Beveiliging Handleiding
© Copyright 2008 Hewlett-Packard Development Company, L.P. Windows is een in de Verenigde Staten gedeponeerd handelsmerk van Microsoft Corporation. De informatie in deze documentatie kan zonder kennisgeving worden gewijzigd. De enige garanties voor HP-producten en diensten staan vermeld in de expliciete garantievoorwaarden bij de betreffende producten en diensten. Aan de informatie in deze handleiding kunnen geen aanvullende rechten worden ontleend.
Inhoudsopgave 1 Computer beveiligen 2 Wachtwoorden gebruiken Wachtwoorden instellen in Windows .................................................................................................... 5 Wachtwoorden instellen in Computerinstellingen ................................................................................. 6 Instelwachtwoord .................................................................................................................................. 7 Instelwachtwoord beheren .......
Index ...................................................................................................................................................................
1 Computer beveiligen OPMERKING: Van beveiligingsfuncties moet op de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Dergelijke maatregelen kunnen echter niet altijd voorkomen dat een product verkeerd wordt gebruikt of gestolen. OPMERKING: De computer ondersteunt CompuTrace, een online beveiligingsdienst voor het traceren en terugkrijgen van gestolen computers, die beschikbaar is in bepaalde landen en regio's.
Ter beveiliging tegen Deze beveiligingsfunctie gebruiken Ongeoorloofd meenemen van de computer Slot voor een beveiligingskabel (voor een optionele beveiligingskabel) *Computerinstellingen is een programma dat niet onder Windows draait. Open het door op f10 te drukken wanneer de computer wordt ingeschakeld of opnieuw opgestart. In Computerinstellingen navigeert u met het toetsenbord van uw computer door de opties om deze te selecteren.
2 Wachtwoorden gebruiken De meeste beveiligingsfuncties maken gebruik van een wachtwoord. Noteer een wachtwoord nadat u het hebt ingesteld en bewaar het op een veilige plaats uit de buurt van de computer. Op wachtwoorden zijn onderstaande overwegingen van toepassing: ● De wachtwoorden voor de instellingen, het opstarten en DriveLock worden in Computerinstellingen ingesteld en door de BIOS van het systeem beheerd.
In de volgende tabellen worden veelgebruikte wachtwoorden voor Windows en Computerinstellingen beschreven in combinatie met de bijbehorende functies.
Wachtwoorden instellen in Windows Windows-wachtwoorden Functie Beheerderswachtwoord* Beveiligt de toegang tot een Windows-account op beheerdersniveau. Gebruikerswachtwoord* Beveiligt de toegang tot een Windows-gebruikersaccount. *Selecteer voor informatie over het instellen van een beheerders- of gebruikerswachtwoord voor Windows Start > Help en ondersteuning.
Wachtwoorden instellen in Computerinstellingen Wachtwoorden Computerinstellingen Functie Instelwachtwoord Beveiligt de toegang tot Computerinstellingen. Opstartwachtwoord Beveiligt de toegang tot de inhoud van de computer wanneer deze aan staat, opnieuw wordt opgestart of wanneer de hibernationstand wordt beëindigd. DriveLock-hoofdwachtwoord Beveiligt de toegang tot de interne vaste schijf die wordt beschermd door DriveLock. Het wordt tevens gebruikt om de DriveLock beveiliging te verwijderen.
Instelwachtwoord Met het instelwachtwoord van Computerinstellingen beveiligt u de configuratie-instellingen en de systeemidentificatiegegevens in Computerinstellingen. Wanneer dit wachtwoord is ingesteld, moet u dit wachtwoord elke keer opgeven als u Computerinstellingen opent en hier instellingen wijzigt. Het instelwachtwoord heeft de volgende kenmerken: ● Het is niet hetzelfde als het beheerderswachtwoord dat in Windows is ingesteld, hoewel beide wachtwoorden hetzelfde mogen zijn.
Instelwachtwoord beheren Het instelwachtwoord kan worden ingesteld, gewijzigd en verwijderd in Computerinstellingen. U kunt dit wachtwoord als volgt beheren, instellen, wijzigen of verwijderen: 1. Open Computerinstellingen door de computer aan te zetten of opnieuw op te starten en vervolgens op f10 te drukken terwijl terwijl het bericht "F10 = ROM Based Setup" (F10 = ROM-hulpprogramma instellingen) linksonder op het scherm verschijnt. 2.
Instelwachtwoord invoeren Als u bij Instelwachtwoord wordt gevraagd het instelwachtwoord in te voeren, typt u uw instelwachtwoord (met dezelfde soort toetsen als waarmee u het wachtwoord hebt ingesteld) en drukt u op enter. Als u drie keer het verkeerde instelwachtwoord hebt ingevoerd, moet u de computer opnieuw opstarten en het opnieuw proberen.
Opstartwachtwoord Met het opstartwachtwoord van Computerinstellingen voorkomt u dat de computer wordt gebruikt door onbevoegden. Wanneer dit wachtwoord is ingesteld, moet u dit wachtwoord elke keer opgeven als u de computer aanzet. Een opstartwachtwoord heeft de volgende kenmerken: 10 ● Het wordt niet weergegeven als het wordt ingesteld, opgegeven, gewijzigd of verwijderd. ● Het moet met dezelfde toetsen worden opgegeven als waarmee het wachtwoord is ingesteld.
Opstartwachtwoord beheren Het opstartwachtwoord kan worden ingesteld, gewijzigd en verwijderd in Computerinstellingen. U kunt dit wachtwoord als volgt beheren, instellen, wijzigen of verwijderen: 1. Open Computerinstellingen door de computer aan te zetten of opnieuw op te starten en vervolgens op f10 te drukken terwijl terwijl het bericht "F10 = ROM Based Setup" (F10 = ROM-hulpprogramma instellingen) linksonder op het scherm verschijnt. 2.
Opstartwachtwoord invoeren Als u wordt gevraagd het opstartwachtwoord in te voeren, typt u uw opstartwachtwoord (met dezelfde soort toetsen als waarmee u het wachtwoord hebt ingesteld) en drukt u op enter. Als u drie keer het verkeerde wachtwoord hebt ingevoerd, moet u de computer uitschakelen, weer aanzetten en het opnieuw proberen.
Opstartwachtwoord verplicht stellen bij opnieuw opstarten U kunt niet alleen om een opstartwachtwoord laten vragen wanneer de computer wordt aangezet, u kunt ook verplicht stellen dat een opstartwachtwoord wordt ingevoerd telkens wanneer de computer opnieuw wordt opgestart. U kunt deze functie als volgt in- en uitschakelen in Computerinstellingen: 1.
DriveLock gebruiken in Computerinstellingen VOORZICHTIG: Noteer het gebruikerswachtwoord en het hoofdwachtwoord voor DriveLock zorgvuldig en bewaar dit bij uw computer uit de buurt om te voorkomen dat de met DriveLock beschermde vaste schijf permanent onbruikbaar wordt. Als u beide DriveLock-wachtwoorden vergeet, is de vaste schijf permanent vergrendeld en kan deze niet meer worden gebruikt. Met DriveLock voorkomt u ongeoorloofde toegang tot de inhoud van een vaste schijf.
DriveLock-wachtwoord instellen U opent als volgt de DriveLock instellingen in Computerinstellingen: 1. Open Computerinstellingen door de computer aan te zetten of opnieuw op te starten en vervolgens op f10 te drukken terwijl terwijl het bericht "F10 = ROM Based Setup" (F10 = ROM-hulpprogramma instellingen) linksonder op het scherm verschijnt. 2. Selecteer met de pijltoetsen Beveiliging > DriveLock wachtwoorden en druk op enter. 3.
DriveLock-wachtwoord invoeren Zorg ervoor dat de vaste schijf in de computer zelf is ondergebracht (niet in een optioneel dockingapparaat of externe MultiBay). Wanneer u wordt gevraagd een DriveLock wachtwoord op te geven, typt u het gebruikerswachtwoord of het hoofdwachtwoord (met hetzelfde type toetsen als waarmee u het wachtwoord hebt ingesteld). Druk daarna op enter. Als u twee keer het verkeerde wachtwoord hebt ingevoerd, moet u de computer uitschakelen en het opnieuw proberen.
DriveLock-wachtwoord wijzigen U opent als volgt de DriveLock instellingen in Computerinstellingen: 1. Open Computerinstellingen door de computer aan te zetten of opnieuw op te starten en vervolgens op f10 te drukken terwijl terwijl het bericht "F10 = ROM Based Setup" (F10 = ROM-hulpprogramma instellingen) linksonder op het scherm verschijnt. 2. Selecteer met de pijltoetsen Beveiliging > DriveLock wachtwoorden en druk op enter. 3.
DriveLock-beveiliging verwijderen U opent als volgt de DriveLock instellingen in Computerinstellingen: 1. Open Computerinstellingen door de computer aan te zetten of opnieuw op te starten en vervolgens op f10 te drukken terwijl terwijl het bericht "F10 = ROM Based Setup" (F10 = ROM-hulpprogramma instellingen) linksonder op het scherm verschijnt. 2. Selecteer met de pijltoetsen Beveiliging > DriveLock wachtwoorden en druk op enter. 3.
3 Beveiligingsfuncties van Computerinstellingen gebruiken Systeemapparaten beveiligen Vanuit de menu's Opstartopties en Poortopties in Computerinstellingen kunt u apparaten in het systeem aan- en uitzetten. U kunt als volgt systeemapparaten uit- en weer inschakelen in Computerinstellingen: 1.
Strenge beveiliging gebruiken in Computerinstellingen VOORZICHTIG: Noteer het door u ingestelde instelwachtwoord, opstartwachtwoord of smartcard-PIN en bewaar dit bij uw computer uit de buurt om te voorkomen dat deze permanent onbruikbaar wordt. Zonder deze wachtwoorden of PIN kan de computer niet worden ontgrendeld.
Strenge beveiliging instellen U kunt als volgt strenge beveiliging inschakelen in Computerinstellingen: 1. Open Computerinstellingen door de computer aan te zetten of opnieuw op te starten en vervolgens op f10 te drukken terwijl terwijl het bericht "F10 = ROM Based Setup" (F10 = ROM-hulpprogramma instellingen) linksonder op het scherm verschijnt. 2. Selecteer met de pijltoetsen Beveiliging > Wachtwoordopties en druk op enter. 3.
Strenge beveiliging verwijderen U kunt als volgt strenge beveiliging verwijderen in Computerinstellingen: 1. Open Computerinstellingen door de computer aan te zetten of opnieuw op te starten en vervolgens op f10 te drukken terwijl terwijl het bericht "F10 = ROM Based Setup" (F10 = ROM-hulpprogramma instellingen) linksonder op het scherm verschijnt. 2. Selecteer met de pijltoetsen Beveiliging > Wachtwoordopties en druk op enter. 3.
Systeeminformatie weergeven in Computerinstellingen De functie voor systeeminformatie in Computerinstellingen verschaft twee soorten gegevens over het systeem: ● Identificatiegegevens over het type computer en de accu’s. ● Specificaties van de processor, de cache, het geheugen, het ROM, de revisie van de videokaart en de revisie van de toetsenbordcontroller. U geeft deze algemene systeeminformatie als volgt weer: 1.
Systeem-id’s gebruiken in Computerinstellingen Met de functie voor systeem-id's in Computerinstellingen kunt u labels invoeren voor de computer en de eigenaar. OPMERKING: Ter voorkoming van ongeoorloofde toegang tot deze gegevens moet u een instelwachtwoord instellen in Computerinstellingen. U kunt deze functie als volgt beheren: 1.
4 Antivirussoftware gebruiken Wanneer u de computer gebruikt voor toegang tot e-mail, een netwerk of internet, wordt de computer blootgesteld aan computervirussen. Virussen kunnen het besturingssysteem, programma's en hulpprogramma’s buiten werking stellen of de werking ervan verstoren. Met antivirussoftware kunnen de meeste virussen worden opgespoord en vernietigd. In de meeste gevallen kan ook eventuele schade die door virussen is aangericht, worden hersteld.
5 Firewall-software gebruiken Wanneer u de computer gebruikt om toegang te krijgen tot e-mail, een netwerk of internet, kunnen onbevoegden informatie verkrijgen over u, de computer en uw persoonlijke bestanden. Bescherm uw privacy met de firewall-software die vooraf op de computer is geïnstalleerd. Firewall-voorzieningen omvatten onder andere logboek- en rapportagefunctionaliteit, en automatische alarmfuncties om het inkomende en uitgaande verkeer te bewaken.
6 Essentiële beveiligingsupdates installeren VOORZICHTIG: Als u de computer wilt beschermen tegen beveiligingsschendingen en computervirussen, installeert u de online essentiële updates van Microsoft zodra u een waarschuwing ontvangt. Wellicht zijn er, nadat de computer is geleverd, updates voor het besturingssysteem en andere software beschikbaar gesteld.
7 HP ProtectTools Security Manager gebruiken (alleen bepaalde modellen) Bij bepaalde computermodellen wordt HP ProtectTools Security Manager geleverd. U hebt toegang tot deze software via het Configuratiescherm van Windows. De software is voorzien van beveiligingsfuncties die u beschermen tegen ongeoorloofde toegang tot de computer, het netwerk en kritieke gegevens. Raadpleeg de online Help van HP ProtectTools voor meer informatie.
8 Beveiligingskabel installeren OPMERKING: Van de beveiligingskabel moet op de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen. 1. Leg de beveiligingskabel om een stevig verankerd voorwerp heen. 2. Steek de sleutel (1) in het kabelslot (2). 3. Steek het kabelslot in het slot voor de beveiligingskabel op de computer (3) en vergrendel het kabelslot met de sleutel.
Index A Antivirussoftware 25 Apparaatbeveiliging 19 K Kabel, beveiliging 29 B Beheerderswachtwoord 5 Beveiliging, computer beveiligen 1 Beveiligingskabel 29 C Computerinstellingen apparaatbeveiliging 19 DriveLock-wachtwoord 14 instelwachtwoord 7 opstartwachtwoord 10 strenge beveiliging 20 D DriveLock-wachtwoord beschrijving 14 instellen 15 invoeren 16 verwijderen 18 wijzigen 17 E Essentiële updates, software 27 F Firewall-software 26 G Gebruikerswachtwoord H HP ProtectTools Security Manager 28 30 Ind