HP Workstations XW Series - Installation and Troubleshooting

Table Of Contents
Volg de volgende stappen om uw werkstationhardware snel te installeren:
1. Nadat u uw HP werkstation heeft uitgepakt zoekt u een toegankelijke werkplek om het systeem in
te stellen en de muis, het toetsenbord en netsnoeren op uw werkstation aan te sluiten. Sluit het
netsnoer van het werkstation aan op een stopcontact.
2. Sluit de werkstationmonitoren, zoals geschikt voor uw systeemconfiguratie, als volgt aan:
Als uw werkstation een PCI-Express-grafische kaart heeft met een DMS-59-uitgang (zie Tabel
2–2), gebruikt u een geschikte adapter voor het aansluiten van uw monitoren. Adapters zijn
beschikbaar voor het aansluiten van de DMS-59-uitgang op twee DVI- of twee VGA-
monitoren. Afbeelding 2–1 (onderste inzet) toont het gebruik van een adapter om twee DVI-
of VGA-monitoren aan te sluiten op de DMS-59-uitgang van het werkstation.
Als uw werkstation een PCI-Express-grafische kaart heeft met twee DVI-uitgangen (zie Tabel
2–2), kunt u op iedere DVI-uitgang een monitor aansluiten (eventueel met behulp van
geschikte adapters).
OPMERKING: Op een systeem met twee DVI-aansluitingen is de primaire
weergavepoort (gebruikt voor de weergave van BIOS en andere belangrijke informatie) poort
#1. Deze wordt gedefinieerd als de poort die zich fysiek het dichtst bij de systeemkaart bevindt
en zich op de bulkhead van de PCI-Express-kaart bevindt die het dichtst bij de achterkant van
het werkstation is geïnstalleerd.
Als uw werkstation geen PCI-Express-grafische kaart heeft, maar wel een SVGA- (zie Tabel
2–2) en een DVI-D-uitgang op de achterkant van het werkstation, kunt u op iedere uitgang
een monitor aansluiten.
3. Sluit een netsnoer van iedere monitor aan op een stopcontact, zoals wordt getoond in Afbeelding
2–1.
Informatie over ventilatie, COA-label en label met serienummer
Het is van groot belang dat het systeem voldoende wordt geventileerd. Zie Afbeelding 2-2 en de
opmerkingen hieronder voor de juiste plaatsing van uw systeem voor maximale luchtstroom.
Plaats de computer op een stevige en vlakke ondergrond.
Plaats de computer in een ruimte die voldoende geventileerd en relatief koel is. Zorg voor ten
minste 15 centimeter ruimte aan de voor- en achterkant van het werkstation. Zorg bij installatie in
een kast voor voldoende ventilatie in de kast en zorg ervoor dat de temperatuur in de kast niet
hoger is dan 35
o
C.
10 Hoofdstuk 2 Hardware installeren NLWW