User manual
• Gebruik geen papier dat te dun is, een te gladde structuur heeft of gemakkelijk rekt.
Het kan verkeerd in de papierbaan worden ingevoerd en papierstoringen
veroorzaken.
• Bewaar afdrukmaterialen voor foto's in de oorspronkelijke verpakking in een
hersluitbare plastic zak op een vlakke ondergrond op een koele, droge plaats. Als u
gaat afdrukken, haalt u alleen het papier eruit dat u onmiddellijk wilt gebruiken. Als u
klaar bent met afdrukken, doet u het niet gebruikte fotopapier terug in de plastic zak.
• Laat ongebruikt fotopapier niet in de invoerlade zitten. Het fotopapier kan dan
omkrullen, wat leidt tot een mindere kwaliteit van de afdrukken. Gekruld papier kan
ook papierstoringen veroorzaken.
• Houd fotopapier altijd bij de rand vast. Door vingerafdrukken op het fotopapier
vermindert de afdrukkwaliteit.
• Gebruik geen zwaar geweven papier. Afbeeldingen of tekst worden dan mogelijk
onjuist afgedrukt.
• Leg geen papier van verschillende soorten en formaten tegelijk in de invoerlade; de
hele papierstapel in de invoerlade moet van hetzelfde formaat en dezelfde soort zijn.
• Lijst afgedrukte foto's in of plak ze in een album om te voorkomen dat de inkt na
verloop van tijd uitloopt door een hoge luchtvochtigheid.
Problemen met de afdrukkwaliteit oplossen
Gebruik dit deel voor het oplossen van de volgende problemen met de afdrukkwaliteit:
•
Foute, onnauwkeurige of uitlopende kleuren
•
Tekst of illustraties worden niet volledig met inkt gevuld
•
De afdruk heeft een horizontale, vervormde strook aan de onderkant van de afdruk
zonder rand
•
Afdrukken bevatten horizontale strepen of lijnen
•
Afdrukken zijn onduidelijk of vertonen doffe kleuren
•
Afdrukken lijken wazig of vaag
•
Afdrukken bevatten verticale strepen
•
Afdrukken zijn scheef of schuin
•
Inktstrepen op de achterkant van het blad
•
Papier wordt niet uit de invoerlade opgenomen
•
De randen van de tekst zijn gekarteld
•
Het apparaat drukt langzaam af
Hoofdstuk 14
132 Probleemoplossing
Probleemoplossing