HP ProBook notebookcomputer Gebruikershandleiding
© Copyright 2010 Hewlett-Packard Development Company, L.P. Bluetooth is een handelsmerk van de desbetreffende eigenaar en wordt door Hewlett-Packard Company onder licentie gebruikt. Het SD-logo is een handelsmerk van de desbetreffende eigenaar. De informatie in deze documentatie kan zonder kennisgeving worden gewijzigd. De enige garanties voor HP producten en diensten staan vermeld in de expliciete garantievoorwaarden bij de betreffende producten en diensten.
Kennisgeving aangaande de veiligheid WAARSCHUWING! U kunt het risico van letsel door verbranding of van oververhitting van de computer beperken door de computer niet op uw schoot te nemen en de ventilatieopeningen van de computer niet te blokkeren. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond.
iv Kennisgeving aangaande de veiligheid
Inhoudsopgave 1 Voorzieningen ................................................................................................................................................. 1 Hardware herkennen ............................................................................................................................ 1 Onderdelen aan de bovenkant ............................................................................................ 1 Touchpad ........................................................
Optioneel extern numeriek toetsenblok gebruiken ............................................................................. 19 Touchpad en toetsenbord reinigen ..................................................................................................... 19 3 Multimedia ..................................................................................................................................................... 21 Multimediavoorzieningen .......................................................
Externe netvoeding gebruiken ............................................................................................................ 36 Netvoedingsadapter aansluiten ......................................................................................... 37 Accuvoeding gebruiken ...................................................................................................................... 38 Accu plaatsen of verwijderen ...........................................................................
Externe schijfeenheden gebruiken ..................................................................................................... 63 Optionele externe apparaten gebruiken ............................................................................ 64 7 Externe-mediakaarten .................................................................................................................................. 65 Mediakaartlezer-kaarten gebruiken .................................................................
Menu's van Computer Setup .............................................................................................................. 90 Menu File (Bestand) .......................................................................................................... 90 Menu Security (Beveiliging) ............................................................................................... 91 Menu Diagnostics (Diagnostische gegevens) ....................................................................
x
1 Voorzieningen Hardware herkennen ▲ Selecteer Computer > Control Center (Besturingscentrum) > YaST > Hardware Information (Hardwaregegevens) om een overzicht weer te geven van de hardware die in de computer is geïnstalleerd. Onderdelen aan de bovenkant Touchpad Onderdeel Beschrijving (1) Tik tweemaal snel op de uit-indicator van het touchpad om de touchpad-zone in en uit te schakelen. Uit-indicator van touchpad OPMERKING: is.
Lampjes OPMERKING: Raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer. 2 Onderdeel Beschrijving (1) ● Oranje: het touchpad is uitgeschakeld. ● Uit: het touchpad is ingeschakeld. Uit-indicator van touchpad (2) Caps lock-lampje Aan: caps lock is ingeschakeld. (3) E-mailclient-lampje Knipperend: de e-mailclient Evolution wordt gestart. (4) Webbrowser-lampje Knipperend: de webbrowser Firefox wordt gestart.
Onderdeel Beschrijving (5) ● Aan: de computer staat aan. ● Knipperend: de computer staat in de stand-bystand. ● Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de hibernationstand. ● Wit: een geïntegreerd apparaat voor draadloze communicatie, zoals een draadloosnetwerkmodule (WLAN) en/of een Bluetooth®-apparaat, is ingeschakeld. ● Oranje: alle apparatuur voor draadloze communicatie is uitgeschakeld.
Onderdeel Beschrijving (3) ● Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan/uit-knop om de computer in te schakelen. ● Als de computer is ingeschakeld, drukt u op de aan/uit-knop om de computer uit te schakelen. ● Als de computer in de stand-bystand staat, drukt u kort op de aan/uit-knop om de stand-bystand te beëindigen. ● Als de computer in de hibernationstand staat, drukt u kort op de aan/uit-knop om de hibernationstand te beëindigen.
Toetsen OPMERKING: Raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer. Onderdeel Beschrijving (1) esc-toets Druk op deze toets in combinatie met de fn-toets om systeeminformatie weer te geven. (2) fn-toets Druk op deze toets in combinatie met een functietoets of de esctoets om veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren.
Onderdeel Beschrijving (1) esc-toets Druk op deze toets in combinatie met de fn-toets om systeeminformatie weer te geven. (2) fn-toets Druk op deze toets in combinatie met een functietoets of de esctoets om veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren. (3) Toetsen van het geïntegreerde numerieke toetsenblok Deze toetsen kunt u laten werken als de toetsen op een extern numeriek toetsenblok.
Onderdeel Beschrijving (2) Ondersteunt de volgende typen optionele digitale kaarten: (3) Mediakaartlezer Audio-uitgang (hoofdtelefoon) ● Memory Stick ● Memory Stick Duo (vereist adapter) ● Memory Stick Pro (vereist adapter) ● MultiMediaCard (MMC) ● Secure Digital-geheugenkaart (SD) ● xD-Picture Card (XD) ● xD-Picture Card (XD) type H ● xD Picture Card (XD) type M Hierop kunt u een audioapparaat aansluiten, zoals optionele stereoluidsprekers met eigen voeding, een hoofdtelefoon, een oo
Onderdeel Beschrijving (1) USB-poorten (2) Hierop kunt u optionele USB-apparatuur aansluiten. (2) RJ-11-connector (modem) (alleen bepaalde modellen) Hierop kunt u een modemkabel aansluiten. (3) Optische-schijfeenheid (alleen bepaalde modellen) Leest optische schijven en schrijft (alleen bij bepaalde modellen) ook naar optische schijven. (4) Lampje van de optische-schijfeenheid (alleen bepaalde modellen) Knipperend: er wordt geschreven naar of gelezen van de optischeschijfeenheid.
Onderdeel Beschrijving (3) ● Aan: de computer is aangesloten op een externe voedingsbron en de accu wordt opgeladen. ● Uit: (4) Lampje van de netvoedingsadapter Ventilatieopening ◦ De computer is niet aangesloten op een externe voedingsbron. ◦ De computer is aangesloten op een externe voedingsbron, maar de accu is volledig geladen. Deze opening zorgt voor luchtkoeling van de interne onderdelen.
Onderdeel Beschrijving (6) Gecombineerde eSATA-/USB-poort Hierop sluit u een optioneel USB-apparaat of hoogwaardig eSATAonderdeel aan, zoals een externe eSATA-vaste-schijfeenheid. (7) USB-poort Hierop kunt u een optioneel USB-apparaat aansluiten. (8) ExpressCard-slot Hierin kunt u optionele ExpressCards plaatsen. Onderdelen aan de onderkant Onderdeel Beschrijving (1) Accu-ontgrendelingen (2) Hiermee ontgrendelt u de accu uit de accuruimte. (2) Accuruimte Hierin bevindt zich de accu.
Onderdeel Beschrijving (1) Interne beeldschermschakelaar Hiermee schakelt u het beeldscherm uit wanneer het apparaat wordt gesloten terwijl het is ingeschakeld. (2) Interne microfoon Hiermee kunt u geluid opnemen. (3) Webcamlampje (alleen bepaalde modellen) Aan: de webcam is in gebruik. (4) Webcam (alleen bepaalde modellen) Hiermee kunt u videobeelden vastleggen en foto's maken.
Onderdeel Beschrijving (1) WWAN-antennes (2)* Via deze antennes worden draadloze signalen verzonden en ontvangen om te communiceren met draadloze WAN's (WWAN's, wireless wide area networks). (2) WLAN-antennes (2)* Via deze antennes worden draadloze signalen verzonden en ontvangen om te communiceren met draadloze LAN's (WLAN's, wireless local area networks). *De antennes zijn niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer.
Aanvullende hardwareonderdelen Onderdeel Beschrijving (1) Netsnoer* Hiermee kunt u een netvoedingsadapter aansluiten op een stopcontact. (2) Accu* Hiermee kunt u de computer op accuvoeding laten werken als de computer niet is aangesloten op een externe voedingsbron. (3) Netvoedingsadapter Hiermee wordt netvoeding omgezet in gelijkstroom. *Het uiterlijk van accu's en netsnoeren verschilt per land/regio.
◦ Modelbeschrijving (4). Dit is het nummer dat u gebruikt om documenten, stuurprogramma's en ondersteuning voor uw notebookcomputer op te zoeken. ◦ Garantieperiode (5). Beschrijft de duur van de garantieperiode voor deze computer. Houd deze gegevens bij de hand wanneer u contact opneemt met de technische ondersteuning. Het servicelabel bevindt zich aan de onderkant van de computer. 14 ● Label met kennisgevingen: Bevat kennisgevingen betreffende het gebruik van de computer.
2 Cursorbesturing en toetsenbord Cursorbesturing gebruiken Voorkeuren voor cursorbesturing instellen Met Mouse Properties (Eigenschappen voor muis) of (TouchPad) Touchpad kunt u de instellingen voor cursorbesturing wijzigen, bijvoorbeeld de configuratie van knoppen, de kliksnelheid en opties voor de aanwijzer. Selecteer Computer (Computer) > Control Center (Beheercentrum) > Mouse (Muis) om Mouse Properties (Eigenschappen voor muis) te openen.
Functie Hotkey Slaapstand activeren fn+f1 Helderheid van het beeldscherm verlagen fn+f2 Helderheid van het beeldscherm verhogen fn+f3 Schakelen tussen diverse beeldschermen en andere weergaveapparaten fn+f4 Standaard e-mailapplicatie openen fn+f5 Standaard webbrowser openen fn+f6 Geluid uit- en weer inschakelen fn+f7 Geluidsvolume van luidsprekers verlagen fn+f8 Geluidsvolume van luidsprekers verhogen fn+f9 Vorige muziekstuk afspelen fn+f10 Cd, dvd of bd afspelen of het afspelen onderb
Druk op fn+f1 om de slaapstand te activeren. Als de slaapstand wordt geactiveerd, wordt uw informatie opgeslagen in het systeemgeheugen, het scherm uitgeschakeld en de energiespaarstand ingeschakeld. Zolang de computer in de slaapstand staat, knipperen de aan/uit-lampjes. De computer moet zijn ingeschakeld voordat u de slaapstand kunt activeren.
Geluidsvolume in- en uitschakelen Druk op fn+f7 om het geluid uit te schakelen. Druk nogmaals op de hotkey om het geluidsvolume te herstellen. Geluidsvolume verlagen Druk op fn+f8 om het geluidsvolume van de luidsprekers te verlagen. Houd beide toetsen ingedrukt om het geluidsvolume van de luidsprekers steeds verder te verlagen. Geluidsvolume verhogen Druk op fn+f9 om het geluidsvolume van de luidsprekers te verhogen.
Schakelen tussen functies van toetsen op het geïntegreerde toetsenblok U kunt tijdelijk schakelen tussen de standaardwerking van de toetsen van het geïntegreerde numerieke toetsenblok en de numerieke functie. Gebruik hiervoor de fn-toets of de toetsencombinatie fn+shift. ● Als u de toetsenblokfunctie van een toetsenbloktoets wilt activeren wanneer het toetsenblok is uitgeschakeld, houdt u de fn-toets ingedrukt terwijl u op de toetsenbloktoets drukt.
20 Hoofdstuk 2 Cursorbesturing en toetsenbord
3 Multimedia Multimediavoorzieningen De computer bevat multimediavoorzieningen waarmee u muziek kunt beluisteren, naar films kunt kijken en afbeeldingen en foto's kunt bekijken.
Onderdeel Beschrijving (1) Interne microfoon Hiermee kunt u geluid opnemen. (2) Webcam Hiermee kunt u videobeelden vastleggen en foto's maken. (3) Luidsprekers (2) Hiermee wordt het geluid van de computer weergegeven. (4) Audio-uitgang (hoofdtelefoon) Hierop kunt u een audioapparaat aansluiten, zoals optionele stereoluidsprekers met eigen voeding, een hoofdtelefoon, een oortelefoon, een headset of een televisietoestel, om het computergeluid via dat apparaat weer te geven.
Geluidsvolume aanpassen U kunt het geluidsvolume regelen met de volgende voorzieningen: ● ● Volumetoetsen van de computer: ◦ Om het geluid te dempen of te herstellen, houdt u de fn-toets (1) ingedrukt en drukt u vervolgens op de f7-toets (2) Dempen. ◦ Om het geluid zachter te zetten, houdt u de fn-toets (1) ingedrukt en tikt u vervolgens op de f8-toets (3) Geluid zachter tot u het gewenste geluidsvolume bereikt.
Afhankelijk van de hardware en software die bij de computer is geleverd, kunnen de volgende multimediataken worden ondersteund: ● Digitale media afspelen, waaronder audio- en video-cd's, dvd's en bd's en internetradio. ● Gegevens-cd's samenstellen of kopiëren. ● Audio-cd's samenstellen, bewerken en branden. ● Video's of films maken, bewerken en branden op een dvd of video-cd.
● Radioprogramma's als audiostream ontvangen (alleen bepaalde modellen) of FM-radiosignalen ontvangen ● Audio-cd's maken of "branden" (alleen bepaalde modellen) Externe audioapparatuur aansluiten WAARSCHUWING! Zet het volume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet. Zo beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Raadpleeg Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu voor aanvullende informatie over veiligheid.
Audiofuncties controleren U controleert het systeemgeluid van de computer als volgt: 1. Selecteer Computer > Control Center (Besturingscentrum) > System (Systeem) > Sound (Geluid). 2. Klik op Sound (Geluid). 3. Wanneer het venster Sound (Geluid) verschijnt, klikt u op de tab Sounds (Geluiden). 4. Selecteer onder het tabblad Sounds (Geluiden) het tabblad Device (Apparaat). 5. Klik onder Sound Events (Geluiden) op de Test-knop van een geluid om het systeemgeluid te testen.
▲ Als u een weergaveapparaat wilt aansluiten op de computer, sluit u de kabel van het apparaat aan op de externemonitorpoort. OPMERKING: Als een extern weergaveapparaat op de juiste wijze is aangesloten maar geen beeld geeft, drukt u op fn+f4 om het beeld naar het apparaat te schakelen. Druk meerdere malen op fn+f4 om het beeld te schakelen van het computerbeeldscherm naar het apparaat en terug.
U sluit als volgt een video- of audioapparaat aan op de HDMI-poort: 1. Sluit het ene uiteinde van de HDMI-kabel aan op de HDMI-poort van de computer. 2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op het videoapparaat volgens de instructies van de fabrikant. 3. Druk op fn+f4 om het beeld te schakelen tussen de weergaveapparaten die zijn aangesloten op de computer.
Type optischeschijfeenheid Schrijven naar cd-rw Schrijven naar dvd ±rw/r Schrijven naar dubbellaags dvd±r Etiket schrijven naar LightScribe-cd of dvd±rw/r Schrijven naar bd r/ re Blu-ray ROM DVD±R SuperMulti DL-station* Ja Ja Ja Nee Nee Blu-ray R/RE DVD+/RW SuperMulti DLstation* Ja Ja Ja Nee Ja *Op schijven met dubbele laag kunnen meer gegevens worden opgeslagen dan op schijven met enkele laag.
● Maken van wekelijkse backups van bestanden op de vaste schijf ● Continu bijwerken van foto's, video, audio en gegevens Dvd±r-schijven Gebruik lege dvd±r-schijven om grote hoeveelheden gegevens permanent op te slaan. Nadat de gegevens naar de schijf zijn geschreven, kunnen ze niet meer worden gewist of overschreven. Dvd±rw-schijven Met dvd±rw-schijven kunt u eerder opgeslagen gegevens wissen of overschrijven.
LightScribe dvd+r-schijven Met LightScribe dvd+r-schijven kunt u gegevens, video's en foto's delen met anderen en opslaan. Deze schijven kunnen worden gelezen door de meeste dvd-romstations en dvd-spelers. Met een dvdromstation dat LightScribe ondersteunt, en LightScribe-software kunt u gegevens naar de schijf schrijven en vervolgens een zelf ontworpen label aanbrengen op de buitenkant van de schijf.
6. Sluit de lade. 7. Selecteer Computer > More Applications (Meer applicaties). 8. Open een audiospeler, zoals Helix Banshee, en speel de schijf af. OPMERKING: Nadat u een schijf heeft geplaatst, volgt een korte pauze. Als de slaapstand of de hibernationstand wordt geactiveerd tijdens het afspelen van een schijf, kan het volgende gebeuren: ● Het afspelen kan worden onderbroken. ● Er kan een waarschuwing worden weergegeven waarin u wordt gevraagd of u wilt doorgaan.
2. Verwijder de schijf (3) uit de lade door voorzichtig op de as te drukken terwijl u de schijf aan de randen optilt. Houd de schijf bij de randen vast en raak het oppervlak niet aan. OPMERKING: Als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf voorzichtig enigszins schuin bij het verwijderen. 3. Sluit de lade en berg de schijf op in het bijbehorende doosje. De lade van de optische-schijfeenheid gaat niet open bij het verwijderen van een cd, dvd of bd 1.
3. Verwijder de schijf (3) uit de lade door voorzichtig op de as te drukken terwijl u de schijf aan de randen optilt. Houd de schijf bij de randen vast en raak het oppervlak niet aan. OPMERKING: Als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf voorzichtig enigszins schuin bij het verwijderen. 4. Sluit de lade en berg de schijf op in het bijbehorende doosje. Webcam De computer heeft een geïntegreerde webcam, die zich boven aan het beeldscherm bevindt.
4 Energiebeheer Opties voor energiebeheer instellen Energiebesparende standen gebruiken Standaard zijn twee energiebesparende voorzieningen ingeschakeld: de slaapstandvoorziening en de hibernationvoorziening. Wanneer de slaapstand wordt geactiveerd, knipperen de aan/uit-lampjes en wordt het scherm leeggemaakt. Uw werk wordt opgeslagen in het geheugen. Het beëindigen van de slaapstand gaat sneller dan het beëindigen van de hibernationstand.
Als de computer is ingeschakeld, kunt u op elk van de volgende manieren de hibernationstand activeren: ● Druk kort op de aan/uit-knop. ● Klik achtereenvolgens op Computer, Shutdown (Afsluiten) en Hibernation. ● Klik op het pictogram Power (Energie) rechtsonder op de taakbalk en vervolgens op Hibernation. ▲ U beëindigt als volgt de hibernationstand: Druk kort op de aan/uit-knop. Het aan/uit-lampje gaat branden en uw werk verschijnt op het scherm op het punt waar u was gestopt met werken.
Sluit de computer aan op een externe netvoedingsbron in de volgende situaties: WAARSCHUWING! Laad de accu van de computer niet op aan boord van een vliegtuig. ● Wanneer u een accu oplaadt of kalibreert ● Wanneer u systeemsoftware installeert of aanpast ● Wanneer u informatie naar een cd, dvd of bd schrijft Als u de computer aansluit op externe netvoeding, gebeurt het volgende: ● De accu laadt op. ● Als de computer is ingeschakeld, verandert het accupictogram in de taakbalk van vorm.
3. Steek het andere uiteinde van het netsnoer in een stopcontact (3). OPMERKING: Uw computer kan er iets anders uitzien dan de in dit gedeelte afgebeelde computer. Accuvoeding gebruiken Wanneer er zich een opgeladen accu in de computer bevindt en de computer niet is aangesloten op een externe voedingsbron, werkt de computer op accuvoeding. Wanneer de computer is aangesloten op een externe netvoedingsbron, werkt de computer op netvoeding.
2. Schuif de accu in de accuruimte (1) totdat de accu goed op zijn plaats zit. De accuvergrendelingen (2) vergrendelen de accu automatisch. U verwijdert de accu als volgt: 1. Leg de computer ondersteboven op een vlak oppervlak neer, met de accuruimte naar u toe. 2. Verschuif de accuvergrendelingen (1) om de accu los te koppelen. 3. Verwijder de accu (2). Accu opladen WAARSCHUWING! Laad de accu van de computer niet op aan boord van een vliegtuig.
Het opladen kan langer duren wanneer de accu nieuw is, langer dan twee weken niet is gebruikt of veel warmer of kouder is dan de normale kamertemperatuur. Ga als volgt te werk om de accuwerktijd te verlengen en de nauwkeurigheid van de weergave van de acculading te optimaliseren: ● Als u een nieuwe accu oplaadt, wacht u tot de accu volledig is opgeladen voordat u de computer inschakelt. ● Laad de accu op tot het acculampje van de computer uitgaat.
reageert, kunt u wijzigen in het onderdeel Power options (Energiebeheer) van het Control Center (Beheercentrum). Voorkeuren die u hier instelt, zijn niet van invloed op de werking van de lampjes. Lage acculading herkennen Als een accu die de enige voedingsbron van de computer is bijna leeg is, gaat het acculampje knipperen. Als u niets onderneemt wanneer de accu bijna leeg is, wordt het niveau van de acculading kritiek en blijft het acculampje knipperen.
Accu kalibreren Kalibreer een accu in de volgende gevallen: ● als de weergegeven acculading onjuist lijkt te zijn; ● als u constateert dat de werktijd van de accu duidelijk anders is dan tevoren. Zelfs als een accu intensief wordt gebruikt, is het niet nodig om de accu vaker dan eens per maand te kalibreren. Het is ook niet nodig om een nieuwe accu te kalibreren. Stap 1: Laad de accu volledig op WAARSCHUWING! Laad de accu van de computer niet op aan boord van een vliegtuig.
Stap 3: Ontlaad de accu De computer moet ingeschakeld blijven tijdens het ontladen van de accu. De accu wordt ontladen, ongeacht of de computer in gebruik is. Wanneer u de computer gebruikt, verloopt het ontladen echter sneller. ● Als u de computer onbeheerd wilt achterlaten tijdens het ontladen, slaat u uw gegevens op voordat u de ontladingsprocedure start.
Accuvoeding besparen ● Ga naar System Settings (Systeeminstellingen), Power Management (Energiebeheer) en selecteer Powersave (Energie besparen). ● Schakel draadloze verbindingen en LAN-verbindingen uit en sluit modemprogramma's af wanneer u deze niet gebruikt. ● Ontkoppel externe apparatuur die niet is aangesloten op een externe voedingsbron wanneer u deze apparatuur niet gebruikt. ● Zet alle optionele externe-mediakaarten die u niet gebruikt stop, schakel ze uit of verwijder ze.
accu kunt bestellen. Als de accu onder de garantievoorwaarden van HP valt, krijgt u ook informatie over een garantiecode. OPMERKING: Om er zeker van te zijn dat u altijd over accuvoeding kunt beschikken als u die nodig heeft, raadt HP u aan een nieuwe accu te kopen als de capaciteitsindicator groen-geel wordt. Netvoedingsadapter testen Test de netvoedingsadapter als de computer een of meer van de volgende symptomen vertoont: ● De computer start niet als deze is aangesloten op de netvoedingsadapter.
5 Schijfeenheden Schijfeenheden hanteren Schijfeenheden zijn kwetsbare computeronderdelen, die voorzichtig moeten worden behandeld. Lees de volgende waarschuwingen voordat u schijfeenheden hanteert. Waarschuwingen die betrekking hebben op specifieke procedures worden vermeld bij de desbetreffende procedures.
Verwisselbare USB-stations zijn er van de volgende typen: ● 1,44-MB diskettestation ● Vaste-schijfmodule (een vaste schijf met een adapter) ● Dvd-romstation ● DVD+/-RW SuperMulti Double-Layer LightScribe-station ● Blu-ray ROM DVD+/-RW SuperMulti Double-Layer LightScribe-station Optionele externe apparaten gebruiken OPMERKING: Raadpleeg de instructies van de fabrikant voor informatie over benodigde software, stuurprogramma's en de te gebruiken poort op de computer.
7. Verwijder de schroeven uit de accuruimte. OPMERKING: Raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer.
8. Verwijder de 2 afdekplaatjes (1) en schroeven (2) uit de achterkant van de computer. OPMERKING: verwijderen. 9. Op sommige modellen zitten geen afdekplaatjes of schroeven die u kunt Leg de computer met de beeldschermkant naar boven en open vervolgens de computer zo ver mogelijk. VOORZICHTIG: Oefen geen extreme kracht uit op de computer zodat de scharnieren van het beeldscherm verbogen worden. Als u het beeldscherm te ver opent, wordt het beeldscherm hierdoor beschadigd. 10.
11. Verwijder de schroeven uit het toetsenbord. OPMERKING: Raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer.
12. Schuif de achterkant van het toetsenbord naar het beeldscherm toe (1) en draai het voorwaarts (2) om bij de toetsenbordkabelconnector te kunnen komen. OPMERKING: Raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer. VOORZICHTIG: U mag de toetsenbordkabel niet beschadigen. – of – Schuif de achterkant van het toetsenbord naar het beeldscherm toe (1) en draai het naar rechts (2) om bij de toetsenbordkabelconnector te kunnen komen. VOORZICHTIG: U mag de toetsenbordkabel niet beschadigen.
13. Maak de ZIF-connector (1) los waaraan de toetsenbordkabel is bevestigd, maak vervolgens de toetsenbordkabel (2) los van de systeemkaart door de kabel omhoog te trekken en verwijder het toetsenbord van de computer (3). OPMERKING: Raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer.
14. Verwijder de schroeven uit de polssteun. 15. Schuif de polssteun naar rechts tot deze loskomt van de behuizing van de basis (1) en leg de polssteun op de computer (2). 16. Verwijder de 2 schroeven van de vaste schijf (1) en draai vervolgens de schroef (2) los waarmee de vaste schijf bevestigd zit. 17. Gebruik de kunststof tab (3) op de vaste schijf om de vaste schijf naar rechts te schuiven en los te koppelen van de systeemkaart.
18. Til de vaste schijf (4) uit de vaste-schijfruimte. Ga als volgt te werk om een vaste schijf te installeren: 54 1. Plaats de vaste schijf in de vasteschijfruimte (1). 2. Gebruik de kunststof tab (2) op de vaste schijf om de vaste schijf naar links te schuiven en aan te sluiten op de systeemkaart. 3. Plaats de 2 schroeven van de vaste schijf terug (3) en draai vervolgens de schroef (4) aan om de vaste schijf aan de computer te bevestigen.
4. Draai de polssteun om (1), waarbij u deze in het vak van de polssteun legt, en schuif vervolgens de polssteun naar links om deze opnieuw vast te maken aan de behuizing van de basis (2). 5. Plaats de schroeven weer in de polssteun. 6. Leg het toetsenbord ondersteboven op de polssteun van de computer (1).
7. Plaats de toetsenbordkabel (2) in de ZIF-connector (3) op de systeemkaart en maak vervolgens de connector vast. OPMERKING: Raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer.
8. Draai het toetsenbord om (1), plaats het in de toetsenbordruimte en schuif het naar binnen (2) tot het goed op zijn plaats zit. OPMERKING: Raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer.
9. Breng de schroeven van het toetsenbord weer aan. OPMERKING: Raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer.
10. Plaats het afdekplaatje bovenop het vak van het afdekplaatje (1) en schuif het afdekplaatje vervolgens op zijn plaats (2). 11. Sluit het computerscherm. 12. Leg de computer ondersteboven op een vlak oppervlak neer, met de accuruimte naar u toe. 13. Plaats de 2 schroeven (1) en hun afdekplaatjes (2) terug op de achterkant van de computer. OPMERKING: terugplaatsen.
14. Breng de schroeven in de accuruimte weer aan. OPMERKING: Raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer. 15. Plaats de accu terug. 16. Keer de computer weer om en sluit de externe voeding en de externe apparaten weer aan. 17. Zet de computer aan.
6 Externe apparatuur USB-apparaat gebruiken USB (Universal Serial Bus) is een hardwarematige interface die kan worden gebruikt om een optioneel extern apparaat aan te sluiten, zoals een USB-toetsenbord, -muis, -drive, -printer, -scanner of -hub. Voor bepaalde USB-apparatuur is extra ondersteunende software nodig. Deze wordt meestal met het apparaat meegeleverd. Raadpleeg de instructies van de fabrikant voor meer informatie over apparaatspecifieke software.
Ondersteuning voor oudere USB-systemen Ondersteuning voor oudere USB-systemen (standaard ingeschakeld) biedt de volgende mogelijkheden: ● Het gebruik van een USB-toetsenbord, -muis of -hub die is aangesloten op een USB-poort op de computer, tijdens het opstarten of in een MS-DOS-programma. ● Het starten of opnieuw opstarten van de computer vanaf een optioneel extern MultiBay apparaat of een optioneel USB-apparaat met voorzieningen om als opstarteenheid te fungeren.
2. Sluit de eSATA-kabel van het apparaat aan op de eSATA-poort. Nadat u het externe eSATAapparaat hebt aangesloten, verschijnt er een verificatievenster op het scherm waarin u het rootwachtwoord moet invoeren. 3. Voer het root-wachtwoord in. Het systeem koppelt het eSATA-apparaat vervolgens automatisch, en er wordt een pictogram op het bureaublad geplaatst.
Optionele externe apparaten gebruiken OPMERKING: Raadpleeg de instructies van de fabrikant voor informatie over benodigde software, stuurprogramma's en de te gebruiken poort op de computer. Ga als volgt te werk om een extern apparaat op de computer aan te sluiten: VOORZICHTIG: Als u een apparaat met een eigen netvoedingsaansluiting aansluit, kunt u het risico van schade aan de apparatuur beperken door ervoor te zorgen dat het apparaat is uitgeschakeld en de stekker uit het stopcontact is gehaald. 1.
7 Externe-mediakaarten Mediakaartlezer-kaarten gebruiken Met optionele digitale kaarten kunt u gegevens veilig opslaan en gemakkelijk uitwisselen. Deze kaarten worden vaak gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen computers of tussen een computer en apparatuur met digitale media, zoals camera's en PDA's.
Digitale kaart verwijderen VOORZICHTIG: Voordat u de digitale kaart verwijdert, controleert u of er op dat moment niet worden gelezen van, of geschreven naar de kaart, anders kunnen er gegevens verloren gaan of kan de computer vastlopen. 1. Sla uw gegevens op en sluit alle applicaties die gebruikmaken van de digitale kaart. OPMERKING: Raadpleeg de gebruikersdocumentatie bij de digitale kaart voor meer instructies over het verwijderen van geheugenkaarten. 2.
2. Haal het plaatje uit het slot (2). Ga als volgt te werk om een ExpressCard te plaatsen: 1. Houd de kaart met het label naar boven en de connectoren naar de computer gericht. 2. Plaats de kaart voorzichtig in het ExpressCard-slot en druk de kaart aan tot deze stevig op zijn plaats zit. OPMERKING: Wanneer er een ExpressCard is geplaatst, verbruikt deze stroom, zelfs wanneer de kaart niet wordt gebruikt.
68 Hoofdstuk 7 Externe-mediakaarten
8 Geheugenmodules De computer heeft één geheugenmodulecompartiment, dat zich onder het toetsenbord bevindt. De geheugencapaciteit van de computer kan worden vergroot door een geheugenmodule te plaatsen in het uitbreidingsslot, of door de bestaande geheugenmodule in het slot voor de primaire geheugenmodule te upgraden. Alle geheugenmodules die in de computer worden geïnstalleerd, moeten van hetzelfde type zijn.
7. Verwijder de schroeven uit de accuruimte. OPMERKING: Raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer.
8. Verwijder de 2 afdekplaatjes (1) en schroeven (2) uit de achterkant van de computer. OPMERKING: verwijderen. 9. Op sommige modellen zitten geen afdekplaatjes of schroeven die u kunt Leg de computer met de beeldschermkant naar boven en open vervolgens de computer zo ver mogelijk. VOORZICHTIG: Oefen geen extreme kracht uit op de computer zodat de scharnieren van het beeldscherm verbogen worden. Als u het beeldscherm te ver opent, wordt het beeldscherm hierdoor beschadigd. 10.
11. Verwijder de schroeven uit het toetsenbord. OPMERKING: Raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer.
12. Schuif de achterkant van het toetsenbord naar het beeldscherm toe (1) en draai het voorwaarts (2) om bij de toetsenbordkabelconnector te kunnen komen. OPMERKING: Raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer. VOORZICHTIG: U mag de toetsenbordkabel niet beschadigen. – of – Schuif de achterkant van het toetsenbord naar het beeldscherm toe (1) en draai het naar rechts (2) om bij de toetsenbordkabelconnector te kunnen komen. VOORZICHTIG: U mag de toetsenbordkabel niet beschadigen. 13.
b. Pak de geheugenmodule aan de rand vast (2) en trek de module voorzichtig uit het geheugenmoduleslot. Bewaar een verwijderde geheugenmodule in een antistatische verpakking om de module te beschermen. 14. Plaats als volgt een nieuwe geheugenmodule: VOORZICHTIG: Houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan de module te voorkomen. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan. a. Breng de inkeping (1) in de geheugenmodule op één lijn met het nokje in het geheugenmoduleslot. b.
c. Kantel de geheugenmodule (3) voorzichtig naar beneden, waarbij u drukt op de linker- en rechterrand van de module, totdat de borgklemmetjes vastklikken.
15. Keer het toetsenbord om (1) in het toetsenbordvak en schuif het toetsenbord vervolgens weer op zijn plaats (2). OPMERKING: Raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer.
16. Breng de schroeven van het toetsenbord weer aan. OPMERKING: Raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer.
17. Plaats het afdekplaatje bovenop het vak van het afdekplaatje (1) en schuif het afdekplaatje vervolgens op zijn plaats (2). 18. Sluit het computerscherm. 19. Leg de computer ondersteboven op een vlak oppervlak neer, met de accuruimte naar u toe. 20. Plaats de 2 schroeven (1) en hun afdekplaatjes (2) terug op de achterkant van de computer. OPMERKING: Op sommige modellen zitten geen afdekplaatjes of schroeven die u kunt terugplaatsen.
21. Breng de schroeven in de accuruimte weer aan. OPMERKING: Raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer. 22. Plaats de accu terug. 23. Keer de computer weer om en sluit de externe voeding en de externe apparaten weer aan. 24. Zet de computer aan.
9 Beveiliging OPMERKING: Het is mogelijk dat sommige van de in dit hoofdstuk beschreven functies niet door uw computer of besturingssysteem worden ondersteund. Computer beveiligen OPMERKING: Van beveiligingsfuncties moet op de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Dergelijke maatregelen kunnen echter niet altijd voorkomen dat een product verkeerd wordt gebruikt of gestolen. De beveiligingsfuncties van uw computer beschermen uw computer, persoonlijke informatie en gegevens tegen diverse gevaren.
Wachtwoorden gebruiken De meeste beveiligingsfuncties maken gebruik van een wachtwoord. Noteer een wachtwoord nadat u het heeft ingesteld en bewaar het op een veilige plaats uit de buurt van de computer. Op wachtwoorden zijn onderstaande overwegingen van toepassing: ● De instel-, opstart- en DriveLock-wachtwoorden worden ingesteld in Computer Setup (Computerinstellingen) en beheerd door het systeem-BIOS.
Wachtwoorden instellen in Computer Setup (Computerinstellingen) Wachtwoorden in Computer Setup (Computerinstellingen) Functie Instelwachtwoord Beveiligt de toegang tot Computer Setup (Computerinstellingen). DriveLock-hoofdwachtwoord Beveiligt de toegang tot de interne vaste schijf die wordt beschermd door DriveLock. Het wordt tevens gebruikt om de DriveLock beveiliging te verwijderen. Dit wachtwoord wordt ingesteld onder DriveLock wachtwoorden tijdens het inschakelproces.
Ga als volgt te werk om dit wachtwoord te beheren, in te stellen, te wijzigen of te verwijderen: 1. Open Computer Setup (Computerinstellingen) door de computer in te schakelen of opnieuw te starten. Druk vervolgens terwijl het bericht “F10 = ROM Based Setup” (F10 = op ROM gebaseerd instellen) linksonder in het scherm wordt weergegeven op f10. 2. Selecteer met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Setup Password (Instelwachtwoord) en druk vervolgens op enter. 3.
● Het gebruikerswachtwoord en het hoofdwachtwoord mogen hetzelfde zijn. ● U kunt een gebruikers- of hoofdwachtwoord uitsluitend verwijderen door de DriveLock-beveiliging van de vaste schijf te verwijderen. DriveLock-beveiliging kan alleen met het hoofdwachtwoord van een schijf worden verwijderd. DriveLock-wachtwoord instellen Ga als volgt te werk om de DriveLock-instellingen in Computer Setup (Computerinstellingen) te openen: 1.
3. Selecteer met de pijltoeten de locatie van de interne vaste schijf en druk vervolgens op f10. 4. Selecteer met de pijltoetsen het veld van het wachtwoord dat u wilt wijzigen. Typ uw huidige wachtwoord in het veld Old password (Oude wachtwoord) en typ vervolgens het nieuwe wachtwoord in de velden New password (Nieuwe wachtwoord) en Verify new password (Nieuwe wachtwoord controleren). Druk vervolgens op f10. 5.
Strenge beveiliging in Computer Setup (Computerinstellingen) gebruiken VOORZICHTIG: Om te voorkomen dat de computer permanent onbruikbaar wordt, slaat u uw geconfigureerd instelwachtwoord of smartcardpincode op een veilige plaats uit de buurt van de computer op. Zonder deze wachtwoorden of pincode kan de computer niet worden gedeblokkeerd.
Ga als volgt te werk om deze algemene systeeminformatie weer te geven: 1. Open Computer Setup (Computerinstellingen) door de computer in te schakelen of opnieuw te starten. Druk vervolgens terwijl het bericht “F10 = ROM Based Setup” (F10 = op ROM gebaseerd instellen) linksonder in het scherm wordt weergegeven op f10. 2. Selecteer met de pijltoetsen File (Bestand) > System Information (Systeeminformatie) en druk vervolgens op enter.
OPMERKING: De plaats van het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel verschilt per model computer.
10 Computer Setup Computer Setup starten Computer Setup is een vooraf geïnstalleerd programma in het ROM-geheugen, dat zelfs kan worden gebruikt wanneer het besturingssysteem niet werkt of niet kan worden geladen. OPMERKING: Het is mogelijk dat sommige van de in deze handleiding beschreven menu-items van Computer Setup (Computerinstellingen) niet door uw computer of besturingssysteem worden ondersteund. OPMERKING: Aanwijsapparaten worden niet ondersteund in Computer Setup (Computerinstellingen).
● Druk op f1 om navigatiegegevens weer te geven. ● Druk op f2 om de taal te wijzigen. 2. Selecteer het menu File (Bestand), Security (Beveiliging), Diagnostics (Diagnostische gegevens) of System Configuration (Systeemconfiguratie). 3.
Optie Actie System information (Systeeminformatie) ● Hiermee kunt u de identificatiegegevens over de computer weergeven. ● Hiermee kunt u de specificaties van de processor, het cachegeheugen, de geheugengrootte en het systeemROM weergeven. Restore Defaults (Standaardinstellingen herstellen) Hiermee kunt u de configuratie-instellingen in Computer Setup (Computerinstellingen) vervangen door de oorspronkelijke fabrieksinstellingen.
Optie Actie System Ids (Systeem-id's) Hiermee kunt u een door de gebruiker te definiëren computervolgnummer en eigendomslabel invoeren. Disk Sanitizer Voer Disk Sanitizer uit om alle bestaande gegevens op de primaire vaste schijf te vernietigen. De volgende opties zijn beschikbaar: ● Fast (Snel): Hiermee wordt de wiscyclus van Disk Sanitizer één keer uitgevoerd. ● Optimum (Optimaal): Hiermee wordt de wiscyclus van Disk Sanitizer drie keer uitgevoerd.
Menu System Configuration (Geavanceerd) OPMERKING: Het is mogelijk dat sommige van de in dit gedeelte beschreven menu-items niet door uw computer of besturingssysteem worden ondersteund. Optie Actie Language (Taal) Hiermee kunt u de taal in Computer Setup (Computerinstellingen) wijzigen. Boot Options (Opstartopties) ● Hiermee kunt u een f9-, f10- en f12-wachttijd tijdens het opstarten van de computer instellen. ● Hiermee kunt u opstarten vanaf cd-romstation in- of uitschakelen.
Optie Actie optische-schijfeenheid, die via een USB-poort zijn aangesloten op de computer. Built-in device options (Opties voor geïntegreerd apparaat) Port Options (Poortopties) 94 Hoofdstuk 10 Computer Setup ● Hiermee kunt u DMA-gegevensoverdrachten in het BIOS in- of uitschakelen. ● Hiermee kunt u in- of uitschakelen dat de ventilator altijd aan is bij aansluiting op netvoeding. ● Hiermee kunt u de preventie van de uitvoering van gegevens in- of uitschakelen.
Index A aan/uit-knop, herkennen 4 Aan/uit-lampje herkennen 3 aansluiten, externe netvoedingsbron 37 Accu afvoeren 44 opbergen 44 opladen 39 plaatsen 38 vervangen 44 verwijderen 38 Accu, herkennen 13 Accu, temperatuur 44 Acculading, maximaliseren 40 Acculampje 39 Accu-ontgrendelingen herkennen 10 Accuruimte 10, 14 Accuvergrendelingen, herkennen 38 Accuvoeding 38 afdekplaatje verwijderen 49, 71 Antennes WLAN 12 WWAN 12 Antennes voor draadloze communicatie 11 Apparaatbeveiliging 85 Audioapparatuur, aansluiten
stopzetten 63 verwijderen 63 eSATA-kabel, aansluiten 62 eSATA-poort, herkennen 9, 10 Esc-toets, herkennen 5, 6 ExpressCard beschermplaatje verwijderen 66 configureren 66 plaatsen 66 verwijderen 67 ExpressCard-slot, herkennen 9, 10 Externe audioapparatuur, aansluiten 25 Externe-monitorpoort, herkennen 9, 26 Externe schijfeenheid 46, 63 F File (Bestand), menu 90 Fn-toets, herkennen 5, 6, 15 Functietoetsen herkennen 5, 6, 15 G Gebruiken, webcam 34 Gebruikerswachtwoord 81 Geheugenmodule vervangen 69 verwijderen
Microfooningang (audioingang) 7 monitor, aansluiten 26 monitorpoort, extern 9 Muis, extern aansluiten 15 Muis, externe voorkeuren instellen 15 Multimediacomponenten, herkennen 21 Multimediasoftware gebruiken 24 N Netsnoer 13 Netsnoer, herkennen 13 netvoedingsadapter aansluiten 37 herkennen 13 netvoedingsconnector, herkennen 8 netvoedingslampje, herkennen 8, 9 numeriek toetsenblok 5, 6 num lock, extern toetsenblok 19 O Onderdelen aanvullende hardware 13 beeldscherm 10 bovenkant 1 linkerkant 8 onderkant 10 re
USB-apparatuur aansluiten 61 beschrijving 61 verwijderen 61 USB-hubs 61 USB-kabel, aansluiten 61 USB-poorten, herkennen 7, 8, 9, 10, 61 V vaste schijf externe 46, 63 installeren 54 vervangen 47 ventilatieopeningen, herkennen 9 vergrendelingen, accu 38 Video-overdrachtstypen 17 vingerafdruklezer, herkennen voedingsbron aansluiten 37 4 W Wachtwoorden DriveLock 83 gebruiker 81 instellen 82 root 81 webbrowser, hotkey 17 webbrowser-lampje, herkennen 2 Webcam gebruiken 34 herkennen 11, 22 Webcamlampje herkennen