingen van toepassing: ● De instel-, opstart- en DriveLock-wachtwoorden worden ingesteld in Computer Setup en beheerd door het systeem-BIOS.
Besturingssysteemwachtwoorden Functie Gebruikerswachtwoord* Beveiligt de toegang tot een gebruikersaccount in het besturingssysteem. *Voor informatie over het instellen van een hoofdwachtwoord of een gebruikerswachtwoord voor het besturingssysteem selecteert u Computer > Help. Wachtwoorden instellen in Computer Setup Wachtwoorden in Computer Setup Functie Instelwachtwoord Beveiligt de toegang tot Computer Setup.
Instelwachtwoord beheren Het instelwachtwoord wordt ingesteld, gewijzigd en verwijderd in Computer Setup. Ga als volgt te werk om dit wachtwoord te beheren, in te stellen, te wijzigen of te verwijderen: 1. Open Computer Setup door de computer in te schakelen of opnieuw te starten. Druk vervolgens, terwijl het bericht “F10 = ROM Based Setup” (F10 = op ROM gebaseerd instellen) linksonder in het scherm wordt weergegeven, op f10. 2.
Instelwachtwoord opgeven Naast de prompt Setup password (Instelwachtwoord) typt u uw wachtwoord (met behulp van dezelfde toetsen die u gebruikt hebt om het wachtwoord in te stellen) en drukt u vervolgens op enter. Na drie mislukte pogingen om het instelwachtwoord op te geven, moet u de computer opnieuw opstarten en het opnieuw proberen.
DriveLock-wachtwoord instellen Ga als volgt te werk om de DriveLock-instellingen in Computer Setup te openen: 1. Open Computer Setup door de computer in te schakelen of opnieuw te starten. Druk vervolgens, terwijl het bericht “F10 = ROM Based Setup” (F10 = op ROM gebaseerd instellen) linksonder in het scherm wordt weergegeven, op f10. 2. Selecteer met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > DriveLock passwords (DriveLockwachtwoorden) en druk vervolgens op enter. 3.
DriveLock-wachtwoord invoeren Zorg ervoor dat de vaste schijf in de computer zelf is ondergebracht (niet in een optioneel dockingapparaat of externe MultiBay). Wanneer u wordt gevraagd een DriveLock-wachtwoord op te geven, typt u het gebruikerswachtwoord of het hoofdwachtwoord (met hetzelfde type toetsen als waarmee u het wachtwoord heeft ingesteld). Druk daarna op enter. Na twee verkeerde pogingen om het wachtwoord op te geven, moet u de computer afsluiten en het opnieuw proberen.
DriveLock-wachtwoord wijzigen Ga als volgt te werk om de DriveLock-instellingen in Computer Setup te openen: 1. Open Computer Setup door de computer in te schakelen of opnieuw te starten. Druk vervolgens, terwijl het bericht “F10 = ROM Based Setup” (F10 = op ROM gebaseerd instellen) linksonder in het scherm wordt weergegeven, op f10. 2. Selecteer met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > DriveLock passwords (DriveLockwachtwoorden) en druk vervolgens op enter. 3.
DriveLock-beveiliging verwijderen Ga als volgt te werk om de DriveLock-instellingen in Computer Setup te openen: 1. Open Computer Setup door de computer in te schakelen of opnieuw te starten. Druk vervolgens, terwijl het bericht “F10 = ROM Based Setup” (F10 = op ROM gebaseerd instellen) linksonder in het scherm wordt weergegeven, op f10. 2. Selecteer met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > DriveLock passwords (DriveLockwachtwoorden) en druk vervolgens op enter. 3.
Beveiligingsvoorzieningen van Computer Setup gebruiken Systeemapparaten beveiligen U kunt in de menu's Boot Options (Opstartopties) of Port Options (Poortopties) in Computer Setup systeemapparaten activeren of deactiveren. U kunt als volgt systeemapparaten uit- en weer inschakelen in Computer Setup: 1. Open Computer Setup door de computer in te schakelen of opnieuw te starten.
Strenge beveiliging instellen Ga als volgt te werk om de strenge beveiliging in Computer Setup te activeren: 1. Open Computer Setup door de computer in te schakelen of opnieuw te starten. Druk vervolgens, terwijl het bericht “F10 = ROM Based Setup” (F10 = op ROM gebaseerd instellen) linksonder in het scherm wordt weergegeven, op f10. 2. Selecteer met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Password options (Opties voor wachtwoord) en druk vervolgens op enter. 3.
Strenge beveiliging verwijderen Ga als volgt te werk om de strenge beveiliging in Computer Setup te verwijderen: 1. Open Computer Setup door de computer in te schakelen of opnieuw te starten. Druk vervolgens, terwijl het bericht “F10 = ROM Based Setup” (F10 = op ROM gebaseerd instellen) linksonder in het scherm wordt weergegeven, op f10. 2. Selecteer met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Password options (Opties voor wachtwoord) en druk vervolgens op enter. 3.
Firewallsoftware gebruiken Wanneer u de computer gebruikt om toegang te krijgen tot e-mail, een netwerk of internet, kunnen onbevoegden mogelijk toegang krijgen tot de computer, uw persoonlijke bestanden en gegevens over u. Bescherm uw privacy met de firewallsoftware die vooraf op de computer is geïnstalleerd: ▲ Selecteer Computer > Control Center (Beheercentrum) > YaST > Security and Users (Beveiliging en gebruikers) > Firewall.
Automatische online updates instellen OPMERKING: U moet over een netwerkverbinding beschikken om automatisch online updates te kunnen ontvangen. Ga als volgt te werk om automatische online updates in te stellen: 74 1. Selecteer Computer > Control Center (Beheercentrum) > YaST > Software > Online Update Configuration (Configuratie van online update). 2. Schakel het selectievakje Enable Automatic Update (Automatische update inschakelen) in. 3.
Beveiligingskabel aanbrengen OPMERKING: Van de beveiligingskabel moet op de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen. 1. Leg de beveiligingskabel om een stevig verankerd voorwerp heen. 2. Steek de sleutel (1) in het kabelslot (2). 3. Steek het kabelslot in het slot voor de beveiligingskabel op de computer (3) en vergrendel het kabelslot met de sleutel.
10 Computer Setup Computer Setup starten Computer Setup is een vooraf geïnstalleerd programma in het ROM-geheugen, dat zelfs kan worden gebruikt wanneer het besturingssysteem niet werkt of niet kan worden geladen. OPMERKING: Het is mogelijk dat sommige van de in deze handleiding beschreven menu-items van Computer Setup niet door uw computer of besturingssysteem worden ondersteund. OPMERKING: Aanwijsapparaten worden niet ondersteund in Computer Setup.
● Druk op f1 om navigatiegegevens weer te geven. ● Druk op f2 om de taal te wijzigen. 2. Selecteer het menu File (Bestand), Security (Beveiliging), System Diagnostics (Systeemdiagnose) of System Configuration (Systeemconfiguratie). 3. Selecteer een van de volgende methoden om Computer Setup af te sluiten: ● Selecteer met de pijltoetsen File (Bestand) > Ignore Changes And Exit (Wijzigen negeren en afsluiten) om Computer Setup af te sluiten zonder uw voorkeuren op te slaan.
Optie Actie System information (Systeeminformatie) ● Hiermee kunt u de identificatiegegevens over de computer weergeven. ● Hiermee kunt u de specificaties van de processor, het cachegeheugen, de geheugengrootte en het systeemROM weergeven. Restore Defaults (Standaardinstellingen herstellen) Hiermee kunt u de configuratie-instellingen in Computer Setup vervangen door de oorspronkelijke fabrieksinstellingen.
Optie Actie System Ids (Systeem-id's) Hiermee kunt u een door de gebruiker te definiëren computervolgnummer en eigendomslabel invoeren. Disk Sanitizer Voer Disk Sanitizer uit om alle bestaande gegevens op de primaire vaste schijf te vernietigen. De volgende opties zijn beschikbaar: ● Fast (Snel): Hiermee wordt de wiscyclus van Disk Sanitizer één keer uitgevoerd. ● Optimum (Optimaal): Hiermee wordt de wiscyclus van Disk Sanitizer drie keer uitgevoerd.
Menu System Configuration (Geavanceerd) OPMERKING: Het is mogelijk dat sommige van de in dit gedeelte beschreven menu-items niet door uw computer of besturingssysteem worden ondersteund. Optie Actie Language (Taal) Hiermee kunt u de taal in Computer Setup wijzigen. Boot options (Opstartopties) ● Hiermee kunt u een f9-, f10- en f12-wachttijd tijdens het opstarten van de computer instellen. ● Hiermee kunt u opstarten vanaf cd-romstation in- of uitschakelen.
Optie Built-in device options (Opties voor geïntegreerd apparaat) Port Options (Poortopties) Actie ● Hiermee kunt u de preventie van de uitvoering van gegevens in- of uitschakelen. ● Hiermee kunt u de energiebesparende modus van het lokale netwerk in- of uitschakelen. ● Hiermee kunt u de native modus voor SATA in- of uitschakelen. ● Hiermee kunt u processoren met dubbele kernen in- of uitschakelen. ● Hiermee kunt u de translation-modus voor vaste schijven in- of uitschakelen.
11 Reinigingsrichtlijnen In dit hoofdstuk staan de beste praktijken en aanbevelingen beschreven voor het veilig schoonmaken en desinfecteren van uw computer.
Reinigingsprocedures Volg de procedures in dit gedeelte om de computer veilig schoon te maken. WAARSCHUWING! Probeer de computer niet schoon te maken terwijl die is ingeschakeld, om het risico van elektrische schokken of schade aan onderdelen te beperken. Voordat u de computer schoonmaakt, schakelt u de voeding naar de computer uit door de computer uit te schakelen, de externe netvoeding los te koppelen en daarna alle externe apparaten met eigen voeding los te koppelen.
Index A Aan/uit-knop, herkennen 4 Aan/uit-lampje, herkennen 3 Aansluiten, externe voedingsbron 33 Aanwijsapparaten, voorkeuren instellen 13 Accu afvoeren 41 herkennen 11 opbergen 40 opladen 35 plaatsen 34 vervangen 41 verwijderen 34 Accu, temperatuur 40 Acculading, maximaliseren 36 Acculampje 35 Acculampje, herkennen 7 Accuontgrendeling 8 Accu-ontgrendeling, herkennen 34 Accuruimte 8, 12 Accuvoeding 34 Afdrukopties-venster, hotkey 15 Antennes 9 Antennes voor draadloze communicatie 9 Apparaatbeveiliging 70
F File (Bestand), menu 77 Fn-toets 13 Fn-toets, herkennen 5 Functietoetsen, herkennen 5, 13 G Gebruikerswachtwoord 63 Geheugenmodule plaatsen 59 verwijderen 58 Geïntegreerd numeriek toetsenblok, toetsen herkennen 5 Geluidsvolume aanpassen 21 geluid uit, sneltoets 21 hotkeys 21 Geluid uit, sneltoets 21 H Hardware, herkennen 1 HDMI 15 Hibernationstand activeren 31 beëindigen 31 Hoofdtelefoon 20 Hotkeys geluidsvolume verhogen 16 geluidsvolume verlagen 16 geluid uitschakelen 16 geluid weer inschakelen 16 helder
Opbergen, accu 40 Opladen, accu 35 Opstartvolgorde 80 Optische schijf plaatsen 27, 51 verwijderen 28, 52 Optischeschijfeenheid externe 51 P Poorten externe monitor 8, 25 USB 6, 7, 49 Productnaam en productnummer, van computer 11 Projector, aansluiten 25 R Reinigen beeldscherm 83 toetsenbord 83 touchpad 83 Reinigingsprocedures 83 Reinigingsproducten 82 Reinigingsrichtlijnen 82 Reizen met computer 12 Reizen met de computer 40 RJ-45-netwerkconnector, herkennen 8 RJ-45-netwerklampjes, herkennen 7 Root-wachtwoor