HP EliteBook Gebruikershandleiding
© Copyright 2010 Hewlett-Packard Development Company, L.P. Bluetooth is een handelsmerk van de desbetreffende eigenaar en wordt door Hewlett-Packard Company onder licentie gebruikt. Intel is een handelsmerk van Intel Corporation in de Verenigde Staten en andere landen. Java is een in de Verenigde Staten gedeponeerd handelsmerk van Sun Microsystems, Inc. Microsoft, Windows en Windows Vista zijn in de Verenigde Staten gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation.
Kennisgeving aangaande de veiligheid WAARSCHUWING! Werk niet met de computer op uw schoot en blokkeer de ventilatieopeningen van de computer niet, om de kans op letsel door hitte of oververhitting van de computer te beperken. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat de luchtcirculatie niet wordt geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal, zoals een ernaast staande printer, of een voorwerp van zacht materiaal (zoals een kussen, een dik kleed of kleding).
iv Kennisgeving aangaande de veiligheid
Inhoudsopgave 1 Voorzieningen ................................................................................................................................................. 1 Hardware herkennen ............................................................................................................................ 1 Onderdelen aan de bovenkant ............................................................................................ 1 Cursorbesturing .................................................
Netwerkstatuspictogram wordt niet weergegeven ............................................................. 25 Actuele netwerkbeveiligingscodes zijn niet beschikbaar ................................................... 25 Verbinding met een draadloos netwerk is zeer zwak ........................................................ 26 Kan geen verbinding maken met de draadloze router ....................................................... 26 Modem gebruiken (alleen bepaalde modellen) .............................
Audiofuncties controleren .................................................................................................. 42 Video .................................................................................................................................................. 42 Externe monitor of projector aansluiten ............................................................................. 42 Externe-monitorpoort gebruiken ........................................................................
Energiemeter gebruiken .................................................................................................... 61 Energiebeheerschema's gebruiken ................................................................................... 61 Huidig energiebeheerschema weergeven ......................................................... 62 Ander energiebeheerschema selecteren .......................................................... 62 Energiebeheerschema's aanpassen .....................................
Prestaties van de vaste schijf verbeteren ........................................................................................... 76 Schijfdefragmentatie gebruiken ......................................................................................... 76 Schijfopruiming gebruiken ................................................................................................. 77 HP 3D DriveGuard gebruiken .................................................................................................
Wachtwoorden instellen in Windows ............................................................................... 108 Wachtwoorden instellen in Computer Setup (Computerinstellingen) .............................. 108 BIOS-beheerderswachtwoord .......................................................................................... 109 BIOS-beheerderswachtwoord beheren ........................................................... 110 BIOS-beheerderswachtwoord invoeren .........................................
Fabrieksinstellingen in Computer Setup (Computerinstellingen) herstellen .................... 131 Menu's van Computer Setup ............................................................................................................ 131 Menu File (Bestand) ........................................................................................................ 132 Menu Security (Beveiliging) .............................................................................................
xii
1 Voorzieningen Hardware herkennen De samenstelling van de computer verschilt per regio/land en per model. Op de afbeeldingen in dit hoofdstuk worden de standaardvoorzieningen van de meeste computermodellen weergegeven. Ga als volgt te werk om een lijst van in de computer geïnstalleerde hardware weer te geven: 1. Selecteer Start > Computer > Systeemeigenschappen. 2. Klik in het linkerdeelvenster op Apparaatbeheer. Met Apparaatbeheer kunt u ook hardware toevoegen of apparaatconfiguraties wijzigen.
Onderdeel Beschrijving (2) EasyPoint-muisbesturing middenknop* Deze knop heeft dezelfde functie als de middenknop op een externe muis. (3) Rechterknop EasyPoint-muisbesturing* Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op een externe muis. (4) Schuifzone van het touchpad Hiermee schuift u de weergave in het actieve venster op het beeldscherm omhoog of omlaag. (5) Rechterknop van het touchpad* Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op een externe muis.
Onderdeel Beschrijving (2) ● Aan: de computer is ingeschakeld. ● Knipperend: de computer staat in de slaapstand. ● Snel knipperend: sluit een netvoedingsadapter met meer vermogen aan. ● Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de hibernationstand. ● Oranje: er wordt een accu opgeladen. ● Turkoois: de accu is bijna geheel opgeladen. ● Knipperend oranje: een accu die de enige beschikbare voedingsbron is, is bijna leeg.
Knoppen, schakelaars en vingerafdruklezer Onderdeel Beschrijving (1) ● Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan/uit-knop om de computer in te schakelen. ● Als de computer is ingeschakeld, drukt u op de aan/uit-knop om de computer uit te schakelen. ● Als de computer in de slaapstand staat, drukt u kort op de aan/ uit-knop om de slaapstand te beëindigen. ● Als de computer in de hibernationstand staat, drukt u kort op de aan/uit-knop om de hibernationstand te beëindigen.
Onderdeel Beschrijving (4) ● Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op deze knop om HP QuickWeb te openen. ● Als de computer is ingeschakeld, drukt u op deze knop om de standaardwebbrowser te openen. (5) QuickWeb-knop Knop voor draadloze communicatie Met deze knop kunt u de voorziening voor draadloze communicatie in- en uitschakelen, maar geen draadloze verbinding tot stand brengen. OPMERKING: Voor het tot stand brengen van een draadloze verbinding moet u een draadloos netwerk installeren.
Toetsen OPMERKING: Uw computer kan er iets anders uitzien dan de in dit gedeelte afgebeelde computer. 6 Onderdeel Beschrijving (1) esc-toets Druk op deze toets in combinatie met de fn-toets om systeeminformatie weer te geven. (2) fn-toets Druk op deze toets in combinatie met een functietoets of de esctoets om veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren. (3) Windows-logotoets Hiermee geeft u het menu Start van Windows weer.
Onderdelen aan de voorkant Onderdeel Beschrijving (1) ● Blauw: een geïntegreerd apparaat voor draadloze communicatie, zoals een draadloze netwerkadapter, de HPmodule voor mobiel breedband en/of een Bluetooth®apparaat, is ingeschakeld. ● Oranje: alle apparatuur voor draadloze communicatie is uitgeschakeld. ● Aan: de computer is ingeschakeld. ● Knipperend: de computer staat in de slaapstand. ● Snel knipperend: sluit een netvoedingsadapter met meer vermogen aan.
Onderdeel Beschrijving (7) Hierop kunt u een audioapparaat aansluiten, zoals optionele stereoluidsprekers met eigen voeding, een hoofdtelefoon, een oortelefoon, een headset of een televisietoestel, om het computergeluid via dat apparaat weer te geven. Audio-uitgang (hoofdtelefoon) OPMERKING: Wanneer u een extern audioapparaat aansluit op de hoofdtelefoonuitgang, worden de computerluidsprekers uitgeschakeld.
Onderdeel Beschrijving (2) 3.0 SuperSpeed USB-poorten (2) Sluit optionele USB-apparaten aan en breng gegevens over aan een hogere snelheid dan een 2.0 USB-apparaat. (3) USB-poort Hierop kunt u een optioneel USB-apparaat aansluiten. (4) Upgraderuimte Hierin kunt u een optische-schijfeenheid of vaste schijfeenheid plaatsen. (5) RJ-45-netwerkconnector Hierop kunt u een netwerkkabel aansluiten. (6) RJ-11-modemconnector Hierop sluit u een modemkabel aan (alleen bepaalde modellen).
Onderdelen aan de onderkant Onderdeel Beschrijving (1) Accuvergrendeling Hiermee ontgrendelt u de accu uit de accuruimte. (2) Accuruimte Hierin bevindt zich de accu. (3) Dockingconnector Hierop kunt u een optioneel dockingapparaat aansluiten. (4) Ventilatieopeningen (5) Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de interne onderdelen.
Onderdeel Beschrijving (7) Vasteschijfruimte Hierin bevindt zich de vaste schijf. (8) Connector voor optionele extra accu Hierop kunt u een optionele extra accu aansluiten. (9) SIM-slot (alleen bepaalde modellen) Hierin bevindt zich een draadloze SIM (Subscriber Identity Module). Het SIM-slot bevindt zich in de accuruimte.
Antennes voor draadloze communicatie (alleen bepaalde modellen) Bepaalde computermodellen hebben minstens twee antennes die signalen voor draadloze communicatie verzenden naar en ontvangen van een of meer draadloze apparaten. Deze antennes zijn niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer.
Aanvullende hardwareonderdelen Onderdeel Beschrijving (1) Netsnoer* Hiermee sluit u een netvoedingsadapter aan op een stopcontact. (2) Accu* Hiermee kunt u de computer op accuvoeding laten werken als de computer niet is aangesloten op een externe voedingsbron. (3) Netvoedingsadapter Hiermee wordt netvoeding omgezet in gelijkstroom. *Het uiterlijk van accu's en netsnoeren verschilt per land/regio.
Houd deze gegevens bij de hand wanneer u contact opneemt met de technische ondersteuning. Het servicelabel bevindt zich aan de onderkant van de computer. 14 ● Certificaat van echtheid van Microsoft®: bevat de productcode voor Windows. U kunt het productidentificatienummer nodig hebben wanneer u het besturingssysteem wilt bijwerken of problemen met het systeem wilt oplossen. Het certificaat bevindt zich aan de onderkant van de computer.
2 Draadloos, modem en lokaal netwerk Apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde modellen) Met technologie voor draadloze communicatie worden gegevens niet via kabels maar via radiogolven doorgegeven.
Pictogrammen voor draadloze communicatie en netwerken herkennen Pictogram Naam Beschrijving Draadloze communicatie (ingeschakeld) Geeft de locatie van de lampjes en knop voor draadloze communicatie op de computer aan. Hiermee wordt tevens de Wireless Assistantsoftware op de computer herkend en wordt aangegeven dat een of meer apparaten voor draadloze communicatie zijn ingeschakeld.
OPMERKING: Als de apparaten voor draadloze communicatie zijn gedeactiveerd in Computer Setup, kunt u ze niet besturen met de knop voor draadloze communicatie totdat u ze weer activeert. Wireless Assistant-software gebruiken (alleen bepaalde modellen) Een apparaat voor draadloze communicatie kan worden in- of uitgeschakeld via Wireless Assistant.
netwerk instellen, verbinding maken met een netwerk, draadloze netwerken beheren, een diagnose stellen van verbindingen en verbindingen herstellen. ▲ U opent het Netwerkcentrum door te klikken op Start > Configuratiescherm > Netwerk en internet > Netwerkcentrum. Raadpleeg Help en ondersteuning voor meer informatie. Selecteer Start > Help en ondersteuning.
Draadloos netwerk beveiligen Aangezien de WLAN-standaard is ontwikkeld met slechts beperkte beveiligingsfuncties die niet zijn opgewassen tegen krachtige aanvallen, is het van cruciaal belang dat u begrijpt dat draadloze netwerken gevoelig zijn voor de welbekende veiligheidsrisico's. Draadloze netwerken in openbare zones, of "hotspots", zoals café's en luchthavens, zijn mogelijk helemaal niet beveiligd.
OPMERKING: Als uw netwerk gesloten is en de SSID niet wordt uitgezonden, moet u de SSID onthouden om nieuwe apparaten op het netwerk te kunnen aansluiten. Noteer de SSID en bewaar deze op een veilige plaats voordat u het netwerk afsluit. Verbinding maken met een WLAN Ga als volgt te werk om verbinding met het WLAN te maken: 1. Controleer of het WLAN-apparaat is ingeschakeld. Als het apparaat is ingeschakeld, branden de lampjes voor draadloze communicatie blauw.
met het nieuwe netwerk. Als het nieuwe netwerk niet door Windows wordt herkend, volgt u dezelfde procedure die u eerder gebruikte om verbinding te maken met uw draadloze netwerk. HP mobiel breedband gebruiken (alleen bepaalde modellen) Met HP mobiel breedband kan de computer via een WWAN (Wireless Wide Area Network) verbinding maken met internet vanaf meer locaties en over grotere gebieden dan bij gebruik van een WLAN.
U plaatst een SIM-kaart als volgt: 1. Sluit de computer af. Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de hibernationstand staat, zet u de computer aan door op de aan/uit-knop te drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem. 2. Sluit het beeldscherm. 3. Ontkoppel alle randapparatuur die op de computer is aangesloten. 4. Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact. 5. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond. 6. Verwijder de accu. 7.
7. Druk de SIM-kaart iets naar binnen (1) en verwijder deze vervolgens uit het slot (2). 8. Plaats de accu terug. 9. Keer de computer weer om en sluit de externe voeding en de externe apparaten weer aan. 10. Schakel de computer in.
Problemen oplossen, draadloos netwerk Enkele mogelijke oorzaken van problemen met draadloze verbindingen zijn: ● Een apparaat voor draadloze communicatie is niet correct geïnstalleerd of is uitgeschakeld. ● Er is een storing opgetreden in een apparaat voor draadloze communicatie of router. ● De netwerkconfiguratie (SSID of beveiliging) is gewijzigd. ● Signalen van het apparaat voor draadloze communicatie worden verstoord door andere apparaten.
Kan geen verbinding maken met een voorkeursnetwerk Windows kan automatisch een beschadigde verbinding met een draadloos netwerk herstellen. ● Als zich in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk een pictogram voor de netwerkstatus bevindt, klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram en klikt u vervolgens op Diagnose en herstel in het menu. Windows reset uw netwerkapparaat en probeert opnieuw verbinding te maken met een van de voorkeursnetwerken.
moet u over de juiste codes beschikken. De SSID en de netwerksleutel zijn alfanumerieke codes die u invoert in de computer om uw computer kenbaar te maken bij het netwerk. ● Voor een netwerk dat is verbonden met uw persoonlijke draadloze router, raadpleegt u de gebruikershandleiding bij de router voor instructies aangaande het instellen van dezelfde codes op de router en het WLAN-apparaat.
Modem gebruiken (alleen bepaalde modellen) Het modem moet zijn aangesloten op een analoge telefoonlijn via een 6-pins RJ-11-modemkabel (alleen bepaalde modellen). In sommige landen/regio's is bovendien een land- of regiospecifieke modemkabeladapter (alleen bepaalde modellen) vereist. Connectoren voor digitale PBX-systemen lijken mogelijk op analoge telefoonconnectoren maar zijn niet compatibel met het modem.
Modemkabeladapter voor specifieke landen/regio's aansluiten (alleen bepaalde modellen) Telefoonconnectoren verschillen per land/regio. Als u het modem en de modemkabel (alleen bepaalde modellen) wilt gebruiken buiten het land of de regio waarin u de computer heeft aangeschaft, moet u een modemkabeladapter (alleen bepaalde modellen) aanschaffen voor specifieke landen/regio's. Volg deze stappen om het modem aan te sluiten op een analoge telefoonlijn die geen RJ-11 telefoonconnector heeft: 1.
Nieuwe locaties toevoegen tijdens het reizen Een locatie-instelling voor het land of de regio waarin u de computer heeft aangeschaft, is standaard de enige beschikbare locatie-instelling voor het modem. Als u naar verschillende landen/regio's reist, stelt u het interne modem in op een locatie-instelling die voldoet aan de gebruiksnormen van het land of de regio waarin u het modem gebruikt.
Problemen met de reisverbinding oplossen Als u problemen ondervindt met de modemverbinding bij gebruik van de computer buiten het land of de regio waarin u de computer heeft aangeschaft, probeert u de volgende suggesties. ● Controleer het type telefoonlijn. Het modem vereist een analoge en geen digitale telefoonlijn. Een lijn die omschreven wordt als een PBX-lijn is gewoonlijk een digitale lijn.
6. Schakel het selectievakje uit voor Op kiestoon wachten voordat het nummer wordt gekozen. 7. Klik twee keer op OK. Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN) Als u verbinding wilt maken met een lokaal netwerk (LAN), hebt u een 8-pins RJ-45-netwerkkabel nodig (alleen bepaalde modellen).
3 Cursorbesturing en toetsenbord Cursorbesturing gebruiken Voorkeuren voor aanwijsapparaten instellen Via de eigenschappen voor de muis in Windows® kunt u de instellingen voor aanwijsapparaten aanpassen aan uw wensen. U kunt bijvoorbeeld de knopconfiguratie, kliksnelheid en opties voor de aanwijzer instellen. Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Muis om Eigenschappen voor muis te openen.
Functie Hotkey Systeeminformatie weergeven fn+esc Slaapstand activeren fn+f3 Schakelen tussen diverse beeldschermen en andere weergaveapparaten. fn+f4 Informatie over accu weergeven. fn+f8 Helderheid van beeldscherm verlagen fn+f9 Helderheid van beeldscherm verhogen fn+f10 De omgevingslichtsensor activeren. fn+f11 U voert als volgt een hotkeyopdracht uit met het toetsenbord van de computer: ● Druk kort op de fn-toets en druk vervolgens kort op de tweede toets van de hotkeyopdracht.
Slaapstand activeren VOORZICHTIG: Sla uw werk op voordat u de slaapstand activeert, om het risico van gegevensverlies te beperken. Druk op fn+f3 om de slaapstand te activeren. Wanneer de slaapstand wordt geactiveerd, worden de gegevens in het systeemgeheugen opgeslagen, wordt het scherm leeggemaakt en energie bespaard. Wanneer de computer in de slaapstand staat, knipperen de aan/uit-lampjes. De computer moet zijn ingeschakeld om de slaapstand te kunnen activeren.
Schakelen tussen beeldschermen Druk op fn+f4 om te schakelen tussen de weergaveapparaten die op het systeem zijn aangesloten. Als bijvoorbeeld een monitor op de computer is aangesloten, wordt de weergave iedere keer dat u op fn+f4 drukt, overgeschakeld tussen het scherm van de computer, de monitor, en zowel het computerscherm als de monitor tegelijk. OPMERKING: Het gebruik van fn+f4 om te schakelen tussen de weergaveapparaten is alleen beschikbaar wanneer twee of minder beeldschermen actief zijn.
Oplaadinformatie accu weergeven Druk op fn+f8 om oplaadinformatie weer te geven over alle geïnstalleerde accu's. Op het scherm wordt zowel weergegeven welke accu's worden opgeladen als de resterende lading van elke accu. Helderheid van het scherm verlagen Druk op fn+f9 om de helderheid van het scherm te verlagen. Houd beide toetsen ingedrukt om de helderheid steeds verder te verlagen. Helderheid van het scherm verhogen Druk op fn+f10 om de helderheid van het scherm te verhogen.
Onderdeel Beschrijving (1) fn-toets Als u op deze toets drukt in combinatie met de num lk-toets, wordt het geïntegreerde numerieke toetsenbord in-/uitgeschakeld. (2) Num Lock-lampje Aan: Num Lock is ingeschakeld. (3) num lk-toets Hiermee schakelt u tussen de navigatiefuncties en numerieke functies op het geïntegreerde numerieke toetsenblok.
Touchpad, toetsenbord en ventilatieopeningen reinigen Als het touchpad vies of vettig wordt, is het mogelijk dat de muisaanwijzer onverwachte bewegingen op het scherm maakt. U kunt dit voorkomen door het touchpad te reinigen met een vochtige doek en uw handen regelmatig te wassen wanneer u met de computer werkt. WAARSCHUWING! Gebruik geen stofzuigeraccessoires om het toetsenbord te reinigen, om het risico van een elektrische schok of schade aan interne onderdelen te beperken.
4 Multimedia Multimediavoorzieningen De computer bevat multimediavoorzieningen waarmee u muziek kunt beluisteren en afbeeldingen en foto's kunt bekijken.
◦ ● Als u het volume wilt verhogen, drukt u op de knop Geluid harder (3). Volumeregeling van Windows: a. Klik op het pictogram Volume in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. b. U kunt het geluid harder of zachter zetten door de schuifregelaar omhoog of omlaag te schuiven. Klik op het pictogram Dempen om het geluid uit te schakelen. – of – a. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Volume in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk en klik op Volumemixer openen. b.
OPMERKING: Sommige programma's bevinden zich mogelijk in submappen. OPMERKING: Raadpleeg de instructies van de softwarefabrikant voor informatie over de software die bij de computer is geleverd. Deze instructies kunnen worden verstrekt bij de software of op schijven, of kunnen op de website van de fabrikant staan. Multimediasoftware vanaf een schijf installeren U installeert multimediasoftware als volgt vanaf een cd of dvd: 1.
Audiofuncties controleren U controleert het systeemgeluid van de computer als volgt: 1. Selecteer Start > Configuratiescherm. 2. Klik op Hardware en geluiden. 3. Klik op Geluid. 4. Wanneer het venster Geluid verschijnt, klikt u op het tabblad Geluiden. Selecteer onder Programma de gewenste vorm van geluid, zoals een pieptoon of een alarmsignaal, en klik op de knop Test. Als het goed is, hoort u het geluid door de luidsprekers of de aangesloten hoofdtelefoon.
▲ Sluit de kabel van het apparaat aan op de externe-monitorpoort om een VGA-weergaveapparaat aan te sluiten. OPMERKING: Als een extern weergaveapparaat op de juiste wijze is aangesloten maar geen beeld geeft, drukt u op fn+f4 om het beeld naar het apparaat te schakelen. Door herhaaldelijk te drukken op fn+f4, schakelt u de weergave tussen het computerbeeldscherm en het externe weergaveapparaat.
DreamColor-beeldscherm gebruiken (alleen bepaalde modellen) Op computermodellen met een HP DreamColor-beeldscherm is de HP Mobile Display Assistantsoftware vooraf geïnstalleerd. Met dit programma kunt u kleurinstellingen van het beeldscherm wijzigen, zoals een vooraf ingestelde kleurruimte, wit punt/kleurtemperatuur en lichtsterkte/helderheid.
Type optischeschijfeenheid Lezen van cd- en dvdrom-media Schrijven naar cd-rw Schrijven naar dvd* Etiket schrijven naar cd of dvd met LightScribe Bd lezen Schrijven naar bd r/re Dvd-rom-drive Ja Nee Nee Nee Nee Nee Dvd±rw SuperMulti DL‡ LightScribe† station Ja Ja Ja Ja Nee Nee Blu-ray-rw-drive Ja Ja Ja Nee Ja Ja Blu-ray-rom met LightScribe†-drive Ja Ja Ja Ja Ja Nee *Inclusief dvd+r dl-, dvd+rw/r- en dvd-ram. †Schijven met LightScribe moeten apart worden aangeschaft.
Cd-rw-schijven Gebruik een cd-rw-schijf (een herschrijfbare versie van een cd) om grote projecten op te slaan die vaak moeten worden bijgewerkt. Kenmerkende toepassingen zijn: ● Ontwikkeling en beheer van grote documenten en projectbestanden ● Vervoer van werkbestanden ● Maken van wekelijkse backups van bestanden op de vaste schijf ● Continu bijwerken van foto's, video, audio en gegevens Dvd±r-schijven Gebruik lege dvd±r-schijven om grote hoeveelheden gegevens permanent op te slaan.
LightScribe dvd+r-schijven Met LightScribe dvd+r-schijven kunt u gegevens, video's en foto's delen met anderen en opslaan. Deze schijven kunnen worden gelezen door de meeste dvd-rom-drives en dvd-spelers. Met een drive die LightScribe ondersteunt en LightScribe-software, kunt u gegevens naar de schijf schrijven en vervolgens een zelf ontworpen label aanbrengen op de buitenkant van de schijf.
5. Druk de schijf voorzichtig op de as van de lade totdat de schijf vastklikt (3). 6. Sluit de lade. Als u Automatisch afspelen nog niet heeft geconfigureerd, wordt het dialoogvenster Automatisch afspelen geopend. In dit venster kunt u selecteren hoe u de inhoud van het medium wilt gebruiken. OPMERKING: Bij het afspelen van een bd bereikt u het beste resultaat als de netvoedingsadapter is aangesloten op een externe voedingsbron. Automatisch afspelen configureren 1.
U wijzigt de instelling als volgt met het besturingssysteem: 1. Selecteer Start > Computer > Systeemeigenschappen. 2. Klik in het linkerdeelvenster op Apparaatbeheer. OPMERKING: Windows bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de computer te verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken als het installeren van software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van Windowsinstellingen. Raadpleeg Help en ondersteuning voor meer informatie. 3.
Creator Business leest de bronschijf en kopieert de gegevens naar een tijdelijke map op de vaste schijf. 5. Verwijder, wanneer u hier om wordt verzocht, de bronschijf uit de optische-schijfeenheid en plaats een lege schijf in de schijfeenheid. Nadat de informatie is gekopieerd, wordt de gemaakte schijf automatisch uitgeworpen.
Optische schijf (cd, dvd of bd) verwijderen 1. Druk op de ejectknop (1) op de schijfeenheid om de lade te ontgrendelen en trek de lade voorzichtig zo ver mogelijk uit (2). 2. Verwijder de schijf (3) uit de lade door voorzichtig op de as te drukken terwijl u de schijf aan de randen optilt. Houd de schijf bij de randen vast en raak het oppervlak niet aan. OPMERKING: Als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf voorzichtig enigszins schuin bij het verwijderen. 3.
3. Verwijder de schijf (3) uit de lade door voorzichtig op de as te drukken terwijl u de schijf aan de randen optilt. Houd de schijf bij de randen vast en raak het oppervlak niet aan. OPMERKING: Als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf voorzichtig enigszins schuin bij het verwijderen. 4. Sluit de lade en berg de schijf op in het bijbehorende doosje.
Een schijf wordt niet afgespeeld ● Sla uw werk op en sluit alle geopende programma's af voordat u een cd, dvd of bd afspeelt. ● Verbreek de verbinding met internet voordat u een cd, dvd of bd afspeelt. ● Controleer of de schijf juist is geplaatst. ● Controleer of de schijf schoon is. Maak de schijf zo nodig schoon met gefilterd water en een pluisvrije doek. Veeg van het midden van de schijf naar de buitenrand. ● Controleer de schijf op krassen.
1. Klik met de rechtermuisknop op een leeg gedeelte van het bureaublad en selecteer Aanpassen > Beeldscherminstellingen. 2. Stel Kleuren in op Normaal (16-bits), als deze instelling nog niet is geselecteerd. ◦ Koppel externe apparaten los, zoals een printer, scanner, camera of draagbaar apparaat. Een film is niet zichtbaar op een extern beeldscherm 1.
5. Klik op een vermeld stuurprogramma en druk op de toets delete. Wanneer u hierom wordt gevraagd, bevestigt u dat u het stuurprogramma wilt verwijderen. Start de computer echter niet opnieuw op. Herhaal dit voor eventuele andere stuurprogramma's die u wilt verwijderen. 6. Klik in het venster Apparaatbeheer op het pictogram Zoeken naar gewijzigde apparaten in de werkbalk.
4. Klik op Instellingen wijzigen en selecteer een tijdstip waarop Microsoft Update controleert op updates voor het besturingssysteem Windows en andere producten van Microsoft. 5. Start de computer opnieuw op als u hierom wordt gevraagd. Webcam (alleen bepaalde modellen) De computer heeft mogelijk een geïntegreerde webcam, die zich boven aan het beeldscherm bevindt. Met de vooraf geïnstalleerde software kunt u met behulp van de webcam audio en video opnemen en foto's maken.
Webcameigenschappen aanpassen U kunt eigenschappen van de webcam aanpassen in het dialoogvenster Eigenschappen, dat kan worden geopend vanuit verschillende programma's die met de geïntegreerde webcam kunnen werken. Meestal kunt u dit dialoogvenster openen vanuit een configuratie-, instellingen- of eigenschappenmenu. ● Brightness (Helderheid): regelt de hoeveelheid licht in het beeld. Een hogere instelling voor helderheid zorgt voor een lichter beeld.
3. Plaats een visitekaartje in het visitekaartjesslot aan de voorkant van de computer (1) en schuif het kaartje naar links (2) zodat dit zich recht onder de webcam bevindt. OPMERKING: Als het slot zich voor een deel voor de tekst bevindt, draait u de kaart 180 graden. Houd de tekst naar de webcam gericht. 4. Breng het beeldscherm langzaam omlaag (1) totdat het webcamlampje (2) knippert en een geluid wordt afgespeeld. Dit geeft aan dat de webcam goed is gefocust.
6. Wanneer u klaar bent met het maken van opnamen van visitekaartjes, haalt u het visitekaartje uit het slot en brengt u het beeldscherm omhoog. 7. Controleer de informatie die Business Card Reader heeft vastgelegd, om zeker te stellen dat het volledig is. Voor meer informatie over het gebruik van Business Card Reader raadpleegt u de Help bij de software.
5 Energiebeheer Opties voor energiebeheer instellen Energiebesparende standen gebruiken Standaard zijn twee energiebesparende standen ingeschakeld: de slaapstand en de hibernationstand. Wanneer de slaapstand wordt geactiveerd, knipperen de aan/uit-lampjes en wordt het scherm leeggemaakt. Uw werk wordt opgeslagen in het geheugen. Het beëindigen van de slaapstand gaat sneller dan het beëindigen van de hibernationstand.
Hibernationstand activeren of beëindigen Standaard is het systeem zo ingesteld dat de hibernationstand wordt geactiveerd als de computer 1.080 minuten (18 uur) minuten inactief is geweest en op accuvoeding werkt, als de computer 1.080 minuten (18 uur) minuten inactief is geweest en op een externe voedingsbron werkt of als de accu een kritiek laag ladingsniveau bereikt. U kunt de instellingen voor energiebeheer en de wachttijden wijzigen in het onderdeel Energiebeheer van het Configuratiescherm van Windows.
Huidig energiebeheerschema weergeven ▲ Beweeg de cursor over het pictogram Energiemeter in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. – of – Klik op Start > Configuratiescherm > Systeem en onderhoud > Energiebeheer. Ander energiebeheerschema selecteren ▲ Klik op het pictogram Energiemeter in het systeemvak en selecteer een energiebeheerschema in de lijst. – of – Klik op Start > Configuratiescherm > Systeem en onderhoud > Energiebeheer en selecteer een energiebeheerschema in de lijst.
Power Assistant starten Selecteer Start > Alle programma's > HP >HP Power Assistant om Power Assistant te starten wanneer Windows actief is. Power Assistant wordt geopend en de volgende tabbladen worden weergegeven: ● Instellingen: toont de beginpagina, waarop de acculading en het energieverbruik worden weergegeven. ● Voorkeuren: hier kunt u voorkeuren voor uw apparaat instellen. ● Gebruiksgegevens: hier kunt u informatie over het gebruik van de computer opgeven.
Netvoedingsadapter aansluiten WAARSCHUWING! U kunt als volgt het risico van een elektrische schok en schade aan de apparatuur beperken: Sluit het netsnoer aan op een geaard stopcontact dat altijd gemakkelijk te bereiken is. Ontkoppel de netvoeding van de computer door de stekker uit het stopcontact te halen (niet door het netsnoer los te koppelen van de computer). Als bij het product een geaard netsnoer met een geaarde stekker is geleverd, sluit u het netsnoer aan op een geaard stopcontact.
WAARSCHUWING! Gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde accu, een door HP geleverde vervangende accu of een compatibele accu die als accessoire is aangeschaft bij HP. De werktijd van de accu van een computer kan verschillen, afhankelijk van de instellingen voor energiebeheer, geopende programma's, de helderheid van het beeldscherm, externe apparatuur die op de computer is aangesloten en andere factoren.
De tijdsduur geeft bij benadering de resterende accuwerktijd aan als de accu op het huidige niveau voeding blijft leveren De resterende accuwerktijd neemt bijvoorbeeld af als u een dvd afspeelt en neemt toe als u het afspelen van een dvd stopt. Accu plaatsen of verwijderen VOORZICHTIG: Als u een accu verwijdert die de enige voedingsbron is, kunnen er gegevens verloren gaan. Sla uw werk op, activeer de hibernationstand of schakel de computer uit voordat u een accu verwijdert die de enige voedingsbron is.
3. Verwijder de accu uit de computer (2). Accu opladen WAARSCHUWING! Laad de accu van de computer niet op aan boord van een vliegtuig. De accu wordt opgeladen wanneer de computer is aangesloten op een externe voedingsbron via een netvoedingsadapter, een optionele voedingsadapter of een optioneel dockingapparaat. De accu wordt opgeladen ongeacht of de computer in gebruik is of uit staat, maar het opladen verloopt sneller wanneer de computer is uitgeschakeld.
● Knipperend oranje: een accu die de enige beschikbare voedingsbron is, is bijna leeg. Wanneer de accu een kritiek laag ladingsniveau bereikt, begint het acculampje snel te knipperen. ● Uit: als de computer is aangesloten op een externe voedingsbron, gaat het lampje uit wanneer alle accu's in de computer volledig zijn opgeladen. Als de computer niet is aangesloten op een externe voedingsbron, blijft het lampje uit tot de accu in de computer bijna leeg is.
Problemen met lage acculading verhelpen VOORZICHTIG: Wacht met het herstellen van de voeding totdat de aan/uit-lampjes uit zijn. Zo beperkt u het risico van gegevensverlies wanneer de hibernationstand is geactiveerd doordat het ladingsniveau van de accu in de computer kritiek laag is geworden.
U laadt als volgt de accu volledig op: 1. Plaats de accu in de computer. 2. Sluit de computer aan op een netvoedingsadapter, optionele voedingsadapter of optioneel dockingapparaat, en sluit de adapter of het apparaat aan op een externe netvoedingsbron. Het acculampje van de computer gaat branden. 3. Zorg dat de computer op de externe voedingsbron aangesloten blijft totdat de accu volledig is opgeladen. Het acculampje van de computer gaat uit. Stap 2: schakel de energiebesparende voorzieningen uit 1.
Ga als volgt te werk om accu te ontladen: 1. Koppel de computer los van de externe voedingsbron, maar schakel de computer niet uit. 2. Laat de computer op accuvoeding werken totdat de accu volledig is ontladen. Het acculampje gaat knipperen wanneer de accu bijna ontladen is. Wanneer de accu volledig is ontladen, gaat het acculampje uit en wordt de computer afgesloten.
Stap 4: laad de accu volledig op Ga als volgt te werk om de accu op te laden: 1. Zorg dat de computer op een externe voedingsbron aangesloten blijft totdat de accu volledig is opgeladen. Wanneer de accu volledig is opgeladen, gaat het acculampje op de computer uit. U kunt de computer gewoon gebruiken terwijl de accu wordt opgeladen, maar het opladen gaat sneller wanneer de computer is uitgeschakeld. 2.
Verwijder de accu en bewaar deze afzonderlijk als de computer meer dan 2 weken niet wordt gebruikt en niet is aangesloten op een externe voedingsbron. Bewaar de accu op een koele en droge plaats, zodat de accu langer opgeladen blijft. OPMERKING: Een opgeslagen accu moet om de zes maanden worden gecontroleerd. Als het ladingspercentage minder dan 50 procent is, moet u de accu opladen voordat u deze weer opbergt. Kalibreer een accu die een maand of langer opgeborgen is geweest voordat u deze in gebruik neemt.
Computer afsluiten VOORZICHTIG: Wanneer u de computer uitschakelt, gaat alle informatie verloren die u niet heeft opgeslagen. Met de opdracht Afsluiten sluit u alle geopende programma's, waaronder het besturingssysteem, en worden vervolgens het beeldscherm en de computer uitgeschakeld.
6 Schijfeenheden Geïnstalleerde schijfeenheden herkennen De computer is voorzien van een vaste schijf (met een roterende schijf) of een SSD (solid-state drive) met solid-state geheugen. Een SSD bevat geen bewegende onderdelen en genereert daardoor minder warmte dan een vaste schijf. Selecteer Start > Computer om de in de computer geïnstalleerde schijfeenheden weer te geven. OPMERKING: Windows bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de computer te verbeteren.
VOORZICHTIG: Neem de volgende voorschriften in acht om het risico van schade aan de computer of een schijfeenheid, of verlies van gegevens te beperken: Activeer de slaapstand en wacht tot het scherm leeg is, of ontkoppel de externe vaste schijf op de correcte wijze, voordat u een computer verplaatst waarop een externe vaste schijf is aangesloten. Raak voordat u de schijfeenheid aanraakt, eerst het ongeverfde metalen oppervlak van de schijfeenheid aan, zodat u niet statisch geladen bent.
U gebruikt Schijfdefragmentatie als volgt: 1. Selecteer Start > Alle programma's > Bureau-accessoires > Systeemwerkset > Schijfdefragmentatie. 2. Klik op Schijf defragmenteren. OPMERKING: Windows bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de computer te verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken als het installeren van software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van Windowsinstellingen.
OPMERKING: Het pictogram in het Mobiliteitscentrum geeft mogelijk niet de laatste status weer voor de schijfeenheid. Als u statuswijzigingen direct wilt zien, kunt u het systeemvakpictogram inschakelen. Ga als volgt te werk om de weergave van het pictogram in het systeemvak in te schakelen: 1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > HP 3D DriveGuard. OPMERKING: Klik op Ja als u door Gebruikersaccountbeheer wordt verzocht dat te doen. 2.
U verwijdert als volgt een vaste schijf: 1. Sla uw werk op. 2. Schakel de computer uit en sluit het beeldscherm. 3. Ontkoppel alle randapparatuur die op de computer is aangesloten. 4. Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact. 5. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond. 6. Verwijder de accu uit de computer. 7. Draai de twee schroeven van het afdekplaatje van de vaste schijf los (1). 8. Verwijder het afdekplaatje van de vaste schijf (2). 9.
11. Til de vaste schijf (3) uit de vaste-schijfruimte. Ga als volgt te werk om een vaste schijf te installeren: 80 1. Plaats de vaste schijf in de vaste-schijfruimte (1). 2. Trek het vasteschijflipje (2) naar links om de vaste schijf vast te maken. 3. Draai de schroef van de vaste schijf vast (3). 4. Steek de lipjes (1) op het afdekplaatje van de vaste schijf in de uitsparingen op de computer. 5. Plaats het afdekplaatje terug (2).
6. Draai de schroeven van het afdekplaatje van de vaste schijf vast (3). 7. Plaats de accu terug. 8. Keer de computer weer om en sluit de externe voeding en de externe apparaten weer aan. 9. Schakel de computer in. Eenheid in upgraderuimte vervangen In the upgraderuimte kunt u een vaste schijf of een optische-schijfeenheid plaatsen. Beschermplaatje verwijderen In de upgraderuimte kan een beschermplaatje zijn geplaatst.
8. Verwijder het beschermplaatje (3) uit de upgraderuimte. Vaste schijf vervangen VOORZICHTIG: U voorkomt als volgt dat gegevens verloren gaan of dat de computer niet meer reageert: Sluit de computer af voordat u de vaste schijf uit de upgraderuimte verwijdert. Verwijder de vaste schijf niet wanneer de computer aanstaat of in de slaapstand of de hibernationstand staat. Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de hibernationstand staat, zet u de computer aan door op de aan/uit-knop te drukken.
8. Duw met een platte schroevendraaier voorzichtig tegen het lipje om de vaste schijf te ontgrendelen (2). 9. Haal de vaste schijf uit de upgraderuimte.
Ga als volgt te werk om een vaste schijf in de upgraderuimte te installeren: 84 1. Plaats de vaste schijf in de upgraderuimte. 2. Draai de schroef van de upgraderuimte vast. 3. Plaats de accu terug. 4. Keer de computer weer om en sluit de externe voeding en de externe apparaten weer aan. 5. Schakel de computer in.
Optische-schijfeenheid vervangen VOORZICHTIG: U voorkomt als volgt dat gegevens verloren gaan of dat de computer niet meer reageert: Sluit de computer af voordat u de optische-schijfeenheid uit de upgraderuimte verwijdert. Verwijder de optische-schijfeenheid niet wanneer de computer is ingeschakeld of in de slaapstand of de hibernationstand staat. Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de hibernationstand staat, zet u de computer aan door op de aan/uit-knop te drukken.
9. Verwijder de optische-schijfeenheid uit de upgraderuimte. Ga als volgt te werk om een optische-schijfeenheid in de upgraderuimte te installeren: 1. 86 Plaats de optische-schijfeenheid in de upgraderuimte.
2. Draai de schroef van de upgraderuimte vast. 3. Plaats de accu terug. 4. Keer de computer weer om en sluit de externe voeding en de externe apparaten weer aan. 5. Schakel de computer in.
7 Externe apparatuur USB-apparaat gebruiken USB (Universal Serial Bus) is een hardwarematige interface die kan worden gebruikt om een optioneel extern apparaat aan te sluiten, zoals een USB-toetsenbord, -muis, -drive, -printer, -scanner of -hub. Voor bepaalde USB-apparatuur is extra ondersteunende software nodig. Deze wordt meestal met het apparaat meegeleverd. Raadpleeg de instructies van de fabrikant voor meer informatie over apparaatspecifieke software.
VOORZICHTIG: Trek niet aan de kabel om een USB-apparaat los te koppelen, om beschadiging van de USB-connector te voorkomen. Ga als volgt te werk om een USB-apparaat stop te zetten en te verwijderen: 1. Dubbelklik op het pictogram Hardware veilig verwijderen in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. OPMERKING: U kunt het pictogram Hardware veilig verwijderen weergeven door te klikken op het pictogram Verborgen pictogrammen weergeven (< of <<) in het systeemvak. 2.
1394-apparaat gebruiken IEEE 1394 is een hardwarematige interface waarmee een multimedia-apparaat of gegevensopslagapparaat met hoge snelheid wordt aangesloten op de computer. Voor scanners, digitale camera's en digitale camcorders is vaak een 1394-aansluiting vereist. Voor bepaalde 1394-apparatuur is extra ondersteunende software nodig. Deze wordt meestal bij het apparaat geleverd. Raadpleeg de instructies van de fabrikant voor meer informatie over apparaatspecifieke software.
3. Klik op Stoppen en vervolgens op OK. 4. Koppel het apparaat los. Externe schijfeenheden gebruiken Verwisselbare externe schijfeenheden bieden u meer mogelijkheden voor het opslaan en gebruiken van informatie. U kunt een USB-schijfeenheid toevoegen door de schijfeenheid aan te sluiten op een USB-poort op de computer.
92 Hoofdstuk 7 Externe apparatuur
8 Externe mediakaarten Mediakaartlezerkaarten gebruiken Met optionele digitale kaarten kunt u gegevens veilig opslaan en gemakkelijk uitwisselen. Deze kaarten worden vaak gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen computers of tussen een computer en apparatuur met digitale media, zoals camera's en pda's.
Digitale kaart verwijderen VOORZICHTIG: Zet de digitale kaart stop voordat u de kaart verwijdert, om te voorkomen dat informatie verloren gaat of het systeem vastloopt. 1. Sla uw gegevens op en sluit alle applicaties die gebruikmaken van de digitale kaart. OPMERKING: Als u een gegevensoverdracht wilt stoppen, klikt u op Annuleren in het kopieervenster van het besturingssysteem. 2. U zet de digitale kaart als volgt stop: a.
VOORZICHTIG: Neem de volgende richtlijnen in acht om het risico van beschadiging van de connectoren te beperken: Oefen zo min mogelijk kracht uit bij het plaatsen van een ExpressCard. Verplaats of vervoer de computer niet wanneer er een ExpressCard in gebruik is. In het ExpressCard-slot kan een beschermplaatje zijn geplaatst. Ga als volgt te werk om het beschermplaatje te verwijderen: 1. Druk het beschermplaatje (1) iets naar binnen om het te ontgrendelen. 2. Haal het plaatje uit het slot (2).
ExpressCard stopzetten en verwijderen VOORZICHTIG: Zet de ExpressCard stop voordat u de kaart verwijdert, om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt. 1. Sla uw gegevens op en sluit alle applicaties die gebruikmaken van de ExpressCard. OPMERKING: Als u een gegevensoverdracht wilt stoppen, klikt u op Annuleren in het kopieervenster van het besturingssysteem. 2. U zet de ExpressCard als volgt stop: a.
Smart Card plaatsen Ga als volgt te werk om een Smart Card te plaatsen: 1. Houd de Smart Card vast met het label naar boven en schuif de kaart voorzichtig in de Smart Cardlezer tot de kaart goed op zijn plaats zit. 2. Volg de instructies op het scherm om u aan te melden op de computer met behulp van de pincode van de Smart Card. Smart Card verwijderen Ga als volgt te werk om een Smart Card te verwijderen: ▲ Pak de Smart Card bij de zijkanten vast en trek de kaart voorzichtig uit de Smart Card-lezer.
9 Geheugenmodules De computer heeft twee geheugenmodulecompartimenten. Het primaire geheugenmodulecompartiment bevindt zich onder het toetsenbord. Het compartiment voor de geheugenuitbreidingsmodule bevindt zich aan de onderkant van de computer. De geheugencapaciteit van de computer kan worden uitgebreid door een geheugenmodule toe te voegen aan het vrije slot voor een geheugenuitbreidingsmodule, of door de bestaande module in het slot voor de primaire geheugenmodule te upgraden.
8. Verwijder het afdekplaatje van het compartiment van de geheugenmodule (2) van de computer. 9. Verwijder de geheugenmodule als volgt: OPMERKING: Als er niets in het slot voor de geheugenuitbreidingsmodule zit, slaat u stap 9 over en gaat u naar stap 10. a. Trek de borgklemmetjes aan beide zijden van de geheugenmodule weg (1). De geheugenmodule kantelt omhoog. VOORZICHTIG: Houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan de module te voorkomen.
b. Pak de geheugenmodule aan de rand vast (2) en trek de module voorzichtig uit het geheugenmoduleslot. Bewaar een verwijderde geheugenmodule in een antistatische verpakking om de module te beschermen. OPMERKING: Afhankelijk van de geheugenconfiguratie van uw computer, zit er mogelijk niets in de linker DIMM-connector. 10. Ga als volgt te werk om een geheugenmodule te plaatsen: a. Breng de inkeping (1) in de geheugenmodule op één lijn met het nokje van het geheugenmoduleslot.
c. Kantel de geheugenmodule (3) voorzichtig naar beneden, waarbij u druk uitoefent op de linker- en rechterrand van de module, totdat de borgklemmetjes vastklikken. OPMERKING: Afhankelijk van de geheugenconfiguratie van uw computer, zit er mogelijk niets in de linker DIMM-connector. 11. Plaats het afdekplaatje van het geheugenmodulecompartiment met de lipjes (1) in de uitsparingen in de computer. 12. Sluit het afdekplaatje (2). 13.
15. Keer de computer weer om en sluit de externe voeding en de externe apparaten weer aan. 16. Zet de computer aan. Geheugenmodule in het slot voor de primaire geheugenmodule upgraden Ga als volgt te werk om een geheugenmodule in het slot voor de primaire geheugenmodule te upgraden: 1. Sla uw werk op. 2. Schakel de computer uit. Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de hibernationstand staat, zet u de computer aan door op de aan/uit-knop te drukken.
9. Til voorzichtig de bovenste rand van het toetsenbord op en kantel het toetsenbord totdat het op de polssteun van de computer ligt. 10. Verwijder de geheugenmodule als volgt: a. Trek de borgklemmetjes aan beide zijden van de geheugenmodule weg (1). De geheugenmodule kantelt omhoog. VOORZICHTIG: Houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan de module te voorkomen. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan.
b. Pak de geheugenmodule aan de rand vast (2) en trek de module voorzichtig uit het geheugenmoduleslot. Bewaar een verwijderde geheugenmodule in een antistatische verpakking om de module te beschermen. OPMERKING: Afhankelijk van de geheugenconfiguratie van uw computer, zit er mogelijk niets in de onderste DIMM-connector. 11. Ga als volgt te werk om een geheugenmodule te plaatsen: a. Breng de inkeping (1) in de geheugenmodule op één lijn met het nokje van het geheugenmoduleslot.
c. Kantel de geheugenmodule (3) voorzichtig naar beneden, waarbij u druk uitoefent op de linker- en rechterrand van de module, totdat de borgklemmetjes vastklikken. OPMERKING: Afhankelijk van de geheugenconfiguratie van uw computer, zit er mogelijk niets in de onderste DIMM-connector. 12. Plaats het toetsenbord terug. 13. Sluit het afdekplaatje. 14. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
15. Plaats de 3 toetsenbordschroeven terug. 16. Plaats de accu's terug. 17. Keer de computer weer om en sluit de externe voeding en de externe apparaten weer aan. 18. Zet de computer aan.
10 Beveiliging Computer beveiligen OPMERKING: Van beveiligingsfuncties moet op de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Dergelijke maatregelen kunnen echter niet altijd voorkomen dat een product verkeerd wordt gebruikt of gestolen. OPMERKING: In sommige landen of regio's ondersteunt de computer CompuTrace, een online service voor opsporing en herstel in het kader van beveiliging. Als de computer wordt gestolen, kan CompuTrace deze opsporen wanneer de onbevoegde gebruiker internet op gaat.
Wachtwoorden gebruiken De meeste beveiligingsfuncties maken gebruik van een wachtwoord. Noteer een wachtwoord nadat u het heeft ingesteld en bewaar het op een veilige plaats uit de buurt van de computer. Op wachtwoorden zijn onderstaande overwegingen van toepassing: ● Het instelwachtwoord en het DriveLock-wachtwoord worden ingesteld in Computer Setup (Computerinstellingen) en beheerd door het systeem-BIOS.
BIOS-beheerderswachtwoorden Functie DriveLock-hoofdwachtwoord Beveiligt de toegang tot de interne vaste schijf die wordt beschermd door DriveLock. Het wordt tevens gebruikt om de DriveLock beveiliging te verwijderen. Dit wachtwoord wordt ingesteld onder DriveLock wachtwoorden tijdens het inschakelproces. DriveLock-gebruikerswachtwoord Beveiligt de toegang tot de interne vaste schijf die wordt beschermd door DriveLock en wordt ingesteld onder DriveLock wachtwoorden tijdens het inschakelproces.
BIOS-beheerderswachtwoord beheren Het BIOS-beheerderswachtwoord wordt ingesteld, gewijzigd en verwijderd in Computer Setup. Ga als volgt te werk om dit wachtwoord in te stellen of te wijzigen in Computer Setup: 1. Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer de melding ‘Press the ESC key for Startup Menu' (Druk op esc om het opstartmenu te openen) onder in het scherm wordt weergegeven. 2. Druk op f10 om BIOS Setup te openen. 3.
BIOS-beheerderswachtwoord invoeren Typ achter de prompt BIOS administrator password (BIOS-beheerderswachtwoord) uw wachtwoord (met dezelfde soort toetsen als waarmee u het wachtwoord heeft ingesteld) en druk op enter. Als u drie keer het verkeerde BIOS-beheerderswachtwoord heeft ingevoerd, moet u de computer opnieuw opstarten voordat u het opnieuw kunt proberen.
DriveLock-wachtwoord instellen Ga als volgt te werk om een DriveLock-wachtwoord in te stellen in Computer Setup: 1. Schakel de computer in en druk op esc wanneer de melding ‘Press the ESC key for Startup Menu' (Druk op esc om het opstartmenu te openen) onder in het scherm wordt weergegeven. 2. Druk op f10 om BIOS Setup te openen. 3. Selecteer met behulp van een aanwijsapparaat of de pijltoetsen Security (Beveiliging) > DriveLock passwords (DriveLock-wachtwoorden) en druk vervolgens op enter. 4.
DriveLock-wachtwoord invoeren Zorg ervoor dat de vaste schijf in de computer zelf is ondergebracht (niet in een optioneel dockingapparaat of externe MultiBay). Wanneer u wordt gevraagd een DriveLock-wachtwoord op te geven, typt u het gebruikerswachtwoord of het hoofdwachtwoord (met hetzelfde type toetsen als waarmee u het wachtwoord heeft ingesteld). Druk daarna op enter. Als u twee keer het verkeerde wachtwoord heeft ingevoerd, moet u de computer uitschakelen en het opnieuw proberen.
DriveLock-wachtwoord wijzigen Ga als volgt te werk om een DriveLock-wachtwoord te wijzigen in Computer Setup: 1. Schakel de computer in en druk op esc wanneer de melding ‘Press the ESC key for Startup Menu' (Druk op esc om het opstartmenu te openen) onder in het scherm wordt weergegeven. 2. Druk op f10 om BIOS Setup te openen. 3. Selecteer met behulp van een aanwijsapparaat of de pijltoetsen Security (Beveiliging) > DriveLock passwords (DriveLock-wachtwoorden) en druk vervolgens op enter. 4.
DriveLock-beveiliging verwijderen Ga als volgt te werk om de DriveLock-beveiliging te verwijderen in Computer Setup: 1. Schakel de computer in en druk op esc wanneer de melding ‘Press the ESC key for Startup Menu' (Druk op esc om het opstartmenu te openen) onder in het scherm wordt weergegeven. 2. Druk op f10 om BIOS Setup te openen. 3. Selecteer met behulp van een aanwijsapparaat of de pijltoetsen Security (Beveiliging) > DriveLock password (DriveLock-wachtwoorden) en druk vervolgens op enter. 4.
– of – Selecteer met de pijltoetsen File (Bestand) > Save changes and exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en druk vervolgens op enter. Beveiliging met Automatische DriveLock verwijderen Ga als volgt te werk om de DriveLock-beveiliging te verwijderen in Computer Setup: 1. Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer de melding ‘Press the ESC key for Startup Menu' (Druk op esc om het opstartmenu te openen) onder in het scherm wordt weergegeven. 2.
5. Klik met een aanwijsapparaat op Disabled (Uitgeschakeld) naast een optie om deze uit te schakelen. – of – Selecteer met de pijltoetsen Disabled (Uitgeschakeld) naast de optie en druk op enter. 6. Klik met met een aanwijsapparaat op Enabled (Ingeschakeld) naast een optie om deze weer in te schakelen. – of – Selecteer met de pijltoetsen Enabled (Ingeschakeld) naast de optie en druk op enter. 7.
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of de pijltoetsen Security (Beveiliging) > System IDs (Systeemidentificatie) en druk vervolgens op enter. 4. Selecteer met een aanwijsapparaat of de pijltoetsen Notebook Asset Tag (Inventarisnummer notebookcomputer) of Notebook Ownership Tag (Eigendomslabel notebookcomputer) en voer vervolgens de gegevens in. 5. Druk als u klaar bent op enter. 6.
OPMERKING: In bepaalde situaties kan een firewall toegang tot spelletjes op internet blokkeren, het delen van printers of bestanden in een netwerk tegenhouden of toegestane bijlagen bij e-mailberichten blokkeren. U kunt dit probleem tijdelijk oplossen door de firewall uit te schakelen, de gewenste taak uit te voeren en de firewall weer in te schakelen.
OPMERKING: Uw computer kan er anders uitzien dan de afgebeelde computer. De locatie van het beveiligingskabelslot verschilt per computermodel.
11 Software-updates Software-update uitvoeren Updates van de software die bij de computer is geleverd, zijn beschikbaar via het hulpprogramma HP Software Update of op de website van HP. Het hulpprogramma HP Software Update zoekt automatisch naar software-updates van HP. Het hulpprogramma wordt met een bepaald interval uitgevoerd en biedt een lijst met ondersteuningsmeldingen, zoals verbeteringen van de beveiliging en optionele updates van software en stuurprogramma's.
Ga als volgt te werk om een update van de software uit te voeren via de website van HP: 1. Ga na wat het model, de productcategorie en de serie of het type van uw computer is. Bereid een update van het systeem-BIOS voor door na te gaan wat de versie is van het huidige BIOS dat op de computer is geïnstalleerd. Raadpleeg het gedeelte "BIOS-versie bepalen" voor nadere informatie.
Selecteer met de pijltoetsen File (Bestand) > Ignore changes and exit (Wijzigingen negeren en afsluiten) en druk vervolgens op enter. BIOS-update downloaden VOORZICHTIG: Ter voorkoming van schade aan de computer of een mislukte installatie, wordt u aangeraden een BIOS-update alleen te downloaden en te installeren wanneer de computer met de netvoedingsadapter is aangesloten op een betrouwbare externe voedingsbron.
De installatie van het BIOS begint. OPMERKING: Windows® bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van uw computer te verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken als het installeren van software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van Windowsinstellingen. Raadpleeg Help en ondersteuning voor meer informatie. 5. Volg de instructies op het scherm om de installatie te voltooien.
Met dit hulpmiddel kunt u gemakkelijk zoeken naar Softpaqs voor een bepaald computermodel en deze vervolgens downloaden, uitpakken en installeren. Met het programma kunt u de volgende taken uitvoeren: ● SoftPaq updates voor de computer zoeken, downloaden en installeren. ● Beschikbare en gedownloade Softpaqs voor de computer bekijken.
12 Back-up en herstel Ter bescherming van uw informatie gebruikt u Back-upcentrum om backups te maken van afzonderlijke bestanden en mappen of van de volledige vaste schijf (alleen bepaalde modellen), of om systeemherstelpunten te maken. In het geval dat het systeem niet meer werkt, kunt u de backupbestanden gebruiken om de inhoud van de computer te herstellen.
U maakt als volgt een schermopname: 1. Geef het scherm weer dat u wilt opslaan. 2. Kopieer de schermafbeelding: Als u alleen het actieve venster wilt kopiëren, drukt u op alt+fn+prt sc. Als u het volledige scherm wilt kopiëren, drukt u op fn+prt sc. 3. Open een tekstverwerkingsdocument en selecteer Bewerken > Plakken. De schermafbeelding wordt toegevoegd aan het document. 4. ● Sla het document op.
Windows-herstelprogramma's gebruiken U herstelt als volgt informatie waarvan u een eerder een backup heeft gemaakt: 1. Selecteer Start > Alle programma's > Onderhoud > Back-upcentrum. 2. Volg de instructies op het scherm om de volledige computer (alleen bepaalde modellen) of uw bestanden te herstellen. OPMERKING: Windows kent de voorziening Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de computer te verbeteren.
U herstelt als volgt de oorspronkelijke image van de vaste schijf met f11: 1. Maak indien mogelijk een backup van al uw persoonlijke bestanden. 2. Controleer indien mogelijk of de HP Herstelpartitie aanwezig is. Selecteer Start > Computer om de partitie te zoeken.
13 Computer Setup Computer Setup starten Computer Setup is een vooraf geïnstalleerd programma in het ROM-geheugen, dat zelfs kan worden gebruikt wanneer het besturingssysteem niet werkt of niet kan worden geladen. OPMERKING: Mogelijk worden niet alle in deze handleiding genoemde menuopties voor Computer Setup door uw computer ondersteund.
Ga als volgt te werk om de menu's van Computer Setup af te sluiten: ● Klik op het pictogram Exit (Afsluiten) linksonder in het scherm en volg de instructies op het scherm om de menu's van Computer Setup te sluiten zonder uw wijzigingen op te slaan. – of – Selecteer met de tab-toets en de pijltoetsen File (Bestand) > Ignore Changes and Exit (Wijzigingen negeren en afsluiten) en druk op enter.
Menu File (Bestand) Optie Actie System Information (Systeeminformatie) ● Hiermee kunt u identificatie-informatie weergeven over de computer en de accu's in het systeem. ● Hiermee kunt u informatie weergeven over de specificaties van de processor, de grootte van de cache en het geheugen, het systeem-ROM, de revisie van de videokaart en de versie van de toetsenbordcontroller.
Menu Security (Beveiliging) OPMERKING: Mogelijk worden niet alle in dit gedeelte genoemde menuopties door uw computer ondersteund. Optie Actie Administrator Tools (Hulpprogramma's voor beheerder) BIOS-beheerderswachtwoord instellen Een BIOS-beheerderswachtwoord instellen User Management (Gebruikersbeheer, BIOS beheerderswachtwoord vereist) Create New BIOS User account (Account voor nieuwe BIOSgebruiker maken) ● Hiermee kunt u selecteren uit een lijst met BIOSgebruikers.
Optie Actie TPM Embedded Security (Geïntegreerde TPM-beveiliging) Hiermee kunt u de ondersteuning voor geïntegreerde TPMbeveiliging (Trusted Platform Module) inschakelen of uitschalen, waarmee de computer wordt beschermd tegen onbevoegde toegang tot eigenaarsfuncties die beschikbaar zijn in de geïntegreerde beveiliging voor ProtectTools. Raadpleeg de Help van ProtectTools voor meer informatie. OPMERKING: U heeft een instelwachtwoord nodig om deze instelling te wijzigen.
Optie Actie Als ondersteuning van oudere USB-systemen is ingeschakeld, kunt u het volgende doen: ◦ USB-muis of –toetsenbord gebruiken in Computer Setup (Computerinstellingen), ook als een Windows®-besturingssysteem niet actief is. ◦ Opstarten vanaf USB-apparaten met voorzieningen om als opstarteenheid te fungeren, waaronder een vaste schijf, diskettedrive of optische-schijfeenheid, die via een USB-poort zijn aangesloten op de computer.
Optie Actie OPMERKING: De beschikbaarheid van deze opties verschilt per model computer. 136 Hoofdstuk 13 Computer Setup ● Hiermee kunt u het snel opladen van de tweede accu inof uitschakelen (standaard ingeschakeld). ● Hiermee kunt u HP QuickLook in- of uitschakelen (standaard ingeschakeld). ● Hiermee kunt u de Verificatie voorafgaand aan opstarten met HP QuickLook in- of uitschakelen (standaard ingeschakeld). ● Hiermee kunt u HP QuickWeb in- of uitschakelen (standaard ingeschakeld).
Optie Actie Built-In Device Options (Opties voor geïntegreerde apparaten) ● Hiermee kunt u de knop voor draadloze communicatie inof uitschakelen (standaard ingeschakeld). ● Hiermee kunt u geïntegreerde radio van WLAN-apparaat in- of uitschakelen (alleen bepaalde modellen, standaard ingeschakeld). ● Hiermee kunt u de radio van een geïntegreerd Bluetooth®-apparaat in- of uitschakelen (standaard ingeschakeld). ● Hiermee kunt u de netwerkadapter in- of uitschakelen (standaard ingeschakeld).
Optie Actie Poortopties OPMERKING: Alle poortopties zijn standaard ingeschakeld. ● Hiermee kunt u de seriële poort in- of uitschakelen. ● Hiermee kunt u de parallelle poort in- of uitschakelen. ● Hiermee kunt u de Flash-medialezer in- of uitschakelen. ● Hiermee kunt u de USB-poort in- of uitschakelen. VOORZICHTIG: Als u de USB-poort uitschakelt, worden ook de MultiBay- en ExpressCard-apparaten op de geavanceerde poortreplicator uitgeschakeld.
14 MultiBoot Opstartvolgorde van apparaten Als de computer wordt opgestart, probeert het systeem op te starten vanaf ingeschakelde opstartapparaten. Het hulpprogramma MultiBoot, dat standaard is ingeschakeld, bepaalt de volgorde waarin het systeem een opstartapparaat selecteert. Bij opstartapparaten kan het gaan om optischeschijfeenheden, diskettedrives, een netwerkkaart (NIC), vaste schijven of USB-apparaten.
Opstartapparaten inschakelen in Computer Setup De computer start alleen op vanaf een USB-apparaat of netwerkkaart als het betreffende apparaat eerst is ingeschakeld in Computer Setup. Ga als volgt te werk om Computer Setup te starten en een USB-apparaat of netwerkkaart te gebruiken als opstartapparaat: 1. Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer ‘Press the ESC key for Startup Menu' (Druk op Esc voor het startmenu) onder in het scherm verschijnt. 2.
Wijzigingen in de opstartvolgorde overwegen Houd bij het wijzigen van de opstartvolgorde rekening met het volgende: ● Als de computer opnieuw wordt opgestart nadat de opstartvolgorde is gewijzigd, probeert de computer met de nieuwe opstartvolgorde op te starten. ● Als er sprake is van meer dan één type opstartapparaat, probeert de computer steeds vanaf het eerste apparaat van een bepaald type (uitgezonderd optische apparatuur) op te starten.
3. Selecteer met cursorbesturing of de pijltoetsen System Configuration (Systeemconfiguratie) > Boot Options (Opstartopties). Controleer of Enabled (Ingeschakeld) geselecteerd is naast MultiBoot. OPMERKING: MultiBoot is standaard ingeschakeld. 4. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen een apparaat in de lijst. 5. Gebruik een aanwijsapparaat om met de pijltoets-omhoog de apparaatnaam aan te klikken om het apparaat omhoog te verplaatsen in de opstartvolgorde, of druk op de +-toets.
– of – Selecteer met de pijltoetsen File (Bestand) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en druk op enter. De wijzigingen worden geactiveerd wanneer de computer opnieuw wordt gestart. Voorkeuren MultiBoot Express invoeren Wanneer het menu van Express Boot wordt weergegeven tijdens het opstarten, hebt u de volgende keuzemogelijkheden: ● Om een opstartapparaat uit het menu van Express Boot op te geven, selecteert u uw voorkeur binnen de opgegeven tijd en drukt u op enter.
15 Beheer en afdrukken Client Management Solutions gebruiken Client Management Solutions software biedt op standaarden gebaseerde oplossingen voor het beheren van clientcomputers (gebruikerscomputers), variërend van desktopcomputers en werkstations tot notebookcomputers en tablet-pc's, in een netwerkomgeving.
HP Client Automation (alleen bepaalde modellen) HP Client Automation automatiseert het beheer van software zoals besturingssystemen, programma's, software-updates en de content- en configuratie-instellingen om ervoor te zorgen dat de configuratie van alle computers gehandhaafd blijft. Met deze geautomatiseerde beheeroplossingen kunt u software beheren over de gehele levensduur van de computer.
HP SSM (System Software Manager) Met HP SSM (System Software Manager) kunt u op afstand en op meerdere systemen tegelijk systeemsoftware bijwerken. Wanneer SSM wordt uitgevoerd op een clientcomputer, worden de versies van hardware en software gedetecteerd en wordt geselecteerde software bijgewerkt vanuit een centrale locatie, die filestore wordt genoemd.
Index Symbolen en getallen 1394-apparaten aansluiten 90 verwijderen 90 1394-kabel, verbinden 90 1394-poort 9, 90 A aan/uit-knop, herkennen 4 aan/uit-lampjes, herkennen 3, 7 aansluiten, externe netvoedingsbron 64 aanwijsapparaten gebruiken 32 voorkeuren instellen 32 accu afvoeren 73 herkennen 13 kalibreren 69 lage acculading 68 opbergen 72 opladen 67, 69 opnieuw opladen 72 plaatsen 66 vervangen 73 verwijderen 66 voeding besparen 72 accu, temperatuur 72 accu laden, maximaliseren 68 acculading, informatie 36 a
computerinformatie 122 Computer Setup BIOSbeheerderswachtwoord 109 instellen MultiBoot Express 142 menu File (Bestand) 132 menu Security (Beveiliging) 133 navigeren en selecteren 130 opstartapparaten inschakelen 140 opstartvolgorde instellen 141 System Configuration (Geavanceerd), menu 134 Computer Setup (Computerinstellingen) apparaatbeveiliging 116 DriveLock-wachtwoord 111 herstellen, fabrieksinstellingen 131 configureren, ExpressCards 94 Connection Manager (Verbindingsbeheer), pictogram 16 connector netv
vingerafdruklezer 137 voedingsbewaking 137 geluid harder, knop, herkennen 5 geluid harder, lampje, herkennen 3 geluidsvolume, aanpassen 39 geluid uit-knop, herkennen 5 geluid zachter, knop, herkennen 5 geluid zachter, lampje, herkennen 3 H hardware, herkennen 1 helderheid instellen, hotkeys 36 herstellen, fabrieksinstellingen 132 herstelpartitie 128 herstel van vaste schijf 128 hibernationstand activeren 61 beëindigen 61 geactiveerd bij kritiek lage acculading 68 hoofdtelefoonuitgang (audiouitgang) 8 hotkey
voeding 3, 7 Webcam 11 LAN, aansluiten 31 land- of regiospecifieke modemkabeladapter 28 leesbare media 60 logische stationsaanduidingen 141 luchthavenbeveiliging 76 luidsprekers, herkennen 7 M McAfee Total Protection 118 mediakaartlezer 93 mediakaartlezer herkennen 8 microfooningang (audioingang) 8 microfoons, interne 11 Microsoft, certificaat van echtheid, label 14 minimaliseren, interferentie 26 modemkabel aansluiten 27 ruisonderdrukkingscircuit 27 specifieke landen/regio's, kabeladapter 28 modemsoftware
productidentificatienummer 14 productnaam en -nummer, computer 13 projector, aansluiten 42 PXE-server 140 Q QuickLook, knop, herkennen 4 QuickLook-lampje, herkennen 3 QuickWeb-knop, herkennen 5 QuickWeb-lampje, herkennen 3 R regiocode, dvd 48 reizen met de computer label met goedkeuringen voor modem 14 RJ-11-modemconnector, herkennen 9 RJ-45-netwerkconnector, herkennen 9 ruimtes accu 10, 14 vaste schijf 11 ruisonderdrukkingscircuit modemkabel 27 S SATA-apparaten (Serial Advanced Technology Attachment) AHCI
U UEFI-modus (Unified Extensible Firmware Interface) 134 uitbreiding geheugenmodulecompartiment, herkennen 10 uitschakelen, computer 74 uitvoeren uitschakelen 135 updates, software 144 upgraderuimte herkennen 9 optische-schijfeenheid vervangen 85 vaste schijf vervangen 82 USB, ondersteuning voor oudere systemen 130, 135 USB-apparaten beschrijving 88 stopzetten 88 verwijderen 88 USB-apparatuur aansluiten 88 USB-hubs 88 USB-kabel, aansluiten 88 USB-ondersteuning oudere systemen 89 USB-poorten, herkennen 9, 88