HP LaserJet 9040/9050 - User Guide
NLWW Basisinstructies voor het afdrukken 53
Basisinstructies voor het afdrukken
In dit hoofdstuk vindt u de basisinstructies voor het afdrukken wanneer de afdrukopties voor
deze printer worden ingesteld in de printerdriver voor deze printer (Windows) of voor de Apple
LaserWriter (Macintosh). U kunt de printeropties het beste instellen in het programma waarin u
werkt of in het dialoogvenster Afdrukken of Print. In de meeste Windows- en Macintosh-
programma's kunt u printeropties instellen. Wanneer een instelling niet beschikbaar is in het
programma of in de printerdriver, kunt u het bedieningspaneel van de printer gebruiken.
Afdrukken
1 Zorg dat er papier in de printer is geladen. Zie Invoerladen vullen of
www.hp.com/support/lj9050_lj9040
voor instructies.
2 Wanneer u aangepast papier plaatst in lade 2, lade 3 of in de optionele lade 4, of wanneer u
papier van een willekeurig formaat plaatst in de optionele lade 1, stelt u de lade zodanig in
dat het papierformaat dat u plaatst, wordt herkend. Zie Invoerladen vullen of
www.hp.com/support/lj9050_lj9040
voor instructies.
3 Stel het papierformaat in.
• Voor Windows: Klik in het menu Bestand op Pagina-instelling of Afdrukken. Als u
Afdrukken selecteert, controleert u of deze printer is geselecteerd en klikt u vervolgens
op Eigenschappen.
4 Voor Macintosh: Selecteer Pagina-instelling in het menu Archief. Controleer of deze printer
geselecteerd is.
Selecteer in het vak voor papierformaat het volgende:
• Het formaat van het papier dat u gebruikt.
• Aangepast.
5 Selecteer de afdrukstand zoals Staand of Liggend.
6 Wanneer de printerdriver nog niet is geopend, klikt u in het menu Archief op Print of Druk
af. In Windows-programma's kunt u hiervoor ook op Eigenschappen klikken.
7 Kies in het vak voor de papierbron de papiersoort en het papierformaat of selecteer de lade
van waaruit het papier moet worden ingevoerd. Zie Papier opgeven om op af te drukken.
8 Selecteer eventueel andere instellingen, zoals dubbelzijdig afdrukken (indien een
duplexeenheid op de printer geïnstalleerd is), watermerken of een afwijkende eerste pagina.
Voor meer informatie over deze instellingen kunt u de taken in dit hoofdstuk en in het
volgende hoofdstuk raadplegen (Geavanceerde afdruktaken).
9 De bovenste standaarduitvoerbak is de standaard uitvoerlocatie. Gebruik deze locatie voor
uitvoer van standaardmateriaalsoorten. Gebruik voor etiketten, transparanten en zwaar
papier de linkeruitvoerbak. U kunt ook een optioneel uitvoeraccessoire kiezen zoals de
stapelaar of de stapelaar/nietmachine.
10 Selecteer de optie voor Afdrukken om de taak af te drukken.