Computer Setup (F10) Utility Guide
OS Security
(Beveiliging
besturingssysteem)
(bepaalde modellen)
OPMERKING: De optie die u hier selecteert, heeft alleen gevolgen als de gebruikte
processor en het gebruikte besturingssysteem de beveiligingsfunctie ondersteunen en
gebruiken.
●
Data Execution Prevention (Voorkomen van gegevensuitvoering) (bepaalde modellen) (in-/
uitschakelen): helpt inbreuk op de beveiliging van het besturingssysteem te voorkomen.
●
OS Management of Embedded Security Device (enable/disable) (Beheer besturingssysteem
van geïntegreerd beveiligingsapparaat (inschakelen/uitschakelen)). Als u deze optie
inschakelt, kan het geïntegreerde beveiligingsapparaat door het besturingssysteem worden
beheerd.
●
Reset of Embedded Security Device through OS (enable/disable) (Geïntegreerd
beveiligingsapparaat herstellen via het besturingssysteem (inschakelen/uitschakelen)). Als u
deze instelling wilt wijzigen, heeft u een instelwachtwoord nodig. Als u deze optie inschakelt,
kan het geïntegreerde beveiligingsapparaat door het besturingssysteem worden hersteld naar
de fabrieksinstellingen.
●
Virtualization Technology (some models) (enable/disable) (Virtualisatietechnologie (bepaalde
modellen) (inschakelen/uitschakelen)). Nadat deze instelling is gewijzigd moet de computer
moet worden uitgeschakeld en weer ingeschakeld.
Setup Security Level
(Niveau van
configuratiebeveiliging)
Met deze optie kunt u eindgebruikers beperkte toegang tot bepaalde configuratieopties geven,
zonder dat zij het instelwachtwoord hoeven te kennen.
Hiermee beschikken beheerders over de flexibiliteit om essentiële configuratieopties te beschermen
tegen wijzigingen, terwijl zij gebruikers wel de mogelijkheid kunnen bieden systeeminstellingen te
bekijken en minder essentiële opties te configureren. De beheerder stelt voor elke afzonderlijke
configuratieoptie toegangsrechten in via het menu Setup Security Level (Niveau van
configuratiebeveiliging). Standaard wordt aan alle configuratieopties het instelwachtwoord
toegewezen, zodat de gebruiker tijdens de zelftest (POST) het juiste instelwachtwoord moet
opgeven om wijzigingen in een optie te kunnen aanbrengen. De beheerder kan bepaalde items
instellen op None (Geen), zodat de gebruiker de desbetreffende opties kan wijzigen wanneer
Computer Setup (Computerinstellingen) is geopend met een ongeldig wachtwoord. De optie None
(Geen) wordt vervangen door Power-On Password (Opstartwachtwoord) als een opstartwachtwoord
is ingesteld.
OPMERKING: Als de gebruiker Computer Setup (Computerinstellingen) wil openen
terwijl deze het instelwachtwoord niet kent, moet Setup Browse Mode (Bladermodus voor
Computer Setup) zijn ingesteld op Enable (Inschakelen).
Computer Setup: Power (Voeding)
OPMERKING: Welke opties van Computer Setup (Computerinstellingen) precies worden
ondersteund, is mede afhankelijk van de hardwareconfiguratie.
Tabel 5 Computer Setup: Power (Voeding)
Optie Beschrijving
OS Power
Management
(Energiebeheer
besturingssysteem)
●
Runtime Power Management: Enable/Disable (Energiebeheer tijdens uitvoeringstijd: in-/
uitschakelen): hiermee kunt u voor bepaalde besturingssystemen het processorvoltage en de
processorfrequentie verlagen wanneer voor de huidige softwarebelasting niet de volledige
capaciteit van de processor vereist is.
●
Idle Power Savings: Extended/Normal (Engergiebesparing bij niet-actief: uitgebreid/normaal):
hiermee kunt u voor bepaalde besturingssystemen het energieverbruik van de processor
verminderen wanneer de processor niet actief is.
●
ACPI S3 Hard Disk Reset (ACPI S3 vaste schijf herstellen): door deze optie in te schakelen
zorgt u ervoor dat het BIOS controleert of vaste schijven klaar zijn om opdrachten te accepteren
Tabel 4 Computer Setup: Security (Beveiliging) (vervolg)
10 Computer Setup NLWW