Mini - Gebruikershandleiding
© Copyright 2010 Hewlett-Packard Development Company, L.P. Bluetooth is een handelsmerk van de desbetreffende houder en wordt door Hewlett-Packard Company onder licentie gebruikt. Het SD-logo is een handelsmerk van de desbetreffende houder. Microsoft en Windows zijn in de Verenigde Staten gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation. De informatie in deze documentatie kan zonder kennisgeving worden gewijzigd.
Veiligheidswaarschuwing WAARSCHUWING! Werk niet met de computer op uw schoot en blokkeer de ventilatieopeningen van de computer niet, om de kans op letsel door hitte of oververhitting van de computer te beperken. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat de luchtcirculatie niet wordt geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal (zoals een optionele printer naast het apparaat) of een voorwerp van zacht materiaal (zoals een kussen, een kleed of kleding).
iv Veiligheidswaarschuwing
Inhoudsopgave 1 Aan de slag HP QuickWeb gebruiken (alleen bepaalde modellen) .......................................................................... 2 2 Verschillende onderdelen Hardware herkennen ............................................................................................................................ 3 Onderdelen aan de bovenkant ............................................................................................ 3 Touchpad ....................................................
Problemen met lage acculading verhelpen ....................................................... 23 Lage acculading verhelpen wanneer een externe voedingsbron beschikbaar is ................................................................................... 24 Lage acculading verhelpen wanneer een opgeladen accu beschikbaar is ................................................................................... 24 Lage acculading verhelpen wanneer er geen voedingsbron beschikbaar is ...........................
Multimediasoftware installeren vanaf internet .................................................................... 49 Audio .................................................................................................................................................. 50 Externe audioapparatuur aansluiten .................................................................................. 50 Audiofuncties controleren ...........................................................................................
Optionele externe apparaten gebruiken ............................................................................ 72 11 Geheugenmodules 12 Software updaten BIOS updaten ..................................................................................................................................... 77 BIOS-versie vaststellen ..................................................................................................... 77 BIOS-update downloaden .....................................................
1 Aan de slag Het hoofdbesturingssysteem van de computer is Microsoft® Windows®. Uw computer kan ook zijn uitgerust met HP QuickWeb (alleen bepaalde modellen). ● Het besturingssysteem Microsoft Windows geeft het bureaublad weer op het beeldscherm en bestuurt de hardware, randapparatuur en software van uw computer.
HP QuickWeb gebruiken (alleen bepaalde modellen) U start QuickWeb als volgt: 1. Zet de computer aan. Het scherm HP QuickWeb Home verschijnt. 2. Klik op een pictogram (alleen bepaalde modellen) op het scherm Startpagina van QuickWeb of klik op een pictogram op de LaunchBar om een programma te starten. OPMERKING: als QuickWeb is geactiveerd, wordt QuickWeb altijd gestart wanneer u de computer inschakelt en wordt er een automatische timer weergegeven boven het pictogram Windows starten.
2 Verschillende onderdelen Hardware herkennen De samenstelling van de computer verschilt per regio/land en per model. Op de afbeeldingen in dit hoofdstuk worden de standaardvoorzieningen van de meeste computermodellen weergegeven. U geeft als volgt een overzicht weer van de hardware die in de computer is geïnstalleerd: 1. Selecteer Start > Deze computer. 2. Klik in het linkerdeelvenster onder Systeemtaken op Systeeminformatie weergeven. 3. Selecteer het tabblad Hardware > Apparaatbeheer.
Onderdeel Beschrijving (2) Linkerknop van het touchpad* Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een externe muis. (3) Rechterknop van het touchpad* Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op een externe muis. (4) Touchpadzone* Hiermee kunt u de aanwijzer (ook wel "cursor" genoemd) verplaatsen en onderdelen op het scherm selecteren of activeren. *In deze tabel worden de fabrieksinstellingen beschreven.
Toetsen Onderdeel Beschrijving (1) Actietoetsen Hiermee kunt u veelgebruikte systeemfuncties uitvoeren. (2) fn-toets Druk op deze toets in combinatie met een functietoets of de esc-toets om veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren. (3) Windows®-logotoets Hiermee geeft u het menu Start van Windows weer. (4) Windows-applicatietoets Hiermee opent u een snelmenu voor items waarbij de aanwijzer staat.
Onderdelen aan de rechterkant Onderdeel (1) (2) (3) Beschrijving Digitalemediaslot Aan/uit-lampje Aan/uit-schakelaar Ondersteunt de volgende types optionele digitale kaarten: ● Memory Stick (MS) ● MS/Pro ● MultiMediaCard (MMC) ● Secure Digital High Capacity-geheugenkaart (SDHC) (standaardformaat en groot formaat) ● xD-Picture Card ● Wit: de computer is ingeschakeld. ● Knipperend wit: de computer staat in de standbystand.
Onderdeel Beschrijving OPMERKING: De ventilator van de computer start automatisch om interne onderdelen te koelen en oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne ventilator automatisch aan- en uitgaat terwijl u met de computer werkt. (5) USB-poorten (2) Hierop sluit u optionele USB-apparatuur aan. (6) RJ-45-netwerkconnector en afdekplaatje Hierop kunt u een netwerkkabel aansluiten.
Onderdeel Beschrijving OPMERKING: De ventilator van de computer start automatisch om interne onderdelen te koelen en oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne ventilator automatisch aan- en uitgaat terwijl u met het apparaat werkt. (5) Schijfeenheidlampje ● Knipperend: er wordt geschreven naar of gelezen van de vaste schijf.
Beeldschermonderdelen Onderdeel (1) Beschrijving Interne beeldschermschakelaar Wanneer u het beeldscherm sluit terwijl de computer is ingeschakeld, wordt de beeldschermschakelaar ingedrukt en wordt de standbystand geactiveerd. OPMERKING: De beeldschermschakelaar is niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer. (2) Webcamlampje Aan: de webcam is in gebruik. (3) Webcam Hiermee kunt u videobeelden vastleggen en foto's maken.
Onderdelen aan de onderkant Onderdeel Beschrijving (1) Accuontgrendelingen (2) Hiermee ontgrendelt u de accu uit de accuruimte. (2) Accuruimte Hierin bevindt zich de accu. Sierpaneel verwijderen Door het sierpaneel te verwijderen, krijgt u toegang tot het geheugenmodulecompartiment, het SIMkaartslot, het label met kennisgevingen en andere belangrijke componenten. Verwijder het sierpaneel als volgt: 1. Koppel de computer los van de netvoeding. 2. Verwijder de accu.
4. Maak de rechterkant van het sierpaneel los (2) door het iets weg te tillen van de basis. OPMERKING: het is normaal dat het sierpaneel licht buigt en mogelijk hoort u plopgeluiden wanneer de nokjes van het sierpaneel loskomen van de basis. 5. Druk op de linkerontgrendelknop (1). 6. Maak de linkerkant van het sierpaneel los (2) door het iets weg te tillen van de basis.
7. Til de linkerkant van het sierpaneel (1) schuin omhoog en til daarna het sierpaneel weg van de basis (2). Sierpaneel terugplaatsen Plaats het sierpaneel terug nadat u toegang heeft gehad tot het geheugenmodulecompartiment, het SIM-kaartslot, het label met kennisgevingen en andere belangrijke componenten. Plaats het sierpaneel als volgt terug: 12 1. Plaats het sierpaneel (1) schuin boven de computer, met de voorrand naar de voorkant van de computer gericht. 2.
3. Draai de voorrand (1) van het sierpaneel omlaag en druk het sierpaneel stevig op de basis van de computer tot het vastklikt (2). 4. Plaats de accu terug. OPMERKING: zie het gedeelte "Accu plaatsen of verwijderen" verderop in deze handleiding voor meer informatie.
Voor informatie over de voorschriften voor draadloze communicatie raadpleegt u het gedeelte over uw land of regio in Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu. Om toegang te krijgen tot dit document, selecteert u Start > Help en ondersteuning > Gebruikershandleidingen. Aanvullende hardwareonderdelen Onderdeel Beschrijving (1) Netsnoer* Hiermee kunt u een netvoedingsadapter aansluiten op een stopcontact. (2) Netvoedingsadapter Hiermee wordt netvoeding omgezet in gelijkstroom.
Onderdeel (1) Productnaam (2) Serienummer (3) Productnummer (4) Garantieperiode (5) Modelbeschrijving (alleen bepaalde modellen) ● Certificaat van echtheid van Microsoft®: bevat de Windows-productcode. U kunt de productcode nodig hebben wanneer u een update van het besturingssysteem wilt uitvoeren of problemen met het systeem wilt oplossen. Het Certificaat van echtheid van Microsoft bevindt zich aan de onderkant van de computer.
3 Energiebeheer Opties voor energiebeheer instellen Energiebesparende standen gebruiken Standaard zijn twee energiebesparende voorzieningen ingeschakeld: de standbyvoorziening en de hibernationvoorziening. Als de standbystand wordt geactiveerd, knippert het aan/uit-lampje en wordt het scherm zwart. Uw werk wordt opgeslagen in het geheugen. Het beëindigen van de standbystand gaat sneller dan het beëindigen van de hibernationstand.
U kunt op elk van de volgende manieren de standbystand beëindigen: ● Verschuif de aan/uit-schakelaar en laat deze direct weer los. ● Als het beeldscherm gesloten is, opent u het beeldscherm en activeert u het touchpad. ● Druk op een toets op het toetsenbord. Wanneer de standbystand wordt beëindigd, gaat het aan/uit-lampje branden en verschijnt uw werk op het scherm op het punt waar u was gestopt met werken en de standbystand werd geactiveerd.
● Altijd aan ● Minimaal energieverbruik ● Accu vol U kunt de instellingen van deze energiebeheerschema's wijzigen via Energiebeheer. Huidig energiebeheerschema weergeven ▲ Klik op het pictogram Energiemeter in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. – of – Selecteer Start > Configuratiescherm > Prestaties en onderhoud > Energiebeheer.
WAARSCHUWING! Gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde netvoedingsadapter, een door HP geleverde vervangende adapter, of een door HP geleverde compatibele adapter. Sluit de computer aan op een externe netvoedingsbron in de volgende situaties: WAARSCHUWING! Laad de accu niet op aan boord van een vliegtuig. ● wanneer u een accu oplaadt of kalibreert; ● wanneer u systeemsoftware installeert of aanpast; ● wanneer u informatie naar een cd of dvd schrijft.
3. Steek het andere uiteinde van het netsnoer in een stopcontact (3). Accuvoeding gebruiken Als de computer over een opgeladen accu beschikt en de computer is niet aangesloten op een externe voedingsbron, dan werkt de computer op accuvoeding. Wanneer de computer is aangesloten op een externe netvoedingsbron, werkt de computer op netvoeding.
Meestal wordt de acculading zowel in percentages als in resterend aantal minuten werktijd weergegeven. ● Het percentage geeft de geschatte resterende lading van de accu aan. ● De tijdsduur geeft bij benadering de resterende accuwerktijd aan als de accu op het huidige niveau voeding blijft leveren. De resterende accuwerktijd neemt bijvoorbeeld af als u een dvd afspeelt en neemt toe als u het afspelen van een dvd stopt.
2. Verschuif de accu-ontgrendelingen (1) om de accu los te koppelen en verwijder de accu (2). Accu opladen WAARSCHUWING! Laad de accu van de computer niet op aan boord van een vliegtuig. De accu wordt altijd opgeladen wanneer de computer met een netvoedingsadapter is aangesloten op een externe voedingsbron. De accu wordt opgeladen ongeacht of de computer in gebruik is of uit staat, maar het opladen verloopt sneller wanneer de computer is uitgeschakeld.
Het acculampje geeft als volgt de status van de acculading aan: ● Uit: de computer werkt op accuvoeding. ● Wit knipperend: de accu is bijna leeg of heeft een kritiek laag ladingsniveau bereikt, of er is een accufout. Wanneer de accu een kritiek laag ladingsniveau bereikt, begint het acculampje snel te knipperen. ● Oranje: er wordt een accu opgeladen. ● Wit: de computer is aangesloten op een externe voedingsbron en de accu is volledig opgeladen.
Lage acculading verhelpen wanneer een externe voedingsbron beschikbaar is ▲ Sluit de computer aan op een goedgekeurde netvoedingsadapter. Lage acculading verhelpen wanneer een opgeladen accu beschikbaar is 1. Schakel de computer uit of activeer de hibernationstand. 2. Verwijder de lege accu en plaats vervolgens een volle accu. 3. Zet de computer aan. Lage acculading verhelpen wanneer er geen voedingsbron beschikbaar is ▲ Activeer de hibernationstand. – of – Sla uw werk op en sluit de computer af.
Stap 2: Schakel de energiebesparende voorzieningen uit 1. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Energiemeter in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk en klik vervolgens op Eigenschappen van energiebeheer aanpassen. – of – Selecteer Start > Configuratiescherm > Prestaties en onderhoud > Energiebeheer. 2. Noteer de vier instellingen in de kolommen Accustroom en Netstroom, zodat u deze instellingen na de kalibratie weer kunt opgeven. 3. Stel de vier opties in op Nooit. 4. Klik op OK.
Stap 4: Laad de accu volledig op Ga als volgt te werk om de accu op te laden: 1. Zorg dat de computer op een externe voedingsbron aangesloten blijft totdat de accu volledig is opgeladen. Wanneer de accu volledig is opgeladen, wordt het acculampje op de computer wit. U kunt de computer gewoon gebruiken terwijl de accu wordt opgeladen, maar het opladen gaat sneller wanneer de computer is uitgeschakeld. 2.
Afvoeren van afgedankte accu's WAARSCHUWING! Probeer de accu niet uit elkaar te halen, in elkaar te drukken of te doorboren, zorg dat u geen kortsluiting veroorzaakt tussen de externe contactpunten en laat de accu niet in aanraking komen met water of vuur. Zo beperkt u het risico van brand en brandwonden. Raadpleeg voor informatie over het afvoeren van afgedankte accu's de Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu.
4 Internet De computer ondersteunt de volgende types internettoegang: 28 ● Bekabeld: u krijgt toegang tot internet door verbinding te maken met een breedbandnetwerk middels de RJ-45-netwerkconnector. ● Draadloos: voor mobiele toegang tot internet gebruikt u een draadloze verbinding. Raadpleeg het gedeelte "Verbinding maken met een draadloos netwerk" voor informatie over het instellen van een draadloos netwerk of het toevoegen van de computer aan een bestaand draadloos netwerk.
Verbinding maken met een bekabeld netwerk Om verbinding te kunnen maken met een lokaal netwerk (LAN), is een (afzonderlijk aan te schaffen) 8pins RJ-45-netwerkconnector nodig. Als de netwerkkabel een ruisonderdrukkingscircuit (1) bevat, wat voorkomt dat de ontvangst van tv- en radiosignalen wordt gestoord, sluit u de kabel aan op de computer met het uiteinde waar zich het ruisonderdrukkingscircuit bevindt (2).
Verbinding maken met een draadloos netwerk Apparaten voor draadloze communicatie gebruiken Met technologie voor draadloze communicatie worden gegevens niet via kabels maar via radiogolven doorgegeven.
Pictogra m Naam Beschrijving Draadloze communicatie (uitgeschakeld) Geeft aan dat alle apparaten voor draadloze communicatie zijn uitgeschakeld. Verbinding met draadloos netwerk (verbonden) Geeft aan dat een of meer WLAN-apparaten zijn verbonden met het netwerk. Verbinding met draadloos netwerk (verbroken) Geeft aan dat een of meer WLAN-apparaten niet zijn verbonden met het netwerk.
HP Connection Manager software gebruiken (alleen bepaalde modellen) Connection Manager (Verbindingsbeheer) maakt het mogelijk internetprofielen, SMS-berichten (Short Message Service) en verbindingsapparaten en -methoden te beheren en aanvullende instellingen te bewerken. U start Connection Manager als volgt: 1. Klik op het pictogram HP Connection Manager in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. 2.
In het eigenschappendialoogvenster van Wireless Assistant kunt u de aan/uit-knoppen voor elk geïnstalleerd apparaat voor draadloze communicatie afzonderlijk weergeven. U geeft de aan/uitknoppen als volgt weer: 1. Dubbelklik op het pictogram Wireless Assistant in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. 2. Klik op Properties (Eigenschappen). 3.
Draadloos netwerk installeren Als u een draadloos netwerk wilt installeren en verbinding wilt maken met internet, heeft u de volgende apparatuur nodig: ● een breedbandmodem (DSL- of kabelmodem) (1) en een internetservice met hoge snelheid via een abonnement bij een internetprovider; ● een (afzonderlijk aan te schaffen) draadloze router (2); ● computer voorzien van een apparaat voor draadloze communicatie (3) De volgende afbeelding laat een voorbeeld zien van een installatie van een draadloos netwerk d
maken met uw netwerk of informatie opvangen die via het netwerk wordt verzonden. U kunt echter de volgende voorzorgsmaatregelen nemen om uw draadloze netwerk hiertegen te beschermen: ● Gebruik een zender met ingebouwde beveiliging Veel draadloze basisstations, gateways of routers bevatten ingebouwde beveiligingsvoorzieningen zoals draadloze beveiligingsprotocollen en firewalls.
3. Selecteer het netwerk waarmee u verbinding wilt maken en klik op Verbinden. Voer, indien vereist, de netwerkbeveiligingscode in. ● Als het netwerk niet beveiligd en dus voor iedereen toegankelijk is, wordt een waarschuwing weergegeven. Klik op Toch verbinding maken om de waarschuwing te accepteren en de verbinding te voltooien. ● Als het netwerk een beveiligd draadloos netwerk is, wordt u verzocht een netwerkbeveiligingssleutel in te voeren. Dit is een beveiligingscode.
HP mobiel breedband gebruiken (alleen bepaalde modellen) Een HP module voor mobiel breedband is een draadloos WWAN-apparaat dat toegang biedt tot informatie op elke plek waar mobiele netwerkdiensten beschikbaar zijn. Voor gebruik van HP mobiel breedband heeft u een mobielnetwerkexploitant nodig (aanbieder van mobiele netwerkdiensten genoemd). In de meeste gevallen is dat een beheerder van een netwerk voor mobiele telefonie.
U plaatst een SIM-kaart als volgt: 1. Schakel de computer uit. Als u niet zeker weet of de computer is uitgeschakeld of in de hibernationstand staat, zet u de computer aan door kort op de aan/uit-knop te drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem. 2. Sluit het beeldscherm. 3. Ontkoppel alle randapparatuur die op de computer is aangesloten. 4. Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact. 5.
3. Ontkoppel alle randapparatuur die op de computer is aangesloten. 4. Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact. 5. Leg de computer ondersteboven op een vlak oppervlak neer, met de accuruimte naar u toe. 6. Verwijder de accu. 7. Druk de SIM-kaart iets naar binnen en verwijder deze uit het slot. 8. Plaats de accu terug. OPMERKING: zie het gedeelte "Accu plaatsen of verwijderen" eerder in deze handleiding voor meer informatie. 9.
GPS gebruiken (alleen bepaalde modellen) De computer kan zijn voorzien van een GPS (Global Positioning System). GPS-satellieten geven locatie-, snelheids- en richtinggegevens door aan systemen die met GPS zijn uitgerust. Raadpleeg de online helpfunctie van de HP Connection Manager software of de HP Wireless Assistant software voor meer informatie.
HP Navigator software gebruiken (alleen bepaalde modellen) De HP Navigator software maakt gebruik van de GPS-module (alleen bepaalde modellen) in de computer om een kaart weer te geven van uw huidige locatie of een ander adres. U kunt een specifiek adres op de kaart weergeven, zoeken naar een restaurant, winkel of een ander bedrijf in de omgeving, route-instructies weergeven en gesproken route-instructies beluisteren. U opent HP Navigator als volgt: 1.
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde modellen) Een Bluetooth-apparaat maakt draadloze communicatie over korte afstanden mogelijk, ter vervanging van communicatie via de gebruikelijke fysieke kabels tussen elektronische apparaten zoals de volgende: ● computers (desktopcomputer, notebookcomputer, pda) ● telefoons (mobiele telefoons, gecombineerde gsm/pda's (smartphones)) ● imagingapparaten (printers, camera's) ● geluidsapparatuur (hoofdtelefoons, luidsprekers) Blu
Bluetooth en Internet Connection Sharing HP adviseert om een computer met Bluetooth niet te gebruiken als host of als gateway die door andere computers kan worden gebruikt om verbinding met internet te maken. Wanneer twee of meer computers met elkaar zijn verbonden via Bluetooth en ICS is ingeschakeld op een van de computers, kunnen de andere computers mogelijk geen verbinding maken met internet via het Bluetooth-netwerk.
5 Multimedia Multimediavoorzieningen De computer bevat multimediavoorzieningen waarmee u muziek kunt beluisteren, naar films kunt kijken en afbeeldingen en foto's kunt bekijken. De computer beschikt mogelijk over de volgende multimediacomponenten: ● geïntegreerde luidsprekers om muziek te beluisteren; ● geïntegreerde webcam waarmee u foto's en video's kunt vastleggen; ● vooraf geïnstalleerde multimediasoftware waarmee u muziek, films, afbeeldingen en foto's kunt weergeven en beheren.
Onderdeel Beschrijving (1) Webcamlampje Aan: de webcam is in gebruik. (2) Webcam Hiermee kunt u videobeelden vastleggen en foto's maken. OPMERKING: Om video's op te kunnen nemen, moet speciale webcamsoftware zijn geïnstalleerd. (3) Interne microfoon Hiermee kunt u geluid opnemen. (4) Luidsprekers (2) Hiermee wordt het geluid van het apparaat weergegeven. (5) Actietoets Geluid uit (f11) Hiermee schakelt u de geluidsweergave uit (en weer in).
Onderdeel Beschrijving WAARSCHUWING! Zet het volume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet. Zo beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Raadpleeg Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu voor aanvullende informatie over veiligheid. OPMERKING: Wanneer u een apparaat aansluit op de hoofdtelefoonuitgang, worden de computerluidsprekers uitgeschakeld. De audiocomponent moet een connector met vier pinnen hebben.
Als het pictogram Volume niet in het systeemvak staat, plaatst u het als volgt in het systeemvak: ● a. Selecteer Start > Configuratiescherm > Spraak, geluid en geluidsapparaten > Geluiden en audioapparaten > tabblad Volume. b. Schakel de optie Pictogram voor het volume in het systeemvak plaatsen in. c. Klik op Toepassen. Volumeregeling van programma: Het volume kan ook binnen bepaalde programma’s worden geregeld.
Actietoetsen voor het afspelen van media gebruiken Met de actietoetsen voor het afspelen van media regelt u het afspelen van een audio-cd of een dvd of bd die in een (afzonderlijk aan te schaffen) externe optischeschijfeenheid is geplaatst. OPMERKING: De externe optischeschijfeenheid moet worden aangesloten op de USB-poort van de computer, niet op een USB-poort op een ander extern apparaat, zoals een hub.
Andere vooraf geïnstalleerde multimediasoftware gebruiken U zoekt als volgt andere vooraf geïnstalleerde multimediasoftware op: ▲ Selecteer Start > Alle programma's en open het multimediaprogramma dat u wilt gebruiken. Klik bijvoorbeeld op Windows Media Player als u een audio-cd wilt afspelen met Windows Media Player (alleen bepaalde modellen). OPMERKING: Sommige programma’s bevinden zich mogelijk in submappen.
Audio De computer bevat een aantal audiovoorzieningen, waarmee u het volgende kunt doen: ● Muziek afspelen via de computerluidsprekers en/of aangesloten externe luidsprekers; ● Geluid opnemen met de interne microfoon of een optionele externe headsetmicrofoon aansluiten ● Muziek downloaden van internet ● Multimediapresentaties maken met beeld en geluid ● Beeld en geluid overbrengen met expresberichtenprogramma's Externe audioapparatuur aansluiten WAARSCHUWING! Zet het volume laag voordat u de hoofd
OPMERKING: Voor optimale resultaten tijdens het opnemen spreekt u rechtstreeks in de microfoon en neemt u geluid op in een omgeving die vrij is van achtergrondruis. ▲ Om de audio-instellingen van de computer te bevestigen of te wijzigen, klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram Volume op de taakbalk, of selecteert u Start > Configuratiescherm > Spraak, geluid en geluidsapparaten > Geluiden en audioapparaten.
Video Uw computer biedt de mogelijkheid uiteenlopende videovoorzieningen te gebruiken: ● Films bekijken ● Spelletjes spelen via internet ● Afbeeldingen en video's bewerken voor presentaties ● Externe videoapparatuur aansluiten Externe monitor of projector aansluiten De (afzonderlijk aan te schaffen) VGA-kabel dient om een extern weergaveapparaat, zoals een monitor of projector, aan te sluiten op de externemonitorpoort van de computer. U sluit als volgt een externe monitor of projector aan: 1.
Webcam De computer heeft een geïntegreerde webcam, die zich bovenaan het beeldscherm bevindt. De webcam is een invoerapparaat waarmee u video's kunt opnemen en foto's kunt vastleggen. OPMERKING: Om video's op te kunnen nemen, moet speciale webcamsoftware zijn geïnstalleerd. U gebruikt de webcam als volgt: 1. Selecteer Start > Deze computer en dubbelklik op het camerapictogram. 2. Klik op Take a new picture (Nieuwe foto maken) om een foto te maken.
6 Beveiliging Computer beveiligen De standaard beveiligingsvoorzieningen die worden geboden door het besturingssysteem Windows en het setupprogramma, dat geen deel uitmaakt van Windows, kunnen uw persoonlijke instellingen en gegevens beschermen tegen uiteenlopende veiligheidsrisico's.
VOORZICHTIG: Om te voorkomen dat u geen toegang meer krijgt tot de computer, is het belangrijk dat u elk ingesteld wachtwoord noteert. Omdat de meeste wachtwoorden niet worden weergegeven als u ze instelt, wijzigt of verwijdert, is het van wezenlijk belang om elk wachtwoord meteen te noteren en op een veilige plaats te bewaren. U kunt voor de voorzieningen van het setupprogramma dezelfde wachtwoorden gebruiken als voor de beveiligingsvoorzieningen van Windows.
Wachtwoord Functie VOORZICHTIG: Als u het beheerderswachtwoord vergeten bent, kunt u het setupprogramma niet openen. Opstartwachtwoord* ● Beveiligt de toegang tot de inhoud van de computer. ● Als dit wachtwoord is ingesteld, moet u het wachtwoord opgeven wanneer u de computer inschakelt of opnieuw opstart of wanneer u de hibernationstand beëindigt.
Beheerderswachwoord invoeren Typ achter de prompt Enter Password (Wachtwoord opgeven) het beheerderswachtwoord en druk op enter. Na drie mislukte pogingen om het beheerderswachtwoord op te geven moet u de computer opnieuw opstarten en het opnieuw proberen. Opstartwachtwoord Met een opstartwachtwoord voorkomt u dat de computer kan worden gebruikt door onbevoegden.
Antivirussoftware gebruiken Als u de computer gebruikt voor e-mail of internettoegang, stelt u de computer bloot aan computervirussen die het besturingssysteem, programma's of hulpprogramma's buiten werking kunnen stellen of de werking ervan kunnen verstoren. Met antivirussoftware kunnen de meeste virussen worden opgespoord en vernietigd. In de meeste gevallen kan ook schade die door virussen is aangericht, worden hersteld.
Firewallsoftware gebruiken Wanneer u de computer gebruikt voor toegang tot e-mail, een netwerk of internet, kunnen anderen op ongeoorloofde wijze toegang krijgen tot de computer, uw persoonlijke bestanden en informatie over u. Bescherm uw privacy met de firewallsoftware die vooraf op de computer is geïnstalleerd. Firewalls bevatten voorzieningen zoals logboek- en rapportagefuncties van netwerkactiviteiten en automatische bewaking van al het inkomende en uitgaande gegevensverkeer.
Essentiële updates installeren VOORZICHTIG: Microsoft verstuurt waarschuwingsberichten over essentiële updates. Als u de computer wilt beschermen tegen beveiligingslekken en virussen, installeert u alle essentiële updates van Microsoft zodra u een waarschuwingsbericht ontvangt. Sinds de computer is afgeleverd, zijn er mogelijk updates beschikbaar gekomen voor het besturingssysteem en andere software.
7 Digitale kaarten Met optionele digitale kaarten kunt u gegevens veilig opslaan en gemakkelijk uitwisselen. Deze kaarten worden vaak gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen apparatuur met digitale media, zoals camera's en PDA's, en tussen andere apparaten.
2. Plaats de kaart in het digitale-mediaslot en druk de kaart vervolgens aan totdat deze goed op zijn plaats zit. U hoort een geluidssignaal als het apparaat is gedetecteerd en er kan een menu met beschikbare opties verschijnen. Digitale kaart stopzetten en verwijderen VOORZICHTIG: Zet de digitale kaart stop voordat u de kaart verwijdert, om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt. 1. Sla uw gegevens op en sluit alle applicaties die gebruikmaken van de digitale kaart.
8 USB-apparatuur USB-apparaat gebruiken USB (Universal Serial Bus) is een hardwarematige interface die kan worden gebruikt om een optioneel extern apparaat aan te sluiten, zoals een USB-toetsenbord, -muis, -drive, -printer, -scanner of -hub. Apparaten kunnen worden aangesloten op het systeem. Voor bepaalde USB-apparatuur is extra ondersteunende software nodig. Deze wordt meestal met het apparaat meegeleverd. Raadpleeg de instructies van de fabrikant voor meer informatie over apparaatspecifieke software.
USB-apparaat stopzetten en verwijderen VOORZICHTIG: Zet het USB-apparaat stop voordat u het verwijdert, om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt. VOORZICHTIG: Trek niet aan de kabel om een USB-apparaat los te koppelen, om beschadiging van de USB-connector te voorkomen. Ga als volgt te werk om een USB-apparaat stop te zetten en te verwijderen: 1. Dubbelklik op het pictogram Hardware veilig verwijderen in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
9 Cursorbesturing en toetsenbord Voorkeuren voor cursorbesturingsapparaten instellen Gebruik Eigenschappen voor Muis in Windows® om instellingen voor cursorbesturingsapparaten te wijzigen, zoals de configuratie van de knoppen, de kliksnelheid en de opties voor de aanwijzer. Selecteer Start > Configuratiescherm > Printers en andere hardware > Muis om Eigenschappen voor muis te openen.
Schuiven Schuiven is kan worden gebruikt om op een pagina of in een afbeelding omhoog of omlaag te bewegen. U schuift als volgt: plaats twee vingers op het touchpad en schuif ze over het touchpad in een beweging omhoog, omlaag, naar links of naar rechts. OPMERKING: De schuifsnelheid wordt bepaald door de snelheid van de vingerbeweging. Knijpen Door te knijpen kunt u in- of uitzoomen op items zoals PDF-bestanden, afbeeldingen en foto's.
Externe muis aansluiten U kunt een externe USB-muis aansluiten op de computer via een van de USB-poorten op de computer. Toetsenbord gebruiken Actietoetsen gebruiken Actietoetsen zijn speciale acties die zijn toegewezen aan bepaalde toetsen bovenaan het toetsenbord. Om een actietoets te gebruiken, houdt u de toets ingedrukt om de toegewezen functie te activeren.
Pictogram Beschrijving Hiermee stopt u het afspelen van een audio-cd, dvd of bd. Hiermee speelt u het volgende muziekstuk van een audio-cd of het volgende gedeelte van een dvd of bd af. Wanneer u deze toets ingedrukt houdt, wordt het geluidsvolume steeds verder verlaagd. Wanneer u deze toets ingedrukt houdt, wordt het geluidsvolume steeds verder verhoogd. Hiermee schakelt u de geluidsweergave uit of in. Hiermee schakelt u de voorziening voor draadloze communicatie in of uit.
U kunt als volgt een hotkeyopdracht gebruiken op het toetsenbord van de computer: ● Druk kort op fn en druk vervolgens kort op de tweede toets van de hotkeyopdracht. – of – ● Houd fn ingedrukt, druk kort op de tweede toets van de hotkeyopdracht en laat vervolgens beide toetsen tegelijk los.
10 Schijfeenheden Geïnstalleerde schijfeenheden herkennen Selecteer Start > Deze computer om de in de computer geïnstalleerde schijfeenheden weer te geven. Schijfeenheden hanteren Schijfeenheden zijn kwetsbare onderdelen, die voorzichtig moeten worden behandeld. Lees de volgende waarschuwingen voordat u schijfeenheden hanteert. Waarschuwingen die betrekking hebben op specifieke procedures worden vermeld bij de desbetreffende procedures.
VOORZICHTIG: Neem de volgende voorschriften in acht om het risico van schade aan de computer of een schijfeenheid en van gegevensverlies te beperken: Activeer de standbystand en wacht tot het scherm leeg is, of ontkoppel de externe vaste schijf op de correcte wijze, voordat u een computer verplaatst waarop een externe vaste schijf is aangesloten. Raak voordat u de schijfeenheid aanraakt, eerst het ongeverfde metalen oppervlak van de schijfeenheid aan, zodat u niet statisch geladen bent.
● Dvd+rw/r- en cd-rw-combodrive ● Dvd±rw/r- en cd-rw-combodrive Optionele externe apparaten gebruiken OPMERKING: Raadpleeg de instructies van de fabrikant voor meer informatie over de vereiste software en stuurprogramma's en over de poort die moet worden gebruikt. U sluit een extern apparaat als volgt aan: VOORZICHTIG: Zorg dat de computer is uitgeschakeld en dat het netsnoer is losgekoppeld om het risico van schade aan de apparatuur bij aansluiting van een apparaat met eigen voeding te beperken. 1.
11 Geheugenmodules De computer heeft één geheugenmodulecompartiment, dat zich aan de onderkant van de computer bevindt, onder het sierpaneel. U kunt de geheugencapaciteit van de computer vergroten door de bestaande geheugenmodule in het geheugenmoduleslot te vervangen. WAARSCHUWING! Koppel het netsnoer los en verwijder alle accu's voordat u een geheugenmodule plaatst, om het risico van een elektrische schok of schade aan de apparatuur te beperken.
b. Pak de geheugenmodule aan de rand vast (2) en trek de module voorzichtig uit het geheugenmoduleslot. Bewaar een verwijderde geheugenmodule in een antistatische verpakking om de module te beschermen. 6. Plaats als volgt een nieuwe geheugenmodule: VOORZICHTIG: Houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan de module te voorkomen. Raak de onderdelen op de geheugenmodule niet aan en buig de geheugenmodule niet. 74 a.
c. Kantel de geheugenmodule (3) voorzichtig naar beneden, waarbij u op de linker- en rechterrand van de module drukt, totdat de borgklemmetjes vastklikken. VOORZICHTIG: Zorg ervoor dat u de geheugenmodule niet buigt, om schade aan de module te voorkomen. 7. Volg de instructies in het gedeelte "Sierpaneel terugplaatsen" eerder in deze handleiding. 8. Zet de computer weer rechtop en sluit vervolgens de externe voedingsbron en de externe apparaten weer aan. 9. Zet de computer aan.
12 Software updaten Mogelijk zijn op de website van HP updates beschikbaar van de software die bij de computer is geleverd. De meeste software en BIOS-updates op de website van HP zijn verpakt in gecomprimeerde bestanden die SoftPaqs worden genoemd. Sommige downloadpakketten bevatten een bestand met de naam Readme.txt. Dit bestand bevat informatie over de installatie en het oplossen van problemen. Om de software te updaten, volgt u deze stappen, die verderop in deze handleiding nader worden toegelicht: 1.
BIOS updaten U kunt het BIOS updaten door eerst vast te stellen welke BIOS-versie u momenteel heeft en vervolgens het nieuwe BIOS te downloaden en te installeren. BIOS-versie vaststellen Als u wilt vaststellen of er een recentere BIOS-versie beschikbaar is voor de computer, moet u weten welke versie van het systeem-BIOS momenteel is geïnstalleerd. BIOS-versiegegevens (ook wel ROM-datum of systeem-BIOS genoemd) kunnen worden weergegeven door het setupprogramma te openen.
U downloadt een BIOS-update als volgt: 1. Ga op de website van HP naar de pagina die de software voor de computer bevat: Selecteer Start > Help en ondersteuning en selecteer de optie voor het updaten van software en stuurprogramma's. 2. Volg de instructies op het scherm om de computer te selecteren en de BIOS-update te zoeken die u wilt downloaden. 3. In de downloadsectie doet u het volgende: a. Zoek de BIOS-update die recenter is dan de BIOS-versie die momenteel op de computer is geïnstalleerd.
Programma's en stuurprogramma's updaten U kunt andere software dan een BIOS-update als volgt downloaden en installeren: 1. Ga op de website van HP naar de pagina die de software voor de computer bevat: Selecteer Start > Help en ondersteuning en selecteer de optie voor het updaten van software en stuurprogramma's. 2. Volg de instructies op het scherm om te zoeken naar de software die u wilt updaten. 3.
13 Instellingen van QuickWeb wijzigen QuickWeb in- en uitschakelen U schakelt QuickWeb als volgt uit of weer via in het besturingssysteem Windows: 1. Selecteer Start > Alle programma's > HP QuickWeb. Klik op HP QuickWeb Configuration Tool. 2. Klik op het tabblad Status en schakel het selectievakje Inschakelen of Uitschakelen in. 3. Klik op OK. OPMERKING: u kunt HP QuickWeb Configuration Tool ook als volgt openen: selecteer Start > Configuratiescherm en klik op de pijl View by (Weergeven op).
14 Setupprogramma Setupprogramma starten Het setupprogramma is een ROM-hulpprogramma voor gegevens over en aanpassingen van het systeem dat u ook kunt gebruiken als het besturingssysteem Windows niet werkt. Met dit hulpprogramma kunt u informatie over de computer weergeven en kunt u instellingen opgeven voor opstartprocedures, beveiliging en andere voorkeuren.
Navigeren en selecteren in het setupprogramma Omdat het setupprogramma geen Windows-hulpprogramma is, biedt het geen ondersteuning voor het touchpad. In het setupprogramma kunt u navigeren en selecteren met het toetsenbord. ● Gebruik de pijltoetsen om een menu of menuonderdeel te kiezen. ● Gebruik de pijltoetsen of f5 of f6 om een item te kiezen in een lijst of om een veld in of uit te schakelen, bijvoorbeeld het veld Enable/Disable (Inschakelen/Uitschakelen). ● Druk op enter om een item te selecteren.
Setupprogramma afsluiten Bij het afsluiten van het setupprogramma geeft u aan of u de wijzigingen al dan niet wilt opslaan. ● U kunt als volgt het setupprogramma afsluiten en de wijzigingen van de huidige sessie opslaan: Als de menu's van het setupprogramma niet worden weergegeven, drukt u op esc om terug te gaan naar de menuweergave. Selecteer vervolgens met de pijltoetsen Exit (Afsluiten) > Exit Saving Changes (Afsluiten en wijzigingen opslaan) en druk op enter.
Optie Actie Processor C4 State (C4-status processor) Hiermee kunt u de C4-standbystand van de processor in-/uitschakelen. Boot Options (Opstartopties) Stel de volgende opstartopties in: ● f10 and f12 Delay (sec.) (Weergave f10 en f12 in seconden): de wachttijd voor de functies f10 en f12 van het setupprogramma instellen in intervallen van 5 seconden (0, 5, 10, 15, 20). ● HP QuickWeb: hiermee kunt u het opstartmenu van HP QuickWeb in het setupprogramma in-/uitschakelen.
Index A Aansluiten, externe voedingsbron 19 Accu afvoeren 27 herkennen 14 kalibreren 24 lage acculading 23 ontladen 23 opbergen 26 opladen 22, 24 opnieuw opladen 26 plaatsen 21 verwijderen 21 Accu, temperatuur 26 Acculampje 22, 23 Accuontgrendelingen 10 Accu-ontgrendelingen 21 Accuruimte 15 Accuruimte, herkennen 10 Accuvoeding 20 Actietoetsen 5 Afsluiten 27 Afsluiten, setupprogramma 83 Antennes 13 Antennes voor draadloze communicatie 13 Applicatietoets, Windows 5 Audioapparatuur, aansluiten van externe 50
GPS, gebruiken 40 H Hard Disk Self Test (Zelftest vaste schijf) 84 Hardware herkennen 3 Hibernationstand activeren 17 beëindigen 17 geactiveerd bij kritiek lage acculading 23 Hoofdtelefoon 8, 45 Hoofdtelefoonuitgang (audiouitgang) 8, 45 Hotkeys beschrijving 68 gebruiken 69 HP mobiel breedband, uitgeschakeld 37 HP module voor mobiel breedband 37 HP Navigator 41 I In-/uitgangen audio-ingang (microfoon) 8, 45 audio-uitgang (hoofdtelefoon) 8, 45 RJ-45 (netwerk) 7 Indicators touchpad uit 3 Installatie, computer
Poorten externe monitor 52 USB 7, 8 Processor C4 State (C4-status processor) 84 Productcode 15 Productnaam en productnummer, van computer 14 Programma's, updaten 79 Projector, aansluiten 52 Standaardinstellingen herstellen 82 Standbystand activeren 16 beëindigen 16 Systeeminformatie 83 Systeeminformatie weergeven System Configuration (Systeemconfiguratie), menu 83 Q QuickWeb 1 T Taal, wijzigen in setupprogramma 81 Taalondersteuning 83 Temperatuur 26 Toetsen actie 5 fn 5 Windows-applicaties 5 Windows-logo