hp jetdirect 175x 310x 380x en3700 200m 250m 280m Handleiding voor beheerders 610n 615n 620n 680n JDAG_frontEN_3.
Handleiding voor beheerders HP Jetdirect-printservers Modellen: 175x 200m 610n 310x 250m 615n 380x 280m 620n en3700 680n
© 2003-2004 Copyright Hewlett-Packard Development Company, L.P. © 2002 Copyright Hewlett-Packard Company Alle rechten voorbehouden. Verveelvuldiging, bewerking en vertaling zonder voorafgaande schriftelijke toestemming is verboden, behalve zoals toegestaan door het auteursrecht. De informatie in dit document kan zonder aankondiging vooraf worden gewijzigd. De garanties voor HP producten en services staan in de garantiebeschrijvingen bij de desbetreffende producten en services.
Inhoudsopgave 1. Kennismaking met de HP Jetdirectprintserver Inleiding ................................................................................... 7 Ondersteunde printservers ..................................................... 8 Ondersteunde netwerkprotocollen........................................ 10 Beveiligingsprotocollen.......................................................... 13 Bijgeleverde handleidingen................................................... 16 HP-ondersteuning................
. Configuratie voor afdrukken via LPD Inleiding ............................................................................... 178 Overzicht van LPD-setup .................................................... 181 LPD op UNIX-systemen ...................................................... 183 LPD op Windows NT/2000-systemen ................................. 187 LPD op Windows XP-systemen........................................... 193 LPD op Mac OS-systemen...................................................
B. Draadloze HP Jetdirect 802.11b-printservers Inleiding................................................................................280 Basisconcepten draadloze HP Jetdirect ..............................281 Overzicht van installatie......................................................292 C. Het menu van het HP Jetdirectbedieningspaneel Inleiding................................................................................306 Traditioneel bedieningspaneel.............................................
1 Kennismaking met de HP Jetdirectprintserver Inleiding Met de HP Jetdirect-printserver kunt u printers en andere apparaten rechtstreeks op een netwerk aansluiten. Als u een apparaat rechtstreeks op een netwerk aansluit, kan het op een praktische plaats worden geïnstalleerd en door meerdere gebruikers gezamenlijk worden gebruikt. Verder zorgt een netwerkverbinding dat de gegevensoverdracht van en naar een apparaat plaatsvindt op netwerksnelheid.
Ondersteunde printservers De functies die in deze handleiding worden beschreven, worden ondersteund door de volgende HP Jetdirect-printservers, waarvan de firmware-versies zijn vermeld: Tabel 1.1 Ondersteunde producten Model Product nummer Printeraansluiting Netwerkaansluiting Ondersteund netwerkprotocol Firmware Version 175x J6035C USB 1.1 10/100TX Beperkt* M.25.xx-serie*** 310x J6038A USB 1.1 10/100TX Volledig** Q.25.xx-serie en3700 J7942A USB 2,0 10/100TX Volledig** A.25.
De geïnstalleerde firmware-versie kan op verschillende manieren worden bepaald, onder andere met behulp van een HP Jetdirectconfiguratiepagina (zie Hoofdstuk 9), Telnet (zie Hoofdstuk 3), de geïntegreerde webserver (zie Hoofdstuk 4) en toepassingen voor netwerkbeheer. Zie Firmware-upgrades voor firmware-updates. Opmerking NLWW Wanneer u een ondersteunde printserver opwaardeert, dient u de upgrade mogelijk twee keer uit te voeren als het een lagere firmware-versie dan X.24.00 betreft.
Ondersteunde netwerkprotocollen Opmerking Bij draadloze HP Jetdirect-printservers wordt er in deze sectie van uitgegaan dat een draadloze verbinding met het netwerk tot stand is gebracht. De ondersteunde netwerkprotocollen en de meest gebruikte netwerkprinteromgevingen waarin deze worden gebruikt, zijn weergegeven in Tabel 1.2. Tabel 1.2 Ondersteunde netwerkprotocollen (1 van 2) Ondersteunde netwerkprotocollen Netwerkomgeving* Productondersteuning TCP/IP Microsoft Windows 98/Me/NT4.
Tabel 1.2 Ondersteunde netwerkprotocollen (2 van 2) Ondersteunde netwerkprotocollen Netwerkomgeving* Productondersteuning IPX/SPX en compatibele protocollen Novell NetWare J6035C (175x)*** Microsoft Windows 98/Me/NT4.
Indien niet bij dit product geleverd, is HP-software voor netwerkinstallatie en -beheer voor ondersteunde systemen verkrijgbaar bij HP-ondersteuning op: http://www.hp.com/support/net_printing Voor software voor het instellen van het afdrukken over een netwerk voor andere systemen raadpleegt u de fabrikant van het systeem.
Beveiligingsprotocollen SNMP (IP en IPX) SNMP (Simple Network Management Protocol) wordt door toepassingen voor netwerkbeheer gebruikt voor het beheer van apparaten. HP Jetdirect-printservers ondersteunen SNMP en standaard MIB-II-objecten (Management Information Base) in IP- en in IPX-netwerken. HP Jetdirect 175x- en 200m-printservers ondersteunen alleen een SNMP v1/v2c-agent. HP Jetdirect-printservers met alle functies ondersteunen een SNMP v1/v2c-agent en een SNMP v3-agent voor verbeterde beveiliging.
● PEAP (Protected Extensible Authentication Protocol). PEAP is een wederzijds verificatieprotocol waarbij gebruik wordt gemaakt van digitale certificaten voor verificatie van de netwerkserver en van wachtwoorden voor verificatie van clients. Voor extra beveiliging zijn de uitgewisselde verificatiegegevens ingekapseld in TLS (Transport Layer Security). Voor beveiligde communicatie worden dynamische coderingssleutels gebruikt. ● EAP-MD5 (EAP met gebruik van Message Digest-algoritme 5, RFC 1321).
Wanneer de printserver is geconfigureerd voor EAP/PSKverificatie, wordt gebruik gemaakt van dynamische WPA-coderingsprotocollen (Wi-Fi Protected Access) voor draadloze communicatie. Codering Draadloze HP Jetdirect 802.11b-printservers ondersteunen statische WEP-codering (Wired Equivalent Privacy). Voor statische WEP-codering wordt een netwerk-WEP-sleutel met vaste lengte (40/64-bits of 104/128-bits) gedeeld door elk apparaat op de netwerk.
Bijgeleverde handleidingen De volgende handleidingen worden bij uw printserver geleverd of bij uw printer als de printserver vooraf is geïnstalleerd. ● ● ● ● ● Getting Started Guide, User Guide of vergelijkbare printerdocumentatie (geleverd bij printers met vooraf geïnstalleerde HP Jetdirect-printserver). Deze handleiding, de HP Jetdirect-printserver - Handleiding voor beheerders. HP Jetdirect Setup Guide (alleen voor 615n/620n-printservers), op cd-rom geleverd bij standaard printservers).
HP-ondersteuning On line HP-ondersteuning Gebruik de muis om snel oplossingen te vinden! De website van HP http://www.hp.com/support/net_printing is de aangewezen plek om antwoord te vinden op al uw vragen over de HP Jetdirect-printserver. De website is 24 uur per dag, 7 dagen per week bereikbaar.
● Voor firmware-versies x.22.00 en hoger kan met FTP (File Transfer Protocol) een imagebestand van de firmwareupgrade worden overgezet op de printserver. Als u een FTP-sessie wilt starten, gebruikt u het IP-adres of de hostnaam van het apparaat. Als er een wachtwoord is ingesteld, moet u dat invoeren om u aan te melden bij het apparaat.
Productregistratie Voor het registreren van uw HP Jetdirect-printserver kunt u gebruikmaken van de volgende HP-webpagina: http://www.hp.
2 Overzicht van softwareoplossingen van HP Inleiding HP biedt een verscheidenheid aan softwareoplossingen voor het instellen en beheren van netwerkapparatuur die met behulp van HP Jetdirect is aangesloten. Zie Tabel 2.1 om te bepalen welke software u het best kunt gebruiken. Opmerking Bezoek voor meer informatie over deze en andere oplossingen de website van de on line ondersteuning van HP op: http://www.hp.com/support/net_printing Tabel 2.
Tabel 2.1 Softwareoplossingen (2 van 3) Besturingssysteem Functie Opmerkingen Wizard HP Install Network Printer (Windows) Windows 98, Me, NT 4.0, 2000, XP* (directe modus IP en IPX), Server 2003 NetWare 4.x, 5.x, 6.0 (alleen IPX/SPX) Eén netwerkprinter op het systeem installeren voor peer-to-peer-afdrukken (directe modus) of clientserver-afdrukken (gedeeld). ● Eenvoudige printerinstallatie, normaal geïntegreerd met de systeemsoftware van de printer. ● Wordt uitgevoerd vanaf cd-rom.
Tabel 2.1 Softwareoplossingen (3 van 3) Besturingssysteem Functie Opmerkingen Internet Printer Connection-software Windows NT 4.0, 2000 (Intel) alleen TCP/IP Opmerking: Internetafdruksoftware van Microsoft is eveneens geïntegreerd in Windows 2000. Afdrukken via het Internet naar via HP Jetdirect aangesloten printers met IPP (Internet Printing Protocol).
Wizard HP Jetdirect Wireless Setup De wizard HP Wireless Setup is een hulpprogramma waarmee u de draadloze HP Jetdirect-printserver configureert met een draadloze verbinding met het netwerk. Met de wizard HP Wireless Setup wordt de printer niet op het systeem geïnstalleerd. Nadat een draadloze netwerkverbinding tot stand is gebracht, dient u andere HP-printerinstallatiehulpprogramma's of standaardhulpmiddelen van het besturingssysteem te gebruiken om de printer op de netwerksystemen te installeren.
Wizard HP Install Network Printer (Windows) De wizard HP Install Network Printer is een softwaremodule voor het snel en gemakkelijk installeren van printers in een TCP/IP- of IP/IPX-netwerk. Met deze wizard kunt u de printer configureren met IP-parameters voor een TCP/IP-netwerk of NDS/Binderyobjecten in een Novell NetWare IPX/SPX-netwerk. U kunt de wizard HP Install Network Printer vinden op de HP Jetdirect-cd-rom die bij zelfstandige HP Jetdirect-producten wordt geleverd.
Vereisten ● Microsoft Windows XP, Windows 2000, Windows NT 4.0, Windows 98/Me of Server 2003 ◆ ● TCP/IP- of IPX/SPX-netwerkprotocol Novell NetWare 4.x, 5.x of 6.0 ◆ Novell Client-software voor Microsoft Windows 98/NT 4.
HP Jetdirect Printer Installer for UNIX De HP Jetdirect Printer Installer for UNIX is bestemd voor HP-UX- en Solaris-systemen. De software biedt diagnostische mogelijkheden en installeert en configureert HP-printers die via HP Jetdirect-printservers met alle functies op een TCP/IP-netwerk zijn aangesloten. Op waarden gebaseerde printservers, zoals de 175x en 200m, worden niet ondersteund.
HP Web Jetadmin HP Web Jetadmin is een programma waarmee in een onderneming uiteenlopende, al dan niet door HP geleverde netwerkafdrukapparaten op afstand kunnen worden geïnstalleerd, geconfigureerd en beheerd via een standaardbrowser. HP Web Jetadmin kan worden gebruikt om zowel afzonderlijke apparaten als groepen apparaten proactief te beheren.
HP Web Jetadmin installeren Als u de HP Web Jetadmin-software wilt installeren, hebt u beheerders- of supergebruikersbevoegdheden op het lokale systeem nodig: 1. Download de installatiebestanden vanaf de website van de on line ondersteuning van HP op http://www.hp.com/go/webjetadmin. 2. Volg de aanwijzingen op het scherm om de HP Web Jetadminsoftware te installeren. Opmerking U kunt de installatie-instructies ook vinden in het installatiebestand van HP Web Jetadmin.
Een apparaat configureren en wijzigen Ga met de browser naar de URL van HP Web Jetadmin. Bijvoorbeeld: http://systeemnaam.domein:poort/ Volg de aanwijzingen op de desbetreffende pagina voor het configureren of wijzigen van uw printer. Opmerking U kunt systeemnaam.domein ook vervangen door het TCP/IP-adres.
Internet Printer Connectionsoftware HP Jetdirect-printservers met alle functies (firmwareversie x.20.00 of hoger) ondersteunen het Internet Printing Protocol (IPP). Op waarden gebaseerde printservers, zoals de 175x en 200m, worden niet ondersteund. Met de juiste software op uw systeem kunt u via het Internet een IPP-afdrukpad maken van uw systeem naar een ondersteunde, via HP Jetdirect aangesloten printer.
Door HP geleverde software Het softwareprogramma HP Internet Printer Connection dient voor het instellen van het afdrukken via het Internet vanaf computers waarop Windows NT 4.0 of Windows 2000 wordt uitgevoerd. 1. De software is als volgt verkrijgbaar: Download HP Internet Printer Connection vanaf de website van de on line ondersteuning van HP op: http://www.hp.com/support/net_printing 2. Volg de bij de software geleverde instructies voor het installeren en instellen van het afdrukpad naar de printer.
In Windows 2000/XP geïntegreerde software Op systemen met Windows 2000 of XP kunt u in plaats van de door HP geleverde software de IPP-clientsoftware gebruiken die in Windows 2000/XP is geïntegreerd. De IPP-functie van de HP Jetdirect-printserver is compatibel met de IPP-clientsoftware van Windows 2000/XP. Voor het instellen van een afdrukpad naar een via HP Jetdirect aangesloten Internet-printer met behulp van de IPP-clientsoftware van Windows 2000/XP gaat u als volgt te werk: 1.
5. U wordt gevraagd een printerstuurprogramma op te geven (de HP Jetdirect-printserver bevat geen printerstuurprogramma, dus uw systeem kan het stuurprogramma niet automatisch ophalen). Klik op OK om het printerstuurprogramma op uw computer te installeren en volg de aanwijzingen op het scherm. (Voor het installeren van het stuurprogramma hebt u waarschijnlijk de cd-rom van de printer nodig.) 6. Volg de aanwijzingen op het scherm om de installatie van het afdrukpad te voltooien.
HP IP/IPX Printer Gateway for NDPS NDPS (Novell Distributed Print Services) is een afdrukarchitectuur die door Novell is ontwikkeld in samenwerking met HewlettPackard. NDPS dient voor het vereenvoudigen en stroomlijnen van het beheer van het afdrukken via het netwerk. Met gebruik van NDPS wordt het instellen en koppelen van afdrukwachtrijen, printerobjecten en printservers overbodig. Beheerders kunnen NDPS gebruiken voor het beheer van netwerkprinters in ondersteunde NetWare-omgevingen.
De software verkrijgen De HP IP/IPX Printer Gateway wordt geleverd bij alle actuele versies van NDPS. NDPS is inbegrepen bij Novell NetWare 5.x en 6.0. Ga als volgt te werk om de meest recente softwareversie of de bijbehorende documentatie te verkrijgen: ■ Ga naar http://www.hp.com/go/hpgate_sw ■ Kies download drivers and software en volg de aanwijzingen. De systeemvereisten en de Novell Client-ondersteuning zijn opgenomen in de documentatie die bij de software wordt geleverd.
HP WPS Assistant (Mac OS X) Met dit hulpprogramma kunt u een draadloze HP Jetdirectprintserver (WPS) met een verbinding naar uw Mac OS-netwerk configureren. Als u dit hulpprogramma wilt gebruiken, dient de draadloze HP Jetdirect-printserver te zijn ingesteld op de fabriekswaarden. Ga als volgt te werk: 1. Plaats de cd-rom in het Mac OS-systeem (versie X 10.1.5 of hoger). 2. Selecteer en open het pictogram van de HPJETDIRECTcd-rom. 3. Lees de release-info voor bijgewerkte informatie als deze beschikbaar is.
HP LaserJet-hulpprogramma's voor Mac OS Met de HP LaserJet Utilities for Mac OS kunt u de op HP Jetdirect aangesloten printers beheren in AppleTalk-netwerken. In dit gedeelte worden de software-installatie en het gebruik van de HP LaserJet Utilities beschreven. Tevens wordt in dit gedeelte uitgelegd hoe u de Kiezer gebruikt voor het selecteren en instellen van een Mac OS-computer zodat u naar uw HP printer kunt afdrukken.
Zie voor meer informatie over het configureren van het printerstuurprogramma de on line documentatie op de bij de printer geleverde CD-ROM. De printer configureren Met HP LaserJet Utility kunt u printerinstellingen, zoals de naam van de printer en de gewenste zone, via de Mac OS-computer configureren. Het wordt door Hewlett-Packard aangeraden de configuratie van de printer met dit hulpprogramma uitsluitend door een netwerkbeheerder te laten uitvoeren.
informatie). Als uw printer een bedieningspaneel heeft, zorgt u dat gedurende minimaal 1 minuut KLAAR in het paneel wordt weergegeven en drukt u vervolgens de pagina af. De huidige configuratie staat vermeld in de sectie AppleTalk op de configuratiepagina. Opmerking Als er meerdere printers op het netwerk zijn aangesloten, drukt u een configuratiepagina af om de naam en de zone van de printer te controleren. De naam van de printer wijzigen In de fabriek krijgt de printer een standaardnaam.
U kunt de printer elke gewenste naam geven, bijvoorbeeld 'LaserJet 4000 van Bert'. Met HP LaserJet Utility beschikt u over de mogelijkheid om apparaten in verschillende zones en in de lokale zone een nieuwe naam te geven (er hoeven geen zones te zijn om HP LaserJet Utility te gebruiken). 1. Selecteer het symbool Instellingen in de lijst met symbolen. Het dialoogvenster Selecteer een instelling: wordt weergegeven. 2. Selecteer Printernaam in de lijst. 3. Klik op Bewerken.
Zones zijn groepen computers, printers en andere AppleTalkapparaten. Deze apparaten kunnen per locatie worden gegroepeerd (zone A bestaat bijvoorbeeld uit alle printers op het netwerk in gebouw A). De apparatuur kan daarnaast ook logisch worden gegroepeerd (bijvoorbeeld alle printers die op de afdeling Accounting worden gebruikt). 1. Selecteer het symbool Instellingen in de lijst met symbolen. Het dialoogvenster Selecteer een instelling: wordt weergegeven. 2.
5. Selecteer de gewenste printernaam in de lijst met printernamen rechtsboven in de Kiezer. Als de naam van de printer niet in de lijst wordt weergegeven, controleert u of: ■ ■ ■ de printer aan staat en on line is; de printserver op de printer en op het netwerk is aangesloten; de printerkabel goed is aangesloten. Als de printer over een bedieningspaneel beschikt, moet het bericht KLAAR verschijnen. Zie Hoofdstuk 8 voor meer informatie.
De configuratie controleren 1. Selecteer Print venster in het menu Bestand of, als er geen venster is geopend, Print bureaublad. Het dialoogvenster Print wordt weergegeven. 2. Klik op Print. Als de afdruktaak door de printer wordt uitgevoerd, hebt u de printer juist op het netwerk aangesloten. Als de printer niets afdrukt, raadpleegt u Hoofdstuk 8.
3 TCP/IP-configuratie Inleiding Voor een juiste werking op een TCP/IP-netwerk moet de HP Jetdirect-printserver worden geconfigureerd met geldige TCP/IP-netwerkconfiguratieparameters, zoals een IP-adres dat geldig is voor het netwerk. Raadpleeg Bijlage A voor algemene informatie over TCP/IP-netwerken.
Standaard-IP-adres Wanneer de fabrieksinstellingen van de HP Jetdirect-printserver actief zijn (bijvoorbeeld bij levering of na een 'cold reset' van de printserver), heeft de printserver geen IP-adres. Afhankelijk van de netwerkomgeving kan een standaard-IP-adres zijn toegewezen. Geen toewijzing van standaard-IP-adres Er wordt geen standaard-IP-adres toegewezen als de servermethode (zoals BOOTP of DHCP) heeft gewerkt.
"169.254/16" genoemd) en zou in principe geldig moeten zijn. Het adres kan indien nodig echter voor het netwerk worden aangepast met behulp van ondersteunde TCP/IP-configuratieprogramma's. Bij link-local adressen worden geen subnetten gebruikt. HetDHCP\+subnetmasker is 255.255.0.0 en kan niet worden gewijzigd. Link-local adressen reiken niet verder dan de lokale verbinding en er is geen toegang tot of vanaf het Internet mogelijk. Het standaard-gateway-adres is hetzelfde als het linklocal adres.
Default IP. Deze parameterinstelling bepaalt het IP-adres dat moet worden gebruikt wanneer de printserver geen IP-adres van het netwerk kan verkrijgen tijdens een gedwongen TCP/IP-herconfiguratie (bijvoorbeeld wanneer handmatig is ingesteld dat BOOTP of DHCP moet worden gebruikt). De parameter Default IP kan worden gewijzigd met een ondersteund configuratieprogramma, zoals Telnet, met een webbrowser of met een SNMP-beheertoepassing.
● Voor een draadloze printserver met fabrieksinstellingen moet eerst een netwerkverbinding worden geconfigureerd voordat er communicatie tussen de printserver en het netwerk kan plaatsvinden. Daarom is de tijd voor het ophalen van de IP-instellingen van een netwerk beperkt tot ongeveer vier seconden. In die tijd wordt één BOOTP-verzoek verzonden en worden broadcast-pakketten afgetast.
● BOOTP/TFTP. U kunt de gegevens telkens wanneer de printer wordt aangezet downloaden van een netwerkserver door middel van BOOTP (Bootstrap Protocol) en TFTP (Trivial File Transfer Protocol). Zie BOOTP/TFTP gebruiken voor meer informatie. De BOOTP-daemon, bootpd, moet worden uitgevoerd op een BOOTP-server die voor de printer toegankelijk is. ● DHCP/TFTP.U kunt gebruikmaken van het Dynamic Host Configuration Protocol (DHCP).
● Telnet. U kunt configuratieparameters instellen met Telnet. Om de configuratieparameters in te kunnen stellen, moet u een Telnet-verbinding opzetten vanuit uw systeem naar de HP Jetdirect-printserver met gebruikmaking van het standaard IP-adres. Wanneer de configuratie eenmaal is opgegeven, wordt de configuratie opgeslagen wanneer de printserver wordt uitgeschakeld en weer wordt ingeschakeld. Zie Telnet gebruiken voor meer informatie. ● Geïntegreerde webserver.
BOOTP/TFTP gebruiken Opmerking Voor draadloze HP Jetdirect-printservers wordt er in dit gedeelte van uitgegaan dat er een draadloze verbinding met het netwerk tot stand is gebracht. Het BOOTP-protocol (Bootstrap Protocol) en het TFTP-protocol (Trivial File Transfer Protocol) bieden een gemakkelijke methode voor het automatisch configureren van de HP Jetdirect-printserver voor werking over een TCP/IP-netwerk.
De voordelen van BOOTP/TFTP Het gebruik van BOOTP/TFTP voor het downloaden van configuratie-informatie biedt de volgende voordelen: ● Verbeterd configuratiebeheer van de HP Jetdirect-printserver. Configuratie via andere methoden, zoals via het bedieningspaneel van een printer, beperkt zich tot het selecteren van parameters. ● Eenvoudig configuratiebeheer. U kunt de netwerkconfiguratieparameters voor het gehele netwerk in één locatie instellen. ● Eenvoudige configuratie van de HP Jetdirect-printserver.
Systemen die Netwerk Informatie Services (NIS) gebruiken Als uw systeem gebruik maakt van NIS, is het mogelijk dat u de NIS-map opnieuw moet opbouwen met de BOOTP-service voordat u de BOOTP configuratiestappen uitvoert. Raadpleeg de documentatie van uw systeem. De BOOTP-server configureren Als de HP Jetdirect-printserver de configuratiedata via het netwerk op wil halen, moeten de BOOTP/TFTP-servers zijn geïnstalleerd met de juiste configuratiebestanden.
Bootptab-bestandsvermeldingen Hieronder ziet u een voorbeeld van een bestandsvermelding van het betand /etc/bootptab voor een HP Jetdirect-printserver: picasso:\ :hn:\ :ht=ether:\ :vm=rfc1048:\ :ha=0001E6123456:\ :ip=192.168.40.39:\ :sm=255.255.255.0:\ :gw=192.168.40.1:\ :lg=192.168.40.3:\ :T144="hpnp/picasso.cfg": Merk op dat de configuratie-informatie "labels" bevat waarmee de verschillende HP Jetdirect-parameters en de instellingen worden aangeduid.
Tabel 3.1 Labels die worden ondersteund in een BOOTP/DHCPopstartbestand (2 van 5) Item RFC 2132 optie Beschrijving ha -- Het label van het hardwareadres. Het hardwareadres (MAC) is het koppelingsniveau- of stationadres van de HP Jetdirect-printserver. U vindt het op de HP Jetdirectconfiguratiepagina als het HARDWARE ADDRESS. Op externe HP Jetdirect-printservers, staat het op een kaartje dat aan de printserver is bevestigd. ip -- Het label van het IP-adres (verplicht).
Tabel 3.1 Labels die worden ondersteund in een BOOTP/DHCPopstartbestand (3 van 5) Item RFC 2132 optie Beschrijving dn 15 Domeinnaamlabel. Bepaalt de domeinnaam van de HP Jetdirect-printserver (bijvoorbeeld support.hp.com). De hostnaam maakt hiervan geen deel uit; het is niet de zogenaamde volledig correcte domeinnaam, zoals printer1.support.hp.com. ef 18 Een leverancierspecifiek label dat de relatieve padnaam aanduidt van het TFTP-configuratiebestand.
Tabel 3.1 Labels die worden ondersteund in een BOOTP/DHCPopstartbestand (4 van 5) Item RFC 2132 optie Beschrijving T145 -- Optie voor inactieve time-out. Een eigen label van HP voor het instellen van de inactieve time-out (in seconden) wat duidt op de tijd dat een verbinding voor afdrukgegevens inactief mag blijven alvorens te worden gesloten. Het bereik varieert van 1 tot 3600 seconden. T146 -- Optie voor "buffer packing".
Tabel 3.1 Labels die worden ondersteund in een BOOTP/DHCPopstartbestand (5 van 5) Item RFC 2132 optie Beschrijving T149 -- De optie voor de interlock-modus. Een eigen label van HP dat aangeeft of een bevestiging (ACK) voor alle TCP-pakketten vereist is alvorens de printer de afdrukverbinding via Port 9100 mag sluiten. Ten behoeve van printservers met meerdere poorten wordt een waarde voor het poortnummer en de optie opgegeven.
De relatieve padnaam van dit TFTP-configuratiebestand kunt u opgeven in het BOOTP-antwoord met behulp van de vermelding van het leverancierspecifieke T144-label van het bestand /etc/bootptab (of het standaard-BOOTP-label "ef"). Hieronder ziet u een voorbeeld van een TFTP-configuratiebestand. Het hekje (#) geeft een opmerking aan en maakt geen deel uit van het bestand. # # Example of an HP Jetdirect TFTP Configuration File # # Allow only Subnet 192.168.10 access to peripheral.
Tabel 3.2 biedt een overzicht van de ondersteunde TFTPparameters (HP Jetdirect-firmware-versie x.25.00 of hoger). Tabel 3.3 beschrijft de TFTP-parameters. Tabel 3.
Tabel 3.
Tabel 3.3 TFTP-configuratiebestandsparameters (1 van 11) Algemeen passwd Een wachtwoord (van maximaal zestien alfanumerieke tekens) waarmee beheerders wijzigingen van de configuratieparameters van de HP Jetdirectprintserver via Telnet, HP Web Jetadmin of de geïntegreerde webserver kunnen regelen. U kunt het wachtwoord wissen door de fabriekswaarden te herstellen. sys-location: Identificeert de fysieke locatie van de printer (SNMP sysLocation-object). Alleen afdrukbare ASCII-tekens zijn toegestaan.
Tabel 3.3 TFTP-configuratiebestandsparameters (2 van 11) dns-svr: Het IP-adres van de DNS-server (Domain Name System). pri-wins-svr: Het IP-adres van de primaire WINS-server (Windows Internet Name Service). pri-wins-svr: Het IP-adres van de secundaire WINS-server (Windows Internet Name Service). smtp-svr: Het IP-adres van de SMTP-server (Simple Mail Transport Protocol) voor uitgaande e-mail voor gebruik met ondersteunde scanapparaten.
Tabel 3.3 TFTP-configuratiebestandsparameters (3 van 11) buffer-packing: Dient voor het in- of uitschakelen van "buffer packing" voor TCP/IP-pakketten. 0 (standaardinstelling): is gebruikelijk; de gegevensbuffer wordt vóór verzending naar de printer ingepakt. 1: schakelt buffer packing uit; de gegevens worden naar de printer verzonden zoals ze zijn ontvangen. write-mode: Regelt instelling van de TCP PSH-markering voor gegevensoverdrachten van apparaat naar clientcomputers.
Tabel 3.3 TFTP-configuratiebestandsparameters (4 van 11) Overige TCP/IP-instellingen syslog-config: Activeert of deactiveert werking van de syslog-server op de printserver: 0 deactiveert, 1 (standaardinstelling) activeert. syslog-svr: Het label van het IP-adres van de syslog-server. Dit label duidt de server aan waarheen de HP Jetdirect-printserver syslog-berichten stuurt. Zie Bijlage A voor meer informatie.
Tabel 3.3 TFTP-configuratiebestandsparameters (5 van 11) mdns-service-name: Een alfanumerieke tekenreeks van maximaal 64 ASCII-tekens die aan dit apparaat of deze service wordt toegewezen. Dit is een vaste naam en wordt gebruikt om de naam van een bepaald apparaat of een bepaalde service om te zetten als de socketgegevens (zoals het IP-adres) per sessie veranderen. Apple Rendezvous geeft deze service weer. De standaardservicenaam bestaat uit het printermodel en het LAN-hardwareadres (MAC-adres).
Tabel 3.3 TFTP-configuratiebestandsparameters (6 van 11) ews-config: Activeert of deactiveert de geïntegreerde webserver van de printserver voor het wijzigen van configuratiewaarden: 0 deactiveert, 1 (standaardinstelling) activeert.
Tabel 3.3 TFTP-configuratiebestandsparameters (7 van 11) default-IP-dhcp: Geeft aan of periodiek DHCP-verzoeken worden verzonden wanneer het legacy standaard-IP-adres 192.0.0.192 of het link-local IP-adres 169.254.x.x automatisch is toegewezen. 0: DHCP-verzoeken zijn uitgeschakeld. 1 (standaardinstelling): DHCP-verzoeken zijn ingeschakeld. web-refresh: Bepaalt de tijd (1-99999 seconden) voor het bijwerken van pagina's met diagnostische gegevens van de geïntegreerde webserver.
Tabel 3.3 TFTP-configuratiebestandsparameters (8 van 11) trap-dest: Hiermee wordt het IP-adres van een host ingevoerd in de lijst met SNMP-trapbestemmingen van de HP Jetdirect-printserver. De opmaak van de opdracht is: trap-dest: IP-address [gebruikersgroepnaam] [poortnummer] De standaardgebruikersgroepnaam is "public"; het standaard-SNMPpoortnummer is 162. Het poortnummer kan niet worden opgegeven zonder gebruikersgroepnaam.
Tabel 3.3 TFTP-configuratiebestandsparameters (9 van 11) ipx-job-poll: Bepaalt de tijd (in seconden) dat de HP Jetdirect-printserver wacht alvorens de afdrukwachtrij te controleren op afdruktaken. ipx-banner: Dient voor het in- of uitschakelen van een IPX-voorblad. 0 schakelt voorbladen uit. 1 (standaardinstelling) schakelt voorbladen in. ipx-eoj: Dient voor het in- of uitschakelen van taakeindemeldingen voor IPX. 0 deactiveert, 1 (standaardinstelling) activeert.
Tabel 3.3 TFTP-configuratiebestandsparameters (10 van 11) scan-idle-timeout: Bepaalt het aantal seconden (1 – 3600) dat een niet-actieve scanverbinding open mag blijven. 0 dient voor het uitschakelen van de time-out. De standaardinstelling is 300 seconden. scan-email-config: Dient voor het in- of uitschakelen van de functie scannen-naar-e-mail van de Webscan-server. 0 deactiveert, 1 (standaardinstelling) activeert.
Tabel 3.3 TFTP-configuratiebestandsparameters (11 van 11) Ondersteuning support-name: Wordt over het algemeen gebruikt voor het opgeven van de contactpersoon voor ondersteuning voor dit apparaat. support-number: Wordt over het algemeen gebruikt voor het opgeven van een telefoon- of toestelnummer dat kan worden gebeld voor ondersteuning voor dit apparaat. support-url: Een webadres (URL) voor productinformatie voor dit apparaat via het Internet of een intranet.
DHCP gebruiken Opmerking Voor draadloze HP Jetdirect-printservers wordt er in dit gedeelte van uitgegaan dat er een draadloze verbinding met het netwerk tot stand is gebracht. Dynamic Host Configuration Protocol (DHCP, RFC 2131/2132) is een van verscheidene automatische configuratiemechanismen die door HP Jetdirect-printserver worden gebruikt.
UNIX-systemen Voor meer informatie over het instellen van DHCP op UNIX-systemen raadpleegt u de pagina bootpd man. Op HP-UX-systemen is het mogelijk dat zich een voorbeeld van een DHCP-configuratiebestand (dhcptab) in de directory /etc bevindt. Aangezien HP-UX momenteel geen DDNS (Dynamic Domain Name Services) voor de eigen DHCP-implementaties biedt, wordt u aangeraden de duur van alle leases in te stellen op Onbeperkt.
Windows NT 4.0 Server Als u een DHCP-bereik wilt instellen op een Windows NT 4.0 server, moet u de volgende stappen uitvoeren: 1. Open op de Windows NT server het venster Programmabeheer en dubbelklik op het pictogram Netwerkbeheerder. 2. Dubbelklik op het pictogram DHCP-beheer in dit venster. 3. Selecteer Server en selecteer Server toevoegen. 4. Typ het IP-adres van de server, klik dan op OK om terug te gaan naar het venster DHCP-beheer. 5.
8. Sla deze stap over als u bij de vorige stap leases voor onbepaalde tijd hebt toegekend. Selecteer anders Bereik en selecteer Reserveringen toevoegen om uw printers te installeren als gereserveerde clients. Voer voor elke printer de volgende stappen uit in het venster Gereserveerde clients toevoegen om een reservering voor die printer in te stellen: a. Typ het geselecteerde IP-adres. b. Haal het MAC-adres of hardwareadres op van de configuratiepagina en typ dit adres in het venster Unieke id. c.
c. U moet nu het IP-adres van de WINS-server opgeven; dit gaat als volgt: ● Selecteer eerst Waarde en vervolgens Matrix bewerken. ● Selecteer vanuit de Matrixeditor voor IP-adres Verwijderen om alle ongewenste adressen die eerder zijn ingesteld, te verwijderen. Typ dan het IP-adres van de WINS-server in en selecteer Toevoegen. ● Zodra het adres verschijnt in de lijst van IP-adressen, selecteert u OK. U keert dan terug naar het venster DHCP-opties.
5. Voer een naam en een beschrijving voor deze scope in en klik vervolgens op Volgende. 6. Voer het IP-adressenbereik voor deze scope in (begin-IP-adres en eind-IP-adres). Voer ook het subnetmasker in en klik op Volgende. Opmerking Wanneer wordt gewerkt met subnetten, definieert het subnetmasker welk gedeelte van een IP-adres het subnet aanduidt en welk gedeelte het clientapparaat. Zie Bijlage A voor meer informatie. 7.
11. Configureer uw printer met een gereserveerd IP-adres binnen het DHCP-bereik: a. Open in de DHCP-structuur de map voor uw bereik en selecteer Reserveringen. b. Klik in het menu Actie en selecteer Nieuwe reservering. c. Voer in de velden de correcte gegevens in, met inbegrip van het gereserveerde IP-adres voor uw printer. (Opmerking: het MAC-adres voor uw op HP Jetdirect aangesloten printer is beschikbaar op de HP Jetdirectconfiguratiepagina.) d.
Als u niet wilt dat de HP Jetdirect-printserver wordt geconfigureerd via DHCP, dient u voor de printserver een andere configuratiemethode in te stellen. 1. (Voor interne printservers) Als u het bedieningspaneel van de printer gebruikt voor het instellen van handmatige of BOOTP-configuratie, wordt DHCP niet gebruikt. 2. U kunt voor het instellen van handmatige (de status geeft "User Specified" te zien) of BOOTP-configuratie Telnet gebruiken; in dit geval wordt DHCP niet gebruikt. 3.
RARP gebruiken Opmerking Voor draadloze HP Jetdirect-printservers wordt er in dit gedeelte van uitgegaan dat er een draadloze verbinding met het netwerk tot stand is gebracht. In dit gedeelte wordt beschreven hoe de printserver door middel van het RARP-protocol (Reverse Address Resolution Protocol) wordt geconfigureerd op UNIX- en Linux-systemen.
7. Bewerk het bestand /etc/ethers (bestand /etc/rarpd.conf voor HP-UX 10.20) om het LAN-hardwareadres/stationadres voor de LAN (van de configuratiepagina) en de knooppuntnaam voor de HP Jetdirect-printserver toe te voegen. Bijvoorbeeld: 00:01:E6:a8:b0:00 laserjet1 Opmerking Als uw systeem gebruik maakt van Netwerk Informatie Services (NIS), moet u wijzigingen aanbrengen in de NIS-host en ethers-databases. 8. Zet de printer aan. 9.
De opdrachten arp en ping gebruiken Opmerking Voor draadloze HP Jetdirect-printservers wordt er in dit gedeelte van uitgegaan dat er een draadloze verbinding met het netwerk tot stand is gebracht. De HP Jetdirect-printserver kan met een IP-adres worden geconfigureerd door middel van een ARP-opdracht (Address Resolution Protocol) dat vanaf een ondersteund systeem wordt verstrekt.
Voor het configureren van een HP Jetdirect-printserver gebruikt u de volgende opdrachten: arp -s ping waarbij het gewenste IP-adres is dat aan de printserver moet worden toegewezen. De arp-opdracht schrijft de informatie naar de arp-cache op het werkstation en de pingopdracht configureert het IP-adres op de printserver. Afhankelijk van het systeem is het mogelijk dat voor het LAN-hardwareadres een specifieke opmaak vereist is.
Telnet gebruiken Opmerking Voor draadloze HP Jetdirect-printservers wordt er in dit gedeelte van uitgegaan dat er een draadloze verbinding met het netwerk tot stand is gebracht. In dit gedeelte wordt beschreven hoe printservers (firmwareversie x.25.01 of hoger) kunnen worden geconfigureerd door middel van Telnet. Hoewel een Telnet-verbinding beschermd kan zijn met een beheerderswachtwoord, zijn Telnet-verbindingen niet veilig.
Raadpleeg de on line Help van Windows voor informatie over systeemopdrachtprompts. Op Windows NT-systemen vindt u het programma voor de opdrachtprompt in de map Programma's (klik op Start, Programma's, Opdrachtprompt). Op systemen met Windows 2000/XP bevindt het zich in de map Bureauaccessoires in de map Programma's. Als u de opdracht route wilt gebruiken, hebt u ook het IP-adres van het werkstation nodig. U kunt dit weergeven door de van toepassing zijnde opdracht in te voeren op de opdrachtprompt: C:\> ip
Een gebruikelijke Telnet-sessie Hieronder ziet u een afbeelding van de gebruikelijke manier om een Telnet-sessie te starten.
Voor het instellen van configuratieparameters moet een Telnetsessie worden ingesteld van uw systeem naar de HP Jetdirectprintserver. 1. Typ het volgende achter de systeemprompt: telnet waar het IP-adres is dat wordt weergegeven op de Jetdirect-configuratiepagina. Zie Hoofdstuk 9. 2. Er wordt een verbinding naar de HP Jetdirect-printserver weergegeven.
Opdrachtregel-interface (standaardinstelling) Met behulp van de opdrachtregel-interface voor Telnet kunt u de configuratieparameters met behulp van de volgende procedures instellen: Opmerking Typ tijdens een Telnet-sessie? om de beschikbare configuratieparameters, de juiste opmaak voor opdrachten en een lijst van opdrachten te bekijken. Als u verdere (of geavanceerde) opdrachten wilt weergeven, typt u de opdracht advanced voordat u ? typt. Als u de huidige configuratiegegevens wilt weergeven, typt u /. 1.
Telnet-opdrachten en parameters. Tabel 3.4 biedt een overzicht van de beschikbare Telnet-opdrachten en parameters. Opmerking Als een parameter dynamisch wordt geleverd (bijvoorbeeld door middel van een BOOTP- of DHCP-server), kan de waarde niet worden gewijzigd met Telnet zonder eerst de handmatige configuratie in te stellen. Zie de opdracht IP-config voor het instellen van de handmatige configuratie.
Tabel 3.4 Telnet-opdrachten en parameters (2 van 20) Algemene instellingen Opdracht Beschrijving passwd Stelt het beheerderswachtwoord in (wordt gedeeld met de geïntegreerde webserver en HP Web Jetadmin). passwd jd1234 jd1234 stelt het wachtwoord bijvoorbeeld in op jd1234. jd1234 wordt tweemaal ingevoerd ter bevestiging. Er mogen maximaal 16 alfanumerieke tekens worden gebruikt. Tijdens het starten van de volgende Telnet-sessie wordt u naar een gebruikersnaam en dit wachtwoord gevraagd.
Tabel 3.4 Telnet-opdrachten en parameters (3 van 20) Hoofdinstellingen draadloos 802.11 Opdracht Beschrijving network-type De topologie van het draadloze 802.11-netwerk opgeven: Infrastructure: de printserver communiceert via een toegangspunt met andere vaste of draadloze netwerkapparaten in het netwerk. Ad hoc: (standaardinstelling) de printserver communiceert rechtstreeks met andere draadloze apparaten, zonder gebruik van een toegangspunt.
Tabel 3.4 Telnet-opdrachten en parameters (4 van 20) wep-key Hiermee geeft u een statische WEP-coderingssleutel (Wired Equivalent Privacy) op. De printserver kan maximaal vier WEP-sleutels opslaan met vier sleutelposities (sleutel 1, 2, 3, 4). Als u een WEP-sleutel wilt invoeren, geeft u de sleutelpositie op, gevolgd door de coderingssleutelwaarde. Bijvoorbeeld: wep-key 1 0123456789net hiermee wordt sleutel 1 toegewezen met een 128-bits WEP-sleutel die wordt aangegeven met de waarde 0123456789net.
Tabel 3.4 Telnet-opdrachten en parameters (5 van 20) server-auth Bij deze opdracht moet u een optie voor dynamische codering (de opdracht dynamic-encrypt) en EAP 802.1x-verificatie (de opdracht wpa-auth-type) opgeven. Gebruik deze opdracht om verificatiemethoden op serverbasis op te geven die op het netwerk worden gebruikt. Zie Hoofdstuk 1 voor een korte beschrijving van ondersteunde verificatieprotocollen. None: (standaardinstelling) er wordt geen gebruik gemaakt van netwerkverificatie op serverbasis.
Tabel 3.4 Telnet-opdrachten en parameters (6 van 20) svr-auth-user Een gebruikersnaam voor verificatie op serverbasis. Er mogen maximaal 128 alfanumerieke tekens worden gebruikt. svr-auth-pass Een wachtwoord voor verificatie op serverbasis. Er mogen maximaal 128 alfanumerieke tekens worden gebruikt. svr-auth-id De tekenreeks van het CA-certificaat die zal worden gebruikt om de verificatieserver te identificeren en te valideren.
Tabel 3.4 Telnet-opdrachten en parameters (7 van 20) dynamicencrypt Selecteer een ondersteunde optie voor dynamische codering: Basic: dynamische WEP-codering wordt ondersteund. Robust: dynamische WPA- (Wi-Fi Protected Access) en WEP-coderingsprotocollen worden ondersteund. Gebruik de opdracht wpa-auth-type om een compatibel EAP-verificatietype te selecteren: ● Voor EAP/PSK-verificatie moet de printserver gebruikmaken van Robust Encryption (WPA-coderingsprotocollen). ● Voor EAP/802.
Tabel 3.4 Telnet-opdrachten en parameters (8 van 20) Basisinstellingen van TCP/IP Opdracht Beschrijving host-name Alfanumerieke reeks (maximaal 32 tekens) voor het toewijzen of wijzigen van de naam van het netwerkapparaat. Bijvoorbeeld: IP-config Geef de configuratiemethode op: "host-name printer1" geeft de naam "printer1" aan het apparaat.
Tabel 3.4 Telnet-opdrachten en parameters (9 van 20) TFTP Server (Alleen-lezen-parameter) Het IP-adres van de TFTP-server die TFTP-parameters aan de HP Jetdirect-printserver geleverd heeft. TFTP Filename (Alleen-lezen-parameter) Het pad en de TFTP-bestandsnaam op de TFTP-server. Bijvoorbeeld: domain-name De domeinnaam voor het apparaat. Bijvoorbeeld: hpnp/printer1.cfg domain-name support.hp.com wijst support.hp.com toe als de naam van het domein.
Tabel 3.4 Telnet-opdrachten en parameters (10 van 20) mult-tcp-conn (Restrict Mult Prt) Dient voor het in- en uitschakelen van meerdere TCP-verbindingen. 0 (standaardinstelling): staat meerdere verbindingen toe. 1: dient voor het uitschakelen van meerdere verbindingen. buffer-packing Dient voor het in- of uitschakelen van "buffer packing" voor TCP/IP-pakketten. 0 (standaardinstelling): is gebruikelijk; de gegevensbuffer wordt vóór verzending naar de printer ingepakt.
Tabel 3.4 Telnet-opdrachten en parameters (11 van 20) "Raw" afdrukpoorten voor TCP/IP Opdracht Beschrijving raw-port Bepaalt extra poorten voor het afdrukken naar TCP-poort 9100. Geldige poorten zijn 3000 tot 9000, afhankelijk van het toepassingsprogramma. Er kunnen maximaal twee poorten worden opgegeven. Toegangsregeling voor TCP/IP Opdracht Beschrijving allow Maakt een vermelding in de hosttoegangslijst die is opgeslagen op de HP Jetdirect-printserver.
Tabel 3.4 Telnet-opdrachten en parameters (12 van 20) syslog-priority Werkt als een filter voor de syslog-berichten die naar de syslogserver worden verzonden. Het filterbereik is 0 tot en met 8, waarbij 0 het meest specifiek is en 8 het meest algemeen. Alleen de berichten die lager zijn dan het aangegeven filterniveau (of hoger in prioriteit), worden gerapporteerd. De standaardinstelling is 8, waarbij berichten van alle prioriteiten worden verzonden. Indien nul, zijn alle syslog-berichten uitgeschakeld.
Tabel 3.4 Telnet-opdrachten en parameters (13 van 20) mdns-pri-svc De mDNS-service met de hoogste prioriteit die moet worden gebruikt voor afdrukken.
Tabel 3.4 Telnet-opdrachten en parameters (14 van 20) ews-config Dient voor het in- of uitschakelen van de geïntegreerde webserver van de printserver. 0 deactiveert, 1 (standaardinstelling) activeert. tcp-mss Hiermee wordt de maximale segmentgrootte (MSS) aangeduid die de HP Jetdirect-printserver bij voorkeur gebruikt wanneer er wordt gecommuniceerd met lokale subnetten (Ethernet MSS=1460 bytes of meer) of externe subnetten (MSS=536 bytes): Zie Hoofdstuk 4 voor meer informatie.
Tabel 3.4 Telnet-opdrachten en parameters (15 van 20) TCP Conns Refused (Alleen-lezen-parameter) Het aantal TCP-verbindingen met clientcomputers dat door de printserver geweigerd is. TCP Access Denied (Alleen-lezen-parameter) Het aantal keren dat aan clientcomputers toegang tot de printserver geweigerd is, omdat er in de hosttoegangslijst van de printserver geen toegestane vermelding was. DHCP Lease Time (Alleen-lezen-parameter) Leasetijd voor DHCP IP-adressen (in seconden).
Tabel 3.4 Telnet-opdrachten en parameters (16 van 20) SNMP-traps Opdracht Beschrijving auth-trap Configureert de printserver om wel (aan) of geen (uit) SNMP-verificatie-traps te versturen. Verificatie-traps geven aan dat een SNMP-verzoek is ontvangen, maar de controle van de gebruikersgroepnaam mislukt is. 0 is uit, 1 (standaardinstelling) is aan. trap-dest Hiermee wordt het IP-adres van een host ingevoerd in de lijst met SNMP-trap-bestemmingen van de HP Jetdirect-printserver.
Tabel 3.4 Telnet-opdrachten en parameters (17 van 20) ipx-nds-tree Een alfanumerieke reeks van maximaal 31 tekens voor het aanduiden van de NDS-structuurnaam van de printserver. ipx-ndscontext Een alfanumerieke reeks van maximaal 256 tekens voor het aanduiden van de NDS-context van de HP Jetdirect-printserver. ipx-job-poll Bepaalt de tijd (1 tot 255 seconden) dat de HP Jetdirectprintserver wacht alvorens de afdrukwachtrij te controleren op afdruktaken. De standaardinstelling is 2 seconden.
Tabel 3.4 Telnet-opdrachten en parameters (18 van 20) Print Type (Alleen-lezen-parameter) Bepaalt voor het AppleTalk-netwerk het printertype dat aan de HP Jetdirect-printserver wordt gerapporteerd. Er kunnen maximaal drie printertypes worden gerapporteerd. Zone (Alleen-lezen-parameter) De naam van de AppleTalknetwerkzone waarop de printer zich bevindt. Phase (Alleen-lezen-parameter) De parameter voor AppleTalk fase 2 (P2) is vooraf geconfigureerd op de HP Jetdirect-printserver.
Tabel 3.4 Telnet-opdrachten en parameters (19 van 20) laa Een Locally Administered Address (LAA) dat het in de fabriek toegewezen LAN-hardwareadres (MAC-adres) vervangt. Als LAA wordt gebruikt, moet een door de gebruiker op te geven tekenreeks van exact 12 hexadecimale cijfers worden ingevoerd. Voor Token Ring-printservers moet het LAA-adres beginnen met een hexadecimale waarde van 40 tot en met 7F.
Tabel 3.4 Telnet-opdrachten en parameters (20 van 20) usb-speed status-pagelang (Alleen-lezen-parameter, alleen voor USB 2.0-producten) De automatisch onderhandelde communicatiesnelheid via de USB-verbinding tussen de HP Jetdirect-printserver en het apparaat. ● Full Speed: 12 Mbits/sec zoals aangegeven in de USB v2.0specificaties, compatibel met USB v1.1-specificaties. ● Hi-Speed: 480 Mbits/sec, alleen voor USB v2.0-apparaten. ● Disconnected: De USB-poort is niet aangesloten.
Menu-interface Een optionele menu-interface wordt weergegeven wanneer u achter de Telnet-prompt menu typt. De menu-interface maakt het overbodig om opdrachten te onthouden en biedt gestructureerde menulijsten voor gemakkelijke toegang tot de configuratieparameters. Afbeelding 3.1 toont een menu-interface met de TCP/IP-menu's als voorbeeld. ● Vanuit het Main Menu (Hoofdmenu) selecteert u een menunummer en voert u dit in. Als er submenu's zijn, selecteert u een nummer van een submenu en voert u dit in.
Afbeelding 3.1 Voorbeeld: De menu-interface gebruiken Main Menu ------------------------------1. General Menu 2. TCP/IP Menu... 3. SNMP Menu... 4. IPX/SPX Menu 5. AppleTalk Menu 6. DLC/LLC Menu 7. Other Settings 8. Support Settings 9. Wireless Settings ?. Help e. Exit Menu 0. Exit Telnet Enter Selection => 2 Kies 2 voor het TCP/IP Menu. TCP/IP Menu ------------------------------1. 2. 3. 4. 5. 6. 0.
Telnet gebruiken voor het verwijderen van de bestaande IP-instellingen Als u tijdens een Telnet-sessie het IP-adres wilt verwijderen, gebruikt u de volgende opdrachten op de opdrachtregel: 1. Typ cold-reset en druk vervolgens op Enter. 2. Typ quit en druk vervolgens op Enter om Telnet af te sluiten. 3. Zet de printserver uit en weer aan. Opmerking Met deze procedure worden alle TCP/IP-parameters opnieuw ingesteld, maar de procedure heeft alleen betrekking op het TCP/IP-subsysteem.
De geïntegreerde webserver gebruiken U kunt de IP-parameters instellen op HP Jetdirect-printservers die de geïntegreerde webserver ondersteunen. Zie voor meer informatie Hoofdstuk 4.
Het bedieningspaneel van de printer gebruiken Indien ondersteund door de printer, biedt de interne HP Jetdirectprintserver een configuratiemenu dat toegankelijk is via het bedieningspaneel van de printer. Met behulp van dit menu kunt u netwerkprotocollen in- en uitschakelen en eenvoudige netwerkparameters instellen. Voor draadloze HP Jetdirectprintservers kunt u tevens basisparameters voor draadloze netwerkverbindingen instellen. Raadpleeg voor een samenvatting van de beschikbare menuopties Bijlage C.
Verplaatsen naar een ander netwerk Opmerking Voor draadloze HP Jetdirect-printservers wordt er in dit gedeelte van uitgegaan dat er een draadloze verbinding met het netwerk tot stand is gebracht. Als een draadloze HP Jetdirect-printserver naar een ander netwerk wordt verplaatst, is een nieuwe draadloze verbinding met dat netwerk noodzakelijk.
4 De geïntegreerde webserver gebruiken Inleiding Elke HP Jetdirect-printserver bevat een geïntegreerde webserver die door middel van een compatibele webbrowser via een intranet kan worden aangeroepen. De geïntegreerde webserver biedt toegang tot configuratie- en beheerpagina's voor de HP Jetdirect-printserver en het aangesloten netwerkapparaat (zoals een printer of een alles-in-één-apparaat). Tabbladen langs de bovenzijde van het browservenster bieden toegang tot apparaat- en netwerkpagina's.
Het tabblad Home van HP Jetdirect Afbeelding 4.1 Het tabblad Home van HP Jetdirect Het tabblad Networking Menu-items in de linkermarge Afbeelding 4.2 Het tabblad Networking van HP Jetdirect Raadpleeg Het tabblad Networking voor beschrijvingen van de netwerkparameters.
Vereisten Compatibele webbrowsers Als u toegang wilt krijgen tot de geïntegreerde webserver, hebt u een compatibele webbrowser nodig. Over het algemeen kan de geïntegreerde webserver worden gebruikt met webbrowsers die HTML 4.01 en trapsgewijze opmaakmodellen ondersteunen. Hewlett-Packard test een aantal actuele en oudere browsers met diverse systemen. In het algemeen wordt u aangeraden een van de volgende browsers te gebruiken: ● ● Microsoft Internet Explorer 5.0 of hoger Netscape Navigator 6.
Op de geïntegreerde webserver wordt een verbinding met HP Web Jetadmin weergegeven als dit apparaat in HP Web Jetadmin via een integratie-URL is ontdekt. Op dit moment kan de ondersteuning van browsers tussen HP Web Jetadmin en de geïntegreerde webserver verschillen. Bezoek voor browsers die worden ondersteund door HP Web Jetadmin http://www.hp.com/go/webjetadmin.
De geïntegreerde webserver bekijken Opmerking Voor draadloze HP Jetdirect-printservers wordt er in dit gedeelte van uitgegaan dat er een draadloze verbinding met het netwerk tot stand is gebracht. Als er nog geen draadloze netwerkverbinding tot stand is gebracht, kunt u de geïntegreerde webserver gebruiken om de draadloze HP Jetdirectprintserver te configureren met instellingen voor het netwerk. Zie Bijlage B.
Nadat er een IP-adres is ingesteld op de printserver, voert u de volgende stappen uit: 1. Start een ondersteunde webbrowser. 2. Voer het IP-adres van de printserver in als de URL. Afbeelding 4.3 Het IP-adres invoeren 3. Als er beveiligingswaarschuwingen verschijnen, klikt u op Ja om door te gaan. Voor vaste printservers met alle functies wordt voor de eerste toegangsessie standaard-HTTP gebruikt.
4. Er wordt een pagina van de geïntegreerde webserver weergegeven. Dit is hetzij de introductiepagina van de HP Jetdirect-printserver, hetzij een apparaatpagina van een webserver op het apparaat. Opmerkingen bij het gebruik ● Als u een waarde voor een configuratieparameter opgeeft of wijzigt, klikt u op Apply om de wijziging te activeren of op Cancel om de wijziging ongedaan te maken. ● Als het IP-adres wordt gewijzigd, wordt de verbinding met de geïntegreerde webserver verbroken.
● Functies en configuratieparameters die niet worden ondersteund door op waarden gebaseerde printservers, zoals de HP 175x en 200m, worden niet weergegeven. ● Novell NetWare-netwerken: gebruik het tabblad IPX/SPX op de pagina Network Settings om de parameters van de wachtrijserver-modus van Novell Directory Services (NDS) te configureren. Met de geïntegreerde webserver kunnen geen NDS-objecten (printserver-, printer- en afdrukwachtrijobjecten) op de Novell-server worden gemaakt.
Het tabblad Home van HP Jetdirect Op het tabblad Home wordt de introductiepagina van HP Jetdirect weergegeven als geen toegang kan worden verkregen tot een webserver in het aangesloten apparaat of als die webserver niet bestaat. De introductiepagina van HP Jetdirect bevat een afbeelding van een algemene printer waarmee het aangesloten apparaat wordt aangeduid.
Tabel 4.1 Items op de introductiepagina van HP Jetdirect (2 van 3) Item Beschrijving Select Language Wordt weergegeven als de webpagina's van de HP Jetdirect ondersteuning bieden voor meerdere talen. De ondersteunde talen kunnen ook worden geselecteerd via de instellingen voor de voorkeurstaal in uw browser. Om ondersteunde niet-Engelse talen weer te geven, moet het gebruik van cookies zijn ingeschakeld in de instellingen van de browser.
Tabel 4.1 Items op de introductiepagina van HP Jetdirect (3 van 3) Item Beschrijving Hardware Address Het LAN-hardwareadres of MAC-adres (Media Access Control) van de HP Jetdirect-printserver. Dit unieke adres wordt door Hewlett-Packard toegewezen, maar kan lokaal worden beheerd. LAA Een Locally Administered Address (LAA) dat het LAN-hardwareadres (MAC-adres) vervangt. Het LAA kan lokaal onder leiding van een netwerkbeheerder worden geconfigureerd.
Het tabblad Networking Het tabblad Networking biedt toegang tot de netwerkconfiguratieparameters en status van de HP Jetdirectprintserver. De menu-items in de linkermarge bieden toegang tot de configuratie- en statuspagina's. Tabel 4.2 Menu-items van Networking Het gedeelte CONFIGURATION ● Network Settings ● Privacy Settings ● Other Settings ● Select language Het gedeelte SECURITY ● Settings ● Mgmt.
Network Settings Op de pagina's van Network Settings kunt u configuratieparameters instellen of wijzigen voor de protocollen 802.11b (draadloos Ethernet), TCP/IP, IPX/SPX, AppleTalk, DLC/LLC en SNMP. Als u een parameterinstelling wilt toewijzen, geeft u de gewenste waarde op en klikt u op Apply. 802.11b (draadloos Ethernet) Op de 802.11b-pagina's kunt u de draadloze netwerkconfiguratieparameters voor de draadloze IEEE 802.11b Ethernet-verbinding maken of wijzigen.
Onbevoegde clients krijgen gemakkelijk toegang tot een draadloze HP Jetdirect-printserver met fabriekswaarden (Ad-hocmodus). De draadloze HP Jetdirect-printserver mag daarom niet langer dan nodig ingesteld blijven op de fabriekswaarden, en alle configuratiewijzigingen die u aanbrengt, dienen te worden gecontroleerd. Opmerking Tabel 4.3 Configuratieparameters voor 802.
Tabel 4.3 Configuratieparameters voor 802.11B (2 van 8) Item Beschrijving Network Name De naam van het draadloze netwerk waarmee de HP Jetdirectprintserver wordt verbonden. Netwerknaam wordt ook SSID (Service Set Identifier) genoemd en geeft de ESS (Extended Service Set) aan die normaal gesproken met grotere Infrastructuur-modusnetwerken is verbonden.
Tabel 4.3 Configuratieparameters voor 802.11B (3 van 8) Item Beschrijving Enable Protocols Schakel de EAP-protocollen in of uit die door de printserver worden ondersteund. LEAP: (Lightweight Extensible Authentication Protocol). LEAP is een eigen protocol van Cisco Systems, Inc. Voor LEAP is een EAP-gebruikersnaam en een EAP-wachtwoord vereist. Tevens worden dynamische coderingssleutels gebruikt. PEAP: (Protected Extensible Authentication Protocol).
Tabel 4.3 Configuratieparameters voor 802.11B (4 van 8) Item Beschrijving User Name Geef een EAP/802.1.x-gebruikersnaam (maximaal 128 tekens) voor dit apparaat op. De standaardgebruikersnaam is de standaardhostnaam van de printserver, NPIxxxxxx, waarbij xxxxxx de laatste zes cijfers van het LAN-hardwareadres (MAC) is. Password, Geef een EAP/802.1.x-wachtwoord (maximaal 128 tekens) voor dit apparaat op.
Tabel 4.3 Configuratieparameters voor 802.11B (5 van 8) Item Beschrijving Jetdirect Certificate (Alleen EAP-TLS) Er moet een digitaal certificaat dat voldoet aan X.509 voor validatie van de identiteit van de Jetdirect-printserver zijn geïnstalleerd. Over het algemeen kan een Jetdirect-certificaat zelf-ondertekend zijn of zijn geleverd door een onafhankelijke vertrouwde bron, zoals een certificeringsinstantie. Standaard is een zelf-ondertekend Jetdirect-certificaat geïnstalleerd.
Tabel 4.3 Configuratieparameters voor 802.11B (6 van 8) Item Beschrijving EAP/PSK Selecteer EAP/PSK (Extensible Authentication Protocol Pre-Shared Key) voor geavanceerde verificatie. EAP/PSK wordt doorgaans gebruikt voor kleine netwerken waarin geen verificatieservers worden gebruikt. Als EAP/PSK-verificatie is geselecteerd, moet u een netwerkwachtzin invoeren waarmee de vooraf gedeelde sleutel voor het netwerk wordt gegenereerd. Pass-phrase Voer een netwerkwachtzin in.
Tabel 4.3 Configuratieparameters voor 802.11B (7 van 8) Item Beschrijving Static (WEP) Selecteer Static (WEP) als in het draadloze netwerk gebruik wordt gemaakt van WEP (Wired Equivalent Privacy) voor basistoegangscontrole en gegevensprivacy. Onder leiding van de netwerkbeheerder moet elk draadloos apparaat in het netwerk met dezelfde sleutel worden geconfigureerd. Encrypt transmit data using (Verzendgegevens coderen): selecteer de huidige actieve sleutel.
Tabel 4.3 Configuratieparameters voor 802.11B (8 van 8) Item Beschrijving Dynamic Voor dynamische codering kunt u een van de volgende opties selecteren: ● Basic Encryption: dynamische WEP-codering wordt ondersteund. ● Robust Encryption: dynamische WPA- (Wi-Fi Protected Access) en WEP-coderingsprotocollen worden ondersteund. Wanneer de printserver is geconfigureerd voor EAP/PSKverificatie, wordt gebruik gemaakt van Robust Encryption (WPA-coderingsprotocollen).
TCP/IP De pagina TCP/IP bevat configuratieparameters die worden beschreven in Tabel 4.4. Tabel 4.4 TCP/IP-instellingen (1 van 4) Item Beschrijving IP Configuration Method De methode die de HP Jetdirect-printserver gebruikt voor de IP-configuratieparameters: BOOTP (standaardinstelling), DHCP, Manual of Auto IP. Voor BOOTP en DHCP worden de IP-parameters automatisch door een BOOTP- of DHCP-server geconfigureerd elke keer dat de printserver wordt aangezet.
Tabel 4.4 TCP/IP-instellingen (2 van 4) Item Beschrijving Domain Name De naam van het DNS-domein (Domain Name System) waarin de HP Jetdirect-printserver zich bevindt (bijvoorbeeld support.hp.com). De hostnaam maakt hiervan geen deel uit; het is niet de zogenaamde volledig correcte domeinnaam, zoals printer1.support.hp.com. Primary WINS Server Het IP-adres van de primaire WINS-server (Windows Internet Naming Service).
Tabel 4.4 TCP/IP-instellingen (3 van 4) Item Beschrijving TTL/SLP De instelling voor TTL-detectie (Time To Live) voor IP-multicasts voor SLP-pakketten (Service Location Protocol). De standaardwaarde is vier sprongen (het aantal routers vanaf het lokale netwerk). Het bereik is 1 tot 15. Bij de waarde -1 is de multicast-functie uitgeschakeld. Voor printservers die zijn geconfigureerd voor Auto IP-adressen (link-local) wordt dit veld genegeerd.
Tabel 4.4 TCP/IP-instellingen (4 van 4) Item Beschrijving Send DHCP requests Met het selectievakje geeft u aan of periodiek DHCP-verzoeken worden verzonden wanneer het legacy standaard-IP-adres 192.0.0.192 of het link-local IP-adres 169.254.x.x automatisch is toegewezen. Schakel het selectievakje uit om DHCP-verzoeken uit te schakelen. Schakel het selectievakje in (standaardinstelling) om DHCP-verzoeken in te schakelen.
Tabel 4.5 IPX/SPX-instellingen (1 van 2) Item Beschrijving IPX/SPX Enable Activeert of deactiveert de werking van het IPX/SPX-protocol op de HP Jetdirect-printserver. Als het vakje niet is aangekruist, is IPX/SPX uitgeschakeld. IPX/SPX Frame Type Geef het IPX/SPX-frametype op dat door de HP Jetdirectprintserver in uw netwerk moet worden gebruikt. Na configuratie van het frametype worden alle overige typen geteld en verwijderd.
Tabel 4.5 IPX/SPX-instellingen (2 van 2) Item Beschrijving NDS Context De NDS-context van de printserver verwijst naar de NDS-container of de organisatorische eenheid waarin het printserverobject zich bevindt. Afdrukwachtrij- en apparaatobjecten kunnen zich op willekeurige plaatsen in de NDS-structuur bevinden, maar de HP Jetdirect-printserver moet zijn geconfigureerd met een volledig correcte printserverobjectnaam. Als bijvoorbeeld de printserver in de container marketing.mijnstad.
AppleTalk Met het tabblad AppleTalk kunt u geselecteerde AppleTalkinstellingen op de HP Jetdirect-printserver configureren. Zie Tabel 4.6 voor een beschrijving van de items op deze pagina. De weergegeven AppleTalk-parameters tonen onder andere de AppleTalk-printertypen die in het netwerk bekend zijn. Opmerking De HP Jetdirect-printserver biedt uitsluitend ondersteuning voor AppleTalk Phase 2. Tabel 4.
SNMP De standaard SNMP-parameters (Simple Network Management Protocol) kunnen door de gebruiker worden gewijzigd. Zie Tabel 4.7. LET OP Als u HP Web Jetadmin gebruikt om apparaten te beheren, gebruikt u HP Web Jetadmin om SNMP v3 en andere beveiligingsinstellingen op de printer naadloos te configureren. Als u de geïntegreerde webserver gebruikt om de SNMP v3-account te maken, worden alle bestaande SNMP v3-accounts verwijderd.
Tabel 4.7 SNMP-instellingen (2 van 2) Item Beschrijving Enable SNMPv1/v2 read-only access Met deze optie schakelt u de SNMP v1/v2c-agents op de printserver in, maar wordt de toegang beperkt tot alleenlezen. Schrijftoegang is uitgeschakeld. De standaardgebruikersgroepnaam voor Get, "public", wordt automatisch ingeschakeld. Disable SNMPv1/v2 Met deze optie schakelt u de SNMP v1/v2c-agents op de printserver uit, hetgeen wordt aanbevolen voor veilige omgevingen.
● LPD Queues: voor het instellen van afdrukwachtrijen die worden gebruikt voor afdrukken via de LPD-afdrukservice (Line Printer Daemon). ● USB-instellingen: (alleen externe printservers) voor het configureren van USB-verbindingsparameters. ● Support info: voor het instellen van de koppeling Support onder Other Links in de linkermarge. ● Vernieuwingssnelheid: voor het instellen van het tijdsinterval (in seconden) voor het bijwerken van de geïntegreerde diagnostische pagina's. Misc.
Tabel 4.8 Miscellaneous Settings (2 van 6) Item Beschrijving FTP Printing Dient voor het in- en uitschakelen van de FTP-services (File Transfer Protocol) voor afdrukken op de HP Jetdirectprintserver. Zie Hoofdstuk 6 voor meer informatie. LPD Printing Dient voor het in- en uitschakelen van de LPD-services (Line Printer Daemon) op de HP Jetdirect-printserver. LPD op de HP Jetdirect-printserver biedt services voor lineprinter-spooling voor TCP/IP-systemen. Zie Hoofdstuk 5 voor meer informatie.
Tabel 4.8 Miscellaneous Settings (3 van 6) Item Beschrijving Scan Idle Timeout Geef het aantal seconden op dat een inactieve verbinding voor scannen open mag blijven. Het maximum is 3600 en de standaardinstelling is 300. Als de instelling 0 is, wordt de timeout uitgeschakeld en blijft de verbinding open totdat deze wordt afgesloten door het netwerksysteem dat toegang tot het apparaat heeft.
Tabel 4.8 Miscellaneous Settings (4 van 6) Item Beschrijving Error page type (Alleen ondersteunde externe printservers) Geef het type pagina met diagnostische gegevens op dat automatisch wordt afgedrukt bij een onherstelbare fout. ● Basic (standaardinstelling): er wordt een standaardpagina met diagnostische gegevens afgedrukt. Dit is één pagina met een samenvatting van de fout in een vorm die door de gebruiker kan worden gelezen.
Tabel 4.8 Miscellaneous Settings (5 van 6) Item Beschrijving Enable MFP and AIO software support Dient voor het in- of uitschakelen van de ondersteuning van de printserver voor de volledig functionele scanfaciliteit die op clientcomputers is geïnstalleerd via software die bij het alles-inéén-apparaat van HP wordt geleverd. Als deze optie is uitgeschakeld, is op de printserver geen andere apparaatfunctie met clientsoftware toegestaan dan afdrukken via het netwerk.
Tabel 4.8 Miscellaneous Settings (6 van 6) Item Beschrijving mDNS Highest Priority Service De mDNS-service met de hoogste prioriteit die moet worden gebruikt voor afdrukken. Als u deze parameter wilt instellen, kiest u een van de volgende afdrukopties: 9100 Printing: 'Raw' IP afdrukken via eigen HP-poort 9100. IPP Printing: Afdrukken met Internet Printing Protocol. LPD Printing (RAW): Afdrukken met standaard-LPD-wachtrij van het type 'raw'.
Ga als volgt te werk om de printserver op te waarderen via de geïntegreerde webserver: 1. Voer het pad van het upgrade-bestand in of klik op Browse om het op te zoeken. 2. Klik vervolgens op Upgrade Firmware. Opmerking Als u een eerdere versie dan de X.24.00-serie opwaardeert, dient u de upgrade opnieuw uit te voeren als ondersteunde niet-Engelse talen gewenst zijn. LPD Queues Op de pagina LPD Queues kunt u LPD-afdrukwachtrijen (Line Printer Daemon) opgeven op de Jetdirect-printserver.
Tabel 4.9 LPD-wachtrijparameters (1 van 3) Item Beschrijving Queue Name De naam van de door de gebruiker gedefinieerde wachtrij. Deze naam kan maximaal 32 tekens lang zijn en mag uit alle ASCII-tekens bestaan die kunnen worden weergegeven. U kunt maximaal zes wachtrijen definiëren. Prepend String Name Voer de naam in van een of meer tekenreeksen die vóór de afdrukgegevens moeten worden toegevoegd. U geeft de namen en waarden voor tekenreeksen op in de tabel onder aan de pagina.
Tabel 4.9 LPD-wachtrijparameters (2 van 3) Item Beschrijving Queue Type De verwerkingsinstructie voor de wachtrij. Kies uit de volgende vier wachtrijtypen: ● RAW - geen verwerking. De LDP (Line Printer Daemon) behandelt gegevens in een raw-wachtrij als een afdruktaak die al is opgemaakt in de PCL-, PostScript- of HP GL/2printertaal en stuurt de gegevens zonder wijziging naar de printer.
Tabel 4.9 LPD-wachtrijparameters (3 van 3) Item Beschrijving Value De inhoud van de tekenreeks. Met de parameter String Name wordt de naam van de tekenreeks bepaald, met de parameter Value wordt de inhoud gedefinieerd. Wanneer er een tekenreeksnaam voor een prepend- of append-tekenreeks wordt opgegeven (in de tabel boven aan het browservenster), stuurt de LPD (Line Printer Daemon) de waarde van die tekenreeks vóór of na de afdrukgegevens naar de printer.
Voorbeeld. Als u een LPD-printer hebt en deze aan het begin van elke afdruktaak opnieuw wilt instellen, kunt u een wachtrij instellen met de naam clear_printer die aan het begin van elke taak de opdracht PCL reset (Escape-E) geeft. Dit kunt u als volgt instellen: Stel eerst de afdrukwachtrij in: a. Geef een naam aan een tekenreeks: typ 'reset_string' in het veld String Name in rij 1. b. Geef de waarde van de tekenreeks op: typ '\1BE' (Escape-E) in het veld Value in rij 1. (U kunt ook '\1B\45' typen.) c.
Tabel 4.10 USB-instellingen USB-item Beschrijving USB Speed (Alleen-lezen-parameter, alleen voor USB 2.0printservers). De automatisch onderhandelde communicatiesnelheid via de USB-verbinding tussen de printserver en het apparaat. Desired Communication Mode ● Full Speed: 12 Mbps zoals aangegeven in de USB v2.0specificaties, compatibel met USB v1.1-specificaties. ● Hi-Speed: 480 Mbps, alleen voor USB v2.0-apparaten. ● Disconnected: De USB-poort is niet aangesloten.
Support info Gebruik deze informatie voor het configureren van koppelingen voor ondersteuningsassistentie. U kunt een naam en een telefoonnummer van een beheerder voor dit apparaat opgeven, alsmede URL-adressen voor technische ondersteuning en productondersteuning. Vernieuwingssnelheid De vernieuwingssnelheid is de tijd (in seconden) waarna de pagina's met diagnostische gegevens automatisch worden bijgewerkt. Met de waarde 0 (nul) wordt de vernieuwingssnelheid uitgeschakeld.
Settings In het gedeelte SECURITY geeft het menu Settings toegang tot de volgende tabbladen: Status (standaardpagina), Wizard en Restore Defaults. De beschikbare instellingen zijn afhankelijk van het printservermodel. Een beveiligde geïntegreerde webserver wordt niet ondersteund door op waarden gebaseerde HP Jetdirectprintservers zonder upgrademogelijkheden (bijvoorbeeld HP Jetdirect 175x en 200m). Status De pagina Status bevat de huidige beveiligingsconfiguratieinstellingen van de printserver.
Opmerking Als u de wizard niet op de juiste wijze afsluit (bijvoorbeeld zonder de knop Cancel te gebruiken), kan het venster Operation Failed verschijnen. Wanneer dit gebeurt, dient u twee minuten te wachten voordat u de wizard opnieuw start. Restore Defaults Deze pagina gebruikt u om de beveiligingsconfiguratie-instellingen weer in te stellen op de fabriekswaarden. De standaardinstellingen die worden weergegeven, zijn afhankelijk van de functies die door de printserver worden ondersteund.
Tabel 4.11 Wizard Security Levels (1 van 2) Beveiligingsniveau Beschrijving Basic Security Voor deze optie dient u een beheerderswachtwoord voor configuratiebeheer in te stellen. Het beheerderswachtwoord wordt ook gebruikt voor andere beheersprogramma's, zoals Telnet en SNMP-toepassingen. Bepaalde beheersprogramma's, zoals Telnet, maken echter gebruik van niet-gecodeerde communicatie en zijn niet veilig. U gebruikt de pagina Administrator Account om het beheerderswachtwoord in te voeren.
Tabel 4.11 Wizard Security Levels (2 van 2) Beveiligingsniveau Beschrijving Custom Security Deze optie wordt verwerkt in alle beschikbare beveiligingsinstellingen die door de printserver worden ondersteund. Zie de tabbladen op de menupagina's Mgmt. Protocols en Authorization onder SECURITY voor meer informatie. U gebruikt de pagina Administrator Account om het beheerderswachtwoord in te voeren. U gebruikt de pagina Web Mgmt.
Authorization De pagina Authorization bevat tabbladen waarmee u de toegang tot het apparaat en configuratie- en beheersfuncties van het apparaat kunt bepalen. Daarnaast kunt u certificaten voor clienten serververificatie configureren. Admin. Account Op deze pagina kunt u een beheerderswachtwoord instellen voor het regelen van toegang tot Jetdirect-configuratie- en statusinformatie.
Printer Password Synchronization. Vele EIO-printers bieden wachtwoordbeveiliging voor toegang tot de printerconfiguratie en statusinstellingen. Het wachtwoord wordt ingesteld via beveiligingswebpagina's van de printer. Bij deze printers worden het beheerderswachtwoord voor de printer en dat voor de Jetdirect-printserver gesynchroniseerd zodat hetzelfde wachtwoord kan worden gebruikt voor toegang tot de printeren de netwerkconfiguratiepagina's.
De pagina Certificates bevat de status van de certificaten die op de HP Jetdirect-printserver zijn geïnstalleerd. ● Jetdirect-certificaat. Het Jetdirect-certificaat wordt gebruikt om de identiteit van het Jetdirect-apparaat te valideren voor clients en netwerkverificatieservers. Standaard is een zelf-ondertekend Jetdirect-certificaat geïnstalleerd.
Certificaten configureren Wanneer u op Configure klikt, biedt een wizard voor certificaatbeheer hulp bij het bijwerken of installeren van een certificaat. De vensters die worden weergegeven, zijn afhankelijk van het type certificaat (Jetdirect of CA) en uw keuzen. Tabel 4.12 bevat een beschrijving van de vensters en configuratieparameters die kunnen worden weergegeven.
Tabel 4.12 Vensters voor het configureren van certificaten (2 van 5) Create Certificate Request. Met deze optie wordt u op het volgende scherm gevraagd specifieke informatie over het apparaat en de organisatie op te geven: ● Certificate Information Deze optie kan worden gebruikt wanneer bijvoorbeeld voor een draadloos verificatieprotocol vereist is dat er een Jetdirect-certificaat is geïnstalleerd dat uitgegeven door een vertrouwde instelling of certificeringsinstantie. Install Certificate.
Tabel 4.12 Vensters voor het configureren van certificaten (3 van 5) Certificate Validity Gebruik dit scherm om op te geven hoe lang het zelf-ondertekende Jetdirect-certificaat geldig blijft. Dit scherm wordt alleen weergegeven wanneer er vooraf een zelf-ondertekend certificaat is geïnstalleerd en u op Edit Settings klikt om de geldigheidsperiode bij te werken. Het scherm bevat de huidige UTC-tijd (Coordinated Universal Time).
Tabel 4.12 Vensters voor het configureren van certificaten (4 van 5) State/Province. (Vereist voor alle landen/regio's) Moet ten minste uit drie tekens bestaan. (vereist) Country/Region. Uit twee tekens bestaande ISO 3166-land-/regiocode. Gebruik bijvoorbeeld 'gb' voor Groot-Brittannië of 'us' voor Verenigde Staten (vereist). Install Certificate of Install CA Certificate Gebruik het scherm "Install Certificate" om een Jetdirect-certificaat te installeren.
Tabel 4.12 Vensters voor het configureren van certificaten (5 van 5) Export the Jetdirect certificate and private key. Gebruik dit scherm om het geïnstalleerde Jetdirect-certificaat en de geïnstalleerde persoonlijke sleutel te exporteren naar een bestand. Als u een certificaat en persoonlijke sleutel wilt exporteren, voert u een wachtwoord in dat wordt gebruikt om de persoonlijke sleutel te coderen. U moet het wachtwoord opnieuw invoeren om het te bevestigen.
Hostsystemen worden opgegeven door middel van het IP-adres of het netwerknummer. Als het netwerk over subnetten beschikt, kan een adresmasker worden gebruikt om aan te geven of een IP-adres een individueel hostsysteem of een groep hostsystemen aanduidt. Voorbeelden. Raadpleeg de onderstaande tabel met voorbeeldinformatie: IP-adres Masker Beschrijving 192.0.0.0 255.0.0.0 Dient voor toegang voor alle hosts met netwerknummer 192. 192.1.0.0 255.1.0.
HTTPS (beveiligd HTTP) biedt veilige, gecodeerde communicatie via het web. Als de geïntegreerde webserver is geconfigureerd voor het gebruik van HTTPS, loopt de HTTPS-communicatie via poort 443, de bekende poort voor HTTPS-verkeer. Hoewel de poorten 80, 280 of 631 doorgaan met IPP-gebruik (Internet Printing Protocol), wordt andere onbeveiligde communicatie (HTTP) omgeleid naar HTTPS. Mogelijk is het omleiden van uw browser naar HTTPS een transparante procedure.
SNMP Gebruik dit tabblad om afhankelijk van het printservermodel, SNMP v1-, v2c- en v3-agents op de printserver uit te schakelen. SNMP v3-agents worden niet ondersteund door op waarden gebaseerde printservers. Zie Tabel 4.7 voor een beschrijving van SNMP-keuzen. SNMP v3. De HP Jetdirect-printserver bevat een SNMP v3-agent (Simple Network Management Protocol, versie 3) voor uitgebreide SNMP-beveiliging.
LET OP U dient Telnet uit te schakelen en beveiligde geïntegreerde webcommunicatie via HTTPS in te schakelen voordat u de eerste SNMP v3-account maakt. Hiermee voorkomt u toegang tot of onderschepping van accountgegevens via een onveilige verbinding. SNMP v1- en v2c-agents kunnen naast de SNMP v3-agent bestaan. Als u SNMP-toegang echter volledig wilt beveiligen, dient u SNMP v1 en v2c uit te schakelen.
Tabel 4.13 Overige protocollen (2 van 2) Item Beschrijving Enable Device Discovery Apparaatdetectieprotocollen die door de printserver worden ondersteund, in- of uitschakelen: SLP (Service Location Protocol). Indien deze optie is ingeschakeld, verzendt de HP Jetdirect-printserver SLP-pakketten, die door systeemtoepassingen voor automatische detectie en installatie worden gebruikt. Als deze optie is uitgeschakeld, worden er geen SLP-pakketten verzonden. mDNS (multicast Domain Name System).
Wireless Gebruik deze koppeling om beveiligde draadloze configuratieinstellingen te beheren. Zie Tabel 4.3 voor de functies en parameterinstellingen op deze pagina. Network Statistics Deze pagina wordt gebruikt voor het weergeven van telwaarden en andere statusinformatie die op het betreffende moment op de HP Jetdirect-printserver is opgeslagen. Deze informatie is vaak nuttig tijdens het evalueren van de prestaties en eventuele problemen die zich met het netwerk of het netwerkapparaat voordoen.
Overige koppelingen Support De informatie die wordt weergegeven op de pagina Support is afhankelijk van de waarden die zijn geconfigureerd op het tabblad Support info in het menu Other Settings. De ondersteuningsinformatie kan onder andere bestaan uit de naam en het telefoonnummer van een medewerker, of uit webkoppelingen naar de productpagina of de pagina's voor technische ondersteuning.
5 Configuratie voor afdrukken via LPD Inleiding De HP Jetdirect-printserver bevat een LPD-servermodule (Line Printer Daemon) voor de ondersteuning van afdrukken via LPD. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de HP Jetdirectprintserver moet configureren voor gebruik met de diverse systemen die afdrukken via LPD ondersteunen.
Veelgebruikte systemen die de LPD-functionaliteit van de HP Jetdirect-printserver ondersteunen, zijn onder andere: ● ● ● ● ● ● ● Op Berkeley gebaseerde (BSD) UNIX-systemen HP-UX Solaris IBM AIX Linux Windows NT/2000 Mac OS De configuratievoorbeelden voor UNIX in deze sectie tonen de syntaxis voor op BSD gebaseerde UNIX-systemen. De syntaxis voor uw besturingssysteem kan variëren. Zie de documentatie bij uw besturingssysteem voor de juiste syntaxis.
Vereisten voor de configuratie van LPD Vóór u afdrukken via LPD kunt gebruiken, moet de printer correct via de HP Jetdirect-printserver op het netwerk zijn aangesloten en moet u over statusinformatie over de printserver beschikken. Deze informatie wordt weergegeven op de HP Jetdirectconfiguratiepagina. Als u met de printer nog geen configuratiepagina hebt afgedrukt, raadpleegt u de Print Server Hardware Installation Guide of de printerdocumentatie voor instructies.
Overzicht van LPD-setup De volgende stappen zijn noodzakelijk voor het configureren van de HP Jetdirect-printserver voor het afdrukken via LPD: 1. IP-parameters instellen. 2. Afdrukwachtrijen opzetten. 3. Een testbestand afdrukken. De volgende secties bevatten uitgebreide beschrijvingen voor elke stap. Stap 1. IP-parameters instellen Raadpleeg Hoofdstuk 3 voor het instellen van IP-parameters op de HP Jetdirect-printserver. Raadpleeg Bijlage A voor meer informatie over TCP/IP-netwerken. Stap 2.
De LPD (Line Printer Daemon) op de HP Jetdirect-printserver behandelt gegevens in de wachtrij text als ongeformatteerde tekst of ASCII en voegt een return toe aan elke regel voordat deze naar de printer wordt verstuurd. (Het werkelijk waargenomen gedrag is dat een PCL-regelbeëindigingsopdracht (met waarde 2) wordt gegeven aan het begin van de taak.
LPD op UNIX-systemen Configuratie van afdrukwachtrijen voor op BSD gebaseerde systemen Bewerk het bestand /etc/printcap zodat het de volgende regels bevat: printer_name|short_printer_name:\ :lp=:\ :rm=node_name:\ :rp=remote_printer_name_argument:\ (dit moet text, raw, binps, auto of door de gebruiker zijn gedefinieerd). :lf=/usr/spool/lpd/error_log_filename:\ :sd=/usr/spool/lpd/printer_name: waarbij printer_name dient ter identificatie van de printer voor de gebruiker, node_name de printer in het netwerk id
Als uw printer geen ondersteuning biedt voor automatisch schakelen tussen de PostScript-, PCL- en HP-GL/2-printertaal, gebruikt u het bedieningspaneel van de printer (indien aanwezig) om een printertaal te selecteren of laat u selectie van de printertaal over aan de toepassing via in de afdrukgegevens ingesloten opdrachten. Zorg ervoor dat uw gebruikers de namen van de printers kennen, omdat zij die namen moeten invoeren op de opdrachtregel voor het afdrukken.
Selecteer, voordat u het SAM-hulpprogramma uitvoert, een IP-adres voor de HP Jetdirect-printserver en voeg dit toe aan het bestand /etc/hosts op het systeem waarop HP-UX wordt uitgevoerd. 1. Start het SAM-hulpprogramma als supergebruiker. 2. Kies Randapparatuur in het hoofdmenu. 3. Kies Printers/plotters in het menu Randapparatuur. 4. Kies Printers/plotters in het menu Printers/plotters. 5. Selecteer Een afstandsprinter toevoegen in de lijst Acties en selecteer een printernaam.
Opmerking Standaard wordt de lpsched niet uitgevoerd. Zet de planner aan wanneer u uw afdrukwachtrijen instelt. Een testbestand afdrukken Druk een testbestand af om te controleren of de printer- en printserververbindingen juist zijn. 1. Typ achter de UNIX-systeemprompt: lpr -Pprinter_name file_name waarbij printer_name naar de geselecteerde printer verwijst en file_name naar het af te drukken bestand.
LPD op Windows NT/2000-systemen In deze sectie wordt beschreven hoe Windows NT/2000-netwerken geconfigureerd worden voor gebruik van HP Jetdirect LPD-services (Line Printer Daemon).
■ NT 4.0 — Klik op Start, Instellingen, Configuratiescherm. Dubbelklik vervolgens op Netwerk om het dialoogvenster Netwerk weer te geven. Als het TCP/IP-protocol vermeld staat op het tabblad Protocollen en Microsoft TCP/IP-afdrukken vermeld staat op het tabblad Services, is de noodzakelijke software reeds geïnstalleerd. (Ga verder naar Configuratie van een netwerkprinter voor computers met Windows NT 4.0.) Als dit niet het geval is, gaat u naar stap 2. 2.
Als u een client configureert, vraagt u uw netwerkbeheerder of de automatische TCP/IP-configuratie moet worden ingeschakeld en of u een statisch IP-adres, standaardgateway-adres en subnetmasker moet opgeven in de daarvoor bestemde vakken. 4. Klik op OK om af te sluiten. 5. Sluit, wanneer u hierom wordt gevraagd, Windows af en start de computer opnieuw op om de wijzigingen in werking te laten treden.
6. Ga als volgt te werk in het venster LPR-compatibele printer toevoegen: a. Voer de DNS-naam of het IP-adres in van de HP Jetdirectprintserver. b. Voor de naam van de printer of afdrukwachtrij op de HP Jetdirect-printserver voert u (in kleine letters) raw, text, auto, binps of de naam van een door de gebruiker gedefinieerde wachtrij in (door de gebruiker gedefinieerde afdrukwachtrijen kunnen worden ingesteld via de geïntegreerde webserver, zie Hoofdstuk 4). c. Klik vervolgens op OK.
11. Geef indien nodig een locatie en andere informatie op voor deze printer. Klik op Volgende. 12. Geef op of u een testpagina wilt afdrukken en klik op Volgende. 13. Klik op Voltooien om de wizard te sluiten. Configuratie van een netwerkprinter voor computers met Windows NT 4.0 Installeer de standaardprinter op het Windows NT 4.0-systeem door de volgende stappen uit te voeren. 1. Klik op Start, Instellingen en Printers. Het dialoogvenster Printers wordt weergegeven. 2. Dubbelklik op Printer toevoegen. 3.
Opmerking Voor een externe HP Jetdirect-printserver met drie poorten koppelt u een poortnummer aan de wachtrijnaam (bijvoorbeeld raw1, raw2 of raw3). 8. Controleer of de printer is geselecteerd onder Printer toevoegen in de lijst met beschikbare poorten. Klik vervolgens op Volgende. 9. Volg de resterende aanwijzingen op het scherm op om de configuratie te voltooien. De configuratie controleren Druk vanuit Windows NT een bestand af vanuit een willekeurige toepassing.
LPD op Windows XP-systemen In deze sectie wordt beschreven hoe Windows XP-netwerken moeten worden geconfigureerd voor HP Jetdirect LPD-services (Line Printer Daemon). Het proces bestaat uit twee delen: ● ● Optionele Windows-netwerkonderdelen toevoegen Het configureren van een LPD-netwerkprinter Optionele Windows-netwerkonderdelen toevoegen 1. Klik op Start. 2. Klik op Configuratiescherm. 3. Klik op Netwerk- en inbelverbindingen. 4. Klik op het pictogram Netwerkverbindingen. 5.
Het configureren van een LPD-netwerkprinter Een nieuwe LPD-printer toevoegen 1. Open de map Printers (klik vanaf het bureaublad op Start, Printers en faxen). 2. Klik op Printer toevoegen. Klik op Volgende in het welkomstscherm van de wizard Printer toevoegen. 3. Klik op Lokale printer en schakel het automatisch opsporen voor de Plug en Play-printerinstallatie uit. Klik op Volgende. 4. Kies Een nieuwe poort maken en selecteer LPR-poort in de vervolgkeuzelijst. Klik op Volgende. 5.
Een LPR-poort maken voor een geïnstalleerde printer 1. Klik op Start, Printers en faxen. 2. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Printer en selecteer Eigenschappen. 3. Selecteer het tabblad Poorten en vervolgens Poort toevoegen. 4. Selecteer LPR-poort in het dialoogvenster Printerpoorten en selecteer vervolgens Nieuwe poort. 5. Typ in het vak Naam of adres van server die lpd levert de DNS-naam of het IP-adres van de HP Jetdirect-printserver. 6.
LPD op Mac OS-systemen LaserWriter 8 versie 8.5.1 of hoger is vereist voor ondersteuning van IP-afdrukken op computers waarop het volgende wordt uitgevoerd: ● Mac OS 8.1 of hoger ● Mac OS 7.5 t/m Mac OS 7.6.1 ● Desktop Printer Utility 1.0 of hoger Opmerking IP-afdrukken in LaserWriter 8 is niet beschikbaar in Mac OS 8.0. Een IP-adres toewijzen Voordat u een printer kunt instellen voor afdrukken via LPD, moet er een IP-adres worden toegewezen aan de printer of de printserver.
4. In het gedeelte Internet-printer of LPR-printer, afhankelijk van uw versie van Desktop Printer Utility, klikt u op Wijzig. 5. Geef het IP-adres van de printer of de domeinnaam op in het vak Printeradres. 6. Geef de naam van de wachtrij op, indien van toepassing. Zo niet, laat u dit vak leeg. Opmerking De naam van de wachtrij is meestal raw.
6 Afdrukken via FTP Inleiding FTP (File Transfer Protocol) is een elementair TCP/IP-connectiviteitsprogramma voor de overdracht van gegevens tussen systemen. Het FTP-protocol wordt gebruikt om af te drukken bestanden van een clientsysteem naar een printer te sturen die via HP Jetdirect is aangesloten. Tijdens een FTP-afdruksessie maakt de client verbinding met de HP Jetdirect FTP-server en stuurt de client een af te drukken bestand naar de server, die dit bestand vervolgens naar de printer stuurt.
Vereisten Voor het afdrukken via FTP dat hier wordt beschreven, is het volgende vereist: ● HP Jetdirect-printservers met firmware-versie x.24.01 of hoger. ● TCP/IP-clientsystemen met een FTP-protocol dat voldoet aan de norm RFC 959. Opmerking Bezoek de on line ondersteuning van HP op www.hp.com/support/net_printing voor de meest recente lijst met geteste systemen. Afdrukbestanden De HP Jetdirect FTP-server stuurt af te drukken bestanden door naar de printer, maar interpreteert deze niet.
Afdrukken via FTP FTP-verbindingen Zoals dat ook voor standaard FTP-bestandsoverdrachten het geval is, worden er bij het afdrukken via FTP twee TCP-verbindingen gebruikt: een controleverbinding en een gegevensverbinding. Zodra er een FTP-sessie is geopend, blijft deze poort actief totdat de client de verbinding verbreekt of totdat de ingestelde time-out is bereikt (de standaardinstelling is 270 seconden).
De overdrachtsmodus voor een FTP-gegevensverbinding met de HP Jetdirect-printserver is altijd de stromingsmodus, waarbij de detectie van het einde van het bestand tot het sluiten van de gegevensverbinding leidt. Zodra er een gegevensverbinding tot stand is gebracht, kunt u het bestandsoverdrachtstype aangeven (ASCII of binair). Clientcomputers kunnen proberen om het type van de overdracht automatisch opnieuw te onderhandelen.
Als de verbinding met succes tot stand is gebracht, wordt het bericht Klaar weergegeven. Nadat de verbinding tot stand is gebracht, wordt de gebruiker gevraagd een aanmeldingsnaam en een wachtwoord in te voeren. Standaard is dit de aanmeldingsnaam voor de clientcomputer. De Jetdirect FTP-server accepteert echter elke willekeurige gebruikersnaam. Wachtwoorden worden genegeerd. Nadat de gebruiker zich heeft aangemeld, verschijnt het bericht "230" op de clientcomputer.
Tabel 6.1 Opdrachten voor gebruikers van de HP Jetdirect FTP-server (2 van 2) Opdracht Beschrijving cd is het poortnummer voor het afdrukken. Voor HP Jetdirect-printservers met één enkele poort is alleen port1 beschikbaar. Voor printservers met meerdere poorten kunt u port1 (de standaardwaarde), port2 of port3 opgeven. cd / / geeft de hoofddirectory van de HP Jetdirect FTP server aan. quit quit of bye beëindigt de FTP-sessie met de bye dir ls HP Jetdirect-printserver.
Voorbeeld van een FTP-sessie Dit is een voorbeeld van het gebruikelijke verloop van een FTP-afdruksessie: C:\> ftp 192.168.45.39 Connected to 192.168.45.39. 220 JD FTP Server Ready User <192.168.45.39:>: susan_g 001 Username Ok, send identity as password Password: 230- Hewlett-Packard FTP Print Server Version 2.
7 Beveiligingsfuncties Inleiding De beveiligingsfuncties worden geleverd om onbevoegde toegang tot de netwerkconfiguratieparameters en andere gegevens opgeslagen op HP Jetdirect-printservers zoveel mogelijk te beperken. De functies kunnen verschillen afhankelijk van de versie van de firmware op de printserver.
Tabel 7.1 Samenvatting van de beveiligingsfuncties voor HP Jetdirect (1 van 4) Beveiligd beheer van de geïntegreerde webserver (Alleen voor printservers met alle functies) ● Een vooraf geïnstalleerd, zelf-ondertekend digitaal certificaat biedt via uw webbrowser HTTPS-toegang (beveiligd HTTP) tot de geïntegreerde webserver. HTTPS (beveiligd HTTP) biedt veilige, gecodeerde communicatie met uw browser.
Tabel 7.1 Samenvatting van de beveiligingsfuncties voor HP Jetdirect (2 van 4) IP-toegangscontrolelijst ● Bevat maximaal tien hostsystemen, of netwerken van hostsystemen, die toegang hebben tot de HP Jetdirect-printserver en het aangesloten netwerkapparaat. ● Toegang blijft over het algemeen beperkt tot de hostsystemen die in de lijst staan.
Tabel 7.1 Samenvatting van de beveiligingsfuncties voor HP Jetdirect (3 van 4) SNMP v1/v2c Set-gebruikersgroepnaam (IP/IPX) (Alleen SNMP v1/v2c) ● Een wachtwoord op de HP Jetdirect-printserver voor het toestaan van binnenkomende SNMP Set-opdrachten (bijvoorbeeld van beheersoftware) voor het schrijven (of instellen (set)) van HP Jetdirect-configuratieparameters. ● Voor een door de gebruiker toegewezen gebruikersgroepnaam moeten de SNMP Set-opdrachten de door de gebruiker toegewezen naam bevatten.
Tabel 7.1 Samenvatting van de beveiligingsfuncties voor HP Jetdirect (4 van 4) Wachtwoorden en profielen van HP Web Jetadmin ● Het regelen van toegang tot de Jetdirect-configuratieparameters via het beheerderswachtwoord voor Jetdirect IP, dat kan zijn geconfigureerd via HP Web Jetadmin, Telnet of de geïntegreerde webserver. Raadpleeg voor instructies de on line Help van HP Web Jetadmin. ● HP Web Jetadmin regelt de toegang met behulp van gebruikersprofielen.
Beveiligingsfuncties gebruiken Toegang tot de HP Jetdirect-configuratieparameters kan worden geregeld via gecombineerd gebruik van de beschikbare beveiligingsfuncties. Tabel 7.2 biedt voorbeelden van diverse instellingen en het verwante niveau van de toegangsregeling. Tabel 7.2 Instellingen voor de toegangsregeling Instellingen ● Toegankelijk via HTTP (geïntegreerde webserver), SNMP v1/v2c-toepassingen of Telnet.
Tabel 7.2 Instellingen voor de toegangsregeling Instellingen ● Niet-gebruikte protocollen uitgeschakeld ● HTTPS-toegang ingeschakeld met gebruik van certificaten uitgegeven door vertrouwde instanties ● Draadloze Jetdirectprintservers geconfigureerd voor 802.
8 Problemen met de HP Jetdirectprintserver oplossen Inleiding In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe problemen met de HP Jetdirect-printserver kunnen worden opgespoord en gecorrigeerd.
Fabriekswaarden herstellen U kunt de parameters op de HP Jetdirect-printserver (bijvoorbeeld het IP-adres) terugzetten op de fabriekswaarden met behulp van de volgende procedures: LET OP Wanneer u bij draadloze HP Jetdirect-printservers de fabriekswaarden hersteld, kan de printserver de draadloze verbinding met het netwerk verliezen. Mogelijk dient u de instellingen van het draadloze netwerk opnieuw te configureren en de printserver opnieuw te installeren. Een Jetdirect X.
Opmerking Sommige printers bieden een reset-optie voor de fabriekswaarden via het printerbedieningspaneel. Het is echter mogelijk dat met deze reset-optie de HP Jetdirect-printserver niet op de uitgangswaarden wordt teruggesteld. Tijdens het herstellen van de fabriekswaarden verdient het aanbeveling om een Jetdirectconfiguratiepagina af te drukken om te bevestigen dat de fabriekswaarden weer zijn geactiveerd.
Algemene probleemoplossing Overzicht probleemoplossing - Het probleem bepalen Is de printer aan en online? NEE Zie procedure 1 JA Kunt u een configuratiepagina afdrukken? Zie procedure 2 NEE JA Geeft het bedieningspaneel van de printer het "Klaar"-bericht te zien? NEE Zie procedure 3 JA Wordt het bericht "I/O-kaart klaar" op de configuratiepagina weergegeven? NEE Zie hoofdstuk 9 JA Is er communicatie tussen de printer en het netwerk? JA Afbeelding 8.
Procedure 1: controleren of de printer aan staat en on line is Controleer aan de hand van de volgende items of de printer gereed is om af te drukken. 1. Krijgt de printer stroom en staat de printer aan? Controleer of de printer is aangesloten op de stroomvoorziening en is ingeschakeld. Als het probleem blijft voortduren, is het netsnoer, de voedingsbron of de printer mogelijk defect. 2. Is de printer on line? Het lichtje voor on line moet aan zijn.
Procedure 2: een HP Jetdirectconfiguratiepagina afdrukken De HP Jetdirect-configuratiepagina is een belangrijk hulpmiddel bij het oplossen van problemen. De informatie op deze pagina geeft aan wat de status is van het netwerk en de HP Jetdirectprintserver. De mogelijkheid om een configuratiepagina af te drukken geeft aan dat de printer goed functioneert. Zie Hoofdstuk 9 voor informatie over de HP Jetdirect-configuratiepagina.
Procedure 3: foutberichten op het display van het printerbedieningspaneel oplossen Bekijk de volgende informatie om netwerkfoutberichten op te lossen die worden weergegeven op het display van het bedieningspaneel van de printer. Bij deze informatie wordt ervan uitgegaan dat u al een configuratiepagina hebt afgedrukt. 1. Toont het bedieningspaneel van de printer het volgende (of een vergelijkbaar) bericht? EIO X NIET FUNCTIONEEL 8X.YYYY EIO-FOUT (waarbij X het EIO-sleufnummer is en YYYY een foutcode).
2. Verschijnt het bericht EIOX-INITIALISATIE/NIET UITZETTEN op het display? Wacht tien minuten om te zien of dit bericht verdwijnt. Als dit niet gebeurt, kan het zijn dat u de HP Jetdirect-printserver moet vervangen. 3. Verschijnt het bericht 40 FOUT op het display van de printer? De HP Jetdirect-printserver heeft een onderbreking in de gegevenscommunicatie ontdekt. Wanneer deze fout optreedt, gaat de printer off line.
Procedure 4: printercommunicatieproblemen met het netwerk oplossen Controleer de volgende items om na te gaan of de printer met het netwerk communiceert. In deze informatie wordt ervan uitgegaan dat u al een configuratiepagina hebt afgedrukt. 1. Zijn er fysieke verbindingsproblemen tussen het werkstation of de bestandsserver en de HP Jetdirect-printserver? Controleer de netwerkbekabeling, aansluitingen en routerconfiguraties.
7. Is uw protocol ingeschakeld op de HP Jetdirect-printserver? Controleer de status van het protocol op de Jetdirectconfiguratiepagina. Zie Hoofdstuk 9 voor informatie over de configuratiepagina. (Op TCP/IP-netwerken kunt u tevens de geïntegreerde webserver gebruiken om de status van andere protocollen te controleren. Zie Hoofdstuk 4.) 8. Is er een foutbericht in de sectie over protocollen op de Jetdirectconfiguratiepagina? Zie Hoofdstuk 9 HP Jetdirect-configuratiepagina voor een lijst met foutberichten. 9.
Typ gegevens in de Telnet-sessie en druk op Enter. De gegevens moeten naar de printer worden gestuurd om te worden afgedrukt (wellicht is een handmatige opdracht voor papierdoorvoer nodig). 12. Wordt de printer weergegeven in HP Web Jetadmin of een ander beheerprogramma? ■ ■ ■ Controleer de netwerk- en HP Jetdirect-instellingen op de Jetdirect-configuratiepagina. Zie Hoofdstuk 9 voor informatie over de configuratiepagina.
Problemen met draadloze printservers oplossen Geen communicatie mogelijk tijdens eerste setup Controleer het volgende: ● De draadloze computer is geconfigureerd om overeen te stemmen met de standaardinstellingen van het draadloze netwerk op de HP Jetdirect-printserver: ■ ■ ■ Communicatiemodus: Ad hoc Netwerknaam (SSID): hpsetup Codering (WEP): Opmerking In de netwerknaam (SSID) wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters.
Geen communicatie mogelijk na eerste setup Als u de draadloze HP Jetdirect-printserver succesvol hebt geconfigureerd met een netwerkverbinding met het netwerk, maar de netwerkcomputers niet met de printer kunnen communiceren (ook niet met de opdracht ping), kunt u het volgende proberen: ● Druk een Jetdirect-configuratiepagina af en controleer alle configuratie-instellingen voor het netwerk.
Kan wizard HP Jetdirect Wireless Setup Wizard niet gebruiken De wizard HP Jetdirect Wireless Setup Wizard wordt gebruikt om de draadloze HP Jetdirect-printserver te configureren met draadloze netwerkinstellingen voor toegang tot het netwerk. Als u deze wizard niet kunt gebruiken, raadpleegt u andere opties die worden beschreven in HP Jetdirect-printserver - Handleiding voor beheerders voor dit printservermodel. Deze vindt u op de HP Jetdirect cd-rom.
Symptomen ● Status-LED voor draadloze verbinding is geel. ● De signaalsterkte (zie de HP Jetdirect-configuratiepagina of geïntegreerde webserver) is slecht of zwak. ● Afdruktaken worden zeer langzaam uitgevoerd. Corrigerende maatregelen ● Verplaats de printer of de draadloze HP Jetdirect-printserver. Als de printserver in de richting van het toegangspunt of de draadloze pc is geplaatst, zullen de ontvangst en prestaties over het algemeen verbeteren. ● Beperk of verwijder storingsbronnen.
Downloaden van firmware is mislukt Draadloze HP Jetdirect-printservers ondersteunen de netwerkinstallatie, of het downloaden, van firmware-upgrades voor nieuwe of verbeterde functies. Net als bij andere HP Jetdirectprintservers, kunnen firmware-upgrades worden gedownload met hulpmiddelen zoals HP Download Manager (Windows), HP Web Jetadmin of FTP (File Transfer Protocol).
Draadloze HP Jetdirect-printservers ondersteunen 802.1x EAPverificatiemethoden. Als de printserver is uit- en weer ingeschakeld en de draadloze netwerkverbinding is verbroken, voert u de volgende stappen uit: 1. Installeer een downloadhulpmiddel (zoals HP Download Manager of HP Web Jetadmin) op een ondersteunde draadloze computer. 2. Kopieer de firmware-upgradebestanden naar de draadloze computer. 3.
Problemen met de LPD-configuratie voor UNIX oplossen Opmerking Bij draadloze HP Jetdirect-printservers wordt er in deze sectie van uitgegaan dat een draadloze verbinding met het netwerk tot stand is gebracht. De onderstaande stappen beschrijven hoe u problemen met het afdrukken met de HP Jetdirect-printserver kunt oplossen. 1. Druk een Jetdirect-configuratiepagina af. 2. Controleer of de IP-configuratiewaarden correct zijn.
■ ■ Controleer de inhoud van het logbestand voor deze printer; bijvoorbeeld /usr/spool/lpd/error_log_filename Controleer andere logbestanden, zoals HP-UX: /usr/adm/syslog 7. Als het testbestand wordt afgedrukt maar niet juist is geformatteerd, gaat u als volgt te werk: ■ Controleer de :rp-code in het printcap-bestand. Voorbeeld 1 (voorgestelde naam voor een ASCII- of tekstprinter): text | lj1_text:\ :lp=:\ :rm=laserjet1:\ :rp=text:\ :lf=/usr/spool/lpd/ERRORLOG:\ :sd=/usr/spool/lpd/lj1_text: Voorbeeld 2
9 HP Jetdirect-configuratiepagina Inleiding De HP Jetdirect-configuratiepagina vormt een belangrijk hulpmiddel voor het beheren van HP Jetdirect-printservers en het oplossen van problemen. Deze pagina biedt identificatie-informatie (zoals het HP Jetdirect-model, de versie van de firmware en het LAN-hardwareadres) en status- en configuratieparameters van ondersteunde netwerkprotocollen. Tevens vindt u op deze pagina statistische gegevens over het netwerk die zijn verzameld door de printserver.
Opmaak van de configuratiepagina Een typische Jetdirect-configuratiepagina wordt weergegeven in Afbeelding 9.1. De configuratiepagina die wordt weergegeven, is afhankelijk van de printserver. Afbeelding 9.1 Voorbeeld van een Jetdirect-configuratiepagina De Jetdirect-configuratiepagina is onderverdeeld in gedeelten, zoals aangegeven in de volgende tabel. De rest van dit hoofdstuk bevat de gedetailleerde beschrijvingen en instellingen van de parameters, met inbegrip van foutberichten, voor elk gedeelte.
Naam van gedeelte Beschrijving HP Jetdirectconfiguratie of algemene informatie Geeft de HP Jetdirect-printserver aan en bevat de algemene status. Zie Tabel 9.1 voor informatie over items in dit gedeelte. (Raadpleeg voor foutberichten Tabel 9.12.) Informatie over USB-printer (Alleen externe HP Jetdirect-printservers) Bevat de huidige status van de USB-verbinding met de printer. Zie Tabel 9.2. (Raadpleeg voor foutberichten Tabel 9.12.) 802.
Berichten op de configuratiepagina HP Jetdirect-configuratie/algemene informatie De informatie in dit gedeelte bevat de algemene HP Jetdirectprintserverconfiguratie zoals beschreven in Tabel 9.1. Raadpleeg voor foutberichten Tabel 9.12. Tabel 9.1 Configuratie HP Jetdirect (1 van 2) Bericht Beschrijving STATUS: Huidige status van de HP Jetdirect-printserver. I/O-KAART KLAAR: de HP Jetdirect-printserver is correct aangesloten op het netwerk en wacht op gegevens.
Tabel 9.1 Configuratie HP Jetdirect (2 van 2) Bericht Beschrijving LAA Met het Locally Administered Address (LAA) wordt het door de gebruiker opgegeven LAN-hardwareadres van een printserver aangeduid. Sommige netwerkbeheerders kunnen dit adres nodig hebben. Het standaardadres is het in de fabriek ingestelde LAN-hardwareadres van de printserver.
Instellingen voor een USB-printer Dit gedeelte heeft alleen betrekking op externe HP Jetdirectprintservers met USB-printeraansluitingen. USB-informatie op de HP Jetdirect-configuratiepagina wordt beschreven in Tabel 9.2. Voor niet-HP-apparaten is mogelijk niet alle informatie beschikbaar. Tabel 9.2 USB-instellingen Bericht Beschrijving Apparaatnaam Naam van het aangesloten USB-afdrukapparaat, opgegeven door de fabrikant. Fabrikant Fabrikant van het aangesloten afdrukapparaat.
Instellingen draadloze 802.11b Draadloze status, configuratieparameters en foutberichten worden weergegeven in Tabel 9.3. Tabel 9.3 Instellingen draadloze 802.11b (1 van 4) Bericht Beschrijving Status Huidige configuratiestatus van draadloze 802.11b. Klaar: er is een draadloze verbinding met het netwerk tot stand gebracht. ● Infrastructuurmodus: verbonden met een toegangspunt en geverifieerd in het netwerk.
Tabel 9.3 Instellingen draadloze 802.11b (2 van 4) Bericht Communicatiemodus Beschrijving ● VERIFICATIE IN VOORTGANG: de verificatie op koppelingsniveau wordt uitgevoerd. In Infrastructuurmodus kan ook verificatie op serverbasis worden uitgevoerd. ● VERIFICATIE MISLUKT: de HP Jetdirect-printserver kreeg geen toegang tot het netwerk wegens een verificatiefout. De fout is afhankelijk van de gebruikte verificatiemethode. Controleer de verificatiemethode in het veld Verificatietype.
Tabel 9.3 Instellingen draadloze 802.11b (3 van 4) Bericht Beschrijving Kanaal Het radiofrequentiekanaal dat de printserver heeft gevonden en voor communicatie in het netwerk heeft geconfigureerd. Omdat dit automatisch op basis van het netwerk is ontdekt, is het mogelijk dat dit kanaal verschilt van het kanaal dat door de gebruiker is geconfigureerd (dit wordt alleen voor broadcasts gebruikt als het opgegeven netwerk/de opgegeven SSID niet wordt gevonden).
Tabel 9.3 Instellingen draadloze 802.11b (4 van 4) Bericht Beschrijving Coderingstype Het coderingsniveau dat op de Jetdirect-printserver is geconfigureerd. 64-bit WEP: een door de gebruiker opgegeven statische 40/64-bit WEP-coderingssleutel is geconfigureerd op basis van 5 alfanumerieke ASCII-tekens of 10 hexadecimale cijfers. 128-bit WEP: een door de gebruiker opgegeven statische 104/128-bit WEP-coderingssleutel is geconfigureerd op basis van 13 alfanumerieke ASCII-tekens of 26 hexadecimale cijfers.
Beveiligingsinstellingen: De informatie in dit gedeelte van de Jetdirect-configuratiepagina wordt beschreven in Tabel 9.4. Tabel 9.4 Beveiligingsinstellingen: (1 van 2) Bericht Beschrijving Beheerderswachtwoord: Geeft aan of er een IP-beheerderswachtwoord is geconfigureerd op de printserver. Dit wachtwoord wordt ook gebruikt voor Telnet, de geïntegreerde webserver en HP Web Jetadmin om toegang tot configuratieparameters van de printserver te bepalen.
Tabel 9.4 Beveiligingsinstellingen: (2 van 2) Bericht Beschrijving SNMP-versies: Geeft de SNMP-versies aan die zijn ingeschakeld op de printserver. Uitgeschakeld: alle SNMP-versies op de printserver zijn uitgeschakeld. Er is geen SNMP-toegang toegestaan. 1;2: SNMP v.1 en SNMP v.2c worden ondersteund en SNMP v.3 is uitgeschakeld of wordt niet ondersteund. 1;2;3-na/np: SNMP v.1, v.2c en v.3 zijn ingeschakeld. SNMP v.
Diagnostische gegevens netwerk De informatie in dit gedeelte van de Jetdirect-configuratiepagina wordt beschreven in Tabel 9.5. Tabel 9.5 Diagnostische gegevens netwerk (1 van 2) Bericht Beschrijving TOTAAL ONTVANGEN: Totaal aantal foutloze frames (pakketten) dat door de HP Jetdirect-printserver is ontvangen. Dit zijn broadcastpakketten, multicast-pakketten en pakketten die speciaal voor de printserver zijn bestemd.
Tabel 9.5 Diagnostische gegevens netwerk (2 van 2) Bericht Beschrijving ONTV LIJNFOUTEN: Het totaal aantal Token Ring-frames dat door de HP Jetdirect-printserver is ontvangen met code- of CRC-fouten (Cyclic Redundancy Check). Een groot aantal fouten kan erop wijzen dat er sprake is van een bekabelingsprobleem in het netwerk.
TCP/IP-protocolinformatie: De informatie in dit gedeelte van de Jetdirect-configuratiepagina wordt beschreven in Tabel 9.6. Raadpleeg voor foutberichten Tabel 9.12. Tabel 9.6 TCP/IP-configuratie-informatie (1 van 4) Bericht Beschrijving STATUS: Huidige TCP-status. KLAAR: duidt erop dat de HP Jetdirect-printserver op gegevens wacht via TCP/IP. UITGESCHAKELD: duidt erop dat TCP/IP handmatig is uitgeschakeld.
Tabel 9.6 TCP/IP-configuratie-informatie (2 van 4) Bericht Beschrijving SUBNETMASKER: Het IP-subnetmasker wordt geconfigureerd op de HP Jetdirect-printserver. Tijdens het initialiseren wordt een tijdelijke waarde weergegeven (0.0.0.0). Afhankelijk van de configuratieparameters is het mogelijk dat door de printserver automatisch een bruikbare standaardwaarde wordt toegewezen. NIET OPGEGEVEN: geeft aan dat er geen subnetmasker is geconfigureerd.
Tabel 9.6 TCP/IP-configuratie-informatie (3 van 4) Bericht Beschrijving BOOTP-SERVER: Wordt weergegeven als BOOTP, DHCP of RARP wordt gebruikt voor de TCP/IP-configuratie. Dit geeft het IP-adres aan van het systeem dat reageert op de aanvraag van de HP Jetdirect-printserver voor automatische TCP/IP-configuratie over het netwerk. of DHCP-SERVER: of RARP-SERVER: NIET OPGEGEVEN: geeft aan dat het IP-adres van de configuratieserver niet kan worden bepaald of op nul is ingesteld in het antwoordpakket.
Tabel 9.6 TCP/IP-configuratie-informatie (4 van 4) Bericht Beschrijving SYSLOG-SERVER: Het IP-adres van de syslog-server dat op de printserver is geconfigureerd. NIET OPGEGEVEN: geeft aan dat er geen syslog-server is geconfigureerd. INACTIV-TIMEOUT: De waarde voor de time-out uitgedrukt in seconden nadat de printserver een inactieve verbinding voor TCP-afdrukgegevens heeft afgesloten. Acceptabele waarden zijn gehele getallen tussen 0 en 3600. Een waarde van nul schakelt het timeout-mechanisme uit.
IPX/SPX-protocolinformatie: De informatie in dit gedeelte van de Jetdirect-configuratiepagina wordt beschreven in Tabel 9.7. Raadpleeg voor foutberichten Tabel 9.12. Tabel 9.7 IPX/SPX-configuratie-informatie: (1 van 2) Bericht Beschrijving STATUS: Geeft de huidige status van het IPX/SPX-protocol aan. KLAAR: duidt erop dat de HP Jetdirect-printserver op gegevens wacht via IPX/SPX. UITGESCHAKELD: duidt erop dat IPX/SPX handmatig is uitgeschakeld.
Tabel 9.7 IPX/SPX-configuratie-informatie: (2 van 2) Bericht Beschrijving NETWERK De eerste kolom (Netwerk) duidt op het netwerknummer dat is gekoppeld aan een protocol-frametype voor de communicatie tussen de printer en de HP Jetdirectprintserver. XXXXXX XXXXXX XXXXXX XXXXXX FRAMETYPE XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX ONBEKEND: duidt erop dat de HP Jetdirect-printserver nog steeds probeert te bepalen welk netwerknummer moet worden gebruikt.
Novell NetWare-parameters De informatie in dit gedeelte van de Jetdirect-configuratiepagina wordt beschreven in Tabel 9.8. Raadpleeg voor foutberichten Tabel 9.12. Tabel 9.8 Novell NetWare-configuratie-informatie (1 van 2) Bericht Beschrijving STATUS: Geeft de huidige status van de Novell NetWareconfiguratie aan. KLAAR: duidt erop dat de HP Jetdirect-printserver wacht op gegevens. UITGESCHAKELD: duidt erop dat IPX/SPX handmatig is uitgeschakeld.
Tabel 9.8 Novell NetWare-configuratie-informatie (2 van 2) Bericht Beschrijving NAAM NDSSTRUCTUUR: De naam van de NDS-structuur (Novell Directory Services) voor deze printer. NDS is een database met objecten die op een NetWare-netwerk in een boomstructuur zijn georganiseerd. NIET OPGEGEVEN of leeg: NDS is uitgeschakeld. NDS-CONTEXT: De volledig correcte NDS-naam waar het object van de HP Jetdirect-printserver zich bevindt in de NDS-structuur. Bijvoorbeeld: CN=lj_pserver.OU=support.OU=mijnstad.
AppleTalk-protocolinformatie De informatie in dit gedeelte van de Jetdirect-configuratiepagina (alleen voor Ethernet) wordt beschreven in Tabel 9.9. Raadpleeg voor foutberichten Tabel 9.12. Tabel 9.9 AppleTalk-configuratie-informatie Bericht Beschrijving STATUS: Geeft de huidige status van de AppleTalk-configuratie aan. KLAAR: duidt erop dat de HP Jetdirect-printserver wacht op gegevens. UITGESCHAKELD: duidt erop dat AppleTalk handmatig is uitgeschakeld.
DLC/LLC-protocolinformatie De informatie in dit gedeelte van de Jetdirect-configuratiepagina wordt beschreven in Tabel 9.10. Tabel 9.10 DLC/LLC-configuratie-informatie Bericht Beschrijving STATUS: Geeft de huidige status van het DLC/LLC-protocol aan. KLAAR: duidt erop dat de HP Jetdirect-printserver wacht op gegevens. UITGESCHAKELD: duidt erop dat DLC/LLC handmatig is uitgeschakeld. INITIALISATIE: duidt erop dat de printserver bezig is met het registreren van het knooppuntadres of de naam.
Diagnostische gegevens Token Ring De informatie in dit gedeelte van de Jetdirect-configuratiepagina (alleen voor Token Ring) wordt beschreven in Tabel 9.11. Tabel 9.11 Bericht Status: Diagnostische gegevens Token Ring (1 van 2) Beschrijving Geeft de status aan. Klaar: duidt op correcte toegang tot het Token Ring-netwerk. Fout: duidt op een fout. Raadpleeg de foutcodes en ringstatusberichten voor meer informatie.
Tabel 9.11 Bericht Diagnostische gegevens Token Ring (2 van 2) Beschrijving Param.verzoek: de HP Jetdirect-printserver bepaalt dat er een RPS (Ring Parameter Server) in de ring aanwezig is maar reageert niet op een gegevensframe met een initialisatieverzoek.
Foutberichten Foutcodes en berichten die in het statusgedeelte van de Jetdirectconfiguratiepagina kunnen worden weergegeven, zijn beschreven in Tabel 9.12. Tabel 9.12 Foutberichten (1 van 12) Foutcode en bericht Beschrijving 02 LAN-FOUT - INT. RONDKOPPEL TEST Tijdens de zelftest heeft de HP Jetdirect-printserver tijdens de interne rondkoppeltest een fout gevonden. Wellicht is de printserver defect. Als de fout aanhoudt, vervangt u de HP Jetdirect-printserver. 03 LAN-FOUT - EXT.
Tabel 9.12 Foutberichten (2 van 12) Foutcode en bericht Beschrijving 08 VERIFICATIE IN VOORTGANG (Draadloze 802.11b) De verificatie op koppelingsniveau wordt uitgevoerd. Als de printserver in de Infrastructuurmodus staat, kan ook verificatie op serverbasis worden uitgevoerd. 09 LAN-FOUT OVERSPRAAK Controleer de netwerkverbindingen. Als de verbindingen intact zijn, voert u de power-on zelftest uit: zet de printer uit en vervolgens weer aan. Als de fout aanhoudt, vervangt u de HP Jetdirect-printserver.
Tabel 9.12 Foutberichten (3 van 12) Foutcode en bericht Beschrijving 0E LAN-FOUT - GEEN DRAAGGOLF Controleer de netwerkverbindingen. Als de verbindingen intact zijn, voert u de power-on zelftest uit: zet de printer uit en vervolgens weer aan. Als de fout aanhoudt, vervangt u de HP Jetdirect-printserver.
Tabel 9.12 Foutberichten (4 van 12) Foutcode en bericht Beschrijving 16 NIET GECONFIGUREERD (Ethernet) De HP Jetdirect-printserver is niet geconfigureerd voor NetWare. Gebruik de installatiesoftware, de geïntegreerde webserver of een ander hulpmiddel om de printserver voor een NetWarenetwerk te configureren. 17 GEEN SERVER GEVONDEN (Ethernet) De HP Jetdirect-printserver kon de NetWareprintserver (afstandsprinter-modus) of de bestandsserver (wachtrijserver-modus) niet vinden.
Tabel 9.12 Foutberichten (5 van 12) Foutcode en bericht Beschrijving 1B PRINTERNUMMER IN GEBRUIK Het NetWare-printernummer dat is toegewezen aan de printer, is al in gebruik door een andere printer. Wijs een ongebruikt printernummer toe. Dit kan ook gebeuren als een printer wordt uitgezet en weer wordt aangezet, in welk geval de fout verdwijnt nadat de printserver een time-out geeft en de verbroken verbinding ontdekt. 1C PRINTSERVER NIET GEDEF.
Tabel 9.12 Foutberichten (6 van 12) Foutcode en bericht Beschrijving 20 AANMELDEN MISLUKT Er is een fout ontdekt toen de HP Jetdirect-printserver zich probeerde aan te melden bij de bestandsserver. Dit kan worden veroorzaakt doordat het printserverobject niet op de bestandsserver bestaat of vanwege een veiligheidscontrole die voorkomt dat de printserver zich kan aanmelden. U moet controleren of de bestandsservernaam en printserverobjectnaam correct zijn.
Tabel 9.12 Foutberichten (7 van 12) Foutcode en bericht Beschrijving 24 VERBINDING PSERVER VERBROKEN De NetWare-printserver heeft verzocht om beëindiging van de verbinding met de HP Jetdirect-printserver. Er is geen fout en er is ook geen fout aangegeven. Controleer of de NetWare-printserver actief is en start deze indien nodig opnieuw. 25 VERBREKING SPX-TIMEOUT De SPX-verbinding naar de printserver is verloren gegaan nadat de verbinding was gemaakt.
Tabel 9.12 Foutberichten (8 van 12) Foutcode en bericht Beschrijving 2E NDS-PRNTSRVR PUBLIEK TOETSFT Printserverobjectnaam komt niet overeen. Openbare sleutel van de bestandsserver kan niet worden gelezen. Controleer de namen van de objecten of neem contact op met de NDS-beheerder. 2F NDS-FT: SRVR.NAAM ONOPGELOST De bestandsserver op het netwerk is onvindbaar. Het kan zijn dat de server op dit moment niet actief is of dat er een communicatieprobleem bestaat.
Tabel 9.12 Foutberichten (9 van 12) Foutcode en bericht Beschrijving 3D NDS-FT: Q HOST ONLEESBAAR De bestandsserver op het netwerk is onvindbaar. Het kan zijn dat de server op dit moment niet actief is of dat er een communicatieprobleem bestaat. 3E NDS PRNTSRVR PUBLIEK TOETSFT Printserverobjectnaam komt niet overeen. Openbare sleutel van de printserver kan niet worden gelezen. Controleer namen van objecten.
Tabel 9.12 Foutberichten (10 van 12) Foutcode en bericht Beschrijving 48 CONF.FOUT BEST. ONVOLLEDIG Het TFTP-configuratiebestand bevatte een onvolledige laatste regel die niet eindigde met het teken voor een nieuwe regel. 49 CONF.FOUT REGEL TE LANG Een regel die in het TFTP-configuratiebestand is verwerkt, is langer dan de HP Jetdirect-printserver kan accepteren. 4A CONF.FOUT - ONB. SLEUTELWOORD Een regel in het TFTP-configuratiebestand bevatte een onbekend sleutelwoord. 4B CONF.
Tabel 9.12 Foutberichten (11 van 12) Foutcode en bericht Beschrijving 54 BOOTP/RARP IN UITVOERING De HP Jetdirect-printserver is momenteel bezig met het ophalen van zijn basis-IP-configuratie-informatie via BOOTP/RARP. 55 BOOTP/DHCP IN UITVOERING De HP Jetdirect-printserver is bezig met het ophalen van zijn basis-IP-configuratie-informatie via BOOTP/DHCP en heeft geen fouten gevonden.
Tabel 9.12 Foutberichten (12 van 12) Foutcode en bericht Beschrijving 62 STANDAARD-IP GECONFIGUREERD Er kon geen IP-adres via het netwerk worden opgehaald. De printserver gebruikt het legacy standaard-IP-adres 192.0.0.192. 63 AUTOM. IP IN VOORTGANG Er wordt automatisch, op basis van de link-local adresseringstechniek, een IP-adres toegewezen in de vorm 169.254.x.x. 64 ONGELDIG WACHTWOORD Er is via TFTP een ongeldig wachtwoord opgegeven.
A Overzicht van TCP/IP Inleiding Deze bijlage bevat informatie die is bedoeld om u een basisinzicht in TCP/IP te geven. Net als een gemeenschappelijke taal die mensen gebruiken om met elkaar te communiceren, bestaat TCP/IP (Transmission Control Protocol/Internet Protocol) uit een reeks protocollen die zijn ontworpen om de manier te definiëren waarop computers en andere apparaten via een netwerk met elkaar communiceren. TCP/IP is snel bezig de meest gebruikte set protocollen te worden.
Transmission Control Protocol (TCP) Met TCP worden de gegevens in pakketten verdeeld en worden de pakketten bij ontvangst weer gecombineerd, hetgeen een op de verbinding gerichte, betrouwbare en gegarandeerde levering aan een ander knooppunt in het netwerk biedt. Wanneer gegevenspakketten op de bestemming zijn ontvangen, wordt met TCP een checksum voor elk pakket berekend om te controleren of de gegevens niet beschadigd zijn.
IP-adres Elke host (werkstation of knooppunt) in een IP-netwerk heeft een uniek IP-adres nodig voor elke netwerkinterface. Dit adres is een softwareadres dat wordt gebruikt om het netwerk en de specifieke hosts in dat netwerk te identificeren. Elk IP-adres kan in twee afzonderlijke delen worden verdeeld: het netwerkgedeelte en het hostgedeelte. Telkens wanneer het apparaat start, kan een host een server om een dynamisch IP-adres vragen (bijvoorbeeld met DHCP en BootP).
Structuur en klasse van IP-adressen Een IP-adres bestaat uit 32-bits met gegevens en is onderverdeeld in 4 gedeelten die elk 1 byte of in totaal 4 bytes bevatten. xxx.xxx.xxx.xxx Voor efficiënte routing werden netwerken onderverdeeld in drie klassen, zodat de routing eenvoudigweg kan beginnen met het identificeren van de eerste byte met informatie in het IP-adres. De drie IP-adressen die door InterNIC worden toegewezen, zijn klasse A, B en C.
IP-parameters configureren Op de HP Jetdirect-printserver kunnen TCP/IP-configuratieparameters (zoals IP-adres, subnetmasker en standaardgateway) worden geconfigureerd. De waarden kunnen handmatig worden geconfigureerd (bijvoorbeeld via Telnet, de geïntegreerde webserver, de opdrachten 'arp' en 'ping' en beheersoftware van HP) of ze kunnen steeds automatisch worden gedownload met DHCP of BOOTP wanneer de printserver wordt ingeschakeld. Zie Hoofdstuk 3 voor configuratiemethoden.
BOOTP BOOTP is een bootstrap-protocol dat wordt gebruikt voor het downloaden van configuratieparameters en hostgegevens van een netwerkserver. BOOTP maakt voor transport gebruik van UDP. Apparaten moeten als client via het bootstrap-protocol BOOTP met hun server communiceren om te kunnen opstarten en configuratieinformatie in het RAM te laden.
Subnetten Wanneer er een IP-netwerkadres voor een bepaalde netwerkklasse aan een organisatie wordt toegewezen, worden er geen voorbereidingen getroffen voor meer dan één netwerk op die locatie. Lokale netwerkbeheerders gebruiken subnetten om een netwerk onder te verdelen in een aantal verschillende subnetwerken. Wanneer een netwerk in subnetten wordt verdeeld, kan dit leiden tot betere prestaties en een beter gebruik van de beperkte netwerkadresruimte.
Zoals weergegeven in Tabel A.3, is het klasse A-netwerkadres 15 toegewezen aan bedrijf ABC. Om extra netwerken mogelijk te maken op de locatie van bedrijf ABC, wordt het subnetmasker 255.255.0.0 gebruikt. Dit subnetmasker geeft aan dat de tweede byte van het IP-adres wordt gebruikt om tot 254 subnetten te identificeren.
Gateways Gateways (routers) worden gebruikt om netwerken met elkaar te verbinden. Gateways zijn apparaten die als 'vertalers' functioneren tussen systemen die gebruikmaken van verschillende communicatieprotocollen, gegevensindelingen, structuren, talen of architecturen. Gateways voegen de gegevenspakketten opnieuw samen tot pakketten en wijzigen de syntax zodat deze overeenkomt met die van het systeem van bestemming.
Syslog-server Een syslog-server is een systeem in het netwerk (meestal een UNIX-systeem) dat syslog-berichten van andere apparaten in het netwerk kan ontvangen en in een logbestand kan vastleggen. Beheerders kunnen syslog-berichten gebruiken om de status te controleren en problemen met netwerkapparaten op te lossen. Voor een syslog-server is software nodig waarmee syslogmogelijkheden worden uitgevoerd op de server.
Een aantal syslog-parameters voor de HP Jetdirect-printserver zijn weergegeven in Tabel A.4. Tabel A.4 HP Jetdirect-syslog-parameters Item Beschrijving IP -adres van syslog-server IP-adres van een syslog-server voor het verzenden van syslogberichten. Als dit nul (0.0.0.0) is of niet is opgegeven, zijn de syslog-berichten uitgeschakeld. Syslog Maximum Messages Het aantal syslog-berichten (van 0 tot 10000) dat per minuut door de HP Jetdirect-printserver kan worden verzonden.
B Draadloze HP Jetdirect 802.11bprintservers Inleiding Draadloze HP Jetdirect-printservers zijn printeraccessoires die de IEEE 802.11b-norm voor een draadloos Ethernet Local Area Network (WLAN) ondersteunen. Hierbij worden radiosignalen gebruikt om met andere WLAN-apparaten of -computers te communiceren. De IEEE 802.11b-standaard bevat de definitie van de radiofrequenties, de communicatieprotocollen en de gegevensindeling die nodig is voor de communicatie tussen apparaten.
Basisconcepten draadloze HP Jetdirect Om u behulpzaam te zijn bij het installeren van de HP Jetdirectprintservers op een draadloos IEEE 802.11b-LAN, bevat dit gedeelte een overzicht van enkele basisconcepten die nuttig kunnen zijn. Raadpleeg voor meer informatie de documentatie bij de draadloze netwerkinterfacekaart van de computer of bij het toegangspunt, en de IEEE 802.11b-standaard en verwante bronnen.
Afbeelding B.1 Voorbeelden van Infrastructuur-modus Toegangspunt in ondernemingswerkgroep Residential gateway als toegangspunt Toegangspunt als draadloze repeater Sommige apparaten worden genoemd vanwege hun basisfunctie, maar kunnen ook toegangspuntservices bieden. Een residential gateway kan bijvoorbeeld draadloze toegangspuntfuncties bieden terwijl apparaten via een telefoon- of breedbandverbinding met een bedrijfsintranet of het Internet worden verbonden.
U kunt meerdere toegangspunten gebruiken in een netwerk. U kunt de toegangspunten strategisch plaatsen en configureren om subgroepen met draadloze gebruikers en apparaten te maken en mobiele gebruikers (en apparaten) de mogelijkheid te geven te 'zwerven' en verbindingen te maken met verschillende toegangspunten zonder de verbinding met het netwerk te verliezen.
Kanalen De frequentieband van radiosignalen die voor draadloze IEEE 802.11b-netwerken worden gebruikt, zijn gesegmenteerd in bepaalde frequenties of kanalen. Voor draadloze IEEE 802.11b-netwerken zijn 14 kanalen beschikbaar. Elk(e) land/regio bepaalt echter welke kanalen gebruikt mogen worden. In Noord-Amerika mogen bijvoorbeeld alleen de kanalen 1 t/m 11 worden gebruikt. In Japan mogen de kanalen 1 t/m 14 worden gebruikt. In Europa, met uitzondering van Frankrijk, mogen de kanalen 1 t/m 13 worden gebruikt.
Netwerktoegang en gegevensbeveiliging In tegenstelling tot een netwerk met kabels, waarbij een fysieke verbinding nodig is, kunnen apparaten en computers binnen het bereik van de radiosignalen van het netwerk toegang krijgen tot een draadloos netwerk. Het is niet moeilijk voor een indringer om draadloos netwerkverkeer af te luisteren om toegang te krijgen tot het netwerk of netwerkgegevens te registeren.
Verificatie Verificatie wordt gebruikt om de identificatie te valideren van alle apparaten of computers die proberen te communiceren. De verificatiemethode die in een draadloos netwerk wordt gebruikt, wordt bepaald tijdens het ontwerp van het netwerk en is in de eerste plaats gebaseerd op de beveiligingseisen van het netwerk. Als gevolg daarvan is de verificatiemethode nauw verbonden met de coderingsmethoden die ook in het netwerk worden gebruikt.
De juiste overeenstemming moet worden bereikt voordat toegang wordt verkregen. Raadpleeg WEP-beveiliging voor informatie over WEP-sleutels. EAP/802.1x. IEEE 802.1x EAP (Extensible Authentication Protocol) wordt gebruikt in netwerken waar verificatieservers, zoals een RADIUS-server (Remote Authentication Dial In User Service, RFC 2138) worden gebruikt voor de verificatie van clients in een netwerk. Draadloze HP Jetdirect 802.
EAP/PSK. Voor kleine kantoornetwerken die geen verificatieserver hebben, ondersteunen draadloze HP Jetdirectprintservers netwerkverificatie met behulp van het Extensible Authentication Protocol met een vooraf gedeelde sleutel (EAP/PSK). Op basis van een door de gebruiker ingevoerde wachtzin wordt een vooraf gedeelde sleutel gegenereerd die voor netwerktoegang en -communicatie wordt gebruikt.
Codering Draadloze HP Jetdirect 802.11b-printservers ondersteunen statische en dynamische coderingsprotocollen. Static WEP. De IEEE 802.11b-standaard bevat standaard een WEP-protocol (Wired Equivalent Privacy) voor beveiliging. Met een geheime sleutel zorgt een WEP-algoritme direct vóór de draadloze verzending voor gegevenscodering en na de ontvangst voor gegevensdecodering.
De HP Jetdirect-printserver ondersteunt het invoeren van WEP-sleutels met alfanumerieke 8-bits ASCII-tekens (0 t/m 9, a t/m z en A t/m Z) of hexadecimale 4-bits cijfers (0 t/m 9, a t/m f en A t/m F). Bij alfanumerieke ASCII-tekens wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters. Wanneer u een hoofdletter of een kleine letter invoert, heeft dit verschillende WEP-sleutelwaarden tot gevolg.
Wanneer HP Jetdirect-printservers worden geconfigureerd voor dynamische codering, kunnen de volgende opties worden opgegeven, voor zover die door de printserver worden ondersteund: ● Basic Encryption. Deze optie zorgt voor dynamische WEP-codering en kan worden gebruikt bij gebruik van de EAP/802.1x-verificatiemethoden LEAP, PEAP, EAP-TLS en EAP-TTLS. ● Robust Encryption. Deze optie biedt ondersteuning voor dynamische WPA- en WEP-codering.
Overzicht van installatie Om een netwerkprinter aan te sluiten en te installeren met behulp van een draadloze HP Jetdirect-printserver dient u de volgende taken uit te voeren: ● De printserverhardware aansluiten op de printer. ● Een draadloze verbinding met het netwerk configureren ● De printer op de netwerksystemen installeren De printserverhardware aansluiten op de printer. 1. Volg de aanwijzingen in de documentatie bij de printserver om de hardware aan te sluiten.
Een draadloze verbinding met het netwerk configureren De HP Jetdirect-printserver dient een draadloze verbinding met het netwerk te hebben om hiermee te kunnen communiceren. Als u een draadloze verbinding voor de printserver wilt instellen, moet u eerst instellingen voor draadloze communicatie voor het netwerk opgeven. Voordat u een nieuwe printserver kunt configureren, moet u met de printserver kunnen communiceren.
Draadloze computer instellen voor Jetdirect-communicatie Voor de eerste communicatie met de nieuwe draadloze HP Jetdirect-printserver dient u mogelijk het volgende te doen: 1. Start het draadloze-clientbeheerprogramma of draadlozeNIC-configuratiehulpprogramma. 2.
Met behulp van de wizard HP Jetdirect Wireless Setup (Windows). Om de wizard HP Jetdirect Wireless Setup te kunnen gebruiken, moet een van de volgende besturingssystemen op de draadloze computer worden gebruikt: Microsoft Windows 98, Me, NT 4.0, 2000, XP of Server 2003. Opmerking U vindt de wizard HP Jetdirect Wireless Setup op de HP Jetdirect cd-rom, die bij zelfstandige draadloze HP Jetdirect-printservers wordt geleverd. Ook kunt u de wizard downloaden van de on line ondersteuning van HP op: http://www.
5. Controleer of de printer binnen het netwerk kan communiceren. Zie De draadloze netwerkverbinding controleren. Configureer de draadloze computer opnieuw zodat de computer weer toegang tot het netwerk krijgt. Zie De printer op de netwerksystemen installeren om de printer op de draadloze computer aan te sluiten. HP WPS Assistant (Mac OS X 10.1.5 of hoger). Met dit hulpprogramma kunt u een draadloze HP Jetdirect-printserver met een verbinding met uw Mac OS-netwerk configureren.
Met behulp van een webbrowser (Windows en Mac OS). Als u de draadloze Jetdirect-printserver via een webbrowser wilt configureren met een draadloze verbinding, dient het systeem te worden ingesteld voor gebruik in een TCP/IP-netwerk. Voor de volgende systemen worden instructies voor draadloze webbrowserverbindingen verstrekt: Microsoft Windows en Apple Macintosh (zie pagina 299). ● Microsoft Windows. Om de webbrowser te gebruiken in een Windows-systeem, voert u de volgende stappen uit: 1.
5. Open de webbrowser en voer het IP-adres dat op de HP Jetdirect-printserver is ingesteld in als de URL. De communicatie met de printserver is tot stand gebracht wanneer de geïntegreerde webpagina's van de Jetdirectprintserver worden weergegeven. Opmerking Als de geïntegreerde Jetdirect-webpagina's niet worden weergegeven, kunt u proberen de webproxyserver uit te schakelen als het gebruik daarvan in de webbrowser op de computer is ingeschakeld. 6.
9. Wanneer de HP Jetdirect-printserver is geconfigureerd met de instellingen van het draadloze netwerk, klikt u op Apply. Nadat u de instellingen van de printserver hebt gewijzigd, is de communicatie met de printserver mogelijk verloren gegaan. 10. Controleer of de printer binnen het netwerk kan communiceren. Zie De draadloze netwerkverbinding controleren. Configureer de draadloze computer opnieuw zodat de computer weer toegang tot het netwerk krijgt. Herstel indien nodig het proxygebruik van de webbrowser.
c. Selecteer het netwerk hpsetup dat wordt weergegeven onder computer-to-computer (ad-hoc) netwerken. Opmerking Aanbeveling: noteer voor alle zekerheid de huidige TCP/IP-instellingen van het systeem voordat u doorgaat met de volgende stap. Als het netwerk gebruikmaakt van TCP/IP en de instellingen per ongeluk verloren gaan, dient u de TCP/IP-configuratie te herstellen nadat u de HP Jetdirect-printserver hebt ingesteld. 3.
c. Schakel het gebruik van webproxyservers uit. Ga als volgt te werk om een nieuwe webproxyconfiguratie met uitgeschakelde proxy's te maken en de huidige configuratie op te slaan: ■ ● Selecteer in het Apple-menu Regelpanelen en vervolgens Internet. ● Selecteer in het menu Bestand Dupliceer set en vervolgens Dupliceer. Noteer de naam van de huidige configuratie. ● Voer een nieuwe naam voor een nieuwe proxyconfiguratie in. ● Selecteer het tabblad Geavanceerd en het vervolgens Firewalls-symbool.
d. Klik op het tabblad TCP/IP. Selecteer TCP/IP handmatig configureren. Voer een IP-adres in dat overeenkomt met het IP-subnet van de printserver. Als het standaardIP-adres van de printserver bijvoorbeeld 192.0.0.192 is, zou u de computer kunnen configureren met het IP-adres 192.0.0.193, het subnetmasker 255.255.0.0 en het routeradres 192.0.0.193. Klik vervolgens op Pas nu toe. e.
7. Als er IP-configuratieparameters nodig zijn voor toegang tot het netwerk (bijvoorbeeld wegens IP-adresbeperkingen voor DHCP of de hosttoegangslijst), dient u deze parameters nu in te stellen. Op de 802.11b-configuratiepagina kunt u de volgende TCP/IP-instellingen configureren: ■ ■ ■ ■ IP Configuration Method IP-adres Subnet Mask Standaardgateway Als u het IP-adres wijzigt en op Apply klikt, wordt mogelijk de communicatie met de printserver verbroken.
Opmerking Als u de printer wilt installeren op de draadloze computer die u hebt gebruikt om de draadloze Jetdirect-printserver te configureren, dient u de netwerkinstellingen van de computer te herstellen om weer toegang tot het netwerk te krijgen. Als de computer speciale instellingen van het netwerk nodig heeft (bijvoorbeeld van een DHCP-configuratieserver) dient u mogelijk een paar minuten te wachten voordat de computer toegang tot het netwerk heeft.
De printer op de netwerksystemen installeren Om de printer te installeren op netwerksystemen die rechtstreeks naar de printer afdrukken, gebruikt u systeemtools (bijvoorbeeld Printer toevoegen in Windows of de Kiezer van Macintosh) of door HP geleverde hulpprogramma's. De HP-hulpprogramma's zijn onder meer: de wizard HP Netwerkprinter installeren voor Microsoft Windows-systemen en het HP LaserJet Utility voor Mac OS voor Apple Macintoshsystemen.
C Het menu van het HP Jetdirectbedieningspaneel Inleiding Indien ondersteund door de printer, biedt de interne HP Jetdirectprintserver een configuratiemenu dat toegankelijk is via het bedieningspaneel van de printer. De toetscombinaties waarmee u via het bedieningspaneel toegang tot dit menu krijgt, zijn afhankelijk van de printer. Raadpleeg de handleidingen van de printer voor meer informatie.
Traditioneel bedieningspaneel Op traditionele bedieningspanelen kunnen meestal twee regels van elk 16 tekens worden weergegeven. Zoals beschreven in Tabel C.1, kunt u via het menu van het HP Jetdirectbedieningspaneel netwerkprotocollen in- en uitschakelen en bepaalde netwerkparameters configureren. Op het bedieningspaneel wordt een sterretje (*) gebruikt om de geselecteerde waarde aan te duiden. Tabel C.
Tabel C.1 Menu-item Menu van het traditionele HP Jetdirect-bedieningspaneel (2 van 7) Beschrijving SSID: kies een van de volgende opties: ■ ■ ■ ■ hpsetup (standaardinstelling): dit is de fabrieksinstelling. Dit kan op de meeste bedieningspanelen in hoofdletters worden weergegeven, maar is in feite in kleine letters. : kies uit een lijst met SSID's die door de printserver zijn gevonden.
Tabel C.1 Menu-item Menu van het traditionele HP Jetdirect-bedieningspaneel (3 van 7) Beschrijving CFG EAP: dit item wordt weergegeven als VERIF.=EAP is ingesteld. Kies een van de volgende opties: NEE (standaardinstelling): EAP-configuratie wordt overgeslagen. JA: het EAP-protocol dat op het netwerk wordt gebruikt, inschakelen (AAN) of uitschakelen (UIT).
Tabel C.1 Menu-item Menu van het traditionele HP Jetdirect-bedieningspaneel (4 van 7) Beschrijving CODEREN: voor statische WEP-codering wordt dit weergegeven bij VERIF.=OPEN (Open System), AUTH.=GEDEELD (Shared Key) of EAP-MD5=AAN. Kies een coderingsniveau: ■ ■ ■ 128 voor 104/128-bits codering 64 voor 40/64-bits codering n.v.t. (standaardinstelling). TK.SLT: dit item wordt weergegeven als u 128- of 64-bits codering hebt geselecteerd en wordt gebruikt om de actieve zendsleutel op te geven.
Tabel C.1 Menu van het traditionele HP Jetdirect-bedieningspaneel (5 van 7) Menu-item Beschrijving TCP/IP= Hiermee geeft u aan of de protocolstack is in- of uitgeschakeld. IPX/SPX= AAN (standaardinstelling): het protocol is ingeschakeld. DLC/LLC= UIT: het protocol is uitgeschakeld. ATALK= CFG TCP/IP= Hiermee geeft u aan of u toegang wenst tot het TCP/IP-menu en de parameters voor het TCP/IP-protocol wilt instellen. NEE (standaardinstelling): het TCP/IP-menu wordt overgeslagen.
Tabel C.1 Menu van het traditionele HP Jetdirect-bedieningspaneel (6 van 7) Menu-item Beschrijving CFG IPX/SPX= Hiermee geeft u aan of u toegang wenst tot het IPX/SPX-menu en de parameters voor het IPX/SPX-protocol wilt instellen. NEE (standaardinstelling): het IPX/SPX-menu wordt overgeslagen. JA: hiedt toegang tot het IPX/SPX-menu. In het menu IPX/SPX kunt u de parameter Frame Type specificeren voor uw netwerk.
Tabel C.1 Menu van het traditionele HP Jetdirect-bedieningspaneel (7 van 7) Menu-item Beschrijving WEB= Hiermee geeft u voor configuratiebeheer op of de geïntegreerde webserver alleen communicatie met HTTPS (beveiligd HTTP) of communicatie met zowel HTTP als HTTPS accepteert. HTTPS: voor veilige, gecodeerde communicatie wordt alleen HTTPS geaccepteerd. De printserver wordt weergegeven als beveiligde locatie. HTTP/HTTPS: toegang met HTTP of met HTTPS is toegestaan.
Grafisch bedieningspaneel Op grafische bedieningspanelen worden meestal 18 tekens per regel en maximaal vier regels tegelijk weergegeven. Ook kan schuiven mogelijk zijn, zodat extra regels kunnen worden weergegeven. MENUS + XXXXXXXXXX + XXXXXXXXXXXX + XXXXXXXX ? Op grafische bedieningspanelen kan door middel van een numeriek toetsenblok en navigatieknoppen toegang worden verkregen tot de items van het HP Jetdirect-menu. Zie Tabel C.2 voor een beschrijving van menu-items en opties. Tabel C.
Tabel C.2 Menu-item Menu van het grafische HP Jetdirect-bedieningspaneel (2 van 10) Opties Beschrijving van instellingen AANGEPASTE NAAM Voer maximaal 32 tekens in voor een aangepaste netwerknaam (SSID). Als u vervolgens een nieuwe aangepaste SSID invoert, wordt de bestaande aangepaste SSID overschreven. VERIFICATIE kies een van de volgende verificatiemethoden voor het netwerk: OPEN SYSTEEM: er wordt geen netwerkverificatie vereist of gebruikt.
Tabel C.2 Menu-item Menu van het grafische HP Jetdirect-bedieningspaneel (3 van 10) Opties Beschrijving van instellingen EAP CONFIGUR. Dit menu is beschikbaar als EAP-verificatie is geselecteerd. De volgende verificatieprotocollen kunnen worden ingeschakeld: ■ ■ ■ ■ ■ LEAP PEAP EAP-MD5 EAP-TLS EAP-TTLS Indien dit voor het netwerk vereist is, kunt u meerdere protocollen tegelijk inschakelen. Voor elk ingeschakeld protocol kan echter aanvullende configuratie nodig zijn.
Tabel C.2 Menu-item Menu van het grafische HP Jetdirect-bedieningspaneel (4 van 10) Opties Beschrijving van instellingen BEVEILIGING Dit menu wordt alleen weergegeven als EAP-verificatie is geselecteerd. Stel de volgende parameters in: GEBRUIKERSNAAM: voer een gebruikersnaam in voor het apparaat. Er kunnen maximaal 64 tekens worden ingevoerd. WACHTWOORD: voer een wachtwoord in voor het apparaat. Er kunnen maximaal 64 tekens worden ingevoerd.
Tabel C.2 Menu-item Menu van het grafische HP Jetdirect-bedieningspaneel (5 van 10) Opties Beschrijving van instellingen PSK CONFIGUR. PASS-PHRASE: Voer een netwerkwachtzin in. Deze wordt gebruikt om de vooraf gedeelde sleutel voor EAP-verificatie op het netwerk te genereren. Een wachtzin moet bestaan uit 8 tot 63 ASCII-tekens in het hexadecimale bereik van 21 tot en met 7E (de tekens 0-9, a-z, A-Z en diverse speciale tekens, zoals !, @, #, $, %, ^, &, (, ), _, +, =, -, {, }, [, ], \, /, ”, <, >, ?, “,
Tabel C.2 Menu-item Menu van het grafische HP Jetdirect-bedieningspaneel (6 van 10) Opties Beschrijving van instellingen SLEUTL CONFIGUR. Dit menu wordt alleen weergegeven als 128-bits of 64-bits WEP is geselecteerd. Gebruik dit menu om de zendsleutelpositie en WEP-sleutelwaarden toe te wijzen. Er zijn vier sleutelposities (sleutel 1, 2, 3 of 4) beschikbaar, maar de geselecteerde sleutel dient een geldige WEP-sleutelwaarde te bevatten.
Tabel C.2 Menu-item Menu van het grafische HP Jetdirect-bedieningspaneel (7 van 10) Opties Beschrijving van instellingen 802.11b HERSTELLEN JA: de draadloze 802.11b-parameters op de printserver worden ingesteld op de fabriekswaarden. Parameterwaarden voor andere netwerkprotocollen worden niet hersteld. Als u herstelde waarden wilt bekijken, dient u het menu van het bedieningspaneel te sluiten en opnieuw te openen. NEE (standaardinstelling): de draadloze 802.11b-parameters worden niet hersteld.
Tabel C.2 Menu-item Menu van het grafische HP Jetdirect-bedieningspaneel (8 van 10) Opties Beschrijving van instellingen DHCP-UITGAVE Dit menu wordt weergegeven als CONFIG. METHODE is ingesteld op DHCP en er een DHCP-lease bestaat voor de printserver. DHCP VERNIEUWEN HANDM. INSTELL. NLWW ● NEE (standaardinstelling): de huidige DHCP-lease wordt opgeslagen. ● JA: de huidige DHCP en de geleasde IP-adressen worden vrijgegeven. Dit menu wordt weergegeven als CONFIG.
Tabel C.2 Menu-item IPX/SPX Menu van het grafische HP Jetdirect-bedieningspaneel (9 van 10) Opties Beschrijving van instellingen DNS-SERVER (alleen 620n) Geef het IP-adres (n.n.n.n) van de DNS-server op. INSCHAKELEN AAN: het IPX/SPX-protocol inschakelen UIT: het IPX/SPX-protocol uitschakelen FRAMETYPE Hiermee geeft u de instellingen voor het frametype voor het netwerk op.
Tabel C.2 Menu van het grafische HP Jetdirect-bedieningspaneel (10 van 10) Menu-item BEVEILIGD WEB Opties Beschrijving van instellingen Hiermee geeft u voor configuratiebeheer op of de geïntegreerde webserver alleen communicatie met HTTPS (beveiligd HTTP) of communicatie met zowel HTTP als HTTPS accepteert. HTTPS VEREIST: voor veilige, gecodeerde communicatie wordt alleen HTTPS geaccepteerd. De printserver wordt weergegeven als beveiligde locatie.
D OpenSSL-instructies Licentie OpenSSL Copyright © 1998-2000 The OpenSSL Project. Alle rechten voorbehouden. Herdistributie en gebruik in bronvorm en binaire vorm, met of zonder aanpassing, is toegestaan indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: 1. Herdistributie van broncode dient bovenstaande copyrightinformatie, deze lijst met voorwaarden en de volgende vrijwaring te bevatten. 2.
Oorspronkelijke licentie SSLeay Copyright © 1995-1998 Eric Young (eay@cryptsoft.com). Alle rechten voorbehouden. Dit pakket is een SSL-implementatie die is ontwikkeld door Eric Young (eay@cryptsoft.com). De implementatie is ontwikkeld om afgestemd te zijn op Netscape’s SSL. Deze bibliotheek mag voor commerciële en niet-commerciële doelen worden gebruikt indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan.
INBEGRIP VAN NALATIGHEID OF OP ANDERE WIJZE) DIE OP ENIGE WIJZE VOORTKOMT UIT HET GEBRUIK VAN DEZE SOFTWARE, ZELFS WANNEER MEN OP DE HOOGTE IS GEBRACHT VAN DE MOGELIJKHEID VAN DERGELIJKE SCHADE. De licentie en distributievoorwaarden voor een openbaar beschikbare versie of afgeleide van deze code mag niet worden gewijzigd. Dit wil zeggen dat deze code niet kan worden gekopieerd en onder een andere distributielicentie kan worden geplaatst [met inbegrip van de GNU Public Licence].
Index A AANMELDEN MISLUKT 262 Ad-hocmodus 281, 283 draadloos kanaal 284 geïntegreerde webserver 129 Telnet 92 ADR NDS-SERV ONBEREIKBAAR 265 Afdrukken via FTP afsluiten 202 inleiding 198 opdrachten 202 TFTP-configuratie 63 voorbeeld 204 Afdrukken via LPD Mac OS 196 setup, overzicht 181 TFTP-configuratie 63 UNIX 183 problemen oplossen 229 Windows NT/2000 187 afdrukwachtrij BSD-systemen 183 LPD 99, 181 SAM-systemen (HP-UX) 184 Apple Kiezer 41, 221 Apple Macintosh, draadloze setup 299 NLWW AppleTalk configura
Index beveiliging herstellen geïntegreerde webserver 160 grafisch bedieningspaneel 323 Telnet 91 traditioneel bedieningspaneel 313 beveiligingsfuncties 205 BEZIG MET SCANNEN NAAR SSID 258 BOOTP gebruiken 51 geïntegreerde webserver 137 overzicht 274 Telnet-configuratie 97 BOOTP/DHCP IN UITVOERING 267 BOOTP/RARP IN UITVOERING 267 BOOTP-server 53 configuratie 53 identificeren 247 browsers geïntegreerde webserver 118 HP Web JetAdmin 27 BSD-systemen Afdrukken via LPD 183 C CA-certificaat 165, 288 geïntegreerde
Index CONFIGURATIE-FOUT 259 configuratiepagina afdrukken 217 geïntegreerde webserver 176 configuratiepaginaberichten Algemene berichten 234 AppleTalk 253 DLC/LLC 254, 255 draadloze 802.
Index F Fabricage-ID 235 fabrieksinstellingen, opnieuw instellen 213 beveiligingsparameters 91, 160, 313, 323 cold-reset 213 draadloze verbinding, parameters 128, 310, 320 TCP/IP van Telnet 112 FIRMWARE-REVISIE 234 firmware-upgrades 17 geïntegreerde webserver 151 verkrijgen 17 FOUT ONDERH. BUFFERGROOTTE 261 foutberichten 257 draadloze 802.
Index Hosttoegangslijst, zie Toegangslijst HP IP/IPX Printer Gateway for NDPS 34 HP Jetdirect algemene configuratieberichten 234 cold-reset 213 configuratiepagina, afdrukken 217 configuratiepaginaberichten 231 foutberichten 257 gebruiken, bedieningspaneel van de printer 114, 306 instellingen draadloos 237 ondersteunde printservers 8 statistische gegevens over het netwerk 241, 243 HP LaserJet Utility naam wijzigen, van printer 39 uitvoeren 38 HP Web JetAdmin 27 installeren 28 met geïntegreerde webserver 118
Index J M Jetdirect-certificaat 165, 288 geïntegreerde webserver 133 MAC-adres, zie hardwareadres Macintosh draadloos, setup 299 zie ook AppleTalk MD5 (Message-Digestalgoritme) 14, 131, 287 MD-5, zie MD5, EAP-MD5 Modelnummer configuratiepagina 234 productenlijst 8 Multicast Domain Name System (mDNS) geïntegreerde webserver 146, 175 Telnet 101 TFTP 65 K KABELFOUT LUS 256 kanaal draadloze communicatie 93, 129, 283, 284 Kiezer, Apple 41, 221 KNOOPPUNTADRES NT UNIEK 255 KNOOPPUNTNAAM 251 L LAN-FOUT CONTRO
Index NDS-FOUT AANMELDEN MISLUKT 263 GEEN PRNTROBJECTEN 264 GEEN WACHTRIJ-OBJ 264 MAX PRINTOBJECTEN 264 MAX. WACHTRIJ-OBJ 264 ONGELD. SRVR. VERS 264 ONOPGELOST PRNTR OBJ 264 ONOPGELOSTE WACHTRIJ 264 Q HOST ONLEESBAAR 265 SRVR.NAAM ONOPGELOST 264 STRUCT. ONVINDBAAR 264 TE VEEL SERVERS 263 VERAND. WACHTW.
Index Primair frametype 249 printcap-bestand 183 printer, selecteren met de Apple Kiezer 41 printerbedieningspaneel 114, 306 printergateway, zie HP IP/IPX Printer Gateway for NDPS PRINTERNUMMER IN GEBRUIK 261 PRINTERNUMMER NIET GEDEF. 260 PRINTERRESERVERING MISLUKT 261 PRINTSERVER NIET GEDEF.
Index SNMP set community name geïntegreerde webserver 144 SNMP v3 208 geïntegreerde webserver 145 SNMP-gebruikersgroepnaam ingesteld beveiligingsfuncties 208 configuratiepagina 242 Telnet-configuratie 105 TFTP-configuratie 68, 69 SNMP-gebruikersgroepnaam instellen zie ook gebruikersgroepnaam software-installatie AppleTalk (voor Mac OS) 37 HP Web JetAdmin 28 SSID (Service Set Identifier) 130, 285 zie ook netwerknaam bedieningspaneel 308, 314 geïntegreerde webserver 130 Telnet-configuratie 92 standaardcoderin
Index Toegangslijst beveiligingsfuncties 207 geïntegreerde webserver 170 ingang op configuratiepagina 242 Telnet-configuratie 100 TFTP-configuratiebestand 64 Toegangspunt 281 TOKEN-FOUTEN 244 topologieën, draadloos 281 TOTAAL ONTVANGEN 243 TOTAAL VERZONDEN 243 TRANSMIT-BEACON 256 traps, TFTP-configuratie 69 TTLS, zie EAP-TTLS U UDP, zie User Datagram Protocol UNIX-netwerken (HP-UX en Solaris), afdrukken via LPD 178 upgrades (software-, stuurprogrammaen flash-image-) 17 USB configuratiepagina 236 geïntegree
Index Web JetAdmin URL zie ook HP Web JetAdmin ingang op configuratiepagina 248 koppeling naar geïntegreerde webserver 177 WEP 289 bedieningspaneel 310, 318 geïntegreerde webserver 135 Telnet-configuratie 93 Wi-Fi Protected Access (WPA) 15 WINS-server 247 DHCP en 73 Wired Equivalent Privacy, zie WEP NLWW Z zelftestpagina, zie configuratiepagina ZELFVERWIJDERINGSFOUT 256 ZEND-COLLISIES 243 zone, AppleTalk geïntegreerde webserver 143 HP LaserJet Utility 40 Telnet 107 zware codering dynamische codering 96, 1
© 2004 Hewlett-Packard Development Company, L.P. Nederlands JDAG _backEN _3.