Desktop Management Zakelijke personal computers
© Copyright 2008 Hewlett-Packard Development Company, L.P. De informatie in deze publicatie kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Microsoft, Windows en Windows Vista zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen. Intel en vPro zijn handelsmerken van Intel Corporation in de Verenigde Staten en andere landen.
Over deze handleiding Deze handleiding bevat definities en instructies voor het gebruik van de voorzieningen voor beveiliging en beheer, die op bepaalde modellen vooraf zijn geïnstalleerd. WAARSCHUWING! Als u de aanwijzingen na dit kopje niet opvolgt, kan dit leiden tot persoonlijk letsel of levensgevaar. VOORZICHTIG: Als u de aanwijzingen na dit kopje niet opvolgt, kan dit beschadiging van de apparatuur of verlies van gegevens tot gevolg hebben.
iv Over deze handleiding NLWW
Inhoudsopgave 1 Overzicht desktopbeheer 2 Initiële configuratie en implementatie HP Software Agent ............................................................................................................................... 3 Altiris Deployment Solution Agent ........................................................................................................ 3 3 Systeeminstallatie op afstand 4 Software bijwerken en beheren HP Client Management Interface ..............................................
Kopiëren naar meerdere computers ................................................................................................... 18 Opstartapparaat maken ...................................................................................................................... 19 Ondersteunde USB-flashmedia ......................................................................................... 19 Niet-ondersteunde USB-flashmedia ..............................................................................
1 Overzicht desktopbeheer HP Client Management Solutions biedt op standaarden gebaseerde oplossingen voor het beheren en besturen van desktopcomputers, werkstations en notebookcomputers in een netwerkomgeving. HP heeft in 1995 met de introductie van de eerste desktopcomputers die volledig konden worden beheerd, het voortouw genomen op het gebied van desktopbeheer. HP is houder van een patent op technologie voor beheersoftware.
2 Initiële configuratie en implementatie De computer wordt geleverd met een vooraf geïnstalleerd image van de systeemsoftware. Na een korte procedure waarin de software wordt "uitgepakt”, is de computer gereed voor gebruik. Desgewenst kunt u het vooraf geïnstalleerde software-image vervangen door een aangepast pakket met systeem- en applicatiesoftware. Aangepaste software kan op verschillende manieren worden geïmplementeerd.
HP Software Agent De beheeragent, die wordt gebruikt door HP Client Automation Standard en Enterprise Editions, is vooraf op de computer geladen. Wanneer deze is geïnstalleerd, wordt communicatie mogelijk met de HP beheerconsole. Ga als volgt te werk om HP Software Agent te installeren: 1. Klik op Start. 2. Klik op Alle programma's. 3. Klik op HP Manageability. 4. Klik op Radia Management Agent Readme (Leesmij-bestand voor Radia Management). 5.
3 Systeeminstallatie op afstand Met Remote System Installation kunt u het systeem opstarten en instellen met gebruik van software en configuratie-informatie op een netwerkserver, met behulp van PXE (Preboot Execution Environment).
4 Software bijwerken en beheren HP biedt verscheidene hulpmiddelen voor het beheren en bijwerken van software op desktopcomputers, werkstations en notebookcomputers: ● HP Client Management Interface ● HP SoftPaq Download Manager ● HP System Software Manager ● HP ProtectTools Security Manager ● HP Client Automation Starter, Standard en Enterprise Editions ● HP Client Manager from Symantec ● Altiris Client Management Suite ● HP Client Catalog for Microsoft System Center & SMS Products ● HP
HP Client Management Interface is gebaseerd op industriestandaarden zoals Microsoft Windows Management Interface (MS WMI), Web-Based Enterprise Management (WBEM), System Management BIOS (SMBIOS) en Advanced Configuration and Power Interface (ACPI). HP CMI is een basistechnologie die gebruikt wordt in HP Client Management Solutions. Met HP CMI geeft HP u de flexibiliteit om zelf te kiezen hoe u uw HP clientcomputers beheert.
HP System Software Manager HP System Software Manager (SSM) is een gratis hulpprogramma waarmee de installatie op afstand van apparaatstuurprogramma's en BIOS-updates van de HP zakelijke personal computers in uw netwerk geautomatiseerd wordt.
HP ProtectTools modules kunnen vooraf zijn geïnstalleerd of geladen, of worden gedownload van de HP website. Voor bepaalde HP Compaq desktopcomputers is HP ProtectTools verkrijgbaar als aftermarket-optie. Bezoek http://www.hp.com/products/security voor meer informatie.
HP Client Manager from Symantec HP Client Manager from Symantec is ontwikkeld met Altiris en gratis verkrijgbaar voor alle ondersteunde HP zakelijke desktopcomputers, notebookcomputers en werkstationmodellen. SSM is geïntegreerd in HP Client Manager en maakt het volgen, bewaken en beheren van de hardwareonderdelen van HP clientsystemen mogelijk.
Altiris Client Management Suite Altiris Client Management Suite is een eenvoudig te gebruiken oplossing voor het volledige beheer van software voor desktopcomputers, notebooks en werkstations.
HP Backup and Recovery Manager HP Backup and Recovery Manager is een eenvoudig te gebruiken, veelzijdige toepassing waarmee u backups kunt maken van de primaire vaste schijf van de computer en deze kunt herstellen. De toepassing werkt onder Windows en maakt backups van Windows, alle toepassingen en alle gegevensbestanden. U kunt backups automatisch met regelmatige tussenpozen laten uitvoeren of backups handmatig starten. Belangrijke bestanden kunnen afzonderlijk van de reguliere backups worden gearchiveerd.
Management Technology Computermodellen kunnen zijn voorzien van vPro-technologie of een standaardtechnologie. Beide zorgen voor betere ontdekking, reparatie en bescherming van computermiddelen in een netwerk. Beide technologieën zorgen er bovendien voor dat computers kunnen worden beheerd wanneer ze zijn in- of uitgeschakeld en wanneer het besturingssysteem is vastgelopen.
Met deze sneltoets opent u het hulpprogramma Intel Management Engine BIOS Execution (MEBx). Met dit hulpprogramma kan de gebruiker diverse aspecten van de beheertechnologie configureren.
Verdiem Surveyor Verdiem Surveyor is een oplossing waarmee u de energiekosten van pc's kunt beheren. Surveyor meet en meldt hoeveel energie elke pc verbruikt. Daarnaast kunnen de voedingsinstellingen van de pc's worden geregeld, zodat beheerders eenvoudig energiebesparende strategieën in het gehele netwerk kunnen implementeren. U kunt een HP SoftPaq met de Surveyor-agent downloaden van de ondersteuningswebsite van HP en installeren op ondersteunde commerciële desktopmodellen.
5 ROM-flash Het BIOS van de computer wordt opgeslagen in een programmeerbaar flash-ROM (read only memory). Door een instelwachtwoord te definiëren in Computer Setup (Computerinstellingen) kunt u voorkomen dat het ROM onbedoeld wordt gewijzigd of overschreven. Dit is belangrijk om de bedrijfszekerheid van de computer te waarborgen. Mocht u het BIOS willen bijwerken, dan kunt u de meest recente BIOSimages downloaden van de pagina voor HP stuurprogramma's en ondersteuning, http://www.hp.com/ support/files.
6 Boot Block Emergency Recovery Mode De Boot Block Emergency Recovery Mode (Herstelmodus voor noodsituaties met opstartblok) zorgt ervoor dat het systeem zich kan herstellen in het onwaarschijnlijke geval dat zich een storing voordoet bij de ROM-flash. Als zich tijdens een BIOS-upgrade bijvoorbeeld een stroomstoring voordoet, zou de ROM-flash niet volledig zijn. Hierdoor zou het systeem-BIOS onbruikbaar worden.
7 Setup kopiëren De volgende procedures bieden een beheerder de mogelijkheid om op eenvoudige wijze een computerconfiguratie te kopiëren naar andere computers van hetzelfde type. Hierdoor kunnen meerdere computers sneller en consistenter worden geconfigureerd. OPMERKING: Voor beide procedures is een diskettedrive of een ondersteunde USB-flashdrive benodigd. Kopiëren naar één computer VOORZICHTIG: Configuraties verschillen per computermodel.
10. Klik op File (Bestand) > Replicated Setup (Gekopieerde configuratie) > Restore from Removable Media (Herstellen vanaf verwijderbaar medium) en volg de instructies op het scherm. 11. Start de computer opnieuw wanneer de configuratie voltooid is. Kopiëren naar meerdere computers VOORZICHTIG: Configuraties verschillen per computermodel. Als het model van de broncomputer niet overeenkomt met dat van de doelcomputer, kan het bestandssysteem beschadigd raken.
10. Zet de computer die u wilt configureren uit. Plaats de configuratiediskette of het USB-flashapparaat en zet de computer weer aan. Het configuratiehulpprogramma wordt automatisch uitgevoerd. 11. Start de computer opnieuw wanneer de configuratie voltooid is. Opstartapparaat maken Ondersteunde USB-flashmedia Ondersteunde apparaten bevatten een vooraf geïnstalleerd image waarmee ze gemakkelijk opstartbaar kunnen worden gemaakt.
7. Als uw DOS-opstartdiskette SYS.COM bevat, gaat u naar stap 8. Ga anders naar stap 9. 8. Typ achter de prompt A:\ SYS x: waarbij x staat voor de eerder genoemde stationsletter. VOORZICHTIG: Zorg ervoor dat u de juiste stationsletter heeft ingevoerd voor het USBflashapparaat. Nadat de systeembestanden zijn overgebracht, keert SYS terug naar prompt A:\. Ga verder met stap 13. 9.
VOORZICHTIG: Enkele oudere pc-modellen kunnen mogelijk niet vanaf een USB-flashapparaat worden opgestart. Als het USB-apparaat in de opstartvolgorde van Computer Setup (Computerinstellingen) eerder wordt vermeld dan de vaste schijf, kan de computer vanaf een USBflashapparaat worden opgestart. Gebruik in alle andere gevallen een opstartdiskette. 1.
15. Ga naar Advanced (Geavanceerd) > PCI Devices (PCI-apparaten) en schakel de PATA- en SATA-controllers die u in stap 6 had uitgeschakeld weer in. Stel de oorspronkelijke IRQ weer in voor de SATA-controller. 16. Sla de wijzigingen op en sluit af. De computer wordt opgestart vanaf het USB-flashapparaat dat C als stationsletter krijgt. OPMERKING: De standaard opstartvolgorde varieert per computer en kan in het hulpprogramma Computer Setup (Computerinstellingen) worden gewijzigd.
8 Aan/uit-knop met twee standen Als Advanced Configuration and Power Interface (ACPI) is ingeschakeld, kan de aan/uit-knop functioneren als aan/uit-schakelaar of als een standbyknop. In de standbystand wordt de stroomvoorziening niet helemaal afgesloten, maar verbruikt de computer minder energie. Hierdoor kunt u snel het stroomverbruik beperken zonder dat u applicaties hoeft te sluiten en kan de computer snel naar de oorspronkelijke stand terugkeren zonder dat u gegevens verliest.
9 HP ondersteuningswebsite HP verzorgt grondige tests en debugprocedures van software die door HP of andere leveranciers wordt ontwikkeld. Bovendien ontwikkelt HP ondersteunende software specifiek voor elk besturingssysteem, zodat HP computers optimaal presteren op het gebied van snelheid, compatibiliteit en betrouwbaarheid.
10 Industriestandaarden De HP oplossingen voor systeembeheer kunnen goed worden geïntegreerd met andere applicaties voor systeembeheer en zijn gebaseerd op industriestandaarden, zoals: NLWW ● Web-Based Enterprise Management (WBEM) ● Windows Management Interface (WMI) ● Wake on LAN ● ACPI ● SMBIOS ● PXE-ondersteuning (Pre-boot Execution) 25
11 Inventarisbeheer en beveiliging Ingebouwde functies voor inventarisbeheer leveren essentiële inventarisgegevens op, die kunnen worden beheerd met HP Systems Insight Manager, HP Client Manager, HP Configuration Management Solution, HP Client Configuration Manager of andere applicaties voor systeembeheer.
Tabel 11-1 Overzicht van beveiligingsvoorzieningen (vervolg) Setup Password (Instelwachtwoord) Hiermee kunt u een instelwachtwoord (beheerderswachtwoord) definiëren en inschakelen. Power-On Password (Opstartwachtwoord) Hiermee kunt u een opstartwachtwoord instellen en inschakelen. De gebruikers wordt telkens naar het opstartwachtwoord gevraagd nadat het systeem is uit- en weer aangezet. Als de gebruiker niet het juiste opstartwachtwoord geeft, zal het systeem niet opstarten.
Tabel 11-1 Overzicht van beveiligingsvoorzieningen (vervolg) ● Legacy Diskette (Oudere diskette): ● ingebouwd beveiligingsapparaat (bepaalde modellen) ● SATA0 ● SATA1 (bepaalde modellen) ● SATA2 (bepaalde modellen) ● SATA3 (bepaalde modellen) ● eSATA (bepaalde modellen) Network Service Boot (Opstarten via netwerkservice) Hiermee schakelt u de mogelijkheid in of uit om de computer op te starten vanaf een besturingssysteem dat op een netwerkserver is geïnstalleerd.
Tabel 11-1 Overzicht van beveiligingsvoorzieningen (vervolg) Embedded Security Device Support (enable/disable) (Ondersteuning voor geïntegreerd beveiligingsapparaat (inschakelen/uitschakelen), bepaalde modellen): hiermee kan het geïntegreerde beveiligingsapparaat worden in- of uitgeschakeld. Nadat deze instelling is gewijzigd, moet de computer worden uitgeschakeld en weer ingeschakeld. OPMERKING: Voor het configureren van een geïntegreerd beveiligingsapparaat moet een instelwachtwoord worden ingesteld.
Tabel 11-1 Overzicht van beveiligingsvoorzieningen (vervolg) instellen op None (Geen), zodat de gebruiker de desbetreffende opties kan wijzigen wanneer Computer Setup is geopend met een ongeldig wachtwoord. De optie None (Geen) wordt vervangen door Power-On Password (Opstartwachtwoord) als een opstartwachtwoord is ingesteld.
Als deze optie is ingeschakeld, moet u het wachtwoord ook invoeren telkens wanneer u de computer opnieuw opstart. 1. Zet de computer aan of start de computer opnieuw op. Selecteer hiervoor in Windows Start > Uitschakelen > Opnieuw opstarten. 2. Druk zodra de computer is ingeschakeld op de sneltoets F10, voordat het besturingssysteem wordt geladen, om Computer Setup (Computerinstellingen) te openen. Druk op Enter om een eventueel beginscherm over te slaan.
OPMERKING: Typ zorgvuldig. Uit veiligheidsoverwegingen worden de tekens die u typt niet op het scherm weergegeven. Als u het wachtwoord verkeerd invoert, verschijnt het pictogram van een gebroken sleutel. Probeer het opnieuw. Na drie mislukte pogingen moet u de computer uitzetten en opnieuw opstarten voordat u verder kunt.
3. Voer als het sleutelpictogram verschijnt het huidige wachtwoord in, gevolgd door een schuine streep (/) of een ander scheidingsteken: huidig wachtwoord/ 4. Druk op Enter. OPMERKING: Raadpleeg Scheidingstekens en landspecifieke toetsenborden op pagina 33 voor informatie over alternatieve scheidingstekens. Het opstartwachtwoord en het instelwachtwoord kunnen ook worden gewijzigd met behulp van de beveiligingsopties in Computer Setup.
schade die het gevolg kan zijn van onbevoegde toegang tot de inhoud van de schijf. De HP implementatie van DriveLock maakt gebruik van een beveiligingsschema met twee wachtwoorden om dit beveiligingsniveau toe te kunnen passen, maar tegelijkertijd rekening te houden met de mogelijkheid dat een wachtwoord wordt vergeten. Het ene wachtwoord wordt ingesteld en gebruikt door de systeembeheerder, het andere wordt doorgaans ingesteld en gebruikt door de eindgebruiker.
Als u minder strikte beveiligingsvereisten heeft, wordt u afgeraden DriveLock in te schakelen. Dit geldt voor privégebruikers of gebruikers die doorgaans geen vertrouwelijke gegevens op hun vaste schijf hebben. Voor deze gebruikers is het mogelijke verlies van een vaste schijf wanneer beide wachtwoorden zijn vergeten, van veel groter belang dan de waarde van de gegevens die door DriveLock worden beveiligd.
Smart Cover Sensor Cover Removal Sensor (alleen bepaalde modellen) is een combinatie van hardware- en softwaretechnologie die u kan waarschuwen wanneer de afdekplaat of het zijpaneel van de computer wordt verwijderd. Er zijn drie beschikbare beveiligingsniveaus, die worden beschreven in de volgende tabel. Tabel 11-2 Smart Cover Sensor - beschermingsniveaus Niveau Instelling Beschrijving Niveau 0 Disabled (Uitgeschakeld) De Smart Cover Sensor is uitgeschakeld (standaardinstelling).
Smart Cover Lock vergrendelen Ga als volgt te werk om Smart Cover Lock te activeren en vergrendelen: 1. Schakel de computer in of start de computer opnieuw op. Selecteer hiervoor in Windows Start > Uitschakelen > Opnieuw opstarten. 2. Druk zodra de computer is ingeschakeld op de sneltoets F10, voordat het besturingssysteem wordt geladen, om Computer Setup (Computerinstellingen) te openen. Druk op Enter om een eventueel beginscherm over te slaan.
Ga als volgt te werk om de FailSafe-sleutel te verkrijgen: ● Neem contact op met een HP Business Partner. ● Bel het telefoonnummer dat in de garantie wordt genoemd. Raadpleeg voor meer informatie over het gebruik van de Smart Cover FailSafe-sleutel de Naslaggids voor de hardware. Kabelslotvoorziening De achterkant van de computer (bepaalde modellen) is voorzien van een kabelslot zodat de computer fysiek aan de werkplek kan worden bevestigd.
Netvoeding met stroompiekbeveiliging Een geïntegreerde voedingseenheid met stroompiekbeveiliging biedt grotere betrouwbaarheid bij onverwachte stroompieken. Hierdoor kan het systeem stroompieken van maar liefst 2.000 Volt weerstaan zonder dat het systeem uitvalt of dat er gegevens verloren gaan. Warmtesensor De temperatuursensor is een hardware- en softwarevoorziening waarmee de interne temperatuur van de computer wordt bewaakt.
Index A Aan/uit-knop, configuratie 23 Aan/uit-knop met twee standen 23 Afstand, instellen op 4 Altiris AClient 3 Client Management Suite 10 Deployment Solution Agent 3 B Backup and Recovery Manager 11 Beperken van toegang tot computer 26 Beschermen van vaste schijf 38 Bestellen van FailSafe-sleutel 37 Besturingssystemen, ondersteuning bij wijzigen 24 Beveiliging DriveLock 33 instellingen 26 kabelslot 38 ProtectTools Security Manager 7 Smart Cover Lock 36 Smart Cover Sensor 36 vingerafdruktechnologie 38 voo
Opstartwachtwoord instellen 30 invoeren 31 verwijderen 32 wijzigen 32 P Preboot Execution Environment (PXE) 4 Proactive Change Notification (PCN) 14 ProtectTools Security Manager 7 PXE (Pre-boot Execution Environment) 4 R ROM-flash 15 ROM-flash op afstand 15 S Scheidingstekens, tabel 33 Scheidingstekens en landspecifieke toetsenborden 33 Schijfeenheid beschermen 38 Setupconfiguraties, kopiëren 17 Smart Cover FailSafe-sleutel, bestellen 37 Smart Cover Lock FailSafe-sleutel 37 ontgrendelen 37 vergrendelen 3