Security
3 Beveiligingsfuncties Computer Setup
Apparaatbeveiliging
Vanuit de optiemenu's Boot (Opstarten) en Port (Poort) in Computer Setup kunt u apparaten in het
systeem aan- en uitzetten.
Systeemapparaten uit- en weer aanzetten in Computer Setup:
1. Open Computerinstellingen door de computer aan te zetten of opnieuw op te starten en vervolgens
op F10 te drukken terwijl het bericht "F10 = ROM Based Setup" wordt weergegeven in de
linkerbenedenhoek van het scherm.
2. Selecteer System Configuration > Boot options (Systeemconfiguratie > Opstartopties) of
System Configuration > Port options (Systeemconfiguratie > Poortopties) met de pijltoetsen en
voer uw voorkeuren in.
3. Druk op F10 om uw voorkeuren te bevestigen.
4. Om uw voorkeuren op te slaan selecteert u met de pijltoetsen File > Save changes and exit
(Bestand > Wijzigingen opslaan en afsluiten). Volg daarna de instructies op het scherm.
De voorkeursinstellingen worden geactiveerd wanneer de computer opnieuw wordt gestart.
Strenge beveiliging Computer Setup
VOORZICHTIG Noteer het door u ingestelde instellingenwachtwoord, opstartwachtwoord of
smartcard-PIN en bewaar dit bij uw computer uit de buurt om te voorkomen dat deze permanent
onbruikbaar wordt. Zonder deze wachtwoorden of PIN kan de computer niet worden ontgrendeld.
De strenge beveiligingsfunctie verbetert de opstartbeveiliging door de gebruiker te verplichten zich aan
te melden met het door u ingestelde instellingenwachtwoord, opstartwachtwoord of smartcard-PIN
voordat hij of zij toegang krijgt tot het systeem.
NLWW Apparaatbeveiliging 15