HP ProtectTools - Windows Vista and Windows XP
versnippering moet worden bevestigd en welke gegevensbestanddelen moeten worden uitgesloten van
versnippering:
1. Open File Sanitizer, klik op Settings (Instellingen), klik op Advanced Security Settings
(Geavanceerde beveiligingsinstellingen) en klik daarna op View Details (Gegevens
weergeven).
2. Geef het aantal versnipperingscycli op.
OPMERKING: Het geselecteerde aantal versnipperingscycli wordt toegepast op elk
gegevensbestanddeel. Als u bijvoorbeeld drie versnipperingscycli kiest, wordt er drie keer een
algoritme uitgevoerd dat de gegevens onleesbaar maakt. Hoe hoger het aantal versnipperingscycli
dat u kiest, hoe langer het versnipperen duurt; een hoger aantal cycli beveiligt de computer echter
beter.
3. Selecteer de gegevensbestanddelen die u wilt versnipperen:
a. Klik onder Available shred options (Beschikbare versnipperingsopties) op een
gegevensbestanddeel en klik op Add (Toevoegen).
b. Om een aangepast gegevensbestanddeel toe te voegen, klikt u op Add Custom Option
(Aangepaste optie toevoegen). Voer de naam van een bestand of map in en klik op OK. Klik
op het aangepaste gegevensbestanddeel en klik op Add (Toevoegen).
OPMERKING: Om een gegevensbestanddeel te verwijderen uit de beschikbare
versnipperingsopties, klikt u op het gegevensbestanddeel en klikt u daarna op Delete
(Verwijderen).
4. Schakel onder Shred the following (Volgende versnipperen) het selectievakje in naast elk
gegevensbestanddeel waarvan u de versnippering eerst wilt bevestigen.
OPMERKING: Om een gegevensbestanddeel te verwijderen uit de versnipperingslijst, klikt u op
het gegevensbestanddeel en klikt u daarna op Remove (Verwijderen).
5. Klik onder Do not shred the following (Volgende niet versnipperen) op Add (Toevoegen) om
de specifieke gegevensbestanddelen te selecteren die u wilt uitsluiten van versnippering.
OPMERKING: Alleen bestandsextensies kunnen worden uitgesloten van versnippering. Als u
bijvoorbeeld de bestandsextensie .BMP toevoegt, zijn alle bestanden met de extensie .BMP
uitgesloten van versnippering.
Om een gegevensbestanddeel te verwijderen uit de uitsluitingslijst, klikt u op het
gegevensbestanddeel en klikt u daarna op Delete (Verwijderen).
6. Wanneer u klaar bent met de configuratie van het versnipperingsprofiel, klikt u op Apply
(Toepassen) en daarna op OK.
Eenvoudig verwijderingsprofiel aanpassen
Het eenvoudige verwijderingsprofiel voert een standaardverwijdering van gegevensbestanddelen uit
zonder versnippering. Wanneer u een eenvoudig verwijderingsprofiel maakt, geeft u aan welke
gegevensbestanddelen moeten worden opgenomen in een eenvoudige verwijderingsactie, voor welke
gegevensbestanddelen de eenvoudige verwijderingsactie moet worden bevestigd en welke
gegevensbestanddelen moeten worden uitgesloten van een eenvoudige verwijderingsactie:
Configuratieprocedures 55