HP LaserJet 4200 and 4300 series printer - User Guide
Table Of Contents
- Inhoud
- Info over de documentatie
- Basisinformatie over uw printer
- Afdruktaken
- Overzicht
- De uitvoerbak selecteren
- Documenten nieten
- Laden vullen
- Bepalen welke lade voor het afdrukken wordt gebruikt
- De juiste fusermodus selecteren
- Afdrukken van enveloppen
- Afdrukken op speciaal papier
- Dubbelzijdig afdrukken (optioneleduplexeenheid)
- Functies van de printerdriver gebruiken
- Functie Taakopslag gebruiken
- Beheer en onderhoud van de printer
- Problemen oplossen
- Overzicht
- Storingen verhelpen
- Storingen oplossen van de bovenklep en gedeelten van inktpatronen
- Verhelpen van storingen van de optionele envelopinvoer
- Storingen in de laden verhelpen
- Verhelpen van storingen in de optionele duplexeenheid
- Verhelpen van storingen in de uitvoergedeelten
- Verhelpen van storingen in het fusergedeelte
- Verhelpen van storingen van de optionele stapelaar of nietmachine/stapelaar
- Herhaalde papierstoringen oplossen
- Begrijpen van printerberichten
- Uitleg accessoirelichtjes voor de stapelaar en nietmachine/ stapelaar
- Problemen met afdrukkwaliteit oplossen
- Bepalen van printerproblemen
- Problemen oplossen met de optionele harde schijf
- Problemen oplossen met PS-fouten
- Communiceren met een optionele HPJetdirect printserver
- Klantenservice en - ondersteuning
- Menu's van het bedieningspaneel
- Printergeheugen en uitbreiding
- Printercommando's
- Specificaties
- Overheidsinformatie
- Register

50 Hoofdstuk 2 Afdruktaken NLWW
De juiste fusermodus selecteren
De printer past automatisch de fusermodus aan gebaseerd op de papiersoort waarop de lade is
ingesteld. Bijvoorbeeld, zwaarder papier (zoals kaarten) kan een hogere fusermodus-instelling
nodig hebben (zoals HOOG 2) om de toner beter op de pagina te laten hechten, echter
transparanten moeten de fusermodus-instelling LAAG hebben om beschadiging van de printer te
vermijden. De standaard fusermodus is NORMAAL voor alle soorten afdrukmaterialen behalve
transparanten (standaardinstelling LAAG) en ruw papier (HOOG 1). De standaardinstelling geeft in
principe de beste prestatie voor de meeste soorten afdrukmaterialen.
De fusermodus kan alleen worden gewijzigd als de papiersoort is ingesteld voor de lade die u
gebruikt. (Zie “Afdrukken per soort en formaat papier (vergrendelde laden)” op pagina 47.) Nadat
de papiersoort is ingesteld voor de lade, kan de fusermodus voor dit soort worden gewijzigd in
het submenu Afdrukkwaliteit op het bedieningspaneel. (Zie “Submenu Afdrukkwaliteit” op
pagina 163.)
Opmerking Gebruik een hogere fusermodus (zoals HOOG 1 of HOOG 2) om de toner beter op het papier te
laten hechten, dit kan echter ook problemen veroorzaken, zoals krullen).
De printer kan langzamer afdrukken als de fusermodus wordt ingesteld op HOOG 1 of HOOG 2.
Om de fusermodus te herstellen naar de standaardinstellingen, opent u het menu Apparaat
configureren op het bedieningspaneel van de printer. In het submenu Afdrukkwaliteit, selecteert
u FUSERMODUS en vervolgens selecteert u MODI HERSTELLEN.










