Notebookcomputer Gebruikershandleiding
© Copyright 2010 Hewlett-Packard Development Company, L.P. Bluetooth is een handelsmerk van de desbetreffende eigenaar en wordt door Hewlett-Packard Company onder licentie gebruikt. Intel is een handelsmerk van Intel Corporation in de Verenigde Staten en andere landen of regio’s. Java is een in de Verenigde Staten gedeponeerd handelsmerk van Sun Microsystems, Inc. Microsoft en Windows zijn in de Verenigde Staten gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation.
Kennisgeving aangaande de veiligheid WAARSCHUWING! U kunt het risico van letsel door verbranding of van oververhitting van de computer beperken door de computer niet op uw schoot te nemen en de ventilatieopeningen van de computer niet te blokkeren. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond.
iv Kennisgeving aangaande de veiligheid
Inhoudsopgave 1 Voorzieningen ................................................................................................................................................. 1 Hardware herkennen ............................................................................................................................ 1 Onderdelen aan de bovenkant ............................................................................................ 1 Touchpad .......................................................
Kan geen verbinding maken met een voorkeursnetwerk ................................................... 24 Netwerkpictogram wordt niet weergegeven ....................................................................... 24 Actuele netwerkbeveiligingscodes zijn niet beschikbaar ................................................... 24 Verbinding met een draadloos netwerk is zeer zwak ........................................................ 25 Kan geen verbinding maken met de draadloze router .....................
Schakelen tussen functies van toetsen op het geïntegreerde toetsenblok ........................ 39 Optioneel extern numeriek toetsenblok gebruiken ............................................................................. 40 4 Multimedia ..................................................................................................................................................... 41 Multimediavoorzieningen ..............................................................................................
Een schijf wordt niet afgespeeld ....................................................................... 58 Een schijf wordt niet automatisch afgespeeld ................................................... 59 Een film stopt, slaat stukken over of wordt niet naar behoren afgespeeld ........ 59 Een film is niet zichtbaar op een extern beeldscherm ....................................... 60 Het branden van een schijf begint niet of stopt voordat het gereed is ..............
Lage acculading verhelpen wanneer de computer de hibernationstand niet kan beëindigen ............................................... 72 Accu kalibreren .................................................................................................................. 72 Stap 1: laad de accu volledig op ....................................................................... 72 Stap 2: schakel de energiebesparende voorzieningen uit ................................ 73 Stap 3: ontlaad de accu ..................
ExpressCard verwijderen ................................................................................................... 93 9 Geheugenmodules ........................................................................................................................................ 95 Geheugenmodule in het geheugenuitbreidingsslot toevoegen of terugplaatsen ............................... 96 Geheugenmodule in het slot voor de primaire geheugenmodule upgraden ....................................
12 Back-up en herstel .................................................................................................................................... 127 Backup maken van gegevens .......................................................................................................... 128 Herstelactie uitvoeren ....................................................................................................................... 130 Windows-herstelprogramma's gebruiken ................................
Touchpad en toetsenbord reinigen .................................................................................. 154 Tablet-pc-pen en penhouder reinigen .............................................................................. 154 Index .................................................................................................................................................................
1 Voorzieningen Hardware herkennen Ga als volgt te werk om een lijst van in de computer geïnstalleerde hardware weer te geven: ▲ Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging. Klik vervolgens in het veld Systeem op Apparaatbeheer. Met Apparaatbeheer kunt u ook hardware toevoegen of apparaatconfiguraties wijzigen. OPMERKING: Windows® bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van uw computer te verbeteren.
Onderdeel Beschrijving (3) Hiermee schuift u de weergave in het actieve venster op het beeldscherm omhoog of omlaag. Schuifzone van het touchpad *In deze tabel worden de fabrieksinstellingen beschreven. Als u de voorkeuren voor cursorbesturing wilt weergeven of wijzigen, selecteert u Start > Apparaten en printers. Klik vervolgens met de rechtermuisknop op het apparaat dat uw computer weergeeft en selecteer Muisinstellingen.
Lampjes OPMERKING: raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer. Onderdeel Beschrijving (1) Aan: Caps Lock is ingeschakeld.
Onderdeel Beschrijving (2) ● Aan: de computer is ingeschakeld. ● Knipperend: de computer staat in de slaapstand. ● Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de hibernationstand. ● Wit: een geïntegreerd apparaat voor draadloze communicatie, zoals een draadloosnetwerkmodule en/of een Bluetooth®-apparaat, is ingeschakeld. ● Oranje: alle apparatuur voor draadloze communicatie is uitgeschakeld.
Onderdeel Beschrijving (2) Interne beeldschermschakelaar Wanneer u de computer sluit terwijl de computer is ingeschakeld, wordt deze schakelaar ingedrukt. Daardoor wordt het beeldscherm uitgeschakeld. (3) Aan/uit-knop ● Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan/uitknop om de computer in te schakelen. ● Als de computer is ingeschakeld, drukt u op de aan/uit-knop om de computer uit te schakelen.
Toetsen OPMERKING: raadpleeg de afbeelding en de tabel die het meest overeenkomt met uw computer. 6 Onderdeel Beschrijving (1) esc-toets Druk op deze toets in combinatie met de fn-toets om systeeminformatie weer te geven. (2) fn-toets Druk op deze toets in combinatie met een functietoets of de esctoets om veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren. (3) Windows-logotoets Hiermee geeft u het menu Start van Windows weer.
Onderdeel Beschrijving (1) esc-toets Druk op deze toets in combinatie met de fn-toets om systeeminformatie weer te geven. (2) fn-toets Druk op deze toets in combinatie met een functietoets of de esctoets om veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren. (3) Windows-logotoets Hiermee geeft u het menu Start van Windows weer. (4) Windows-applicatietoets Hiermee opent u een snelmenu voor items waarop de aanwijzer zich bevindt.
Onderdeel Beschrijving (1) Dit slot ondersteunt de volgende typen optionele digitale kaarten: (2) SD-kaartlezer Audio-uitgang (hoofdtelefoon) ● MultiMediaCard (MMC) ● MultiMediaCard 4.
Onderdelen aan de linkerkant Onderdeel Beschrijving (1) ExpressCard-slot Hierin kunt u optionele ExpressCards plaatsen. (2) Bevestigingspunt voor beveiligingskabel Hiermee bevestigt u een als optie verkrijgbare beveiligingskabel aan de computer. OPMERKING: Van de beveiligingskabel moet op de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen.
Onderdelen aan de onderkant OPMERKING: raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer. 10 Onderdeel Beschrijving (1) Hiermee ontgrendelt u de accu uit de accuruimte.
Onderdeel Beschrijving (2) Accuruimte Hierin bevindt zich de accu. (3) Ventilatieopeningen (3) Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de interne onderdelen. OPMERKING: De ventilator van de computer start automatisch om interne onderdelen te koelen en oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne ventilator automatisch aan- en uitgaat terwijl u met de computer werkt. (4) Compartiment voor geheugenmodule Hierin bevinden zich de geheugenmoduleslots.
Onderdeel Beschrijving (1) Webcamlampje (alleen bepaalde modellen) Aan: de webcam is in gebruik. (2) Webcam (alleen bepaalde modellen) Hiermee kunt u videobeelden vastleggen en foto's maken. (3) Geïntegreerde microfoon Hiermee kunt u geluid opnemen.
Aanvullende hardwareonderdelen Onderdeel Beschrijving (1) Netsnoer* Hiermee kunt u een netvoedingsadapter aansluiten op een stopcontact. (2) netvoedingsadapter Hiermee wordt netvoeding omgezet in gelijkstroom. (3) Accu* Hiermee kunt u de computer op accuvoeding laten werken als de computer niet is aangesloten op een externe voedingsbron. *Het uiterlijk van modemkabels, accu's, modemkabeladapters en netsnoeren verschilt per land/regio.
◦ Artikelnummer/productnummer (p/n) (3). Dit nummer geeft specifieke informatie over de hardwarecomponenten van het product. Het artikelnummer helpt een onderhoudstechnicus bij het bepalen van de vereiste componenten en onderdelen. ◦ Modelbeschrijving (4). Dit is het nummer dat u gebruikt om documenten, stuurprogramma's en ondersteuning voor uw notebookcomputer op te zoeken. ◦ Garantieperiode (5). Beschrijft de duur van de garantieperiode voor deze computer.
2 Netwerk Apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde modellen) Met technologie voor draadloze communicatie worden gegevens niet via kabels maar via radiogolven doorgegeven.
Pictogrammen voor draadloze communicatie en netwerk herkennen Pictogram Naam Beschrijving Draadloze communicatie (ingeschakeld) Geeft de locatie van de lampjes en knoppen voor draadloze communicatie op de computer aan. Wordt ook weergegeven bij de Wireless Assistant-software (Assistent voor draadloze communicatie) op de computer en geeft aan dat een of meer apparaten voor draadloze communicatie zijn ingeschakeld.
Het lampje voor draadloze communicatie geeft niet de status van afzonderlijke apparaten voor draadloze communicatie aan, maar de status van deze apparaten als groep. Wanneer het lampje voor draadloze communicatie wit brandt, zijn een of meer apparaten voor draadloze communicatie ingeschakeld. Wanneer het lampje voor draadloze communicatie oranje is, zijn alle apparaten voor draadloze communicatie uitgeschakeld.
Netwerkcentrum waarmee u een verbinding of netwerk tot stand kunt brengen, verbinding kunt maken met een netwerk, draadloze netwerken kunt beheren en netwerkproblemen kunt diagnosticeren en verhelpen. U opent het Netwerkcentrum door te klikken op Start > Configuratiescherm > Netwerk en internet > Netwerkcentrum. Raadpleeg Help en ondersteuning voor meer informatie.
Draadloos netwerk gebruiken Met een WLAN-apparaat kunt u toegang krijgen tot een draadloos netwerk (WLAN), dat bestaat uit andere computers en accessoires die met elkaar zijn verbonden door een draadloze router of een draadloos toegangspunt. OPMERKING: De termen draadloze router en draadloos toegangspunt worden vaak door elkaar gebruikt.
Draadloze netwerken in openbare zones, of "hotspots", zoals café's en luchthavens, zijn mogelijk helemaal niet beveiligd. Door fabrikanten van producten voor draadloze communicatie en aanbieders van hotspotservices worden nieuwe technologieën ontwikkeld om de openbare ruimte veiliger en anoniemer te maken. Als u zich zorgen maakt om de beveiliging van uw computer op een hotspot, kunt u uw netwerkactiviteiten het beste beperken tot niet-kritieke e-mailactiviteiten en oppervlakkig surfen op internet.
Verbinding maken met een draadloos netwerk Ga als volgt te werk om verbinding met het WLAN te maken: 1. Controleer of het WLAN-apparaat is ingeschakeld. Als het apparaat is ingeschakeld, brandt het lampje voor draadloze communicatie wit. Als het lampje voor draadloze communicatie oranje brandt, drukt u op de knop voor draadloze communicatie. 2. Klik op het netwerkpictogram in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. 3. Selecteer uw WLAN in de lijst. 4. Klik op Verbinding maken.
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde modellen) Een Bluetooth-apparaat verzorgt draadloze communicatie over korte afstanden en vervangt hierdoor de fysieke kabelverbindingen waarmee elektronische apparaten traditioneel gekoppeld zijn, zoals de volgende: ● computers (desktop- en notebookcomputers, PDA's) ● telefoons (mobiele telefoons, draadloze telefoons, gecombineerde GSM/PDA's (smart phones)) ● beeldverwerkingsapparatuur (printers, camera's) ● geluidsapparatuur
Problemen met draadloze verbinding oplossen Enkele mogelijke oorzaken van problemen met draadloze verbindingen zijn: ● De netwerkconfiguratie (SSID of beveiliging) is gewijzigd. ● Een apparaat voor draadloze communicatie is niet correct geïnstalleerd of is uitgeschakeld. ● Er is een storing opgetreden in een apparaat voor draadloze communicatie of router. ● Signalen van het apparaat voor draadloze communicatie worden verstoord door andere apparaten.
Kan geen verbinding maken met een voorkeursnetwerk Windows kan automatisch een beschadigde verbinding met een draadloos netwerk herstellen. ● Als een netwerkpictogram wordt weergegeven in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk, klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram en klikt u vervolgens op Problemen oplossen. Windows reset uw netwerkapparaat en probeert opnieuw verbinding te maken met een van de voorkeursnetwerken.
Als u nieuwe sleutels en een nieuwe SSID heeft ontvangen voor een netwerk en u eerder was verbonden met dat netwerk, gaat u als volgt te werk om verbinding te maken met het netwerk: 1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Netwerk en internet > Netwerkcentrum. 2. Klik op Draadloze netwerken beheren in het linkerdeelvenster. Er wordt een lijst weergegeven met de beschikbare WLAN's. Als u zich in een hotspot bevindt waar meerdere WLAN's actief zijn, worden er meerdere netwerken weergegeven. 3.
Modem gebruiken (alleen bepaalde modellen) Het modem moet zijn aangesloten op een analoge telefoonlijn via een 6-pins RJ-11-modemkabel (niet meegeleverd). In sommige landen is ook een modemkabeladapter (apart verkrijgbaar) voor specifieke landen vereist. Connectoren voor digitale PBX-systemen lijken mogelijk op analoge telefoonconnectoren maar zijn niet compatibel met het modem. WAARSCHUWING! Wanneer u het interne analoge modem aansluit op een digitale lijn kan dit het modem permanent beschadigen.
Modemkabeladapter voor specifieke landen/regio's aansluiten (apart verkrijgbaar) Telefoonconnectoren verschillen per land. Als u het modem en de modemkabel (apart verkrijgbaar) wilt gebruiken buiten het land of de regio waarin u de computer hebt aangeschaft, moet u een modemkabeladapter (apart verkrijgbaar) aanschaffen voor specifieke landen/regio's. Volg deze stappen om het modem aan te sluiten op een analoge telefoonlijn die geen RJ-11telefoonconnector heeft: 1.
Nieuwe locaties toevoegen tijdens het reizen Een locatie-instelling voor het land waarin u de computer hebt aangeschaft, is standaard de enige beschikbare locatie-instelling voor het modem. Als u naar verschillende landen reist, stelt u het interne modem in op een locatie-instelling die voldoet aan de gebruiksnormen van het land waarin u het modem gebruikt. Wanneer u nieuwe locatie-instellingen toevoegt, worden deze opgeslagen door de computer zodat u op elk moment kunt schakelen tussen de instellingen.
OPMERKING: U kunt de voorgaande procedure gebruiken om locatie-instellingen toe te voegen voor locaties binnen uw eigen land en in andere landen. U kunt bijvoorbeeld een instelling 'Werk' toevoegen met kiesregels voor het bereiken van een externe lijn.
Problemen met de reisverbinding oplossen Als u problemen ondervindt met de modemverbinding bij gebruik van de computer buiten het land waarin u de computer hebt aangeschaft, probeert u de volgende suggesties: ● Controleer het type telefoonlijn. Het modem vereist een analoge en geen digitale telefoonlijn. Een lijn die omschreven wordt als een PBX-lijn is gewoonlijk een digitale lijn.
4. Klik op de vermelding van het modem in de lijst. 5. Klik op Eigenschappen. 6. Klik op Modem. 7. Schakel het selectievakje uit voor Op kiestoon wachten voordat het nummer wordt gekozen. 8. Klik twee keer op OK.
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN) Als u verbinding wilt maken met een lokaal netwerk (LAN), hebt u een 8-pins RJ-45-netwerkkabel nodig (niet meegeleverd). Als de netwerkkabel een ruisonderdrukkingscircuit (1) bevat, waarmee storing van de ontvangst van tv- en radiosignalen wordt voorkomen, sluit u de kabel aan op de computer met het uiteinde waar zich het ruisonderdrukkingscircuit bevindt (2). U sluit de netwerkkabel als volgt aan: 1.
3 Cursorbesturing en toetsenbord Cursorbesturing gebruiken Voorkeuren voor aanwijsapparaten instellen Via de eigenschappen voor de muis in Windows kunt u de instellingen voor aanwijsapparaten aanpassen aan uw wensen. U kunt bijvoorbeeld de knopconfiguratie, kliksnelheid en opties voor de aanwijzer instellen. Als u de eigenschappen van de muis wilt weergeven, selecteert u Start > Apparaten en printers.
34 Functie Hotkey Systeeminformatie weergeven fn+esc Help en ondersteuning openen. fn+f1 Helderheid van het beeldscherm verlagen. fn+f2 Helderheid van het beeldscherm verhogen. fn+f3 Schakelen tussen diverse beeldschermen en andere weergaveapparaten. fn+f4 Slaapstand activeren. fn+f5 QuickLock activeren. fn+f6 Geluid uit- en weer inschakelen. fn+f7 Geluidsvolume verlagen. fn+f8 Geluidsvolume verhogen. fn+f9 Het vorige muziekstuk afspelen.
Functie Hotkey Systeeminformatie weergeven. fn+esc Help en ondersteuning openen. fn+f1 Helderheid van het beeldscherm verlagen. fn+f2 Helderheid van het beeldscherm verhogen. fn+f3 Schakelen tussen diverse beeldschermen en andere weergaveapparaten. fn+f4 Slaapstand activeren. fn+f5 QuickLock activeren. fn+f6 Webbrowser starten. fn+f7 Printer starten.
Help en ondersteuning openen Druk op fn+f1 om Help en ondersteuning te openen. Help en ondersteuning geeft informatie over het besturingssysteem Windows.
OPMERKING: Samengestelde videoapparaten kunnen alleen op het systeem worden aangesloten via een optioneel dockingapparaat of optioneel uitbreidingsproduct. Slaapstand activeren (fn+f5) VOORZICHTIG: Sla uw werk op voordat u de slaapstand activeert, om het risico van gegevensverlies te beperken. Druk op fn+f5 om de slaapstand te activeren. Wanneer de slaapstand wordt geactiveerd, worden de gegevens in het systeemgeheugen opgeslagen, wordt het scherm leeggemaakt en energie bespaard.
Geluid in- en uitschakelen (fn+f7) (alleen bepaalde modellen) Druk op fn+f7 om het geluid uit te schakelen. Druk nogmaals op de hotkey om het geluidsvolume te herstellen. Geluidsvolume verlagen (fn+f8) (alleen bepaalde modellen) Druk op fn+f8 om het geluidsvolume te verlagen. Houd beide toetsen ingedrukt om het geluidsvolume steeds verder te verlagen. Geluidsvolume verhogen (fn+f9) (alleen bepaalde modellen) Druk op fn+f9 om het geluidsvolume te verhogen.
Geïntegreerd numeriek toetsenblok gebruiken U kunt de vijftien toetsen van het geïntegreerde numerieke toetsenblok op dezelfde manier gebruiken als de toetsen van een extern toetsenblok. Wanneer het geïntegreerde numerieke toetsenblok is ingeschakeld, voert u met elke toets van dit toetsenblok de functie uit die wordt aangegeven door het pictogram in de rechterbovenhoek van de toets.
Optioneel extern numeriek toetsenblok gebruiken Bij de meeste externe numerieke toetsenblokken is de werking van de toetsen afhankelijk van het wel of niet ingeschakeld zijn van num lock. (Num lock is standaard uitgeschakeld.) Bijvoorbeeld: ● Wanneer num lock is ingeschakeld, kunt u met de meeste toetsenbloktoetsen cijfers typen. ● Wanneer num lock is uitgeschakeld, werken de meeste toetsenbloktoetsen als pijltoetsen, page up-toets of page down-toets.
4 Multimedia Multimediavoorzieningen De computer bevat multimediavoorzieningen waarmee u muziek kunt beluisteren, naar films kunt kijken en afbeeldingen en foto's kunt bekijken.
Onderdeel Beschrijving (1) Webcamlampje (alleen bepaalde modellen) Aan: de webcam is in gebruik. (2) Webcam Hiermee kunt u videobeelden vastleggen en foto's maken. (3) Geïntegreerde microfoon Hiermee kunt u geluid opnemen. (4) Audio-uitgang (hoofdtelefoon) Hierop kunt u een audioapparaat aansluiten, zoals optionele stereoluidsprekers met eigen voeding, een hoofdtelefoon, een oortelefoon, een headset of een televisietoestel, om het computergeluid via dat apparaat weer te geven.
Geluidsvolume aanpassen U kunt het geluidsvolume regelen met de volgende voorzieningen: ● ● Volumetoetsen van de computer (alleen bepaalde modellen): ◦ Om het geluid te dempen of te herstellen houdt u de fn-toets (1) ingedrukt en drukt u vervolgens op de f7-toets (2) Dempen. ◦ Om het geluid zachter te zetten, houdt u de fn-toets (1) ingedrukt en tikt u vervolgens op de f8-toets (3) Geluid zachter tot u het gewenste geluidsvolume bereikt.
● c. Selecteer Pictogram en meldingen weergeven voor het pictogram Luidsprekers onder Gedrag. d. Klik op OK. Volumeregeling van programma: Het volume kan ook binnen bepaalde programma’s worden geregeld. Multimediasoftware Op de computer staat vooraf geïnstalleerde multimediasoftware. Sommige modellen worden geleverd met aanvullende multimediasoftware op een optische schijf.
Multimediasoftware gebruiken 1. Selecteer Start > Alle programma's en open vervolgens het multimediaprogramma dat u wilt gebruiken. Als u bijvoorbeeld Windows Media Player wilt gebruiken voor het afspelen van een audio-cd, klik dan op Windows Media Player. OPMERKING: Sommige programma’s bevinden zich mogelijk in submappen. 2. Plaats de schijf, bijvoorbeeld een audio-cd, in de optischeschijfeenheid. 3. Volg de instructies op het scherm. – of – 1.
Audio Uw computer biedt de mogelijkheid uiteenlopende audiovoorzieningen te gebruiken: ● Muziek afspelen via de computerluidsprekers en/of aangesloten externe luidsprekers ● Geluid opnemen met de interne microfoon of een externe microfoon aansluiten ● Muziek downloaden van internet ● Multimediapresentaties maken met beeld en geluid ● Beeld en geluid overbrengen met expresberichtenprogramma's ● Radioprogramma's als audiostream ontvangen (alleen bepaalde modellen) of FM-radiosignalen ontvangen ●
Audiofuncties controleren U controleert het systeemgeluid van de computer als volgt: 1. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Volume op de taakbalk en selecteer vervolgens Geluiden. – of – Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Geluid. 2. Wanneer het venster Geluid verschijnt, klikt u op het tabblad Geluiden. Selecteer onder Programmagebeurtenissen het gewenste geluid, zoals een pieptoon of een alarmsignaal, en klik op de knop Test.
Video Uw computer biedt de mogelijkheid uiteenlopende videovoorzieningen te gebruiken: ● Films bekijken ● Spelletjes spelen via internet en offline ● Afbeeldingen en video's bewerken voor presentaties ● Externe videoapparatuur aansluiten Externe monitor of projector aansluiten Uw computer heeft een externe-monitorpoort waarmee u een externe monitor of projector kunt aansluiten.
OPMERKING: Als u videosignalen wilt verzenden via de HDMI-poort, heeft u een HDMI-kabel nodig. Deze kunt u aanschaffen bij een elektronicazaak. U sluit als volgt een video- of audioapparaat aan op de HDMI-poort: 1. Sluit het ene uiteinde van de HDMI-kabel aan op de HDMI-poort van de computer. 2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op het videoapparaat volgens de instructies van de fabrikant. 3.
Optischeschijfeenheid (alleen bepaalde modellen) Met de optische-schijfeenheid kunt u cd's, dvd's of bd's afspelen, kopiëren en samenstellen, afhankelijk van het type optische-schijfeenheid van de computer en de software die op uw computer is geïnstalleerd. Geïnstalleerde optischeschijfeenheid herkennen ▲ Selecteer Start > Computer. U ziet een lijst met alle apparaten die zijn geïnstalleerd op de computer, waaronder de optischeschijfeenheid.
Juiste type schijf kiezen (cd's, dvd's en bd's) Een optische-schijfeenheid ondersteunt optische schijven (cd's, dvd's en bd's). Cd's, die worden gebruikt voor de opslag van digitale gegevens, worden ook gebruikt voor commerciële audioopnamen en zijn handig voor persoonlijke opslagbehoeften. Dvd's en bd's worden hoofdzakelijk gebruikt voor films, software en back-ups van gegevens. Dvd's en bd's hebben hetzelfde formaat als cd's, maar hebben een veel grotere opslagcapaciteit.
LightScribe dvd+r-schijven Met LightScribe dvd+r-schijven kunt u gegevens, video’s en foto’s delen met anderen en opslaan. Deze schijven kunnen worden gelezen door de meeste dvd-romstations en dvd-spelers. Met een dvdromstation dat LightScribe ondersteunt en LightScribe-software kunt u gegevens naar de schijf schrijven en vervolgens een zelf ontworpen label aanbrengen op de buitenkant van de schijf.
5. Druk de schijf voorzichtig op de as van de lade totdat de schijf vastklikt (3). 6. Sluit de lade. Als u Automatisch afspelen nog niet heeft geconfigureerd, wordt het dialoogvenster Automatisch afspelen geopend. In dit venster kunt u selecteren hoe u de inhoud van het medium wilt gebruiken. OPMERKING: Bij het afspelen van een bd bereikt u het beste resultaat als de netvoedingsadapter is aangesloten op een externe voedingsbron. Automatisch afspelen configureren 1.
VOORZICHTIG: U kunt de regio-instelling van de dvd-drive slechts vijf keer wijzigen. De vijfde regio-instelling die u selecteert, wordt de permanente regio-instelling van de dvd-drive. Op het tabblad dvd-regio kunt u zien hoe vaak u de regio-instelling nog kunt wijzigen. Ga als volgt te werk om de instelling te wijzigen met het besturingssysteem: 1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Systeem en beveiliging. Klik vervolgens in het veld Systeem op Apparaatbeheer.
Cd of dvd maken ('branden') VOORZICHTIG: Neem de auteursrechtwaarschuwing in acht. Het illegaal kopiëren van auteursrechtelijk beschermd materiaal, waaronder computerprogramma's, films, uitzendingen en geluidsopnamen, is een strafrechtelijke overtreding op grond van toepasselijk auteursrecht. Gebruik deze computer niet voor dergelijke doeleinden.
2. Verwijder de schijf (3) uit de lade door voorzichtig op de as te drukken terwijl u de schijf aan de randen optilt. Houd de schijf bij de randen vast en raak het oppervlak niet aan. OPMERKING: Als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf voorzichtig enigszins schuin bij het verwijderen. 3. Sluit de lade en berg de schijf op in het bijbehorende doosje. Problemen oplossen In de volgende gedeelten worden enkele veelvoorkomende problemen en mogelijke oplossingen beschreven.
3. Verwijder de schijf (3) uit de lade door voorzichtig op de as te drukken terwijl u de schijf aan de randen optilt. Houd de schijf bij de randen vast en raak het oppervlak niet aan. OPMERKING: Als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf voorzichtig enigszins schuin bij het verwijderen. 4. Sluit de lade en berg de schijf op in het bijbehorende doosje.
● Zoeken naar gewijzigde apparaten. Windows scant het systeem op geïnstalleerde hardware en installeert vereiste standaardstuurprogramma's. ● Klik op Eigenschappen om te controleren of het apparaat correct werkt. ◦ In het venster Eigenschappen wordt gedetailleerde informatie over het apparaat weergegeven, waarmee u problemen kunt oplossen. ◦ Klik op het tabblad Stuurprogramma om de stuurprogramma's voor dit apparaat bij te werken, uit te schakelen of te verwijderen.
– of – ◦ ● Mogelijk wordt het afspeelscherm van het multimediaprogramma gesloten. Klik op de knop Afspelen in uw multimediaprogramma om de schijf weer af te spelen. Heel soms komt het voor dat u het programma moet afsluiten en opnieuw moet starten. Maak systeembronnen vrij: Schakel externe apparaten zoals printers en scanners uit. Door deze apparaten los te koppelen, maakt u systeembronnen vrij, waardoor de afspeelprestaties zullen verbeteren. Wijzig de kleureigenschappen van het bureaublad.
Een film is niet zichtbaar op een extern beeldscherm 1. Als zowel het beeldscherm van de computer als een extern beeldscherm zijn ingeschakeld, drukt u een of meer keren op fn+f4 om te schakelen tussen de twee beeldschermen. 2. Configureer de monitorinstellingen zodanig dat het externe beeldscherm het primaire beeldscherm wordt: a. Klik met de rechtermuisknop op een leeg gedeelte van het bureaublad en selecteer vervolgens Aanpassen > Beeldscherminstellingen. b.
OPMERKING: Wanneer u wordt verzocht de computer opnieuw te starten, slaat u alle open bestanden op en start u de computer opnieuw. 6. Open indien nodig Apparaatbeheer opnieuw en controleer of de stuurprogramma's nu wel staan vermeld. 7. Probeer het apparaat te gebruiken. Als het probleem niet is opgelost door het verwijderen en opnieuw installeren van de apparaatstuurprogramma's, moet u mogelijk de stuurprogramma's bijwerken middels de procedures die in het volgende gedeelte worden beschreven.
Webcam OPMERKING: In dit gedeelte worden de voorzieningen beschreven die op de meeste modellen beschikbaar zijn. Mogelijk zijn niet alle voorzieningen op uw computer beschikbaar. De computer heeft een geïntegreerde webcam, die zich boven aan het beeldscherm bevindt. In combinatie met de vooraf geïnstalleerde software kunt u de webcam gebruiken om een foto te maken, een video op te nemen of een geluidsopname te maken.
werken. Meestal kunt u dit dialoogvenster openen vanuit een configuratie-, instellingen- of eigenschappenmenu. ● Brightness (Helderheid): regelt de hoeveelheid licht in het beeld. Een hogere instelling voor helderheid zorgt voor een lichter beeld. Een lagere instelling voor helderheid zorgt voor een donkerder beeld. ● Contrast: Hiermee stelt u het verschil tussen lichtere en donkerdere delen van het beeld in. Een hogere instelling voor contrast zorgt voor een scherper beeld.
5 Energiebeheer Opties voor energiebeheer instellen Energiebesparende standen gebruiken Standaard zijn twee energiebesparende voorzieningen ingeschakeld: de slaapstand en de hibernationstand. Wanneer de slaapstand wordt geactiveerd, knipperen de aan/uit-lampjes en wordt het scherm leeggemaakt. Uw werk wordt in het geheugen opgeslagen. Het beëindigen van de slaapstand gaat sneller dan het beëindigen van de hibernationstand.
OPMERKING: Als u heeft ingesteld dat een wachtwoord nodig is om de slaapstand te beëindigen, moet u uw Windows-wachtwoord invoeren voordat uw werk weer op het scherm verschijnt. Hibernationstand activeren of beëindigen Standaard is het systeem zo ingesteld dat de hibernationstand wordt geactiveerd als de computer 1.080 minuten (18 uur) inactief is geweest en op accuvoeding of netvoeding werkt, of wanneer de acculading een kritiek laag niveau bereikt.
Energiebeheerschema's gebruiken Een energiebeheerschema bestaat uit een reeks systeeminstellingen waarmee het energieverbruik van de computer wordt beheerd. U kunt energiebeheerschema's gebruiken om energie te besparen of de prestaties van de computer te maximaliseren. U kunt de instellingen van energiebeheerschema's aanpassen of uw eigen energiebeheerschema maken. Huidig energiebeheerschema weergeven ▲ Klik op het accupictogram in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
Externe netvoeding gebruiken Externe netvoeding wordt geleverd door een van de volgende apparaten: WAARSCHUWING! Gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde netvoedingsadapter, een door HP geleverde vervangende adapter, of een compatibele adapter die als accessoire is aangeschaft bij HP.
3. Steek het andere uiteinde van het netsnoer in een stopcontact (3). OPMERKING: Uw computer kan er iets anders uitzien dan de in dit gedeelte afgebeelde computer. Accuvoeding gebruiken Wanneer er zich een opgeladen accu in de computer bevindt en de computer niet is aangesloten op een externe voedingsbron, werkt de computer op accuvoeding. Wanneer de computer is aangesloten op een externe netvoedingsbron, werkt de computer op netvoeding.
Ga als volgt te werk om Accucontrole uit te voeren: 1. Sluit de netvoedingsadapter aan op de computer. OPMERKING: voedingsbron. 2. Accucontrole werkt alleen goed als de computer is aangesloten op een externe Selecteer Start > Help en ondersteuning > Problemen oplossen: Diagnostics (Diagnostische gegevens)> Power, Thermal and Mechanical (Voeding, thermisch en mechanisch)> Power (Voeding)> Battery Check (Accucontrole).
U verwijdert de accu als volgt: 1. Leg de computer ondersteboven op een vlak oppervlak neer, met de accuruimte naar u toe. 2. Verschuif de accuvergrendeling (1) om de accu los te koppelen. 3. Verwijder de accu (2). Accu opladen WAARSCHUWING! Laad de accu van de computer niet op aan boord van een vliegtuig. De accu wordt opgeladen wanneer de computer is aangesloten op een externe voedingsbron via een netvoedingsadapter, een optionele voedingsadapter of een optioneel dockingapparaat.
● Laad de accu pas op wanneer deze door normaal gebruik is ontladen tot ongeveer 5 procent van de volledige lading. ● Als de accu één maand of langer niet is gebruikt, is het noodzakelijk de accu te kalibreren in plaats van op te laden. Het acculampje geeft als volgt de status van de acculading aan: ● Aan: de accu wordt opgeladen. ● Knipperend: de accu heeft een lage of kritiek lage acculading bereikt en wordt niet opgeladen.
Lage acculading verhelpen VOORZICHTIG: Wacht met het herstellen van de voeding totdat de aan/uit-lampjes uit zijn. Zo beperkt u het risico van gegevensverlies wanneer de hibernationstand is geactiveerd doordat het ladingsniveau van de accu in de computer kritiek laag is geworden.
U laadt als volgt de accu volledig op: 1. Plaats de accu in de computer. 2. Sluit de computer aan op een netvoedingsadapter, optionele voedingsadapter of optioneel dockingapparaat, en sluit de adapter of het apparaat aan op een externe netvoedingsbron. Het acculampje van de computer gaat branden. 3. Zorg dat de computer op de externe voedingsbron aangesloten blijft totdat de accu volledig is opgeladen. Het acculampje van de computer gaat uit. Stap 2: schakel de energiebesparende voorzieningen uit 1.
Stap 3: ontlaad de accu Tijdens het ontladen van de accu moet de computer ingeschakeld blijven. De accu wordt ontladen, ongeacht of de computer in gebruik is. Wanneer u de computer gebruikt, verloopt het ontladen echter sneller. ● Als u de computer onbeheerd wilt achterlaten tijdens het ontladen, slaat u uw gegevens op voordat u de ontladingsprocedure start.
5. Klik op het plusje naast Slaapstand en klik vervolgens op het plusje naast Hibernationstand na. 6. Voer de instelling die u heeft genoteerd voor Op accu opnieuw in. 7. Klik op OK. 8. Klik op Wijzigingen opslaan. Accuvoeding besparen ● Selecteer het energiebeheerschema Energiebesparing via het onderdeel Energiebeheer onder Systeem en beveiliging in het Configuratiescherm van Windows.
Accucontrole waarschuwt dat de accu moet worden vervangen wanneer een interne cel niet correct wordt opgeladen of wanneer de opslagcapaciteit van de accu de status 'Zwak' heeft bereikt. Er verschijnt een bericht waarin u wordt verwezen naar de website van HP voor meer informatie over het bestellen van een vervangende accu. Als de accu wordt gedekt door een HP garantie, wordt bij de instructies een garantie-id geleverd.
Netvoedingsadapter testen Test de netvoedingsadapter als de computer een of meer van de volgende symptomen vertoont: ● De computer start niet als deze is aangesloten op de netvoedingsadapter. ● Het beeldscherm gaat niet aan terwijl de computer is aangesloten op de netvoedingsadapter en externe voeding. ● De aan/uit-knop brandt niet wanneer de computer wordt aangesloten op de netvoedingsadapter. U test de netvoedingsadapter als volgt: 1. Verwijder de accu uit de computer. 2.
Als de computer niet reageert en het niet mogelijk is de hierboven genoemde afsluitprocedures te gebruiken, probeert u de volgende noodprocedures in de volgorde waarin ze hier staan vermeld: 78 ● Druk op ctrl+alt+delete en klik op de Aan/uit-knop. ● Druk op de aan/uit-knop en houd deze minimaal vijf seconden ingedrukt. ● Koppel de externe voedingsbron los en verwijder de accu uit de computer.
6 Schijfeenheden Geïnstalleerde schijfeenheden herkennen Selecteer Start > Computer om een overzicht weer te geven van de schijfeenheden die in de computer zijn geïnstalleerd. OPMERKING: Windows bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de computer te verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken als het installeren van software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van Windowsinstellingen.
VOORZICHTIG: Neem de volgende voorschriften in acht om het risico van schade aan de computer of een schijfeenheid, of verlies van gegevens te beperken: Activeer de slaapstand en wacht tot het scherm leeg is of koppel de externe vaste schijf los voordat u een computer verplaatst die op een externe vaste schijf is aangesloten. Raak voordat u de schijfeenheid aanraakt, eerst het ongeverfde metalen oppervlak van de schijfeenheid aan, zodat u niet statisch geladen bent.
Prestaties van vaste schijf verbeteren Schijfdefragmentatie gebruiken Wanneer u de computer gebruikt, raken de bestanden op de vaste schijf gefragmenteerd. Met Schijfdefragmentatie worden de gefragmenteerde bestanden en mappen samengevoegd op de vaste schijf zodat het systeem efficiënter werkt. Nadat u Schijfdefragmentatie hebt gestart, werkt het zelfstandig verder. Al naargelang de grootte van de vaste schijf en het aantal gefragmenteerde bestanden kan de defragmentatie meer dan een uur in beslag nemen.
Externe schijfeenheden gebruiken Verwisselbare externe schijfeenheden bieden u meer mogelijkheden voor het opslaan en gebruiken van informatie.
Vaste schijf vervangen VOORZICHTIG: U voorkomt als volgt dat het systeem vastloopt en gegevens verloren gaan: Sluit de computer af voordat u de vaste schijf uit de vasteschijfruimte verwijdert. Verwijder de vaste schijf niet wanneer de computer aanstaat of in de slaapstand of de hibernationstand staat. Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de hibernationstand staat, zet u de computer aan door op de aan/uit-knop te drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
9. Verwijder de 2 schroeven aan de achterkant van de vaste schijf (1). 10. Draai de schroef van de vaste schijf los (2). 11. Trek het lipje van de vaste schijf naar links (3) om de vaste schijf los te koppelen. 12. Til de vaste schijf (4) uit de vasteschijfruimte. U installeert als volgt een vaste schijf: 84 1. Plaats de vaste schijf in de vasteschijfruimte (1). 2. Trek het lipje van de vaste schijf (2) naar rechts om de vaste schijf aan te sluiten. 3.
4. Plaats de 2 schroeven terug in de achterkant van de vaste schijf en draai ze vast. 5. Plaats de onderste klep (1) terug door deze voorzichtig op zijn plaats (2) te schuiven.
6. Draai de schroeven van de onderste klep (3) vast. OPMERKING: raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer.
7 Externe apparatuur USB-apparaat gebruiken USB (Universal Serial Bus) is een hardwarematige interface die kan worden gebruikt om een optioneel extern apparaat aan te sluiten, zoals een USB-toetsenbord, -muis, -drive, -printer, -scanner of -hub. Voor bepaalde USB-apparatuur is extra ondersteunende software nodig. Deze wordt meestal met het apparaat meegeleverd. Raadpleeg de instructies van de fabrikant voor meer informatie over apparaatspecifieke software.
USB-apparaat verwijderen VOORZICHTIG: Gebruik de volgende procedure voor het veilig verwijderen van een USB-apparaat, om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt. VOORZICHTIG: Trek niet aan de kabel om een USB-apparaat los te koppelen, om beschadiging van de USB-connector te voorkomen. Ga als volgt te werk om een USB-apparaat te verwijderen: 1. Klik op het pictogram Hardware veilig verwijderen en media uitwerpen in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
Externe schijfeenheden gebruiken Verwisselbare externe schijfeenheden bieden u meer mogelijkheden voor het opslaan en gebruiken van informatie. U kunt een USB-schijfeenheid toevoegen door de schijfeenheid aan te sluiten op een USB-poort op de computer.
8 Externemediakaarten Mediakaartlezer-kaarten gebruiken Met optionele digitale kaarten kunt u gegevens veilig opslaan en gemakkelijk uitwisselen. Deze kaarten worden vaak gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen computers of tussen een computer en apparatuur met digitale media, zoals camera's en PDA's. Het digitalemediaslot ondersteunt de volgende typen digitale kaarten: ● MultiMediaCard (MMC) ● MultiMedia Card 4.
2. Plaats de kaart in de mediakaartlezer en druk de kaart vervolgens aan totdat deze goed op zijn plaats zit. Wanneer het apparaat is gedetecteerd, geeft de computer dit aan met een geluidssignaal. Mogelijk wordt een menu met beschikbare opties weergegeven. Digitale kaart verwijderen VOORZICHTIG: Gebruik de volgende procedure voor het veilig verwijderen van de digitale kaart, om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt.
ExpressCards gebruiken (alleen bepaalde modellen) Een ExpressCard is een hoogwaardige PC Card die in het ExpressCard-slot wordt geplaatst. Net als bij standaard PC Cards voldoet de functionaliteit van ExpressCards aan de specificaties van de Personal Computer Memory Card International Association (PCMCIA). ExpressCard configureren Installeer alleen de software die voor uw apparaat is vereist.
2. Plaats de kaart voorzichtig in het ExpressCard-slot en druk de kaart aan tot deze stevig op zijn plaats zit. Wanneer het apparaat is gedetecteerd, geeft de computer dit aan met een geluidssignaal. Mogelijk wordt een menu met beschikbare opties weergegeven. OPMERKING: De eerste keer dat u een ExpressCard plaatst, verschijnt er een bericht in het systeemvak dat het apparaat door de computer wordt herkend.
94 Hoofdstuk 8 Externemediakaarten
9 Geheugenmodules De computer heeft één geheugenmodulecompartiment, dat zich aan de onderkant van de computer bevindt. U kunt de geheugencapaciteit van de computer vergroten door een geheugenmodule in het beschikbare slot voor geheugenuitbreidingsmodules te plaatsen of door een upgrade van de bestaande geheugenmodule in het slot voor de primaire geheugenmodule uit te voeren. Alle geheugenmodules die in de computer worden geïnstalleerd moeten van hetzelfde type zijn.
Geheugenmodule in het geheugenuitbreidingsslot toevoegen of terugplaatsen Het slot voor de geheugenuitbreidingsmodule bevindt zich boven het slot voor de primaire geheugenmodule. Ga als volgt te werk om een geheugenmodule toe te voegen aan het slot voor de geheugenuitbreidingsmodule of deze te vervangen: 1. Sla uw werk op. 2. Schakel de computer uit en sluit het beeldscherm.
9. Verwijder de geheugenmodule uit het geheugenuitbreidingsslot. a. Trek de borgklemmetjes (1) aan beide zijden van de geheugenmodule weg. De geheugenmodule kantelt naar boven. VOORZICHTIG: Houd de geheugenmodule bij de randen vast, om te voorkomen dat de geheugenmodule wordt beschadigd. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan. b. Pak de geheugenmodule aan de rand vast (2) en trek de module voorzichtig uit het geheugenmoduleslot.
c. Druk de geheugenmodule (3) voorzichtig naar beneden en oefen daarbij druk uit op zowel de linker- als de rechterkant van de geheugenmodule totdat de borgklemmetjes vastklikken. 11. Plaats de onderste klep (1) terug door deze voorzichtig op zijn plaats (2) te schuiven.
12. Draai de schroeven van de onderste klep (3) vast. OPMERKING: raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer. 13. Plaats de accu terug. 14. Keer de computer weer om en sluit de externe voeding en de externe apparaten weer aan. 15. Schakel de computer in.
Geheugenmodule in het slot voor de primaire geheugenmodule upgraden Het slot voor de geheugenuitbreidingsmodule bevindt zich boven het slot voor de primaire geheugenmodule. Ga als volgt te werk om een geheugenmodule in het slot voor de primaire geheugenmodule te upgraden: 1. Sla uw werk op. 2. Schakel de computer uit en sluit het beeldscherm. Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de hibernationstand staat, zet u de computer aan door op de aan/uit-knop te drukken.
8. Schuif de onderste klep naar voren (2) en til de klep vervolgens weg van de computer (3). OPMERKING: raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer. OPMERKING: Als een geheugenmodule is geïnstalleerd in het slot voor de geheugenuitbreidingsmodule, verwijdert u eerst de geheugenuitbreidingsmodule. 9. Verwijder de geheugenmodule uit het primaire geheugenslot: a. Trek de borgklemmetjes (1) aan beide zijden van de geheugenmodule weg. De geheugenmodule kantelt naar boven.
b. Pak de geheugenmodule aan de rand vast (2) en trek de module voorzichtig uit het geheugenmoduleslot. Bewaar verwijderde geheugenmodules in een antistatische verpakking om de module te beschermen. 10. Plaats een geheugenmodule in het slot voor de primaire geheugenmodule: a. Breng de inkeping (1) in de geheugenmodule op één lijn met het nokje in het geheugenmoduleslot. VOORZICHTIG: Houd de geheugenmodule bij de randen vast, om te voorkomen dat de geheugenmodule wordt beschadigd.
c. Druk de geheugenmodule (3) voorzichtig naar beneden en oefen daarbij druk uit op zowel de linker- als de rechterkant van de geheugenmodule totdat de borgklemmetjes vastklikken. OPMERKING: Als u een geheugenmodule heeft verwijderd uit het geheugenuitbreidingsslot voordat u de primaire geheugenmodule heeft verwijderd, plaatst u de geheugenmodule terug in het slot voor de geheugenuitbreidingsmodule. 11. Plaats de onderste klep (1) terug door deze voorzichtig op zijn plaats (2) te schuiven.
12. Draai de schroeven van de onderste klep vast. (3). OPMERKING: raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer. 13. Plaats de accu terug. 14. Keer de computer weer om en sluit de externe voeding en de externe apparaten weer aan. 15. Schakel de computer in.
10 Beveiliging Computer beveiligen OPMERKING: Van beveiligingsfuncties moet op de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Dergelijke maatregelen kunnen echter niet altijd voorkomen dat een product verkeerd wordt gebruikt of gestolen. OPMERKING: Uw computer ondersteunt CompuTrace, een online service voor opsporing en herstel in het kader van beveiliging die beschikbaar is in bepaalde landen en regio's.
Ter beveiliging tegen Deze beveiligingsfunctie gebruiken Onbevoegd meenemen van de computer Slot voor een beveiligingskabel (voor een optionele beveiligingskabel) *Computer Setup is een vooraf geïnstalleerd programma in het ROM-geheugen, dat zelfs kan worden gebruikt wanneer het besturingssysteem niet werkt of niet kan worden geladen.
Windows-wachtwoorden Functie Gebruikerswachtwoord* Beveiligt de toegang tot een Windows-gebruikersaccount. *Selecteer voor informatie over het instellen van een beheerders- of gebruikerswachtwoord voor Windows Start > Help en ondersteuning. Wachtwoorden instellen in Computer Setup (Computerinstellingen) BIOS-beheerderswachtwoorden Functie BIOS-beheerderswachtwoord Beveiligt de toegang tot Computer Setup.
3. Selecteer met behulp van een aanwijsapparaat of de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Change Password (Wachtwoord wijzigen) en druk vervolgens op enter. 4. Typ uw huidige wachtwoord wanneer u daarom wordt gevraagd. 5. Typ uw nieuwe wachtwoord wanneer u daarom wordt gevraagd. 6. Typ opnieuw uw nieuwe wachtwoord ter bevestiging wanneer u daarom wordt gevraagd. 7.
DriveLock gebruiken in Computer Setup (Computerinstellingen) VOORZICHTIG: Noteer het gebruikerswachtwoord en het hoofdwachtwoord voor DriveLock zorgvuldig en bewaar dit uit de buurt van uw computer om te voorkomen dat de met DriveLock beschermde vaste schijf permanent onbruikbaar wordt. Als u beide DriveLock-wachtwoorden vergeet, is de vaste schijf permanent vergrendeld en kan deze niet meer worden gebruikt. Met DriveLock voorkomt u onbevoegde toegang tot de inhoud van een vaste schijf.
OPMERKING: De DriveLock-bevestiging maakt onderscheid tussen hoofdletters en kleine letters. 9. Als u uw wijzigingen wilt opslaan en Computer Setup (Computerinstellingen) wilt afsluiten, klikt u op het pictogram Save (Opslaan) linksonder in het scherm en volgt u de instructies op het scherm. – of – Selecteer met de pijltoetsen File (Bestand) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en druk daarna op enter. De wijzigingen worden geactiveerd wanneer de computer opnieuw wordt gestart.
De wijzigingen worden geactiveerd wanneer de computer opnieuw wordt gestart. DriveLock-beveiliging verwijderen Ga als volgt te werk om de DriveLock-beveiliging te verwijderen in Computer Setup: 1. Schakel de computer in en druk op esc wanneer de melding ‘Press the ESC key for Startup Menu’ (Druk op esc om het opstartmenu te openen) onder in het scherm wordt weergegeven. 2. Druk op f10 om BIOS Setup te openen. 3.
4. Selecteer met een aanwijsapparaat of de pijltoetsen een interne vaste schijf en druk vervolgens op enter. 5. Lees de waarschuwing. Selecteer YES (JA) om verder te gaan. 6. Als u uw wijzigingen wilt opslaan en Computer Setup (Computerinstellingen) wilt afsluiten, klikt u op het pictogram Save (Opslaan) linksonder in het scherm en volgt u de instructies op het scherm. – of – Selecteer met de pijltoetsen File (Bestand) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en druk daarna op enter.
Beveiligingsvoorzieningen van Computer Setup gebruiken Systeemapparaten beveiligen U kunt systeemapparaten in- of uitschakelen vanuit de volgende menu’s in Computer Setup: ● Boot Options (Opstartopties) ● Device Configurations (Apparaatconfiguraties) ● Built-In Device Options (Opties voor geïntegreerde apparaten) ● Port Options (Poortopties) U kunt als volgt systeemapparaten uit- en weer inschakelen in Computer Setup: 1.
Systeeminformatie weergeven in Computer Setup (Computerinstellingen) De functie System Information (Systeeminformatie) in Computer Setyp (Computerinstellingen) biedt twee soorten systeeminformatie: ● Identificatiegegevens over het computermodel en de accu's ● Specificaties van de processor, cache, het geheugen, het ROM, de revisie van de videokaart en de revisie van de toetsenbordcontroller Ga als volgt te werk om deze algemene systeeminformatie in Computer Setup weer te geven: 1.
Antivirussoftware gebruiken Als u de computer gebruikt om toegang te krijgen tot e-mail, een netwerk of internet, stelt u de computer bloot aan computervirussen. Computervirussen kunnen het besturingssysteem, programma’s en hulpprogramma’s onklaar maken of de werking hiervan verstoren. Met antivirussoftware kunnen de meeste virussen worden opgespoord en vernietigd. In de meeste gevallen kan ook schade die door virussen is aangericht, worden hersteld.
Firewallsoftware gebruiken Firewalls zijn ontworpen om te voorkomen dat onbevoegden toegang tot een systeem of netwerk krijgen. Een firewall kan een softwareprogramma zijn dat u op uw computer en/of netwerk installeert, of een oplossing bestaande uit hardware en software. Er zijn twee soorten firewalls waar u uit kunt kiezen: ● Op host gebaseerde firewalls—software die alleen de computer beveiligt waarop de firewall geïnstalleerd is.
Essentiële updates installeren VOORZICHTIG: Microsoft verstuurt waarschuwingen over essentiële updates. Installeer alle essentiële updates van Microsoft zodra u een waarschuwing ontvangt, om de computer te beschermen tegen beveiligingsschendingen en computervirussen. Wellicht zijn er, nadat de computer is geleverd, updates voor het besturingssysteem en andere software beschikbaar gesteld.
HP ProtectTools Security Manager gebruiken (alleen bepaalde modellen) De HP ProtectTools Security Manager software is vooraf geïnstalleerd op bepaalde computermodellen. U heeft toegang tot deze software via het Configuratiescherm van Windows. De software is voorzien van beveiligingsfuncties die u beschermen tegen onbevoegde toegang tot de computer, het netwerk en kritieke gegevens. Raadpleeg de online Help van HP ProtectTools voor meer informatie.
Beveiligingskabel aanbrengen OPMERKING: Van de beveiligingskabel moet op de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen. 1. Leg de beveiligingskabel om een stevig verankerd voorwerp heen. 2. Steek de sleutel (1) in het kabelslot (2). 3. Steek het kabelslot in het slot voor de beveiligingskabel op de computer (3) en vergrendel het kabelslot met de sleutel.
11 Software-updates Software-update uitvoeren Updates van de software die bij de computer is geleverd, zijn beschikbaar via het hulpprogramma HP Assistant of op de website van HP. HP Assistant zoekt automatisch naar software-updates van HP. Het hulpprogramma wordt met een bepaald interval uitgevoerd en biedt een lijst met ondersteuningsmeldingen, zoals verbeteringen van de beveiliging en optionele updates van software en stuurprogramma's.
Ga als volgt te werk om een update van de software uit te voeren via de website van HP: 1. Ga na wat het model, de productcategorie en de serie of het type van uw computer is. Bereid een update van het systeem-BIOS voor door na te gaan wat de versie is van het huidige BIOS dat op de computer is geïnstalleerd. Raadpleeg het gedeelte "BIOS-versie bepalen" voor nadere informatie.
BIOS bijwerken Als u het BIOS wilt bijwerken, bepaalt u eerst welke BIOS-versie u momenteel heeft. Download en installeer vervolgens het nieuwe BIOS. BIOS-versie bepalen BIOS-versie-informatie (ook wel ROM-datum en Systeem-BIOS genoemd) kan worden weergegeven door op fn+esc te drukken (als u zich al in Windows bevindt) of door Computer Setup (Computerinstellingen) te openen. Ga als volgt te werk om Computer Setup (Computerinstellingen) te gebruiken voor het weergeven van BIOS-gegevens: 1.
BIOS-update downloaden VOORZICHTIG: Om schade aan de computer of een mislukte installatie te voorkomen, downloadt en installeert u een BIOS-update alleen terwijl de computer met de netvoedingsadapter is aangesloten op een betrouwbare externe voedingsbron. Download of installeer een BIOS-update niet wanneer de computer op accuvoeding werkt of wanneer het apparaat is aangesloten op een optioneel dockingapparaat of een optionele voedingsbron.
4. Dubbelklik op het bestand met de extensie .exe (bijvoorbeeld bestandsnaam.exe). De installatie van het BIOS begint. OPMERKING: Windows bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de computer te verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken als het installeren van software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van Windows-instellingen. Raadpleeg Help en ondersteuning in Windows voor meer informatie. 5.
Applicaties en stuurprogramma's bijwerken 1. Open een internetbrowser, ga naar http://www.hp.com/support en selecteer uw land of regio. 2. Klik op de optie voor het downloaden van software en stuurprogramma’s, typ het nummer van uw computermodel in het productvak en druk vervolgens op enter. – of – Als u een specifiek SoftPaq wilt, typt u het nummer van het SoftPaq in het vak Zoeken rechtsboven op het scherm. Druk daarna op enter en volg de instructies op het scherm. Ga door naar stap 6. 3.
SoftPaq Download Manager gebruiken HP SoftPaq Download Manager (SDM) is een hulpprogramma dat snel toegang verschaft tot SoftPaq-informatie voor zakelijke computers van HP zonder dat het SoftPaq-nummer benodigd is. Met dit hulpprogramma kunt u eenvoudig zoeken naar SoftPaqs en deze vervolgens downloaden en uitpakken. SoftPaq Download Manager leest en downloadt een op de FTP-site van HP gepubliceerd databasebestand dat informatie bevat over het model computer en de SoftPaqs.
12 Back-up en herstel Ga als volgt te werk om uw informatie te beschermen: gebruik Windows Back-up maken en terugzetten om een back-up te maken van uw individuele bestanden en mappen en uw volledige vaste schijf (alleen bepaalde modellen), systeemherstelschijven te creëren (alleen bepaalde modellen), of systeemherstelpunten te creëren. U kunt de back-upbestanden gebruiken om de inhoud van uw computer te herstellen als het systeem niet meer werkt.
Backup maken van gegevens Het herstel na een systeemfout is zo volledig als uw recentste back-up. Maak onmiddellijk nadat u de software hebt geïnstalleerd een set systeemherstelschijven (alleen bepaalde modellen) en uw initiële back-up. Als u nieuwe software en gegevensbestanden toevoegt, moet u periodiek back-ups van het systeem blijven maken om altijd een redelijk actuele back-up achter de hand te hebben.
OPMERKING: Het backupproces kan meer dan een uur in beslag nemen, afhankelijk van de bestandsgrootte en de snelheid van de computer. 1. Klik op Start > Alle programma's > Onderhoud > Back-up maken en terugzetten. 2. Volg de instructies op het scherm om uw back-up in te stellen, een systeemimage te maken (alleen bepaalde modellen) of een systeemherstelschijf te maken (alleen bepaalde modellen). OPMERKING: Windows bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de computer te verbeteren.
Herstelactie uitvoeren Als het systeem niet meer werkt of instabiel is geworden, biedt de computer de volgende hulpmiddelen om uw bestanden te herstellen: ● Hulpprogramma’s voor herstel in Windows: U kunt ‘Back-up maken en terugzetten’ van Windows gebruiken om informatie te herstellen waarvan u eerder een back-up heeft gemaakt. U kunt ook Windows Opstartherstel gebruiken om problemen te herstellen die mogelijk verhinderen dat Windows correct opstart.
3. Start de computer opnieuw op en druk vervolgens op f8 voordat het Windowsbesturingssysteem wordt geladen indien de Windows-partitie en de HP Herstelpartitie in de lijst vermeld worden. 4. Selecteer Opstartherstel. 5. Volg de instructies op het scherm. OPMERKING: Voor aanvullende informatie over het herstellen van gegevens met de hulpprogramma's van Windows, zoekt u deze onderwerpen op in Help en ondersteuning.
VOORZICHTIG: Met een dvd met het Windows 7-besturingssysteem wordt de inhoud van de vaste schijf volledig gewist en wordt de vaste schijf opnieuw geformatteerd. Alle bestanden die u hebt gemaakt en alle software die u hebt geïnstalleerd op de computer, worden definitief verwijderd. Wanneer het herformatteren is voltooid, helpt de herstelprocedure u om het besturingssysteem en ook stuurprogramma’s, software en hulpprogramma’s te herstellen.
13 Computer Setup Computer Setup starten Computer Setup is een vooraf geïnstalleerd programma in het ROM-geheugen, dat zelfs kan worden gebruikt wanneer het besturingssysteem niet werkt of niet kan worden geladen. OPMERKING: Mogelijk worden niet alle in deze handleiding genoemde menuopties voor Computer Setup door uw computer ondersteund.
OPMERKING: U kunt navigeren door Computer Setup en selecties maken met behulp van een aanwijsapparaat (zoals het touchpad, de EasyPoint-muisbesturing of een USB-muis) of het toetsenbord. 2. Druk op f10 om BIOS Setup te openen. 3.
Menu’s van Computer Setup De menutabellen in dit onderdeel geven een overzicht van de opties in Computer Setup. OPMERKING: Mogelijk worden niet alle menuopties voor Computer Setup die in dit hoofdstuk worden genoemd door uw computer ondersteund. Menu File (Bestand) Optie Actie System Information (Systeeminformatie) ● Hiermee kunt u identificatie-informatie weergeven over de computer en de accu's in het systeem.
Optie Actie Ignore Changes and Exit (Wijzigingen negeren en afsluiten) Hiermee kunt u wijzigingen annuleren die tijdens de huidige sessie zijn ingevoerd. Vervolgens wordt Computer Setup afgesloten en wordt de computer opnieuw opgestart. Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) Hiermee kunt u wijzigingen opslaan die tijdens de huidige sessie zijn ingevoerd. Vervolgens wordt Computer Setup afgesloten en wordt de computer opnieuw opgestart.
Optie Actie Automatic DriveLock (Automatische DriveLock) Hiermee kunt u Automatische DriveLock-ondersteuning inof uitschakelen (standaard uitgeschakeld). Disk Sanitizer Voer Disk Sanitizer uit om alle bestaande gegevens op de primaire vaste schijf of het station in de upgraderuimte te vernietigen. VOORZICHTIG: Wanneer u Disk Sanitizer uitvoert, worden de gegevens op het geselecteerde station permanent vernietigd.
Optie Actie Als ondersteuning van oudere USB-systemen is ingeschakeld, kunt u het volgende doen: 138 Hoofdstuk 13 Computer Setup ◦ USB-muis of –toetsenbord gebruiken in Computer Setup (Computerinstellingen), ook als een Windows®-besturingssysteem niet actief is. ◦ Opstarten vanaf USB-apparaten met voorzieningen om als opstarteenheid te fungeren, waaronder een vaste schijf, diskettedrive of optischeschijfeenheid, die via een USB-poort zijn aangesloten op de computer.
Optie Actie OPMERKING: De beschikbaarheid van deze opties verschilt per model computer. ● Hiermee kunt u het snel opladen van de tweede accu in- of uitschakelen (standaard ingeschakeld). ● Hiermee kunt u HP QuickLook in- of uitschakelen (standaard ingeschakeld). ● Hiermee kunt u de Verificatie voorafgaand aan opstarten met HP QuickLook in- of uitschakelen (standaard ingeschakeld). ● Hiermee kunt u HP QuickWeb in- of uitschakelen (standaard ingeschakeld).
Optie Actie Built-In Device Options (Opties voor geïntegreerde apparaten) ● Hiermee kunt u de knop voor draadloze communicatie in- of uitschakelen (standaard ingeschakeld). ● Hiermee kunt u geïntegreerd WWAN-apparaat in- of uitschakelen (alleen bepaalde modellen, standaard ingeschakeld). ● Hiermee kunt u geïntegreerd WLAN-apparaat in- of uitschakelen (standaard ingeschakeld). ● Hiermee kunt u het geïntegreerd Bluetooth-apparaat inof uitschakelen (standaard ingeschakeld).
Optie Actie Poortopties OPMERKING: ingeschakeld. Alle poortopties zijn standaard ● Hiermee kunt u de seriële poort in- of uitschakelen (alleen bepaalde modellen). ● Hiermee kunt u de parallelle poort in- of uitschakelen (alleen bepaalde modellen). ● Hiermee kunt u de Flash-medialezer in- of uitschakelen. ● Hiermee kunt u de USB-poort in- of uitschakelen. VOORZICHTIG: Als u de USB-poort uitschakelt, worden ook de MultiBay- en ExpressCard-apparaten op de geavanceerde poortreplicator uitgeschakeld.
14 MultiBoot Opstartvolgorde van apparaten Als de computer wordt opgestart, probeert het systeem op te starten vanaf ingeschakelde opstartapparaten. Het hulpprogramma MultiBoot, dat standaard is ingeschakeld, bepaalt de volgorde waarin het systeem een opstartapparaat selecteert. Bij opstartapparaten kan het gaan om optischeschijfeenheden, diskettedrives, een netwerkkaart (NIC), vaste schijven of USB-apparaten.
naar een opstartapparaat in station C. Mogelijke opstartapparaten in station A zijn onder andere optische-schijfstations en diskettestations. Mogelijke opstartapparaten in station C zijn optischeschijfstations en vaste schijven. Er is geen stationsaanduiding toegekend aan de netwerkkaart. OPMERKING: Een optische-schijfstation (zoals een cd-romspeler) kan zowel als station A als station C worden opgestart, afhankelijk van de indeling van de opstart-cd-rom.
Opstartapparaten inschakelen in Computer Setup (Computerinstellingen) De computer start alleen op vanaf een USB-apparaat of netwerkkaart als dat betreffende apparaat eerst is ingeschakeld in Computerinstellingen. Ga als volgt te werk om Computer Setup (Computerinstellingen) te starten en een USB-apparaat of netwerkkaart te gebruiken als opstartapparaat: 1.
Wijzigingen in de opstartvolgorde overwegen Houd bij het wijzigen van de opstartvolgorde rekening met het volgende: ● Als de computer opnieuw wordt opgestart nadat de opstartvolgorde is gewijzigd, probeert de computer met de nieuwe opstartvolgorde op te starten. ● In het geval dat er meer dan één soort opstartapparaat is, probeert de computer om op te starten via het eerste van ieder type opstartapparaat (met uitzondering van optische apparaten).
MultiBoot-voorkeursinstellingen kiezen U kunt MultiBoot op de volgende manieren gebruiken: ● Om een nieuwe opstartvolgorde die door de computer wordt gebruikt telkens wanneer deze wordt opgestart in te stellen door de opstartvolgorde in Computerinstellingen te wijzigen.
Dynamisch een opstartapparaat kiezen via F9 U kunt als volgt op dynamische wijze een opstartapparaat voor de huidige opstartprocedure kiezen: 1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor het startmenu) onderaan het scherm verschijnt. 2. Open het menu Opties opstartapparaat door te drukken op f9. 3.
Voorkeuren MultiBoot Express invoeren Als het menu Express Boot wordt weergegeven tijdens het opstarten, hebt u de volgende mogelijkheden: ● Om een opstartapparaat uit het menu van Express Boot op te geven selecteert u uw voorkeur binnen de opgegeven tijd en drukt u op enter. ● Ter voorkoming dat de computer de huidige MultiBoot-instelling gebruikt, drukt u op een toets voordat de wachttijd verstrijkt. De computer start niet op voordat u een opstartapparaat selecteert en op enter drukt.
15 Beheer en afdrukken Client Management Solutions gebruiken Client Management Solutions software biedt op standaarden gebaseerde oplossingen voor het beheren van clientcomputers (gebruikerscomputers), variërend van desktopcomputers en werkstations tot notebookcomputers en tablet-pc’s, in een netwerkomgeving.
OPMERKING: Het hulpprogramma Computer Setup (Computerinstellingen) en diverse andere systeemvoorzieningen bieden aanvullende hulp bij configuratiebeheer, probleemoplossing, energiebeheer en het herstel van systeemsoftware.
● ● Helpdesk en probleemoplossing ◦ Beheer van helpdesktickets ◦ Probleemoplossing op afstand ◦ Oplossing van problemen op afstand ◦ Herstel client na noodsituatie Software- en taakbeheer ◦ Doorlopend clientbeheer ◦ Distributie van HP-systeemsoftware ◦ "Self-healing" van applicaties (het vermogen om bepaalde problemen met applicaties te herkennen en te herstellen) De software van Altiris Solutions biedt gebruiksvriendelijke functies voor softwaredistributie.
HP System Software Manager (SSM) Met HP SSM kunt u op afstand en op meerdere systemen tegelijk systeemsoftware bijwerken. Wanneer SSM wordt uitgevoerd op een clientcomputer, worden de versies van hardware en software gedetecteerd en wordt geselecteerde software bijgewerkt vanuit een centrale locatie, die een filestore wordt genoemd.
16 Reinigingsrichtlijnen Dit hoofdstuk bevat informatie over de beste praktijken en aanbevelingen met betrekking tot het veilig reinigen en desinfecteren van de notebookcomputer of tablet-pc. Reinigingsproducten Gebruik de volgende producten voor het veilig reinigen en desinfecteren van de notebookcomputer of tablet-pc. ● Dimethylbenzylammoniumchloride met een maximum concentratie van 0,3 procent (bijvoorbeeld, wegwerpdoekjes met bacteriedodend reinigingsmiddel.
Reinigingsprocedures Volg de in dit gedeelte beschreven procedures voor het veilig reinigen en desinfecteren van de notebookcomputer of tablet-pc. WAARSCHUWING! Om elektrische schokken of schade aan onderdelen te voorkomen, reinigt u de notebookcomputer of tablet-pc niet wanneer deze ingeschakeld is.
VOORZICHTIG: Plaats geen vloeistoffen of steek geen enkel materiaal anders dan de tablet-pcpen in de penhouder. De penhouder is niet afgeschermd van enkele interne elektronische onderdelen van de tablet-pc.
Index A aan/uit-knop, herkennen 5 Aan/uit-lampje, herkennen 4 Aansluiten, externe netvoedingsbron 67 Aanwijsapparaten voorkeuren instellen 33 accu lage acculading 71 opbergen 75 vervangen 75 verwijderen 69 voeding besparen 75 Accu afvoeren 75 kalibreren 72 opladen 70, 72 opnieuw opladen 74 plaatsen 69 Accu, herkennen 13 Accu, temperatuur 75 accucontrole 76 accu laden, maximaliseren 71 Acculampje 70, 71 Acculampje, herkennen 9 Accuruimte 11, 14 accuvergrendelingen, herkennen 10, 69 Accuvoeding 68 afsluiten
Bluetooth apparaat 15 label 14 Bluetooth-apparaat 22 C caps lock, herkennen 3 cd afspelen 52, 58 kopiëren 54 verwijderen 55, 56 Cd beveiligen 44 schrijven naar 44 cd-station 82, 89 Certificaat van Echtheid, label 14 Coderen 20 Compartiment geheugenmodule 11 computerinformatie 122 Computerinstellingen instellen MultiBoot Express 147 opstartapparaten inschakelen 144 opstartvolgorde instellen 146 computer reageert niet 77 Computer Setup BIOS-beheerderswachtwoord 107 menu File (Bestand) 135 menu Security (Bev
geïntegreerd toetsenblok, toetsen, herkennen 6, 7 geluidsvolume geluid uit, sneltoets 43 sneltoetsen 43 Geluidsvolume, aanpassen 43 geluid uit, sneltoets 43 H Hardware, herkennen 1 HDMI-poort 36, 48 Helderheid instellen, hotkeys 36 Help en ondersteuning, hotkey 36 herstellen Fabrieksinstellingen 135 Security Defaults (beveiligingsstandaarden) 141 vaste schijf 131 herstelpartitie 131 herstel van vaste schijf 131 hibernationstand geactiveerd bij kritiek lage acculading 71 Hibernationstand activeren 65 beëindi
lokaal netwerk (LAN) kabel aansluiten 32 kabel vereist 32 luchthavenbeveiliging 80 Luidspreker, herkennen 4, 12, 42 M Maken, backup 128 mediabedieningselementen, sneltoetsen 38 microfoon, herkennen 12, 42 Microfooningang (audio-ingang) 8 Microsoft certificaat van echtheid, label 14 Minimaliseren, interferentie 25 modemkabel aansluiten 26 ruisonderdrukkingscircuit 26 specifieke landen, kabeladapter 27 modemsoftware Locatie instellen/toevoegen 27 problemen met reisverbinding 30 Monitor, aansluiten 48 monitorp
Problemen oplossen apparaatstuurprogramma's 60 schijf branden 60 schijf wordt niet afgespeeld 58 Productcode 14 Productnaam en productnummer, computer 13 programma's multimedia gebruiken 45 Projector, aansluiten 48 PXE-server 144 Q QuickLock, hotkey 37 R Regiocode, dvd 53 reinigen Beeldscherm 154 Penhouder 154 tablet-pc-pen 154 toetsenbord 154 touchpad 154 reinigingsprocedures 154 reinigingsproducten 153 reinigingsrichtlijnen 153 reizen met computer 14, 75 Reizen met de computer label met goedkeuringen voor
T Taal, wijzigen in Computer Setup 137 Temperatuur 75 Tips, webcam 62 toetsen draadloze communicatie 6, 7 esc 7 fn 7 functie 6, 7 toetsenblok, geïntegreerd 6, 7 Windows-applicaties 7 Windows-logo 7 Toetsen esc 6 fn 6 Windows-applicaties 6 Windows-logo 6 toetsenblok, extern gebruiken 40 Toetsenblok, extern num Lock 40 toetsenblok, geïntegreerd gebruiken 39 in- en uitschakelen 39 schakelen tussen functies van toetsen 39 Toetsenbord reinigen 154 toets voor draadloze communicatie, herkennen 6, 7 touchpad reinig