HP Jetdirect Embedded Print Server Administrator's Guide
NLWW Configuratie voor afdrukken via LPD 153
■ NT 4.0: Klik op Start, Instellingen, Configuratiescherm.
Dubbelklik vervolgens op Netwerk om het dialoogvenster
Netwerk weer te geven.
Als het TCP/IP-protocol vermeld staat op het tabblad
Protocollen en Microsoft TCP/IP-afdrukken vermeld staat
op het tabblad Services, is de noodzakelijke software reeds
geïnstalleerd. (Ga verder naar Configuratie van een
netwerkprinter voor computers met Windows NT 4.0.)
Als dit niet het geval is, gaat u naar stap 2.
2. Als u de software nog niet hebt geïnstalleerd:
■ Windows 2000/Server 2003 — Klik in het venster
Eigenschappen voor LAN-verbinding op Installeren.
Kies Protocol in het venster Type netwerkonderdeel
selecteren en klik op Toevoegen om het Internet Protocol
(TCP/IP) toe te voegen.
Volg de aanwijzingen op het scherm.
■ NT 4.0: Klik op de knop Toevoegen voor elk tabblad en
installeer het TCP/IP-protocol en de service Microsoft
TCP/IP afdrukken.
Volg de aanwijzingen op het scherm.
Typ desgevraagd de volledige padnaam naar de
Windows NT-distributiebestanden in (u hebt hierbij mogelijk
de cd-rom van Windows NT-werkstation of -server nodig).
3. Geef de TCP/IP-configuratiewaarden op voor de computer:
■ Windows 2000/Server 2003 — Selecteer Internet
Protocol (TCP/IP) op het tabblad Algemeen in het
venster Eigenschappen voor LAN-verbinding en klik op
Eigenschappen.
■ NT 4.0: Waarschijnlijk wordt u automatisch gevraagd om
TCP/IP-configuratiewaarden. Als dit niet het geval is, klik u
op het tabblad Protocollen in het venster Netwerken en
selecteert u TCP/IP-protocol. Klik vervolgens op
Eigenschappen.
Als u een Windows-server configureert, typt u het IP-adres, het
standaard-gateway-adres en het subnetmasker in de daarvoor
bestemde vakken.
Als u een client configureert, vraagt u uw netwerkbeheerder of de
automatische TCP/IP-configuratie moet worden ingeschakeld en
of u een statisch IP-adres, standaard-gateway-adres en
subnetmasker moet opgeven in de daarvoor bestemde vakken.