HP LaserJet 4200 and 4300 series printer - User Guide
Table Of Contents
- Inhoud
- Info over de documentatie
- Basisinformatie over uw printer
- Afdruktaken
- Overzicht
- De uitvoerbak selecteren
- Documenten nieten
- Laden vullen
- Bepalen welke lade voor het afdrukken wordt gebruikt
- De juiste fusermodus selecteren
- Afdrukken van enveloppen
- Afdrukken op speciaal papier
- Dubbelzijdig afdrukken (optioneleduplexeenheid)
- Functies van de printerdriver gebruiken
- Functie Taakopslag gebruiken
- Beheer en onderhoud van de printer
- Problemen oplossen
- Overzicht
- Storingen verhelpen
- Storingen oplossen van de bovenklep en gedeelten van inktpatronen
- Verhelpen van storingen van de optionele envelopinvoer
- Storingen in de laden verhelpen
- Verhelpen van storingen in de optionele duplexeenheid
- Verhelpen van storingen in de uitvoergedeelten
- Verhelpen van storingen in het fusergedeelte
- Verhelpen van storingen van de optionele stapelaar of nietmachine/stapelaar
- Herhaalde papierstoringen oplossen
- Begrijpen van printerberichten
- Uitleg accessoirelichtjes voor de stapelaar en nietmachine/ stapelaar
- Problemen met afdrukkwaliteit oplossen
- Bepalen van printerproblemen
- Problemen oplossen met de optionele harde schijf
- Problemen oplossen met PS-fouten
- Communiceren met een optionele HPJetdirect printserver
- Klantenservice en - ondersteuning
- Menu's van het bedieningspaneel
- Printergeheugen en uitbreiding
- Printercommando's
- Specificaties
- Overheidsinformatie
- Register

NLWW Bepalen van printerproblemen 137
3 Kunt u afdrukken vanuit een programma?
JA Ga naar stap 4.
NEE
De taak drukt niet af. Een PS-foutpagina of lijst met commando's
wordt afgedrukt.
●
Als de taak niet afdrukt en er een bericht wordt weergegeven op het
bedieningspaneel, zie “Begrijpen van printerberichten” op pagina 111.
●
Controleer vanaf de computer of de printer het afdrukken heeft
onderbroken. Druk op de knop PAUZE/DOORGAAN om door te gaan.
●
Als de printer op een netwerk is aangesloten, moet u controleren of
naar de juiste printer wordt afgedrukt. Sluit, om te controleren of het
om een netwerkprobleem gaat, de computer met een parallelle kabel
rechtstreeks aan op de printer, verander de poort in LPT1 en probeer
af te drukken.
●
Controleer de interfacekabelaansluitingen. Trek de stekkers los en sluit
de kabel weer aan op de computer en de printer.
●
Test de kabel door deze op een andere computer uit te proberen.
●
Als u een parallelle aansluiting gebruikt, zorg dan dat de kabel IEEE-
1284 compatibel is.
●
Als de printer zich op een netwerk bevindt, drukt u een
configuratiepagina af
.
(Zie “Configuratiepagina” op pagina 85.) Als er
een HP Jetdirect printserver is geïnstalleerd, wordt er ook een
configuratiepagina van de Jetdirect afgedrukt. Controleer de pagina
van de Jetdirect in het gedeelte Protocolinformatie of server en
knooppuntnaam overeenkomt met de namen in de printerdriver.
●
Druk (indien mogelijk) vanaf een andere computer af, om te
controleren of het niet om een computerprobleem gaat.
●
Controleer of de afdruktaak naar de juiste poort wordt verzonden,
bijvoorbeeld LPT1 of de netwerkprinterpoort.
●
Controleer of u de juiste printerdriver gebruikt. (Zie “Kies de juiste
printerdriver voor uw specifieke behoeften” op pagina 30.)
●
Installeer de printerdriver opnieuw. (Zie de beknopte
handleiding[start].)
●
Controleer of de computerpoort goed geconfigureerd is en op de juiste
wijze functioneert. (Probeer een andere printer op die poort aan te
sluiten en af te drukken.)
●
Als u afdrukt met de PS-driver, in het submenu Afdrukken (in het menu
Apparaat configureren) in het bedieningspaneel , stelt u PS-FOUTEN
AFDRUKKEN=AAN in en den zal de taak nogmaals afdrukken. (Zie “PS-
FOUTEN AFDRUKKEN” op pagina 162.) Als er een foutpagina wordt
afgedrukt, zie dan de instructies in de volgende kolom.
●
In het submenu Systeeminstellingen (in het menu Apparaat
configureren) op het bedieningspaneel, controleert u of
PERSONALITY=AUTO is ingesteld. (Zie “PERSONALITY” op pagina 168.)
●
Het is mogelijk dat u een printerbericht mist dat u zou kunnen helpen
het probleem op te lossen. In het submenu Systeeminstellingen (in het
menu Apparaat configureren) op het bedieningspaneel, dient u tijdelijk
de instellingen Verwijderbare waarschuwingen en Auto doorgaan uit te
schakelen. (Zie “VERWIJDERBARE WAARSCHUWINGEN” op pagina 168 en
“AUTO-DOORGAAN” op pagina 168.) Vervolgens drukt u de taak opnieuw
af.
●
De printer kan een niet-standaard PS-code
hebben ontvangen. In het submenu
Systeeminstellingen (in het menu Apparaat
configureren) op het bedieningspaneel,
controleert u of PERSONALITY=
PS
is ingesteld
voor alleen deze taak. Kies nadat u de taak hebt
afgedrukt weer AUTO als instelling. (Zie
“PERSONALITY” op pagina 168.)
●
Zorg dat de afdruktaak een PS-taak is en dat u
de PS-driver gebruikt.
●
De printer kan een PS-code hebben ontvangen
terwijl deze is ingesteld op PCL. In het submenu
Systeeminstellingen (in het menu Apparaat
configureren), stelt u PERSONALITY=AUTO in. (Zie
“PERSONALITY” op pagina 168.)










