HP Pavilion Notebook PC Gebruikershandleiding
© Copyright 2010 Hewlett-Packard Development Company, L.P. Microsoft en Windows zijn in de Verenigde Staten gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation. Bluetooth is een handelsmerk van de desbetreffende eigenaar en wordt door Hewlett-Packard Company onder licentie gebruikt. Het SDlogo is een handelsmerk van de desbetreffende eigenaar. De informatie in deze documentatie kan zonder kennisgeving worden gewijzigd.
Kennisgeving over veiligheid WAARSCHUWING! U kunt het risico van letsel door verbranding of van oververhitting van de computer beperken door de computer niet op uw schoot te nemen en de ventilatieopeningen van de computer niet te blokkeren. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond.
iv Kennisgeving over veiligheid
Inhoudsopgave 1 Voorzieningen ................................................................................................................................................. 1 Hardware herkennen ............................................................................................................................ 1 Onderdelen aan de bovenkant ............................................................................................ 1 Touchpad ........................................................
WLAN-verbinding is zeer zwak .......................................................................................... 24 Kan geen verbinding maken met de draadloze router ....................................................... 24 Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN) .............................................................................. 24 3 Aanwijsapparaten en toetsenbord ..............................................................................................................
Cd-rw-schijven .................................................................................................. 42 Dvd±r-schijven .................................................................................................. 42 Dvd±rw-schijven ................................................................................................ 42 LightScribe dvd+r-schijven ................................................................................ 43 Blu-ray Discs (bd's) ..............................
Accu-informatie vinden in Help en ondersteuning ............................................................. 59 Accucontrole gebruiken ..................................................................................................... 59 Acculading weergeven ....................................................................................................... 59 Accu plaatsen of verwijderen ............................................................................................. 59 Accu opladen ....
USB-apparaat verwijderen ................................................................................................. 77 eSATA-apparaat gebruiken ................................................................................................................ 78 eSATA-apparaat aansluiten ............................................................................................... 78 eSATA-apparaat verwijderen .............................................................................................
Taal van Setup Utility wijzigen ......................................................................................... 100 Navigeren en selecteren in Setup Utility .......................................................................... 101 Systeeminformatie weergeven ........................................................................................ 101 Standaardinstellingen in Setup Utility herstellen .............................................................. 102 Setup Utility afsluiten ....
1 Voorzieningen Hardware herkennen De samenstelling van de computer verschilt per regio/land en per model. Op de afbeeldingen in dit hoofdstuk worden de standaardvoorzieningen van de meeste computermodellen weergegeven. Ga als volgt te werk om een lijst van in de computer geïnstalleerde hardware weer te geven: 1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging. 2. Klik in het veld Systeem op Apparaatbeheer.
Lampjes Onderdeel (1) Beschrijving Aan/uit-lampje ● Wit: computer is ingeschakeld. ● Knipperend wit: de computer staat in de slaapstand. OPMERKING: Een ander aan/uit-lampje bevindt zich aan de linkerkant van de computer. (2) Lampje Volume uit Oranje: de luidspreker is uitgeschakeld. (3) Lampje voor draadloze communicatie ● Wit: een geïntegreerd apparaat voor draadloze communicatie, zoals een draadloosnetwerkmodule en/of een Bluetooth®apparaat, is ingeschakeld.
Aan/uit-knop en vingerafdruklezer Onderdeel Beschrijving (1) ● Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan/uitknop om de computer in te schakelen. ● Als de computer is ingeschakeld, drukt u kort op de aan/uitknop om de slaapstand te activeren. ● Als de computer in de slaapstand staat, drukt u kort op de aan/uit-knop om de slaapstand te beëindigen. ● Als de computer in de hibernationstand staat, drukt u kort op de aan/uit-knop om de hibernationstand te beëindigen.
Toetsen 4 Onderdeel Beschrijving (1) esc-toets Druk op deze toets in combinatie met de fn-toets om systeeminformatie weer te geven. (2) fn-toets Druk op deze toets in combinatie met de esc-toets om systeeminformatie weer te geven. (3) Windows-logotoets Hiermee geeft u het menu Start van Windows weer. (4) Windows-applicatietoets Hiermee opent u een snelmenu voor items waarbij de aanwijzer staat. (5) Actietoetsen Hiermee voert u veelgebruikte functies uit.
Onderdelen aan de voorkant Onderdeel Beschrijving (1) Dit slot ondersteunt de volgende typen optionele digitale kaarten: (2) Digitale-mediaslot Luidsprekers (2) ● Memory Stick (MS) ● Memory Stick Pro (MSP) ● MultiMediaCard (MMC) ● Secure Digital-geheugenkaart (SD) ● Secure Digital High Capacity-geheugenkaart (SDHC) - standaard en groot formaat ● xD-Picture Card (XD) Hiermee wordt het geluid van de computer weergegeven.
Onderdeel (4) (5) Beschrijving Acculampje Netvoedingsconnector ● Wit: de computer is aangesloten op een externe voedingsbron en de accu is volledig opgeladen. ● Oranje: de computer is aangesloten op een externe voedingsbron en de accu wordt opgeladen. ● Knipperend: een accu die de enige beschikbare voedingsbron is, is bijna leeg. Wanneer de accu een kritiek laag ladingsniveau bereikt, blijft het acculampje knipperen. Hierop kunt u een netvoedingsadapter aansluiten.
Onderdeel (5) (6) Beschrijving Schijfeenheidlampje Aan/uit-lampje ● Wit: er wordt geschreven naar of gelezen van de vaste schijf. ● Oranje: HP ProtectSmart Hard Drive Protection heeft tijdelijk de interne vaste schijf geparkeerd. ● Aan: computer is ingeschakeld. ● Knipperend: de computer staat in de slaapstand. OPMERKING: Een ander aan/uit-lampje bevindt zich naast de aan/uit-knop. (7) Ventilatieopeningen (3) Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de interne onderdelen.
Onderdelen van het beeldscherm 8 Onderdeel Beschrijving (1) Interne beeldschermschakelaar Als u het beeldscherm sluit terwijl de computer is ingeschakeld, wordt deze schakelaar ingedrukt en het beeldscherm uitgeschakeld. (2) Webcamlampje Wit: de webcam is in gebruik. (3) Webcam Hiermee kunt u videobeelden vastleggen en foto's maken. (4) Interne microfoon Hiermee kunt u geluid opnemen.
Onderdelen aan de onderkant Onderdeel Beschrijving (1) Accuruimte Hierin bevindt zich de accu. (2) Accuvergrendeling Hiermee ontgrendelt u de accu uit de accuruimte. (3) Ventilatieopeningen (6) Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de interne onderdelen. OPMERKING: De ventilator van de computer wordt automatisch gestart voor luchtkoeling van de interne onderdelen van de computer en om oververhitting te voorkomen.
Onderdeel Beschrijving (1) WLAN-antennes (2)* Via deze antennes worden draadloze signalen verzonden en ontvangen om te communiceren met draadloze LAN's (WLAN's, wireless local area networks). (2) WWAN-antennes (2)* (alleen bepaalde modellen) Via deze antennes worden draadloze signalen verzonden en ontvangen om te communiceren met draadloze WAN's (WWAN's, wireless wide area networks). *De antennes zijn niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer.
Overige hardwareonderdelen Onderdeel Beschrijving (1) Netsnoer* Hiermee kunt u een netvoedingsadapter aansluiten op een stopcontact. (2) Netvoedingsadapter Hiermee wordt netvoeding omgezet in gelijkstroom. (3) Accu* Hiermee kunt u de computer op accuvoeding laten werken als de computer niet is aangesloten op een externe voedingsbron. *Het uiterlijk van accu's en netsnoeren verschilt per land/regio.
12 Onderdeel Onderdeel Beschrijving (1) Productnaam Dit is de productnaam die aan de voorkant van de computer zichtbaar is. (2) Serienummer Dit is een alfanumerieke identificatiecode die uniek is voor elk product. (3) Productnummer Dit is een alfanumerieke identificatiecode die specifieke informatie geeft over de hardwarecomponenten. Het productnummer helpt een onderhoudstechnicus bij het bepalen van de vereiste componenten en onderdelen.
2 Netwerk Apparaten voor draadloze communicatie gebruiken Met technologie voor draadloze communicatie worden gegevens niet via kabels maar via radiogolven doorgegeven.
Statuspictogrammen voor draadloze communicatie en netwerk herkennen Pictogram Naam Beschrijving Draadloos (ingeschakeld) Hiermee wordt de locatie van het lampje en de actietoets voor draadloze communicatie aangegeven. Hiermee wordt tevens de Wireless Assistant software op de computer herkend en wordt aangegeven dat een of meer apparaten voor draadloze communicatie zijn ingeschakeld. Draadloos (uitgeschakeld) Hiermee wordt aangegeven dat alle apparaten voor draadloze communicatie zijn uitgeschakeld.
voor draadloze communicatie geactiveerd en brandt het lampje voor draadloze communicatie wit wanneer u de computer aanzet. Het lampje voor draadloze communicatie geeft niet de status van afzonderlijke apparaten voor draadloze communicatie aan, maar de status van deze apparaten als groep. Wanneer het lampje voor draadloze communicatie wit brandt, zijn een of meer apparaten voor draadloze communicatie ingeschakeld.
U opent het Netwerkcentrum door te klikken op Start > Configuratiescherm > Netwerk en internet > Netwerkcentrum. Selecteer Start > Help en ondersteuning voor meer informatie. WLAN gebruiken Met een WLAN-apparaat kunt u toegang krijgen tot een draadloos lokaal netwerk (WLAN), dat bestaat uit andere computers en accessoires die met elkaar zijn verbonden door een draadloze router of een draadloos toegangspunt. OPMERKING: De termen draadloze router en draadloos toegangspunt worden vaak door elkaar gebruikt.
Draadloos netwerk beveiligen Aangezien de WLAN-standaard is ontwikkeld met slechts beperkte beveiligingsfuncties die niet zijn opgewassen tegen krachtige aanvallen, is het van cruciaal belang dat u begrijpt dat draadloze netwerken kwetsbaar zijn voor de welbekende veiligheidsrisico's. Draadloze netwerken in openbare ruimten, of 'hotspots', zoals cafés en vliegvelden beschikken vaak over geen enkele vorm van beveiliging.
Verbinding maken met een WLAN Ga als volgt te werk om verbinding met het WLAN te maken: 1. Controleer of het WLAN-apparaat is ingeschakeld. Als het apparaat is ingeschakeld, brandt het lampje voor draadloze communicatie wit. Als het lampje oranje is, drukt u op de actietoets voor draadloze communicatie. 2. Klik op het netwerkpictogram in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. 3. Selecteer uw WLAN in de lijst. 4. Klik op Verbinding maken.
HP mobiel breedband gebruiken Met HP mobiel breedband kan de computer via een WWAN (Wireless Wide Area Network) verbinding maken met internet vanaf meer locaties en over grotere gebieden dan bij gebruik van een WLAN. Voor het gebruik van HP mobiel breedband hebt u een netwerkserviceprovider (aanbieder van mobiele netwerkdiensten) nodig. In de meeste gevallen is dit een aanbieder van mobiele telefonie. De dekking voor HP mobiel breedband is vergelijkbaar met dekking voor mobiele telefonie.
7. Plaats de SIM-kaart in het slot. 8. Plaats de accu terug. OPMERKING: HP mobiel breedband wordt uitgeschakeld als de accu niet wordt teruggeplaatst. 9. Keer de computer weer om en sluit de externe voeding en de externe apparaten weer aan. 10. Schakel de computer in. SIM-kaart verwijderen U verwijdert een SIM-kaart als volgt: 20 1. Sluit de computer af. Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de hibernationstand staat, zet u de computer aan door op de aan/uit-knop te drukken.
7. Druk op de SIM-kaart (1) om deze uit te werpen en verwijder de SIM-kaart (2). 8. Plaats de accu terug. 9. Keer de computer weer om en sluit de externe voeding en de externe apparaten weer aan. 10. Schakel de computer in.
op consistente wijze twee of meer computers te verbinden om de internetverbinding via Bluetooth te kunnen delen, is een beperking van Bluetooth en het besturingssysteem Windows. Problemen met draadloze verbinding oplossen Enkele mogelijke oorzaken van problemen met draadloze verbindingen zijn: ● De netwerkconfiguratie (SSID of beveiliging) is gewijzigd. ● Een draadloos apparaat is niet correct geïnstalleerd of is uitgeschakeld. ● Er is een storing opgetreden in een draadloos apparaat of router.
Kan geen verbinding maken met een WLAN-voorkeursnetwerk Windows kan automatisch een beschadigde WLAN-verbinding herstellen. ● Als een netwerkpictogram wordt weergegeven in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk, klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram en klikt u vervolgens op Problemen oplossen. Windows stelt uw netwerkapparaat opnieuw in en probeert verbinding te maken met een van de voorkeursnetwerken.
Als u nieuwe sleutels en een nieuwe SSID hebt ontvangen voor een netwerk en u eerder was verbonden met dat netwerk, gaat u als volgt te werk om verbinding te maken met het netwerk: 1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Netwerk en internet > Netwerkcentrum. 2. Klik op Draadloze netwerken beheren in het linkerdeelvenster. Er wordt een lijst weergegeven met de beschikbare WLAN's. Als u zich op een hotspot bevindt waar meerdere WLAN's actief zijn, worden meerdere WLAN's weergegeven. 3.
U sluit de netwerkkabel als volgt aan: WAARSCHUWING! Sluit geen modemkabel of telefoonkabel aan op een RJ-45-netwerkconnector om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de apparatuur te beperken. 1. Sluit de netwerkkabel aan op de netwerkconnector van de computer (1). 2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op een netwerkaansluiting in de wand (2).
3 Aanwijsapparaten en toetsenbord Cursorbesturing gebruiken Voorkeuren voor aanwijsapparaten instellen Via de eigenschappen voor de muis in Windows kunt u de instellingen voor aanwijsapparaten aanpassen aan uw wensen. U kunt bijvoorbeeld de knopconfiguratie, kliksnelheid en opties voor de aanwijzer instellen. Als u de eigenschappen van de muis wilt weergeven, selecteert u Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Muis.
Selecteren Gebruik de linker- en rechterknoppen van het touchpad zoals u de knoppen op een externe muis zou gebruiken.
Touchpadbewegingen gebruiken Het touchpad ondersteunt een aantal touchpadbewegingen. Om de touchpadbewegingen te activeren, plaatst u twee vingers tegelijkertijd op het touchpad, zoals beschreven in de volgende gedeeltes. De in dit gedeelte beschreven touchpadbewegingen zijn in de fabriek ingeschakeld. U schakelt deze bewegingen als volgt in of uit: 1. Dubbelklik op het pictogram Synaptics in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk en klik op het tabblad Apparaatinstellingen. 2.
Externe muis aansluiten U kunt een externe USB-muis aansluiten op de computer via een van de USB-poorten op de computer. U kunt een USB-muis ook aansluiten op het systeem via de poorten op een optioneel dockingapparaat. Actietoetsen gebruiken Actietoetsen zijn bepaalde toetsen boven aan het toetsenbord waaraan aangepaste acties zijn toegewezen. Als u een actietoets wilt gebruiken, houdt u deze toets ingedrukt. De toegewezen actie wordt dan uitgevoerd.
Pictogram Actie Beschrijving Beeldschermhelderheid omlaag Wanneer u deze toets ingedrukt houdt, wordt de helderheid steeds verder verlaagd. Beeldschermhelderheid omhoog Wanneer u deze toets ingedrukt houdt, wordt de helderheid steeds verder verhoogd. Schakelen tussen beeldschermen Hiermee schakelt u tussen de weergaveapparaten die op het systeem zijn aangesloten.
Pictogram Functie Sneltoets Beschrijving Systeeminformatie weergeven fn+esc Hiermee geeft u informatie weer over de hardwareonderdelen en het versienummer van het systeem-BIOS. Omhoog schuiven fn+pijl-omhoog Hiermee schuift u een pagina omhoog. Omlaag schuiven fn+pijl-omlaag Hiermee schuift u een pagina omlaag. Naar het begin gaan fn+pijl-links Hiermee gaat de cursor terug naar het begin van de regel waarop de cursor staat of naar het begin van het document.
32 Hoofdstuk 3 Aanwijsapparaten en toetsenbord
4 Multimedia Multimediavoorzieningen De computer bevat multimediavoorzieningen waarmee u muziek kunt beluisteren, naar films kunt kijken en afbeeldingen en foto's kunt bekijken.
Onderdeel Beschrijving (1) Lampje van de webcam Dit lampje gaat branden wanneer videosoftware gebruikmaakt van de webcam. (2) Webcam Hiermee kunt u videobeelden vastleggen en foto's maken. (3) Interne microfoon Hiermee kunt u geluid opnemen. (4) Actietoets voor volume verlagen Als u het volume wilt verlagen, drukt u op de actietoets f9. (5) Actietoets voor volume verhogen Als u het volume wilt verlagen, drukt u op de actietoets f10.
Voorzieningen voor het afspelen van media gebruiken Met de actietoetsen voor het afspelen van media regelt u het afspelen van een audio-cd of een dvd of bd die in de optischeschijfeenheid is geplaatst. Actietoetsen voor het afspelen van media gebruiken U kunt media afspelen met de actietoetsen f5, f6, f7 en f8. ● Als een audio-cd, dvd of bd niet wordt afgespeeld, drukt u op de actietoets f6 (2) om de schijf af te spelen.
VOORZICHTIG: Neem de volgende richtlijnen in acht om het risico van verlies van gegevens of schade aan een schijf te beperken: Sluit de computer aan op een betrouwbare externe voedingsbron voordat u naar een schijf schrijft. Schrijf niet naar een schijf als de computer op accuvoeding werkt. Sluit alle programma's voordat u naar de schijf begint te schrijven, behalve de schrijfsoftware die u gebruikt.
– of – 1. Plaats een schijf in de optischeschijfeenheid. Het dialoogvenster Automatisch afspelen wordt geopend. 2. Klik op een multimediataak in de lijst en kies vervolgens de software die u wilt gebruiken voor die taak. Multimediasoftware vanaf een schijf installeren 1. Plaats de schijf in de optischeschijfeenheid. 2. Volg de instructies die worden weergegeven in de installatiewizard. 3. Start de computer opnieuw op als daarom wordt gevraagd.
Audiofuncties controleren U controleert het systeemgeluid van de computer als volgt: 1. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Volume op de taakbalk en selecteer vervolgens Geluiden. – of – Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Geluid. 2. Wanneer het venster Geluid verschijnt, klikt u op het tabblad Geluiden. Selecteer onder Programmagebeurtenissen het gewenste geluid, zoals een pieptoon of een alarmsignaal, en klik op de knop Test.
Video Uw computer biedt de mogelijkheid uiteenlopende videovoorzieningen te gebruiken: ● Films bekijken ● Spelletjes spelen via internet ● Afbeeldingen en video's bewerken en presentaties maken ● Externe videoapparatuur aansluiten ● U kunt televisiekijken via internet, of livetelevisiebeelden bekijken, opnemen en stilzetten met een optionele tv-tuner (apart verkrijgbaar) Externemonitorpoort gebruiken Via de externemonitorpoort kunt u een extern weergaveapparaat aansluiten op de computer, zoals een
U sluit als volgt een video- of audioapparaat aan op de HDMI-poort: 1. Sluit het ene uiteinde van de HDMI-kabel aan op de HDMI-poort van de computer. 2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op het videoapparaat volgens de instructies van de fabrikant. 3. Druk op de actietoets f4 op de computer om het beeld te schakelen tussen de weergaveapparaten die zijn aangesloten op de computer.
Optische schijven (cd's, dvd's en bd's) gebruiken Een optischeschijfeenheid, zoals een dvd-romstation, ondersteunt optische schijven (cd's en dvd's). Deze schijven worden gebruikt voor het opslaan van gegevens, zoals muziek, foto's en films. Dvd's hebben een grotere opslagcapaciteit dan cd's. De optischeschijfeenheid kan standaard cd- en dvd-schijven lezen. Als de optischeschijfeenheid een Blu-ray Disc (BD)-station is, kan dit station ook bd's lezen.
Cd-r-schijven Gebruik cd-r-schijven (één keer schrijven) om permanente archieven aan te leggen en bestanden uit te wisselen.
LightScribe dvd+r-schijven Met LightScribe dvd+r-schijven kunt u gegevens, video's en foto's delen met anderen en opslaan. Deze schijven kunnen worden gelezen door de meeste dvd-romstations en dvd-spelers. Met een dvdromstation dat LightScribe ondersteunt en LightScribe-software kunt u gegevens naar de schijf schrijven en vervolgens een zelf ontworpen label aanbrengen op de buitenkant van de schijf.
5. Druk de schijf voorzichtig op de as van de lade totdat de schijf vastklikt (3). 6. Sluit de lade. Als u Automatisch afspelen nog niet hebt geconfigureerd, wordt het dialoogvenster Automatisch afspelen geopend. In dit venster kunt u selecteren hoe u de inhoud van het medium wilt gebruiken. OPMERKING: Bij het afspelen van een bd bereikt u het beste resultaat als de netvoedingsadapter is aangesloten op een externe voedingsbron. Automatisch afspelen configureren 1.
Ga als volgt te werk om de instelling te wijzigen met het besturingssysteem: 1. Selecteer Start > Computer > Systeemeigenschappen. 2. Klik in het linkerdeelvenster op Apparaatbeheer. OPMERKING: Windows bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de computer te verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken als het installeren van software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van Windows-instellingen.
● Omdat sommige stereo-installaties in huis of in de auto geen cd-rw's kunnen afspelen, kunt u het beste cd-r's gebruiken om muziek-cd's te branden. ● Een cd-rw of dvd-rw is over het algemeen het meest geschikt voor het branden van gegevensbestanden of voor het testen van audio- of video-opnamen voordat u ze op een cd of dvd brandt die niet kan worden gewijzigd. ● Dvd-spelers in huiskamersystemen ondersteunen gewoonlijk niet alle dvd-indelingen.
2. Verwijder de schijf (3) uit de lade door voorzichtig op de as te drukken terwijl u de schijf aan de randen optilt. Houd de schijf bij de randen vast en raak het oppervlak niet aan. OPMERKING: Als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf voorzichtig enigszins schuin bij het verwijderen. 3. Sluit de lade en berg de schijf op in het bijbehorende doosje. Problemen oplossen In de volgende gedeelten worden enkele veelvoorkomende problemen en mogelijke oplossingen beschreven.
3. Verwijder de schijf (3) uit de lade door voorzichtig op de as te drukken terwijl u de schijf aan de randen optilt. Houd de schijf bij de randen vast en raak het oppervlak niet aan. OPMERKING: Als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf voorzichtig enigszins schuin bij het verwijderen. 4. Sluit de lade en berg de schijf op in het bijbehorende doosje.
Onderbrekingen tijdens het afspelen voorkomen U voorkomt als volgt dat het afspelen wordt onderbroken: ● Sla uw werk op en sluit alle geopende programma's af voordat u een cd, dvd of bd afspeelt. ● Sluit geen hardware aan en koppel geen hardware los tijdens het afspelen van een schijf. Activeer de hibernationstand of de slaapstand niet tijdens het afspelen van een schijf. Anders krijgt u een waarschuwingsbericht te zien met de vraag of u wilt doorgaan. Als dit bericht wordt weergegeven, klikt u op Nee.
1. Klik met de rechtermuisknop op een leeg gedeelte van het bureaublad en selecteer Schermresolutie. 2. Klik op Geavanceerde instellingen > tabblad Beeldscherm. 3. Klik op Hoge kleuren (16-bits) als deze instelling nog niet is geselecteerd. 4. Klik op OK. Een schijf wordt niet automatisch afgespeeld 1. Selecteer Start > Standaardprogramma's > Instellingen voor Automatisch afspelen wijzigen. 2. Controleer of het selectievakje Automatisch afspelen voor alle media en apparaten gebruiken is ingeschakeld.
Het branden van een schijf begint niet of stopt voordat het gereed is ● Controleer of alle programma's zijn afgesloten. ● Schakel de slaapstand en de hibernationstand uit. ● Controleer of u het juiste type schijf voor uw schijfeenheid gebruikt. Raadpleeg de gebruikershandleidingen voor meer informatie over schijftypen. ● Controleer of de schijf correct is geplaatst. ● Selecteer een lagere schrijfsnelheid en probeer het opnieuw.
5. Wanneer de lijst met stuurprogramma's verschijnt, klikt u op een bijgewerkt stuurprogramma om een venster met extra informatie te openen. 6. Klik op Nu installeren om het bijgewerkte stuurprogramma te installeren zonder het bestand te downloaden. – of – Klik op Download only (Alleen downloaden) om het bestand op te slaan op de computer. Wanneer u hierom wordt verzocht, klikt u op Save (Opslaan) en selecteert u een opslaglocatie op de vaste schijf.
Eigenschappen webcam aanpassen U kunt de eigenschappen van de webcam aanpassen in het dialoogvenster Eigenschappen, dat kan worden geopend vanuit verschillende programma's die gebruikmaken van de geïntegreerde camera. Meestal kunt u dit dialoogvenster open vanuit een configuratie-, instellingen- of eigenschappenmenu: ● Brightness (Helderheid): Hiermee stelt u de hoeveelheid licht in het beeld in. Een hogere instelling voor helderheid zorgt voor een lichter beeld.
5 Energiebeheer Opties voor energiebeheer instellen Standen voor energiebesparing gebruiken Standaard zijn twee energiebesparende voorzieningen ingeschakeld: de slaapstand en de hibernationstand. Wanneer de slaapstand wordt geactiveerd, knipperen de aan/uit-lampjes en wordt het scherm leeggemaakt. Uw werk wordt opgeslagen in het geheugen. Het beëindigen van de slaapstand gaat sneller dan het beëindigen van de hibernationstand.
OPMERKING: Als u hebt ingesteld dat een wachtwoord nodig is om de slaapstand te beëindigen, moet u uw Windows-wachtwoord invoeren voordat uw werk weer op het scherm verschijnt. Hibernationstand activeren of beëindigen Standaard is het systeem zo ingesteld dat de hibernationstand wordt geactiveerd als de computer 1.080 minuten (18 uur) minuten inactief is geweest en op accuvoeding of netvoeding werkt, of wanneer de acculading een kritiek laag niveau bereikt.
U kunt de instellingen van energiebeheerschema's aanpassen of uw eigen energiebeheerschema maken. Huidig energiebeheerschema weergeven ▲ Klik op het accupictogram in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. – of – Klik op Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging > Energiebeheer. Ander energiebeheerschema selecteren ▲ Klik op het pictogram Energiemeter in het systeemvak en selecteer een energiebeheerschema in de lijst.
WAARSCHUWING! Gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde netvoedingsadapter, een door HP geleverde vervangende adapter of een compatibele adapter die als accessoire is aangeschaft bij HP. ● Goedgekeurde netvoedingsadapter ● Optioneel dockingapparaat Sluit de computer aan op een externe netvoedingsbron in de volgende situaties: WAARSCHUWING! Laad de accu van de computer niet op aan boord van een vliegtuig.
3. Sluit het andere uiteinde van het netsnoer aan op een stopcontact (3). Netvoedingsadapter testen Test de netvoedingsadapter als de computer is aangesloten op netvoeding en een van de volgende symptomen vertoont: ● De computer gaat niet aan. ● Het beeldscherm blijft leeg. ● De aan/uit-lampjes zijn uit. Ga als volgt te werk om de netvoedingsadapter te testen: 1. Verwijder de accu uit de computer. 2. Sluit de netvoedingsadapter aan op de computer en vervolgens op een stopcontact. 3.
werk beschermd in geval van een stroomstoring. Een accu in de computer wordt echter langzaam ontladen wanneer de computer is uitgeschakeld en niet is aangesloten op een externe voedingsbron. WAARSCHUWING! Gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde accu, een door HP geleverde vervangende accu of een compatibele accu die als accessoire is aangeschaft bij HP.
U plaatst de accu als volgt: 1. Leg de computer ondersteboven op een vlak oppervlak neer, met de accuruimte naar u toe. 2. Breng de voorkant van de accu op één lijn met de buitenrand van de accuruimte (1). 3. Draai de accu in de accuruimte totdat de accu goed op zijn plaats zit (2). De accuvergrendeling vergrendelt de accu automatisch (3). U verwijdert een accu als volgt: 1. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond. 2. Verschuif de accuvergrendeling (1) om de accu los te koppelen.
3. Kantel de accu (2) omhoog en verwijder de accu uit de computer (3). Accu opladen WAARSCHUWING! Laad de accu van de computer niet op aan boord van een vliegtuig. De accu wordt opgeladen wanneer de computer is aangesloten op een externe voedingsbron via een netvoedingsadapter, een optionele voedingsadapter of een optioneel dockingapparaat. De accu wordt opgeladen ongeacht of de computer in gebruik is of uit staat, maar het opladen verloopt sneller wanneer de computer is uitgeschakeld.
Het acculampje geeft als volgt de status van de acculading aan: ● Wit: de computer is aangesloten op een externe voedingsbron en de accu is volledig opgeladen. ● Oranje: de computer is aangesloten op een externe voedingsbron en de accu wordt opgeladen. ● Knipperend: een accu die de enige beschikbare voedingsbron is, is bijna leeg. Wanneer de accu een kritiek laag ladingsniveau bereikt, blijft het acculampje knipperen.
Lage acculading verhelpen wanneer een externe voedingsbron beschikbaar is ▲ Sluit een van de volgende apparaten aan: ● netvoedingsadapter ● optioneel dockingapparaat ● optionele voedingsadapter Lage acculading verhelpen wanneer een opgeladen accu beschikbaar is 1. Schakel de computer uit of activeer de hibernationstand. 2. Verwijder de lege accu en plaats vervolgens een volle accu. 3. De computer inschakelen.
Het acculampje van de computer brandt wit. Stap 2: schakel de energiebesparende voorzieningen uit 1. Klik op het pictogram Energiemeter in het systeemvak en klik vervolgens op Meer opties. – of – Klik op Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging > Energiebeheer. 2. Klik onder het huidige energiebeheerschema op De schema-instellingen wijzigen. 3. Noteer de instellingen voor Het beeldscherm uitschakelen na in de kolom Op accu, zodat u deze kunt herstellen na het kalibreren. 4.
Stap 4: laad de accu volledig op Ga als volgt te werk om de accu op te laden: 1. Zorg dat de computer op een externe voedingsbron aangesloten blijft totdat de accu volledig is opgeladen. Wanneer de accu volledig is opgeladen, brandt het acculampje op de computer wit. U kunt de computer gewoon gebruiken terwijl de accu wordt opgeladen, maar het opladen gaat sneller wanneer de computer is uitgeschakeld. 2.
Verwijder de accu en bewaar deze afzonderlijk als de computer meer dan 2 weken niet wordt gebruikt en niet is aangesloten op een externe voedingsbron. Bewaar de accu op een koele en droge plaats, zodat de accu langer opgeladen blijft. OPMERKING: Een opgeborgen accu moet elke 6 maanden worden gecontroleerd. Wanneer de capaciteit minder is dan 50 procent, laadt u de accu op voordat u de accu weer opbergt. Kalibreer een accu die een maand of langer opgeborgen is geweest voordat u deze in gebruik neemt.
OPMERKING: Als de beeldschermen van sommige computermodellen in de platte stand staan, worden de beeldschermen gereset wanneer er tussen grafische modi wordt geschakeld. Om te bepalen welke grafische modus u gebruikt, klikt u met de rechtermuisknop op het bureaublad van Windows en selecteert u vervolgens Schakelbare grafische modi configureren of ATI PowerXpress™ configureren. Computer afsluiten VOORZICHTIG: Wanneer u de computer uitschakelt, gaat alle informatie verloren die u niet hebt opgeslagen.
6 Schijfeenheden Geïnstalleerde schijfeenheden herkennen De computer is voorzien van een SSD (solid-state drive) met solid-state geheugen. Een SSD bevat geen bewegende onderdelen en genereert daardoor minder warmte dan andere vaste schijven. Selecteer Start > Computer om de schijfeenheden weer te geven die in de computer zijn geïnstalleerd. Schijfeenheden hanteren Schijfeenheden zijn kwetsbare computeronderdelen, die voorzichtig moeten worden behandeld.
VOORZICHTIG: Neem de volgende voorschriften in acht om het risico van schade aan de computer of een schijfeenheid, of verlies van gegevens te beperken: Activeer de slaapstand en wacht tot het scherm leeg is of koppel de externe vaste schijf los voordat u een computer verplaatst die op een externe vaste schijf is aangesloten. Raak voordat u de schijfeenheid aanraakt, eerst het ongeverfde metalen oppervlak van de schijfeenheid aan, zodat u niet statisch geladen bent.
U gebruikt Schijfdefragmentatie als volgt: 1. Selecteer Start > Alle programma's > Bureau-accessoires > Systeemwerkset > Schijfdefragmentatie. 2. Klik op Nu defragmenteren. OPMERKING: Windows bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de computer te verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken als het installeren van software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van Windows-instellingen.
Het pictogram in het Mobiliteitscentrum geeft mogelijk niet de laatste status weer voor de schijfeenheid. Als u statuswijzigingen direct wilt zien, kunt u het systeemvakpictogram inschakelen. U schakelt als volgt de weergave van het pictogram in het systeemvak in: 1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > HP ProtectSmart Hard Drive Protection. 2. Klik op de rij Pictogram in systeemvak op Tonen. 3. Klik op OK.
Vaste schijf vervangen VOORZICHTIG: U voorkomt als volgt dat gegevens verloren gaan of dat de computer niet meer reageert: Sluit de computer af voordat u de vaste schijf uit de vasteschijfruimte verwijdert. Verwijder de vaste schijf niet wanneer de computer aanstaat of in de slaapstand of de hibernationstand staat. Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de hibernationstand staat, zet u de computer aan door op de aan/uit-knop te drukken.
9. Til het afdekplaatje van de vaste schijf onder een hoek omhoog en weg van de computer (2). 10. Koppel de kabel van de vaste schijf los van de systeemkaart (1). 11. Verwijder de vaste schijf uit de vasteschijfruimte (2). 12. Koppel de vasteschijfkabel los van de vaste schijf (1). 13. Draai de schroeven (2) los waarmee het beschermplaatje op de vaste schijf is bevestigd.
14. Schuif het beschermplaatje (3) van de vaste schijf af. U installeert als volgt een vaste schijf: 74 1. Schuif het beschermplaatje (1) terug op de vaste schijf. 2. Draai de schroeven (2) vast waarmee het beschermplaatje op de vaste schijf is bevestigd. 3. Sluit de vasteschijfkabel aan op de vaste schijf (3). 4. Plaats de vaste schijf in de vasteschijfruimte in een hoek van 45 graden (1).
5. Sluit de kabel van de vaste schijf aan op de vasteschijfconnector op de systeemkaart (2). 6. Steek de lipjes op het afdekplaatje van de vaste schijf in de uitsparingen op de computer. 7. Sluit het afdekplaatje (1). 8. Draai de schroeven van het afdekplaatje van de vaste schijf vast (2). 9. Plaats het afdekplaatje van het compartiment voor het geheugen/de draadloze module met de lipjes (1) in de uitsparingen in de computer.
10. Sluit het afdekplaatje (2). 11. Draai de schroeven van het afdekplaatje van het compartiment voor het geheugen/de draadloze module vast (3). 12. Plaats de accu terug. 13. Keer de computer weer om en sluit de externe voeding en de externe apparaten weer aan. 14. Schakel de computer in.
7 Externe apparaten USB-apparaat gebruiken Via een USB-poort wordt een optioneel extern apparaat, zoals een USB-toetsenbord, -muis, -schijfeenheid, -printer, -scanner of -hub, aangesloten op de computer of een optioneel dockingproduct. Voor bepaalde USB-apparatuur is extra ondersteunende software nodig. Deze wordt meestal met het apparaat meegeleverd. Raadpleeg de instructies van de fabrikant voor meer informatie over apparaatspecifieke software.
Ga als volgt te werk om een USB-apparaat te verwijderen: 1. Klik op het pictogram Hardware veilig verwijderen in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. OPMERKING: U kunt het pictogram Hardware veilig verwijderen weergeven door te klikken op het pictogram Verborgen pictogrammen weergeven (de pijl aan de linkerkant van het systeemvak). 2. Klik in de lijst op de naam van het apparaat. OPMERKING: 3. Er verschijnt een melding dat de hardware veilig kan worden verwijderd.
VOORZICHTIG: Trek bij het loskoppelen van een eSATA-apparaat niet aan de kabel, om beschadiging van de eSATA-connector te voorkomen. 1. Klik op het pictogram Hardware veilig verwijderen in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. OPMERKING: U kunt het pictogram Hardware veilig verwijderen weergeven door te klikken op het pictogram Verborgen pictogrammen weergeven (de pijl aan de linkerkant van het systeemvak). 2. Klik in de lijst op de naam van het apparaat. OPMERKING: 3.
8 Externe mediakaarten Kaarten voor het digitalemediaslot gebruiken Met optionele digitale kaarten kunt u gegevens veilig opslaan en gemakkelijk uitwisselen. Deze kaarten worden vaak gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen computers of tussen een computer en apparatuur met digitale media, zoals camera's en PDA's.
Digitale kaart verwijderen VOORZICHTIG: Gebruik de volgende procedure voor het veilig verwijderen van de digitale kaart, om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt. 1. Sla uw gegevens op en sluit alle applicaties die gebruikmaken van de digitale kaart. OPMERKING: Als u een gegevensoverdracht wilt stoppen, klikt u op Annuleren in het kopieervenster van het besturingssysteem. 2. Ga als volgt te werk om een digitale kaart te verwijderen: a.
9 Geheugenmodules Geheugenmodules toevoegen of vervangen De computer heeft één geheugenmodulecompartiment, dat zich aan de onderkant van de computer bevindt. De geheugencapaciteit van de computer kan worden uitgebreid door een geheugenmodule toe te voegen aan het vrije slot voor een geheugenuitbreidingsmodule, of door de bestaande module in het slot voor de primaire geheugenmodule te upgraden.
7. Verwijder het afdekplaatje van het compartiment van het geheugen/de draadloze module (2) van de computer. 8. Verwijder de geheugenmodule uit het geheugenuitbreidingsslot. a. Trek de borgklemmetjes aan beide zijden van de geheugenmodule weg (1). De geheugenmodule komt omhoog. VOORZICHTIG: Houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan de module te voorkomen. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan. b.
9. Plaats een geheugenmodule in het geheugenuitbreidingsslot: a. Breng de inkeping (1) in de geheugenmodule op één lijn met het nokje van het geheugenmoduleslot. VOORZICHTIG: Houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan de module te voorkomen. Raak de onderdelen op de geheugenmodule niet aan en buig de geheugenmodule niet. b.
12. Draai de schroeven van het afdekplaatje van het compartiment voor het geheugen/de draadloze module vast (3). 13. Plaats de accu terug. 14. Draai de ondersteboven liggende computer weer om, en sluit vervolgens de externe voedingsbron en de randapparatuur weer aan. 15. Zet de computer aan. Geheugenmodule in het slot voor de primaire geheugenmodule upgraden Het slot voor de primaire geheugenmodule bevindt zich onder het slot voor de geheugenuitbreidingsmodule.
7. Verwijder het afdekplaatje van het compartiment van het geheugen/de draadloze module (2) van de computer. OPMERKING: Als een geheugenmodule is geïnstalleerd in het slot voor de geheugenuitbreidingsmodule, verwijdert u eerst de geheugenuitbreidingsmodule. 8. Verwijder de geheugenmodule uit het primaire geheugenslot: a. Trek de borgklemmetjes aan beide zijden van de geheugenmodule weg (1). De geheugenmodule komt omhoog.
b. Pak de geheugenmodule aan de rand vast (2) en trek de module voorzichtig uit het geheugenmoduleslot. Bewaar een verwijderde geheugenmodule in een antistatische verpakking om de module te beschermen. 9. Plaats een geheugenmodule in het slot voor de primaire geheugenmodule: a. Breng de inkeping (1) in de geheugenmodule op één lijn met het nokje van het geheugenmoduleslot. VOORZICHTIG: Houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan de module te voorkomen.
c. Kantel de geheugenmodule (3) voorzichtig naar beneden, waarbij u drukt op de linker- en rechterrand van de module, totdat de borgklemmetjes vastklikken. 10. Plaats het afdekplaatje van het compartiment voor het geheugen/de draadloze module met de lipjes (1) in de uitsparingen in de computer.
14. Draai de ondersteboven liggende computer weer om, en sluit vervolgens de externe voedingsbron en de randapparatuur weer aan. 15. Zet de computer aan.
10 Beveiliging Computer beschermen Standaardbeveiligingsvoorzieningen van het Windows-besturingssysteem en het onafhankelijk van Windows draaiende Setup Utility kunnen uw persoonlijke instellingen en gegevens tegen diverse risico's beschermen.
VOORZICHTIG: Noteer elk wachtwoord dat u instelt om te voorkomen dat u geen toegang tot de computer hebt. Aangezien de meeste wachtwoorden niet op het scherm worden weergegeven terwijl u ze instelt, wijzigt of verwijdert, is het heel belangrijk dat u elk wachtwoord onmiddellijk noteert en op een veilige plek bewaart. U kunt voor de voorzieningen van Setup Utility dezelfde wachtwoorden gebruiken als voor de beveiligingsvoorzieningen van Windows.
Wachtwoorden instellen in Setup Utility Wachtwoord Functie Beheerderswachtwoord* ● Hiermee beveiligt u de toegang tot Setup Utility. ● Nadat u dit wachtwoord hebt ingesteld, voert u het opnieuw in telkens wanneer u Setup Utility opent. VOORZICHTIG: Als u het beheerderswachtwoord vergeten bent, kunt u Setup Utility niet openen. Opstartwachtwoord* ● Hiermee beschermt u de toegang tot de inhoud van de computer.
Beheerderswachtwoord beheren U kunt dit wachtwoord als volgt instellen, wijzigen of verwijderen: 1. Open Setup Utility door de computer in te schakelen of opnieuw op te starten. Druk op f10 wanneer het bericht 'Press the ESC key for Startup Menu' (Druk op Esc voor het startmenu) in de linkerbenedenhoek van het scherm verschijnt. – of – Open Setup Utility door de computer in te schakelen of opnieuw op te starten.
Opstartwachtwoord beheren U kunt dit wachtwoord als volgt instellen, wijzigen of verwijderen: 1. Open Setup Utility door de computer in te schakelen of opnieuw op te starten. Druk op f10 wanneer het bericht 'Press the ESC key for Startup Menu' (Druk op Esc voor het startmenu) in de linkerbenedenhoek van het scherm verschijnt. – of – Open Setup Utility door de computer in te schakelen of opnieuw op te starten.
Voor meer informatie over computervirussen typt u virus in het vak Zoeken van Help en ondersteuning. Firewallsoftware gebruiken Wanneer u de computer gebruikt voor toegang tot e-mail, een netwerk of internet, kunnen anderen op ongeoorloofde wijze toegang krijgen tot de computer, uw persoonlijke bestanden en informatie over u. Met de firewallsoftware die vooraf is geïnstalleerd op de computer, kunt u uw privacy beschermen.
Vingerafdruklezer gebruiken Locatie van de vingerafdruklezer De vingerafdruklezer is een kleine metalen sensor die zich bij een van de volgende onderdelen van de computer bevindt: ● Bij de onderkant van het touchpad ● Aan de rechterkant van het toetsenbord ● Aan de rechterbovenkant van het beeldscherm ● Aan de linkerkant van het beeldscherm Al naar gelang uw computermodel kan de vingerafdruklezer horizontaal of verticaal zijn geplaatst.
Vingerafdrukken vastleggen Met een vingerafdruklezer kunt u zich bij Windows aanmelden met een vingerafdruk die u hebt vastgelegd met de DigitalPersona Personal-software, in plaats van met een Windows-wachtwoord. U legt als volgt een of meer vingerafdrukken vast: 1. Klik in Windows op het pictogram DigitalPersona Personal in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. 2. Lees de welkomsttekst en klik op Next (Volgende). De pagina 'Verify Your Identity' (Uw identiteit verifiëren) verschijnt. 3.
Klik op No (Nee) als u geen andere vingerafdrukken wilt vastleggen. De pagina 'Registration Complete' (Vastleggen voltooid) verschijnt. 9. Klik op Finish (Voltooien). OPMERKING: Elke gebruiker die via een vingerafdruk toegang wil hebben tot de computer, moet stap 1 tot en met 9 doorlopen. Uw vastgelegde vingerafdruk gebruiken om u aan te melden bij Windows U meldt u als volgt aan bij Windows met uw vingerafdruk: 98 1. Meteen nadat u uw vingerafdrukken hebt vastgelegd, start u Windows opnieuw. 2.
11 HP QuickWeb QuickWeb is een optionele onmiddellijk-aan omgeving die losstaat van uw Windowsbesturingssysteem. Met QuickWeb hebt u snel toegang tot een webbrowser en andere communicatie- en multimediaprogramma's zonder dat u Windows hoeft op te starten. Al binnen een paar seconden na het indrukken van de aan/uit-knop is QuickWeb klaar voor gebruik. Raadpleeg de handleiding Belangrijke informatie over de notebookcomputer voor aanvullende informatie over QuickWeb.
12 Setup Utility Setup Utility starten Setup Utility is een hulpprogramma op ROM-basis voor het weergeven van informatie en het aanbrengen van aanpassingen dat ook kan worden gebruikt wanneer het besturingssysteem Windows niet werkt. OPMERKING: De vingerafdruklezer kan niet worden gebruikt om Setup Utility te openen. Met dit hulpprogramma kunt u informatie over de computer weergeven en kunt u instellingen opgeven voor opstartprocedures, beveiliging en andere voorkeuren.
4. Wanneer er een bevestigingsprompt met de geselecteerde taal verschijnt, drukt u op enter. 5. Als u uw wijzigingen wilt opslaan en Setup Utility wilt afsluiten, gebruikt u de pijltoetsen om Exit (Afsluiten) > Exit Saving Changes (Afsluiten en wijzigingen opslaan) te selecteren en drukt u vervolgens op enter. De wijziging is onmiddellijk van kracht. Navigeren en selecteren in Setup Utility Omdat Setup Utility geen Windows-programma is, biedt het geen ondersteuning voor het touchpad.
Standaardinstellingen in Setup Utility herstellen De volgende procedure beschrijft hoe u de standaardinstellingen van Setup Utility herstelt. Als Setup Utility nog niet actief is, begint u bij stap 1. Als Setup Utility al actief is, begint u bij stap 2. 1. Open Setup Utility door de computer in te schakelen of opnieuw op te starten. Druk op f10 wanneer het bericht 'Press the ESC key for Startup Menu' (Druk op Esc voor het startmenu) in de linkerbenedenhoek van het scherm verschijnt.
Main (Hoofdmenu) Optie Werking Systeeminformatie ● Hiermee kunt u de tijd en datum van het systeem weergeven en wijzigen. ● Hiermee kunt u identificatiegegevens van de computer weergeven. ● Hiermee kunt u specificatie-informatie weergeven over de processor, het geheugen, het systeem-BIOS en de versie van de toetsenbordcontroller (alleen bepaalde modellen).
Optie Werking Fan Always On (Ventilator altijd aan) Hiermee kunt u Fan Always On (Ventilator altijd aan) in-/uitschakelen. Wanneer deze optie is ingeschakeld, is de ventilator van de computer altijd aan. Boot Options (Opstartopties) Hiermee stelt u de volgende opstartopties in: ● f10 en f12 vertraging (seconden): hiermee kunt u de vertraging voor de functies f10 en f12 van Setup Utility instellen met intervallen van 5 seconden (0, 5, 10, 15, 20).
13 Software-updates Mogelijk zijn op de website van HP updates beschikbaar van de software die bij de computer is geleverd. De meeste software en BIOS-updates op de website van HP zijn verpakt in gecomprimeerde bestanden die SoftPaqs worden genoemd. Sommige downloadpakketten bevatten een bestand met de naam Readme.txt. Dit bestand bevat informatie over de installatie en het oplossen van problemen.
Ga als volgt te werk om Setup Utility te gebruiken voor het weergeven van BIOS-gegevens: 1. Open Setup Utility door de computer in te schakelen of opnieuw op te starten. Druk op f10 wanneer het bericht 'Press the ESC key for Startup Menu' (Druk op Esc voor het startmenu) in de linkerbenedenhoek van het scherm verschijnt. 2. Als bij openen van Setup Utility geen systeemgegevens worden weergegeven, gebruikt u de pijltoetsen om het hoofdmenu te selecteren.
De procedures voor de installatie van BIOS-updates kunnen verschillen. Volg de instructies die op het scherm verschijnen nadat het downloaden is voltooid. Als er geen instructies verschijnen, gaat u als volgt te werk: 1. Open Windows Verkenner door Start > Computer te selecteren. 2. Dubbelklik op de aanduiding van de vaste schijf. De vasteschijfaanduiding is gewoonlijk Lokaal station (C:). 3. Maak gebruik van het eerder genoteerde pad en open de map op de vaste schijf die de update bevat. 4.
14 Back-up en herstel Het herstel na een systeemfout is zo volledig als uw meest recente back-up. HP raadt daarom aan onmiddellijk nadat u de software hebt geïnstalleerd, herstelschijven te maken. Als u nieuwe software en gegevensbestanden toevoegt, moet u periodiek back-ups van het systeem blijven maken om altijd een redelijk actuele back-up achter de hand te hebben.
Neem bij het maken van herstelschijven de volgende richtlijnen in acht: ● Gebruik uitsluitend de volgende media van hoge kwaliteit: dvd-r, dvd+r, bd-r (beschrijfbare Bluray Discs) of cd-r. Al deze schijven moeten afzonderlijk worden aangeschaft. Dvd's en bd's hebben een veel grotere opslagcapaciteit dan cd's. Als u cd's gebruikt, heeft u mogelijk tot 20 schijven nodig, waar slechts een paar dvd's of bd's volstaan.
Ga als volgt te werk om het scherm te kopiëren en in een tekstverwerkingsdocument te plakken: 1. Geef de instellingen weer op het scherm. 2. Kopieer het scherm: Als u alleen het actieve venster wilt kopiëren, drukt u op alt+prt sc. Als u het volledige scherm wilt kopiëren, drukt u op prt sc. 3. Open een tekstverwerkingsdocument en selecteer Bewerken > Plakken. 4. Sla het document op.
Wanneer maakt u herstelpunten ● Voordat u software of hardware toevoegt of ingrijpend wijzigt. ● Op gezette tijden wanneer het systeem optimaal functioneert. OPMERKING: Als u het systeem heeft hersteld naar een herstelpunt en van gedachten verandert, kunt u de herstelactie ongedaan maken. Systeemherstelpunt maken 1. Selecteer Start > Configuratiescherm > System and Security (Systeem en beveiliging) > System (Systeem). 2. Klik in het linkerdeelvenster op Systeembeveiliging. 3.
Herstelactie uitvoeren vanaf de herstelschijven Ga als volgt te werk om het systeem te herstellen vanaf de herstelschijven: 1. Maak een back-up van al uw persoonlijke bestanden. 2. Plaats de eerste herstelschijf in de optischeschijfeenheid en start de computer opnieuw op. 3. Volg de instructies op het scherm. Herstelactie uitvoeren vanaf de speciale herstelpartitie (alleen bepaalde modellen) OPMERKING: Computers met een SSD (solid-state drive) hebben mogelijk geen herstelpartitie.
Index Symbolen en getallen 1394 Power Saving (1394 energiebesparing) 103 A Aan/uit-knop, herkennen 3 Aan/uit-lampje, herkennen 2, 7 Aansluiten, externe netvoedingsbron 57 Aanwijsapparaten voorkeuren instellen 26 Accu afvoeren 66 kalibreren 63 lage acculading 62 ontladen 62 opbergen 65 opladen 61, 63 opnieuw opladen 65 plaatsen 59 vervangen 66 verwijderen 59 voeding besparen 65 Accu, herkennen 11 Accu, temperatuur 65 Accucontrole 59 Acculampje 6, 61, 62 Accu-ontgrendeling 9 Accuruimte 9, 12 Accuvergrendeling
Blu-ray r/re dvd±rw SuperMulti DL-station 41 Blu-ray-schijf (bd) 41 Button Sound (Knop Geluid) 103 C Caps Lock-lampje, herkennen 2 Card Reader Power Saving (Kaartlezer energiebesparing) 103 Cd afspelen 43, 49 beveiligen 36 kopiëren 45 schrijven naar 36 verwijderen 46, 47 Certificaat van echtheid, label 12 Coderen 17 Combo eSATA-/USB-poort, herkennen 7 Compartiment draadloze module 9 geheugenmodule 9 Computer reageert niet 67 D Diagnostics (Diagnostische gegevens), menu 104 Digitale kaart definitie 80 plaats
page up-toets 31 systeeminformatie weergeven 31 Hotkey voor systeeminformatie 31 HP draadloosbreedbandmodule, label met serienummer 12 HP mobiel breedband, uitgeschakeld 19 HP module voor mobiel breedband 19 HP ProtectSmart Hard Drive Protection 70 HP USB Ethernetadapter, aansluiten 24 HP Wireless Assistant software 15 Hubs 77 I In-/uitgangen audio-ingang (microfoon) 6, 34 audio-ingang (microfooningang) 38 audio-uitgang (hoofdtelefoon) 6, 34, 38 RJ-45 (netwerk) 7 In en uit touchpad inschakelen 26 Installati
Netwerk, pictogram 14, 23 Netwerkbeveiligingscodes netwerksleutel 23 SSID 23 Netwerkconnector, herkennen 7 Netwerkkabel aansluiten 24 ruisonderdrukkingscircuit 24 Netwerksleutel 23 O Onderdelen beeldscherm 8 bovenkant 1 linkerkant 6 onderkant 9 overige hardware 11 rechterkant 5 voorkant 5 Onderhoud schijfdefragmentatie 69 schijfopruiming 70 Ondersteunde schijven 109 Oortelefoon 34 Opbergen, accu 65 Openbaar WLAN, verbinding 18 Opladen, accu 61, 63 Opstartopties 104 Opstartvolgorde 104 Opstartwachtwoord behe
schijfdefragmentatie 69 schijfopruiming 70 Solid-state drive (SSD) 68, 108 SSD (solid-state drive) 111, 112 Standaardinstellingen, herstellen 102 Switchable Graphics 66 Systeemherstel 108, 111 systeemherstelpunten 108 Systeemherstelpunten 110 Systeeminformatie, weergeven 101, 103 Systeemstoring of instabiel systeem 108 System Configuration (Systeemconfiguratie), menu 103 T Taalondersteuning 103 Temperatuur 65 Toetsen actie 4 esc 4 fn 4 Windows-applicaties 4 Windows-logo 4 Touchpad bewegingen 28 drukken of i