Notebookcomputer Gebruikershandleiding
© Copyright 2010 Hewlett-Packard Development Company, L.P. Bluetooth is een handelsmerk van de desbetreffende eigenaar en wordt door Hewlett-Packard Company onder licentie gebruikt. Microsoft en Windows zijn in de Verenigde Staten gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation. Het SD-logo is een handelsmerk van de desbetreffende eigenaar. De informatie in deze documentatie kan zonder kennisgeving worden gewijzigd.
Kennisgeving aangaande de veiligheid WAARSCHUWING! U kunt het risico van letsel door verbranding of van oververhitting van de computer beperken door de computer niet op uw schoot te nemen en de ventilatieopeningen van de computer niet te blokkeren. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond.
iv Kennisgeving aangaande de veiligheid
Inhoudsopgave 1 Voorzieningen ................................................................................................................................................. 1 Hardware herkennen ............................................................................................................................ 1 Onderdelen aan de bovenkant ............................................................................................ 1 Touchpad .......................................................
Kan geen verbinding maken met een voorkeursnetwerk ................................................... 25 Netwerkstatuspictogram wordt niet weergegeven ............................................................. 25 Actuele netwerkbeveiligingscodes zijn niet beschikbaar ................................................... 25 Verbinding met een draadloos netwerk is zeer zwak ........................................................ 26 Kan geen verbinding maken met de draadloze router .........................
Schakelen tussen functies van toetsen op het geïntegreerde toetsenblok ........................ 40 Optioneel extern numeriek toetsenblok gebruiken ............................................................................. 41 4 Multimedia ..................................................................................................................................................... 42 Multimediavoorzieningen ..............................................................................................
Een apparaatstuurprogramma moet opnieuw worden geïnstalleerd ................ 59 Recentste apparaatstuurprogramma’s van HP verkrijgen ................ 60 Apparaatstuurprogramma’s van Microsoft verkrijgen ....................... 60 Webcam ............................................................................................................................................. 62 Eigenschappen webcam aanpassen .................................................................................
Stap 5: schakel de energiebesparende voorzieningen weer in ......................... 75 Accuvoeding besparen ...................................................................................................... 75 Accu opbergen ................................................................................................................... 76 Afvoeren van afgedankte accu's ........................................................................................ 76 Accu vervangen ..........................
Beveiliging ................................................................................................................................................. 104 Computer beveiligen ........................................................................................................................ 104 Wachtwoorden gebruiken ................................................................................................................. 105 Wachtwoorden instellen in Windows ...........................
13 Computer Setup ........................................................................................................................................ 132 Computer Setup starten ................................................................................................................... 132 Computer Setup gebruiken .............................................................................................................. 132 Navigeren en selecteren in Computer Setup ............................
xii
1 Voorzieningen Hardware herkennen Ga als volgt te werk om een lijst van in de computer geïnstalleerde hardware weer te geven: 1. Selecteer Start > Computer > Systeemeigenschappen. 2. Klik in het linkerdeelvenster op Apparaatbeheer. Met Apparaatbeheer kunt u ook hardware toevoegen of apparaatconfiguraties wijzigen. OPMERKING: Windows® bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van uw computer te verbeteren.
Onderdeel Beschrijving (2) Touchpad-knop* De linker- en rechterkant van de enkelvoudige knopfunctie zoals de linker- en rechterknoppen op een externe muis. (3) Schuifzone van het touchpad Hiermee schuift u de weergave in het actieve venster op het beeldscherm omhoog of omlaag. *In deze tabel worden de fabrieksinstellingen beschreven. Als u de voorkeuren voor aanwijsapparaten wilt weergeven of wijzigen, selecteert u Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Muis.
Lampjes OPMERKING: raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer. Onderdeel Beschrijving (1) Aan: Caps Lock is ingeschakeld.
Onderdeel Beschrijving (2) ● Aan: de computer is ingeschakeld. ● Knipperend: de computer staat in de slaapstand. ● Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de hibernationstand. ● Wit: een geïntegreerd apparaat voor draadloze communicatie, zoals een draadloosnetwerkmodule en/of een Bluetooth®-apparaat, is ingeschakeld. ● Oranje: alle apparatuur voor draadloze communicatie is uitgeschakeld.
Onderdeel Beschrijving (2) Interne beeldschermschakelaar Wanneer u de computer sluit terwijl de computer is ingeschakeld, wordt deze schakelaar ingedrukt. Daardoor wordt het beeldscherm uitgeschakeld. (3) Aan/uit-knop ● Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan/uitknop om de computer in te schakelen. ● Als de computer is ingeschakeld, drukt u op de aan/uit-knop om de computer uit te schakelen.
Toetsen OPMERKING: raadpleeg de afbeelding en de tabel die het meest overeenkomt met uw computer. 6 Onderdeel Beschrijving (1) esc-toets Druk op deze toets in combinatie met de fn-toets om systeeminformatie weer te geven. (2) fn-toets Druk op deze toets in combinatie met een functietoets of de esctoets om veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren. (3) Windows-logotoets Hiermee geeft u het menu Start van Windows weer.
Onderdeel Beschrijving (1) esc-toets Druk op deze toets in combinatie met de fn-toets om systeeminformatie weer te geven. (2) fn-toets Druk op deze toets in combinatie met een functietoets of de esctoets om veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren. (3) Windows-logotoets Hiermee geeft u het menu Start van Windows weer. (4) Windows-applicatietoets Hiermee opent u een snelmenu voor items waarbij de aanwijzer staat.
Onderdeel Beschrijving (1) Dit slot ondersteunt de volgende typen optionele digitale kaarten: (2) SD Card-lezer Audio-uitgang (hoofdtelefoon) ● MultiMediaCard (MMC) ● MultiMediaCard 4.
Onderdelen aan de linkerkant Onderdeel Beschrijving (1) ExpressCard-slot Hierin kunt u optionele ExpressCards plaatsen. (2) Bevestigingspunt voor beveiligingskabel Hiermee bevestigt u een optionele beveiligingskabel aan de computer. OPMERKING: Van de beveiligingskabel moet op de eerste plaats een ontmoedigende werking uitgaan. Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen.
Onderdelen aan de onderkant OPMERKING: raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer. 10 Onderdeel Beschrijving (1) Hiermee ontgrendelt u de accu uit de accuruimte.
Onderdeel Beschrijving (2) Accuruimte Hierin bevindt zich de accu. (3) Ventilatieopeningen (3) Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de interne onderdelen. OPMERKING: De ventilator van de computer wordt automatisch gestart voor luchtkoeling van de interne onderdelen van de computer en om oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne ventilator af en toe aan- en uitgaat tijdens het gebruik van de computer.
Multimediacomponenten Onderdeel Beschrijving (1) Webcamlampje (alleen bepaalde modellen) Aan: de webcam is in gebruik. (2) Webcam (alleen bepaalde modellen) Hiermee kunt u videobeelden vastleggen en foto's maken. (3) Geïntegreerde microfoon Hiermee kunt u geluid opnemen.
OPMERKING: Voor een optimale verzending houdt u de directe omgeving van de antennes vrij. Voor informatie over de voorschriften voor draadloze communicatie raadpleegt u het gedeelte van Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu dat van toepassing is op uw land/regio. Deze voorschriften vindt u in Help en ondersteuning. Aanvullende hardwareonderdelen Onderdeel Beschrijving (1) Hiermee kunt u een netvoedingsadapter aansluiten op een stopcontact.
Onderdeel Beschrijving (2) netvoedingsadapter Hiermee wordt netvoeding omgezet in gelijkstroom. (3) Accu* Hiermee kunt u de computer op accuvoeding laten werken als de computer niet is aangesloten op een externe voedingsbron. *Het uiterlijk van modemkabels, accu's, modemkabeladapters en netsnoeren verschilt per land/regio.
een draadloosnetwerkadapter (WLAN-adapter) of een optioneel Bluetooth®-apparaat zijn. Als uw model computer is voorzien van een of meer draadloze apparaten, is uw computer voorzien van een of meer van deze certificaatlabels. U kunt deze informatie nodig hebben wanneer u de computer in het buitenland gebruikt. Labels met keurmerken voor apparaten voor draadloze communicatie bevinden zich aan de binnenkant van de accuruimte.
2 Netwerken Apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde modellen) Met technologie voor draadloze communicatie worden gegevens niet via kabels maar via radiogolven doorgegeven.
Draadloze communicatie (ingeschakeld) Geeft de locatie van de lampjes en knoppen voor draadloze communicatie op de computer aan. Wordt ook weergegeven bij de Wireless Assistant-software (Assistent voor draadloze communicatie) op de computer en geeft aan dat een of meer apparaten voor draadloze communicatie zijn ingeschakeld.
OPMERKING: Als de apparaten voor draadloze communicatie zijn uitgeschakeld in Computer Setup (Computerinstellingen), kunt u ze niet besturen met de sleutel voor draadloze communicatie totdat u ze weer inschakelt. Wireless Assistant-software gebruiken (alleen bepaalde modellen) Een apparaat voor draadloze communicatie kan worden in- of uitgeschakeld via Wireless Assistant.
Draadloos netwerk (WLAN) gebruiken Met een WLAN-apparaat kunt u toegang krijgen tot een draadloos netwerk (WLAN), dat bestaat uit andere computers en accessoires die met elkaar zijn verbonden door een draadloze router of een draadloos toegangspunt. OPMERKING: De termen draadloze router en draadloos toegangspunt worden vaak door elkaar gebruikt.
Draadloze netwerken in openbare zones, of "hotspots", zoals café's en luchthavens, zijn mogelijk helemaal niet beveiligd. Door fabrikanten van producten voor draadloze communicatie en aanbieders van hotspotservices worden nieuwe technologieën ontwikkeld om de openbare ruimte veiliger en anoniemer te maken. Als u zich zorgen maakt om de beveiliging van uw computer op een hotspot, kunt u uw netwerkactiviteiten het beste beperken tot niet-kritieke e-mailactiviteiten en oppervlakkig surfen op internet.
OPMERKING: Als uw netwerk gesloten is en de SSID niet wordt doorgegeven, moet u de SSID onthouden om nieuwe apparaten op het netwerk te kunnen aansluiten. Noteer de SSID en bewaar de notitie op een veilige plaats voordat u het netwerk sluit. Verbinding maken met een WLAN Ga als volgt te werk om verbinding te maken met het draadloze netwerk: 1. Controleer of het WLAN-apparaat is ingeschakeld. Als het apparaat is ingeschakeld, brandt het lampje voor draadloze communicatie wit.
Naar een ander netwerk roamen Wanneer uw computer binnen het bereik van een ander draadloos netwerk komt, probeert Windows verbinding te maken met dat netwerk. Als de poging slaagt, wordt uw computer automatisch verbonden met het nieuwe netwerk. Als Windows het nieuwe netwerk niet herkent, volgt u dezelfde procedure die u eerder gebruikte om verbinding te maken met uw draadloze netwerk.
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde modellen) Een Bluetooth-apparaat verzorgt draadloze communicatie over korte afstanden en vervangt hierdoor de fysieke kabelverbindingen waarmee elektronische apparaten traditioneel gekoppeld zijn, zoals de volgende: ● computers (desktop- en notebookcomputers, PDA's) ● telefoons (mobiele telefoons, draadloze telefoons, gecombineerde GSM/PDA's (smart phones)) ● beeldverwerkingsapparatuur (printers, camera's) ● geluidsapparatuur
Problemen met draadloze verbindingen oplossen Enkele mogelijke oorzaken van problemen met draadloze verbindingen zijn: ● Een apparaat voor draadloze communicatie is niet correct geïnstalleerd of is uitgeschakeld. ● Er is een storing opgetreden in een apparaat voor draadloze communicatie of router. ● De netwerkconfiguratie (SSID of beveiliging) is gewijzigd. ● Signalen van het apparaat voor draadloze communicatie worden verstoord door andere apparaten.
Kan geen verbinding maken met een voorkeursnetwerk Windows kan automatisch een beschadigde verbinding met een draadloos netwerk herstellen. ● Als zich in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk een pictogram voor de netwerkstatus bevindt, klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram en klikt u vervolgens op Diagnose en herstel in het menu. Windows reset uw netwerkapparaat en probeert opnieuw verbinding te maken met een van de voorkeursnetwerken.
netwerk, moet u over de juiste codes beschikken. De SSID en de netwerksleutel zijn alfanumerieke codes die u invoert in de computer om uw computer kenbaar te maken bij het netwerk. ● Voor een netwerk dat is verbonden met uw persoonlijke draadloze router, raadpleegt u de gebruikershandleiding bij de router voor instructies aangaande het instellen van dezelfde codes op de router en het WLAN-apparaat.
Kan geen verbinding maken met de draadloze router Als uw pogingen om verbinding te maken met de draadloze router niet lukken, stelt u de draadloze router opnieuw in door te zorgen dat de router gedurende 10 tot 15 seconden geen elektrische voeding krijgt. Als de computer nog geen verbinding maakt met het draadloze netwerk, start u de draadloze router opnieuw op. Raadpleeg de instructies van de routerfabrikant voor nadere informatie.
Modem gebruiken (alleen bepaalde modellen) Het modem moet zijn aangesloten op een analoge telefoonlijn via een 6-pins RJ-11-modemkabel (niet meegeleverd). In sommige landen is ook een modemkabeladapter (apart verkrijgbaar) voor specifieke landen vereist. Connectoren voor digitale PBX-systemen lijken mogelijk op analoge telefoonconnectoren maar zijn niet compatibel met het modem. WAARSCHUWING! Wanneer u het interne analoge modem aansluit op een digitale lijn kan dit het modem permanent beschadigen.
Modemkabeladapter voor specifieke landen/regio's aansluiten (apart verkrijgbaar) Telefoonconnectoren verschillen per land. Als u het modem en de modemkabel (apart verkrijgbaar) wilt gebruiken buiten het land of de regio waarin u de computer hebt aangeschaft, moet u een modemkabeladapter (apart verkrijgbaar) aanschaffen voor specifieke landen/regio's. Volg deze stappen om het modem aan te sluiten op een analoge telefoonlijn die geen RJ-11telefoonconnector heeft: 1.
Nieuwe locaties toevoegen tijdens het reizen Een locatie-instelling voor het land waarin u de computer hebt aangeschaft, is standaard de enige beschikbare locatie-instelling voor het modem. Als u naar verschillende landen reist, stelt u het interne modem in op een locatie-instelling die voldoet aan de gebruiksnormen van het land waarin u het modem gebruikt. Wanneer u nieuwe locatie-instellingen toevoegt, worden deze opgeslagen door de computer zodat u op elk moment kunt schakelen tussen de instellingen.
Problemen met reisverbinding oplossen Als u problemen ondervindt met de modemverbinding bij gebruik van de computer buiten het land waarin u de computer hebt aangeschaft, probeert u de volgende suggesties: ● Controleer het type telefoonlijn. Het modem vereist een analoge en geen digitale telefoonlijn. Een lijn die omschreven wordt als een PBX-lijn is gewoonlijk een digitale lijn.
32 5. Klik op Modem. 6. Schakel het selectievakje uit voor Op kiestoon wachten voordat het nummer wordt gekozen. 7. Klik twee keer op OK.
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN) Als u verbinding wilt maken met een lokaal netwerk (LAN), hebt u een 8-pins RJ-45-netwerkkabel nodig (niet meegeleverd). Als de netwerkkabel een ruisonderdrukkingscircuit (1) bevat, waarmee storing van de ontvangst van tv- en radiosignalen wordt voorkomen, sluit u de kabel aan op de computer met het uiteinde waar zich het ruisonderdrukkingscircuit bevindt (2). U sluit de netwerkkabel als volgt aan: 1.
3 Cursorbesturing en toetsenbord Cursorbesturing gebruiken Voorkeuren voor aanwijsapparaten instellen Via de eigenschappen voor de muis in Windows kunt u de instellingen voor cursorbesturingsapparaten aanpassen aan uw wensen. U kunt bijvoorbeeld de knopconfiguratie, kliksnelheid en opties voor de aanwijzer instellen. Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Muis om Eigenschappen voor muis te openen.
Functie Hotkey Systeeminformatie weergeven fn+esc Help en ondersteuning openen. fn+f1 Helderheid van beeldscherm verlagen. fn+f2 Helderheid van beeldscherm verhogen. fn+f3 Schakelen tussen diverse beeldschermen en andere weergaveapparaten. fn+f4 Slaapstand activeren fn+f5 QuickLock activeren fn+f6 Luidsprekergeluid uitschakelen. fn+f7 Geluidsvolume verlagen. fn+f8 Geluidsvolume verhogen. fn+f9 Het vorige muziekstuk afspelen.
Functie Hotkey Systeeminformatie weergeven fn+esc Help en ondersteuning openen. fn+f1 Helderheid van beeldscherm verlagen. fn+f2 Helderheid van beeldscherm verhogen. fn+f3 Schakelen tussen diverse beeldschermen en andere weergaveapparaten. fn+f4 Slaapstand activeren fn+f5 QuickLock activeren. fn+f6 Webbrowser starten. fn+f7 Printer starten.
Help en ondersteuning openen Druk op fn+f1 om Help en ondersteuning te openen. Help en ondersteuning geeft informatie over het besturingssysteem Windows.
OPMERKING: Samengestelde apparaten en S-Video-apparaten kunnen alleen met een optioneel dockingapparaat op het systeem worden aangesloten. Slaapstand activeren (fn+f5) VOORZICHTIG: Sla uw werk op voordat u de slaapstand activeert, om het risico van gegevensverlies te beperken. Druk op fn+f5 om de slaapstand te activeren. Wanneer de slaapstand wordt geactiveerd, worden de gegevens in het systeemgeheugen opgeslagen, wordt het scherm leeggemaakt en energie bespaard.
Geluid in- en uitschakelen (fn+f7) (alleen bepaalde modellen) Druk op fn+f7 om het geluid uit te schakelen. Druk nogmaals op de hotkey om het geluidsvolume te herstellen. Geluidsvolume verlagen (fn+f8) (alleen bepaalde modellen) Druk op fn+f8 om het geluidsvolume te verlagen. Houd beide toetsen ingedrukt om het geluidsvolume steeds verder te verlagen. Geluidsvolume verhogen (fn+f9) (alleen bepaalde modellen) Druk op fn+f9 om het geluidsvolume te verhogen.
Geïntegreerd numeriek toetsenblok gebruiken U kunt de vijftien toetsen van het geïntegreerde numerieke toetsenblok op dezelfde manier gebruiken als de toetsen van een extern toetsenblok. Wanneer het geïntegreerde numerieke toetsenblok is ingeschakeld, voert u met elke toets van dit toetsenblok de functie uit die wordt aangegeven door het pictogram in de rechterbovenhoek van de toets.
Optioneel extern numeriek toetsenblok gebruiken Voor de meeste externe numerieke toetsenblokken geldt dat de werking van de toetsen afhangt van het wel of niet ingeschakeld zijn van num lock (num lock is standaard uitgeschakeld). (Num lock is uitgeschakeld in de fabriek.) Bijvoorbeeld: ● Wanneer num lock is ingeschakeld, kunt u met de meeste toetsenbloktoetsen cijfers typen. ● Wanneer num lock is uitgeschakeld, werken de meeste toetsenbloktoetsen als pijltoetsen, page up-toets of page down-toets.
4 Multimedia Multimediavoorzieningen De computer bevat multimediavoorzieningen waarmee u muziek kunt beluisteren en afbeeldingen en foto's kunt bekijken.
Onderdeel Beschrijving (1) Webcamlampje (alleen bepaalde modellen) Aan: de webcam is in gebruik. (2) Webcam Hiermee kunt u videobeelden vastleggen en foto's maken. (3) Geïntegreerde microfoon Hiermee kunt u geluid opnemen. (4) Audio-uitgang (hoofdtelefoon) Hierop kunt u een audioapparaat aansluiten, zoals optionele stereoluidsprekers met eigen voeding, een hoofdtelefoon, een oortelefoon, een headset of een televisietoestel, om het computergeluid via dat apparaat weer te geven.
Geluidsvolume aanpassen U kunt het geluidsvolume regelen met de volgende voorzieningen: ● ● Volumetoetsen van de computer (alleen bepaalde modellen): ◦ Om het geluid te dempen of te herstellen houdt u de fn-toets (1) ingedrukt en drukt u vervolgens op de f7-toets (2) Dempen. ◦ Om het geluid zachter te zetten, houdt u de fn-toets (1) ingedrukt en tikt u vervolgens op de f8-toets (3) Geluid zachter tot u het gewenste geluidsvolume bereikt.
● c. Schakel onder de systeempictogrammen het selectievakje Volume in. d. Klik op OK. Volumeregeling van programma: Het volume kan ook binnen bepaalde programma’s worden geregeld. Multimediasoftware De computer bevat vooraf geïnstalleerde multimediasoftware waarmee u muziek kunt afspelen en afbeeldingen en foto's kunt bekijken. De volgende gedeelten bevatten meer informatie over vooraf geïnstalleerde multimediasoftware en over het installeren van multimediasoftware vanaf een cd of dvd.
Audio De computer biedt de mogelijkheid uiteenlopende audiovoorzieningen te gebruiken: ● Muziek afspelen via de computerluidsprekers en/of aangesloten externe luidsprekers ● Geluid opnemen met de interne microfoons of een externe microfoon aansluiten ● Muziek downloaden van internet ● Multimediapresentaties maken met beeld en geluid ● Beeld en geluid overbrengen met expresberichtprogramma's ● Radioprogramma's als audiostream ontvangen (alleen bepaalde modellen) of FM-radiosignalen ontvangen ● A
Audiofuncties controleren Ga als volgt te werk om het systeemgeluid van de computer te controleren: 1. Selecteer Start > Configuratiescherm. 2. Klik op Hardware en geluiden. 3. Klik op Geluid. 4. Wanneer het venster Geluid verschijnt, klikt u op het tabblad Geluiden. Selecteer onder Programma de gewenste vorm van geluid, zoals een pieptoon of een alarmsignaal, en klik op de knop Test. Als het goed is, hoort u het geluid door de luidsprekers of de aangesloten hoofdtelefoon.
Video Uw computer biedt de mogelijkheid uiteenlopende videovoorzieningen te gebruiken: ● Spelletjes spelen via internet ● Afbeeldingen en video's bewerken voor presentaties ● Externe videoapparatuur aansluiten Externe monitor of projector aansluiten Via de poort voor een externe monitor kunt u een extern weergaveapparaat aansluiten op de computer, zoals een externe monitor of projector.
Optische-schijfeenheid (alleen bepaalde modellen) Met de optische schijfeenheid kunt u cd's, dvd's of bd's afspelen, kopiëren en samenstellen, afhankelijk van het type optische schijfeenheid van de computer en de software die op uw computer is geïnstalleerd. Geïnstalleerde optischeschijfeenheid herkennen ▲ Selecteer Start > Computer. U ziet een lijst met alle apparaten die zijn geïnstalleerd op de computer, waaronder de optischeschijfeenheid.
Juiste type schijf kiezen (cd's, dvd's en BD's) Een optische schijfeenheid ondersteunt optische schijven (cd's, dvd's en bd's). Cd's, die worden gebruikt voor de opslag van digitale gegevens, worden ook gebruikt voor commerciële audioopnamen en zijn handig voor persoonlijke opslagbehoeften. Dvd's en bd's worden hoofdzakelijk gebruikt voor films, software en back-ups van gegevens. Dvd's en bd's hebben hetzelfde formaat als cd's maar hebben een veel grotere opslagcapaciteit.
LightScribe dvd+r-schijven Met LightScribe dvd+r-schijven kunt u gegevens, video's en foto's delen met anderen en opslaan. Deze schijven kunnen worden gelezen door de meeste dvd-rom-stations en dvd-spelers. Met een schijfeenheid die LightScribe ondersteunt en LightScribe-software, kunt u gegevens naar de schijf schrijven en vervolgens een zelf ontworpen label aanbrengen op de buitenkant van de schijf.
5. Druk de schijf voorzichtig op de as van de lade totdat de schijf vastklikt (3). 6. Sluit de lade. Als u Automatisch afspelen nog niet heeft geconfigureerd, zoals beschreven in het volgende gedeelte, wordt het dialoogvenster Automatisch afspelen geopend. In dit venster kunt u selecteren hoe u de inhoud van het medium wilt gebruiken. OPMERKING: Bij het afspelen van een BD bereikt u het beste resultaat als de netvoedingsadapter is aangesloten op een externe voedingsbron.
VOORZICHTIG: U kunt de regio-instelling van de dvd-drive slechts vijf keer wijzigen. De vijfde regio-instelling die u selecteert, wordt de permanente regio-instelling van de dvd-drive. Op het tabblad DVD-regio kunt u zien hoe vaak u de regio-instelling nog kunt wijzigen. Ga als volgt te werk om de instelling te wijzigen met het besturingssysteem: 1. Selecteer Start > Computer > Systeemeigenschappen. 2. Klik in het linkerdeelvenster op Apparaatbeheer.
● Een cd-rw of dvd-rw is over het algemeen het meest geschikt voor het branden van gegevensbestanden of voor het testen van audio- of video-opnamen voordat u ze op een cd of dvd brandt die niet kan worden gewijzigd. ● Dvd-spelers in huiskamersystemen ondersteunen gewoonlijk niet alle dvd-indelingen. Raadpleeg de gebruikershandleiding bij de dvd-speler voor een overzicht van ondersteunde indelingen. ● Een MP3-bestand neemt minder ruimte in beslag dan andere indelingen voor muziekbestanden.
2. Verwijder de schijf uit de lade door voorzichtig op de as te drukken terwijl u de schijf aan de randen optilt (3). Houd de schijf bij de randen vast en raak het oppervlak niet aan. OPMERKING: Als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf voorzichtig enigszins schuin bij het verwijderen. 3. Sluit de lade en berg de schijf op in het bijbehorende doosje. Problemen oplossen In de volgende gedeelten worden enkele veelvoorkomende problemen en mogelijke oplossingen beschreven.
3. Verwijder de schijf uit de lade door voorzichtig op de as te drukken terwijl u de schijf aan de randen optilt (3). Houd de schijf bij de randen vast en raak het oppervlak niet aan. OPMERKING: Als de lade niet volledig kan worden uitgetrokken, houdt u de schijf voorzichtig enigszins schuin bij het verwijderen. 4. Sluit de lade en berg de schijf op in het bijbehorende doosje.
● Zoeken naar gewijzigde apparaten. Windows scant het systeem op geïnstalleerde hardware en installeert vereiste standaardstuurprogramma's. ● Klik op Eigenschappen om te controleren of het apparaat correct werkt. ◦ Klik op Problemen oplossen om problemen te herstellen. ◦ Klik op het tabblad Stuurprogramma om de stuurprogramma's voor dit apparaat bij te werken, uit te schakelen of te verwijderen.
– of – ◦ ● Het afspeelvenster in het multimediaprogramma wordt gesloten. Klik op de knop Afspelen van het multimediaprogramma om het afspelen van de schijf te hervatten. In uitzonderlijke gevallen moet u het programma mogelijk afsluiten en opnieuw starten. Maak systeembronnen vrij: Schakel externe apparaten zoals printers en scanners uit. Door deze apparaten los te koppelen, maakt u systeembronnen vrij, waardoor de afspeelprestaties zullen verbeteren. Wijzig de kleureigenschappen van het bureaublad.
Een film is niet zichtbaar op een extern beeldscherm 1. Als zowel het beeldscherm van de computer als een extern beeldscherm zijn ingeschakeld, drukt u een of meer keren op fn+f4 om te schakelen tussen de twee beeldschermen. 2. Ga als volgt te werk om de monitorinstellingen zodanig te configureren dat het externe beeldscherm het primaire beeldscherm wordt: a. Klik met de rechtermuisknop op een leeg gedeelte van het bureaublad en selecteer vervolgens Aanpassen > Beeldscherminstellingen. b.
6. Klik in het venster Apparaatbeheer op het pictogram Zoeken naar gewijzigde apparaten in de werkbalk. Windows scant het systeem op geïnstalleerde hardware en installeert standaardstuurprogramma's voor alle apparaten waarvoor stuurprogramma's zijn vereist. OPMERKING: Wanneer u wordt verzocht de computer opnieuw te starten, slaat u alle open bestanden op en start u de computer opnieuw. 7. Open indien nodig Apparaatbeheer opnieuw en controleer of de stuurprogramma's nu wel staan vermeld. 8.
4. Klik op Instellingen wijzigen en selecteer vervolgens een tijdstip waarop Microsoft Update controleert op updates voor het besturingssysteem Windows en andere producten van Microsoft. 5. Start de computer opnieuw op als u hierom wordt gevraagd.
Webcam Het computermodel heeft mogelijk een geïntegreerde webcam, die zich boven aan het beeldscherm bevindt. Met deze webcam kunt u, in combinatie met diverse programma's, het volgende doen: ● videobeelden vastleggen ● streaming video verzenden met expresberichtensoftware ● foto's maken OPMERKING: Zorg ervoor dat u software geïnstalleerd hebt die ontworpen is voor gebruik met de geïntegreerde webcam.
● Sharpness (Scherpte): Hiermee stelt u de definitie van randen in een beeld in. Een hogere instelling voor scherpte zorgt voor een sterker gedefinieerd beeld. Een lagere instelling voor scherpte zorgt voor een zachter beeld. ● Gamma (Kleurgamma): Hiermee stelt u het contrast in dat van invloed is op de middelste grijswaarden of middentonen van een afbeelding.
5 Energiebeheer Opties voor energiebeheer instellen Energiebesparende standen gebruiken Standaard zijn twee energiebesparende voorzieningen ingeschakeld: de slaapstandvoorziening en de hibernationvoorziening. Wanneer de slaapstand wordt geactiveerd, knippert het aan/uit-lampje en wordt het scherm leeggemaakt. Uw werk wordt opgeslagen in het geheugen. Het beëindigen van de slaapstand gaat sneller dan het beëindigen van de hibernationstand.
U beëindigt als volgt de slaapstand: ▲ Druk kort op de aan/uit-knop. Wanneer de slaapstand wordt beëindigd, gaan de aan/uit-lampjes branden en verschijnt uw werk op het punt waar u was gestopt met werken en de slaapstand werd geactiveerd. OPMERKING: Als u heeft ingesteld dat een wachtwoord nodig is om de slaapstand te beëindigen, moet u uw Windows-wachtwoord invoeren voordat uw werk weer op het scherm verschijnt.
3. Schakel onder Systeempictogrammen het selectievakje Energie uit om het pictogram van de Energiemeter te verbergen, of schakel het selectievakje Energie in om het pictogram van de Energiemeter weer te geven. 4. Klik op OK. Energiebeheerschema's gebruiken Een energiebeheerschema bestaat uit een reeks systeeminstellingen waarmee het energieverbruik van de computer wordt beheerd. U kunt energiebeheerschema’s gebruiken om energie te besparen of de prestaties van de computer te maximaliseren.
3. Klik op Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn. 4. Klik op Een wachtwoord vereisen (aanbevolen). 5. Klik op Wijzigingen opslaan. Externe netvoeding gebruiken Externe netvoeding wordt geleverd door een van de volgende apparaten: WAARSCHUWING! Gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde netvoedingsadapter, een door HP geleverde vervangende adapter of een compatibele adapter die als accessoire is aangeschaft bij HP.
Ga als volgt te werk om de computer aan te sluiten op een externe netvoedingsbron: 1. Sluit de netvoedingsadapter aan op de voedingsconnector (1) van de computer. 2. Sluit het ene uiteinde van het netsnoer aan op de netvoedingsadapter (2). 3. Steek het andere uiteinde van het netsnoer in een stopcontact (3). Accuvoeding gebruiken Wanneer er zich een opgeladen accu in de computer bevindt en de computer niet is aangesloten op een externe voedingsbron, werkt de computer op accuvoeding.
Accucontrole gebruiken Accucontrole, een onderdeel van de Total Care Advisor, biedt informatie over de status van de accu die in de computer is geplaatst. Ga als volgt te werk om Accucontrole uit te voeren: 1. Sluit de netvoedingsadapter aan op de computer. OPMERKING: voedingsbron. 2. Accucontrole werkt alleen goed als de computer is aangesloten op een externe Selecteer Start > Help en ondersteuning > Hulpmiddelen voor het oplossen van problemen > Accucontrole.
2. Plaats de accu in de accuruimte (1) en duw de accu naar binnen totdat de accu op zijn plaats zit. De accuvergrendelingen (2) vergrendelen de accu automatisch. U verwijdert de accu als volgt: 70 1. Leg de computer ondersteboven op een vlak oppervlak neer, met de accuruimte naar u toe. 2. Verschuif de accuvergrendelingen (1) om de accu los te koppelen. 3. Verwijder de accu (2) uit de computer.
Accu opladen WAARSCHUWING! Laad de accu van de computer niet op aan boord van een vliegtuig. De accu wordt opgeladen wanneer de computer is aangesloten op een externe voedingsbron via een netvoedingsadapter, een optionele voedingsadapter of een optioneel dockingapparaat. De accu wordt opgeladen ongeacht of de computer in gebruik is of uit staat, maar het opladen verloopt sneller wanneer de computer is uitgeschakeld.
daarop reageert, kunt u wijzigen in het onderdeel Energiebeheer van het Configuratiescherm van Windows. Voorkeuren die u in Energiebeheer instelt, zijn niet van invloed op de werking van de lampjes. Lage acculading herkennen Als een accu die de enige voedingsbron van de computer is bijna leeg is, gaat het acculampje knipperen. Als u niets onderneemt wanneer de accu bijna leeg is, wordt het niveau van de acculading kritiek laag en blijft het acculampje knipperen.
Lage acculading verhelpen wanneer de computer de hibernationstand niet kan beëindigen Als de computer niet voldoende acculading heeft om de hibernationstand te beëindigen, gaat u als volgt te werk: 1. Plaats een opgeladen accu of sluit de computer aan op een externe voedingsbron. 2. Beëindig de hibernationstand door kort op de aan/uit-knop te drukken.
7. Noteer de instelling voor Op accu onder Sluimerstand na, zodat u deze instelling na de kalibratie weer kunt opgeven. 8. Wijzig de instelling voor Op accu naar Nooit. 9. Klik op OK. 10. Klik op Wijzigingen opslaan. Stap 3: ontlaad de accu Tijdens het ontladen van de accu moet de computer ingeschakeld blijven. De accu wordt ontladen, ongeacht of de computer in gebruik is. Wanneer u de computer gebruikt, verloopt het ontladen echter sneller.
Stap 4: laad de accu volledig op Ga als volgt te werk om de accu op te laden: 1. Zorg dat de computer op een externe voedingsbron aangesloten blijft totdat de accu volledig is opgeladen. Wanneer de accu volledig is opgeladen, gaat het acculampje op de computer uit. U kunt de computer gewoon gebruiken terwijl de accu wordt opgeladen, maar het opladen gaat sneller wanneer de computer is uitgeschakeld. 2.
Accu opbergen VOORZICHTIG: Stel een accu niet gedurende langere tijd bloot aan hoge temperaturen, om beschadiging van de accu te voorkomen. Verwijder de accu en bewaar deze afzonderlijk als de computer meer dan 2 weken niet wordt gebruikt en niet is aangesloten op een externe voedingsbron. Bewaar de accu op een koele en droge plaats, zodat de accu langer opgeladen blijft. OPMERKING: Een opgeborgen accu moet elke 6 maanden worden gecontroleerd.
Netvoedingsadapter testen Test de netvoedingsadapter als de computer een of meer van de volgende symptomen vertoont: ● De computer start niet als deze is aangesloten op de netvoedingsadapter. ● Het beeldscherm gaat niet aan terwijl de computer is aangesloten op de netvoedingsadapter. ● De aan/uit-knop brandt niet wanneer de computer wordt aangesloten op de netvoedingsadapter. U test de netvoedingsadapter als volgt: 1. Verwijder de accu uit de computer. 2. Sluit de netvoedingsadapter aan. 3.
Als de computer niet reageert en het niet mogelijk is de hierboven genoemde afsluitprocedures te gebruiken, probeert u de volgende noodprocedures in de volgorde waarin ze hier staan vermeld: 78 ● Druk op ctrl+alt+delete en klik vervolgens op de aan/uit-knop. ● Druk op de aan/uit-knop en houd deze minimaal vijf seconden ingedrukt. ● Koppel de externe voedingsbron los en verwijder de accu uit de computer.
6 Schijfeenheden Geïnstalleerde schijfeenheden herkennen Selecteer Start > Computer om een overzicht weer te geven van de schijfeenheden die in de computer zijn geïnstalleerd. Op modellen met een tweede vaste schijf (schijfeenheid D) krijgt de optische-schijfeenheid de schijfaanduiding E. De volgende schijfeenheid die aan het systeem wordt toegevoegd, zoals een nieuwe USB-schijfeenheid, krijgt de volgende beschikbare schijfaanduiding (letter).
VOORZICHTIG: Neem de volgende voorschriften in acht om het risico van schade aan de computer of een schijfeenheid, of verlies van gegevens te beperken: Activeer de slaapstand en wacht tot het scherm leeg is of koppel de externe vaste schijf los voordat u een computer verplaatst die op een externe vaste schijf is aangesloten. Raak voordat u de schijfeenheid aanraakt, eerst het ongeverfde metalen oppervlak van de schijfeenheid aan, zodat u niet statisch geladen bent.
Prestaties van vaste schijf verbeteren Schijfdefragmentatie gebruiken Wanneer u de computer gebruikt, raken de bestanden op de vaste schijf gefragmenteerd. Met Schijfdefragmentatie worden de gefragmenteerde bestanden en mappen samengevoegd op de vaste schijf zodat het systeem efficiënter werkt. U gebruikt Schijfdefragmentatie als volgt: 1. Selecteer Start > Alle programma's > Bureau-accessoires > Systeemwerkset > Schijfdefragmentatie. 2. Klik op Nu defragmenteren.
Externe schijfeenheden gebruiken Verwisselbare externe schijfeenheden bieden u meer mogelijkheden voor het opslaan en gebruiken van informatie. Een USB-muis kan ook worden aangesloten op het systeem via de poorten op een optioneel dockingapparaat.
Vaste schijf vervangen VOORZICHTIG: U voorkomt als volgt dat het systeem vastloopt en gegevens verloren gaan: Sluit de computer af voordat u de vaste schijf uit de vasteschijfruimte verwijdert. Verwijder de vaste schijf niet wanneer de computer aanstaat of in de slaapstand of de hibernationstand staat. Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de hibernationstand staat, zet u de computer aan door op de aan/uit-knop te drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
9. Verwijder de 2 schroeven aan de achterkant van de vaste schijf (1). 10. Draai de schroef van de vaste schijf los (2). 11. Trek het lipje van de vaste schijf naar links (3) om de vaste schijf los te koppelen. 12. Til de vaste schijf (4) uit de vasteschijfruimte. U installeert als volgt een vaste schijf: 84 1. Plaats de vaste schijf in de vasteschijfruimte (1). 2. Trek het lipje van de vaste schijf (2) naar rechts om de vaste schijf aan te sluiten. 3.
4. Plaats de 2 schroeven terug in de achterkant van de vaste schijf en draai ze vast. 5. Plaats de onderste klep (1) terug door deze voorzichtig op zijn plaats (2) te schuiven.
6. Draai de schroeven van de onderste klep (3) vast. OPMERKING: 86 raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer.
7 Externe apparatuur USB-apparaat gebruiken USB (Universal Serial Bus) is een hardwarematige interface waarmee een optioneel extern apparaat, zoals een USB-toetsenbord, -muis, -schijfeenheid, -printer, -scanner of -hub, kan worden aangesloten. Voor bepaalde USB-apparatuur is extra ondersteunende software nodig. Deze wordt meestal met het apparaat meegeleverd. Raadpleeg de instructies van de fabrikant voor meer informatie over apparaatspecifieke software.
USB-apparaat stopzetten en verwijderen VOORZICHTIG: Zet het USB-apparaat stop voordat u het verwijdert, om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt. VOORZICHTIG: Trek niet aan de kabel om een USB-apparaat los te koppelen, om beschadiging van de USB-connector te voorkomen. Ga als volgt te werk om een USB-apparaat stop te zetten en te verwijderen: 1. Dubbelklik op het pictogram Hardware veilig verwijderen in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
Externe schijfeenheden gebruiken Verwisselbare externe schijfeenheden bieden u meer mogelijkheden voor het opslaan en gebruiken van informatie. U kunt een USB-schijfeenheid toevoegen door de schijfeenheid aan te sluiten op een USB-poort op de computer. OPMERKING: Er moet een externe optische USB-schijf van HP worden aangesloten op de USBpoort met eigen voeding aan de linkerzijde van de computer.
8 Externemediakaarten Mediakaartlezer-kaarten gebruiken Met optionele digitale kaarten kunt u gegevens veilig opslaan en gemakkelijk uitwisselen. Deze kaarten worden vaak gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen computers of tussen een computer en apparatuur met digitale media, zoals camera's en PDA's. Het digitalemediaslot ondersteunt de volgende typen digitale kaarten: ● MultiMediaCard (MMC) ● MultiMedia Card 4.
2. Plaats de kaart in de mediakaartlezer en druk de kaart aan totdat deze goed op zijn plaats zit. U hoort een geluidssignaal als het apparaat is gedetecteerd, en er kan een menu met beschikbare opties verschijnen. Digitale kaart verwijderen VOORZICHTIG: Gebruik de volgende procedure voor het veilig verwijderen van de digitale kaart om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt. Sla uw gegevens op en sluit alle applicaties die gebruikmaken van de digitale kaart.
ExpressCards gebruiken (alleen bepaalde modellen) Een ExpressCard is een hoogwaardige PC Card die in het ExpressCard-slot wordt geplaatst. Net als bij standaard PC Cards voldoet de functionaliteit van ExpressCards aan de specificaties van de Personal Computer Memory Card International Association (PCMCIA). ExpressCard configureren Installeer alleen de software die voor uw apparaat is vereist.
2. Plaats de kaart voorzichtig in het ExpressCard-slot en druk de kaart aan tot deze stevig op zijn plaats zit. Wanneer het apparaat is gedetecteerd, geeft de computer dit aan met een geluidssignaal. Mogelijk wordt een menu met beschikbare opties weergegeven. OPMERKING: De eerste keer dat u een ExpressCard plaatst, verschijnt er een bericht in het systeemvak om aan te geven dat het apparaat wordt herkend door de computer.
OPMERKING: Als de ExpressCard niet vermeld staat, hoeft u de kaart niet stop te zetten voordat u deze verwijdert. 3. 94 Ga als volgt te werk om de ExpressCard te ontgrendelen en verwijderen: a. Druk de ExpressCard (1) voorzichtig iets naar binnen om de kaart te ontgrendelen. b. Haal de ExpressCard uit het slot (2).
9 Geheugenmodules De computer heeft één geheugenmodulecompartiment, dat zich aan de onderkant van de computer bevindt. De geheugencapaciteit van de computer kan worden uitgebreid door een geheugenmodule toe te voegen aan het vrije slot voor een geheugenuitbreidingsmodule, of door de bestaande module in het slot voor de primaire geheugenmodule te upgraden. Alle geheugenmodules die in de computer worden geïnstalleerd moeten van hetzelfde type zijn.
Geheugenmodule aan het geheugenuitbreidingsslot toevoegen of vervangen Het geheugenuitbreidingsslot is boven het primaire geheugenmoduleslot geplaatst. U kunt als volgt een geheugenmodule toevoegen aan of vervangen in het geheugenuitbreidingsslot: 1. Sla uw werk op. 2. Schakel de computer uit en sluit het beeldscherm. Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de hibernationstand staat, zet u de computer aan door op de aan/uit-knop te drukken.
9. U verwijdert als volgt de geheugenmodule uit het geheugenuitbreidingsslot: a. Trek de borgklemmetjes aan beide zijden van de geheugenmodule weg (1). De geheugenmodule kantelt omhoog. VOORZICHTIG: Houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan de module te voorkomen. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan. b. Pak de geheugenmodule aan de rand vast (2) en trek de module voorzichtig uit het geheugenmoduleslot.
c. Kantel de geheugenmodule (3) voorzichtig naar beneden, waarbij u drukt op de linker- en rechterrand van de module, totdat de borgklemmetjes vastklikken. 11. Plaats de onderste klep (1) terug door deze voorzichtig op zijn plaats (2) te schuiven.
12. Draai de schroeven van de onderste klep (3) vast. OPMERKING: raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer. 13. Plaats de accu terug. 14. Keer de computer weer om en sluit de externe voeding en de externe apparaten weer aan. 15. Schakel de computer in.
Geheugenmodule in het slot voor de primaire geheugenmodule upgraden Het geheugenuitbreidingsslot is boven het primaire geheugenmoduleslot geplaatst. U kunt als volgt een geheugenmodule in het slot voor de primaire geheugenmodule upgraden: 1. Sla uw werk op. 2. Schakel de computer uit en sluit het beeldscherm. Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de hibernationstand staat, zet u de computer aan door op de aan/uit-knop te drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
9. U verwijdert als volgt de geheugenmodule uit het primaire geheugenslot: a. Trek de borgklemmetjes aan beide zijden van de geheugenmodule weg (1). De geheugenmodule kantelt omhoog. VOORZICHTIG: Houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan de module te voorkomen. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan. b. Pak de geheugenmodule aan de rand vast (2) en trek de module voorzichtig uit het geheugenmoduleslot.
c. Kantel de geheugenmodule (3) voorzichtig naar beneden, waarbij u drukt op de linker- en rechterrand van de module, totdat de borgklemmetjes vastklikken. OPMERKING: Als u een geheugenmodule hebt verwijderd uit het geheugenuitbreidingsslot voordat u de primaire geheugenmodule hebt verwijderd, plaatst u de geheugenmodule terug in het slot voor de geheugenuitbreidingsmodule. 11. Plaats de onderste klep (1) terug door deze voorzichtig op zijn plaats (2) te schuiven.
12. Draai de schroeven van de onderste klep vast. (3). OPMERKING: raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer. 13. Plaats de accu terug. 14. Keer de computer weer om en sluit de externe voeding en de externe apparaten weer aan. 15. Schakel de computer in.
10 Beveiliging Computer beveiligen OPMERKING: Van beveiligingsfuncties moet op de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Dergelijke maatregelen kunnen echter niet altijd voorkomen dat een product verkeerd wordt gebruikt of gestolen. OPMERKING: Uw computer ondersteunt CompuTrace, een online service voor opsporing en herstel in het kader van beveiliging die beschikbaar is in bepaalde landen en regio's.
Ter beveiliging tegen Deze beveiligingsfunctie gebruiken Onbevoegd meenemen van de computer Slot voor een beveiligingskabel (voor een optionele beveiligingskabel) *Computer Setup is een vooraf geïnstalleerd programma in het ROM-geheugen, dat zelfs kan worden gebruikt wanneer het besturingssysteem niet werkt of niet kan worden geladen.
Windows-wachtwoorden Functie Gebruikerswachtwoord* Beveiligt de toegang tot een Windows-gebruikersaccount. *Selecteer voor informatie over het instellen van een beheerders- of gebruikerswachtwoord voor Windows Start > Help en ondersteuning. Wachtwoorden instellen in Computer Setup (Computerinstellingen) BIOS-beheerderswachtwoorden Functie BIOS-beheerderswachtwoord Beveiligt de toegang tot Computer Setup.
3. Selecteer met behulp van een aanwijsapparaat of de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Change Password (Wachtwoord wijzigen) en druk vervolgens op enter. 4. Typ uw huidige wachtwoord wanneer u daarom wordt gevraagd. 5. Typ uw nieuwe wachtwoord wanneer u daarom wordt gevraagd. 6. Typ opnieuw uw nieuwe wachtwoord ter bevestiging wanneer u daarom wordt gevraagd. 7.
DriveLock gebruiken in Computer Setup (Computerinstellingen) VOORZICHTIG: Noteer het gebruikerswachtwoord en het hoofdwachtwoord voor DriveLock zorgvuldig en bewaar dit uit de buurt van uw computer om te voorkomen dat de met DriveLock beschermde vaste schijf permanent onbruikbaar wordt. Als u beide DriveLock-wachtwoorden vergeet, is de vaste schijf permanent vergrendeld en kan deze niet meer worden gebruikt. Met DriveLock voorkomt u onbevoegde toegang tot de inhoud van een vaste schijf.
OPMERKING: letters. 9. De DriveLock-bevestiging maakt onderscheid tussen hoofdletters en kleine Als u uw wijzigingen wilt opslaan en Computer Setup (Computerinstellingen) wilt afsluiten, klikt u op het pictogram Save (Opslaan) linksonder in het scherm en volgt u de instructies op het scherm. – of – Selecteer met de pijltoetsen File (Bestand) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en druk daarna op enter. De wijzigingen worden geactiveerd wanneer de computer opnieuw wordt gestart.
De wijzigingen worden geactiveerd wanneer de computer opnieuw wordt gestart. DriveLock-beveiliging verwijderen Ga als volgt te werk om de DriveLock-beveiliging te verwijderen in Computer Setup: 1. Schakel de computer in en druk op esc wanneer de melding ‘Press the ESC key for Startup Menu’ (Druk op esc om het opstartmenu te openen) onder in het scherm wordt weergegeven. 2. Druk op f10 om BIOS Setup te openen. 3.
4. Selecteer met een aanwijsapparaat of de pijltoetsen een interne vaste schijf en druk vervolgens op enter. 5. Lees de waarschuwing. Selecteer YES (JA) om verder te gaan. 6. Als u uw wijzigingen wilt opslaan en Computer Setup (Computerinstellingen) wilt afsluiten, klikt u op het pictogram Save (Opslaan) linksonder in het scherm en volgt u de instructies op het scherm. – of – Selecteer met de pijltoetsen File (Bestand) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en druk daarna op enter.
Beveiligingsvoorzieningen van Computer Setup gebruiken Systeemapparaten beveiligen U kunt systeemapparaten in- of uitschakelen vanuit de volgende menu’s in Computer Setup: ● Boot Options (Opstartopties) ● Device Configurations (Apparaatconfiguraties) ● Built-In Device Options (Opties voor geïntegreerde apparaten) ● Port Options (Poortopties) U kunt als volgt systeemapparaten uit- en weer inschakelen in Computer Setup: 1.
Systeeminformatie weergeven in Computer Setup (Computerinstellingen) De functie System Information (Systeeminformatie) in Computer Setup (Computerinstellingen) biedt twee soorten systeeminformatie: ● Identificatiegegevens over het computermodel en de accu's ● Specificaties van de processor, cache, het geheugen, het ROM, de revisie van de videokaart en de revisie van de toetsenbordcontroller Ga als volgt te werk om deze algemene systeeminformatie in Computer Setup weer te geven: 1.
Antivirussoftware gebruiken Als u de computer gebruikt om toegang te krijgen tot e-mail, een netwerk of internet, stelt u de computer bloot aan computervirussen. Computervirussen kunnen het besturingssysteem, programma’s en hulpprogramma’s onklaar maken of de werking hiervan verstoren. Met antivirussoftware kunnen de meeste virussen worden opgespoord en vernietigd. In de meeste gevallen kan ook schade die door virussen is aangericht, worden hersteld.
Firewallsoftware gebruiken Firewalls zijn ontworpen om te voorkomen dat onbevoegden toegang tot een systeem of netwerk krijgen. Een firewall kan een softwareprogramma zijn dat u op uw computer en/of netwerk installeert, of een oplossing bestaande uit hardware en software. Er zijn twee soorten firewalls waar u uit kunt kiezen: ● Op host gebaseerde firewalls—software die alleen de computer beveiligt waarop de firewall geïnstalleerd is.
Essentiële updates installeren VOORZICHTIG: Microsoft verstuurt waarschuwingen over essentiële updates. Installeer alle essentiële updates van Microsoft zodra u een waarschuwing ontvangt, om de computer te beschermen tegen beveiligingsschendingen en computervirussen. Wellicht zijn er, nadat de computer is geleverd, updates voor het besturingssysteem en andere software beschikbaar gesteld.
HP ProtectTools Security Manager gebruiken (alleen bepaalde modellen) De HP ProtectTools Security Manager software is vooraf geïnstalleerd op bepaalde computermodellen. U heeft toegang tot deze software via het Configuratiescherm van Windows. De software is voorzien van beveiligingsfuncties die u beschermen tegen onbevoegde toegang tot de computer, het netwerk en kritieke gegevens. Raadpleeg de online Help van HP ProtectTools voor meer informatie.
Beveiligingskabel aanbrengen OPMERKING: Van de beveiligingskabel moet op de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen. 1. Leg de beveiligingskabel om een stevig verankerd voorwerp heen. 2. Steek de sleutel (1) in het kabelslot (2). 3. Steek het kabelslot in het slot voor de beveiligingskabel op de computer (3) en vergrendel het kabelslot met de sleutel.
11 Software-updates Software-update uitvoeren Updates van de software die bij de computer is geleverd, zijn beschikbaar via HP Support Assistant of op de website van HP. HP Support Assistant zoekt automatisch naar software-updates van HP. Het hulpprogramma wordt elke 30 dagen uitgevoerd en biedt een lijst met ondersteuningsmeldingen, zoals verbeteringen van de beveiliging en optionele updates van software en stuurprogramma's.
Ga als volgt te werk om de software bij te werken met behulp van de website van HP: 1. Ga na wat het model, de productcategorie en de serie of het type van uw computer is. Bereid een update van het systeem-BIOS voor door na te gaan welke BIOS-versie nu op de computer is geïnstalleerd. Raadpleeg voor meer informatie het gedeelte ‘BIOS-versie bepalen’.
BIOS bijwerken Als u het BIOS wilt bijwerken, bepaalt u eerst welke BIOS-versie u momenteel heeft. Download en installeer vervolgens het nieuwe BIOS. BIOS-versie bepalen Informatie over de BIOS-versie (ook wel ROM-datum of systeem-BIOS genoemd) kunt u weergeven door te drukken op fn+esc (als Microsoft Windows al is gestart) of door gebruik te maken van Computer Setup (Computerinstellingen). Ga als volgt te werk om BIOS-informatie weer te geven in het programma Computerinstellingen: 1.
BIOS-update downloaden VOORZICHTIG: Ter voorkoming van schade aan de computer of een mislukte installatie wordt u aangeraden een BIOS-update alleen te downloaden en te installeren wanneer de computer met de netvoedingsadapter is aangesloten op een betrouwbare externe voedingsbron. Download of installeer een BIOS-update niet wanneer de computer op accuvoeding werkt of wanneer het apparaat is aangesloten op een optioneel dockingapparaat of een optionele voedingsbron.
4. Dubbelklik op het bestand met de extensie .exe (bijvoorbeeld bestandsnaam.exe). De installatie van het BIOS begint. 5. Volg de instructies op het scherm om de installatie te voltooien. OPMERKING: Nadat op het scherm wordt aangegeven dat de installatie is geslaagd, kunt u het gedownloade bestand van de vaste schijf verwijderen.
Applicaties en stuurprogramma's bijwerken 1. Open een internetbrowser, ga naar http://www.hp.com/support en selecteer uw land of regio. 2. Klik op de optie voor het downloaden van software en stuurprogramma’s, typ het nummer van uw computermodel in het productvak en druk vervolgens op enter. 3. Klik bij de weergegeven modellen op uw specifieke product. 4. Klik op uw besturingssysteem. 5. Wanneer de lijst met updates verschijnt, klikt u op een update om een venster met extra informatie te openen.
SoftPaq Download Manager gebruiken HP SoftPaq Download Manager (SDM) is een hulpprogramma dat snel toegang verschaft tot SoftPaq-informatie voor zakelijke computers van HP zonder dat het SoftPaq-nummer benodigd is. Met dit hulpprogramma kunt u op eenvoudige wijze SoftPaqs zoeken en ze daarna downloaden en uitpakken. SoftPaq Download Manager leest en downloadt een gepubliceerd databasebestand van de FTP-site van HP, dat informatie over computermodellen en SoftPaqs bevat.
12 Back-up en herstel Doe het volgende om uw informatie te beschermen: gebruik het Back-upcentrum om een back-up te maken van individuele bestanden en mappen, een back-up te maken van uw volledige vaste schijf (alleen bepaalde modellen) of systeemherstelpunten te maken. In het geval van een systeemstoring kunt u de back-upbestanden gebruiken om de inhoud van uw computer te herstellen.
Back-up maken van gegevens Als het systeem niet meer werkt, kunt u het systeem herstellen in de staat van de recentste backup. Maak daarom de eerste backup onmiddellijk nadat u de software heeft geïnstalleerd. Als u nieuwe software en gegevensbestanden toevoegt, moet u periodiek backups van het systeem blijven maken om altijd een redelijk actuele backup achter de hand te hebben. U kunt een backup maken van uw gegevens op een optionele externe vaste schijf, op een netwerkschijfeenheid of op schijven.
OPMERKING: Het backupproces kan meer dan een uur in beslag nemen, afhankelijk van de bestandsgrootte en de snelheid van de computer. 1. Selecteer Start > Alle programma's > Onderhoud > Back-upcentrum. 2. Volg de instructies op het scherm om een backup te maken van de volledige computer (alleen bepaalde modellen) of van uw bestanden. OPMERKING: Windows bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de computer te verbeteren.
Herstelactie uitvoeren Als het systeem niet meer werkt of instabiel is geworden, biedt de computer de volgende hulpmiddelen om uw bestanden te herstellen: ● Herstelmiddelen van Windows: via Backup-centrum kunt u informatie herstellen waarvan u een backup had gemaakt. U kunt ook gebruikmaken van Windows Opstartherstel om problemen te verhelpen die voorkomen dat Windows correct opstart.
OPMERKING: Voor aanvullende informatie over het herstellen van gegevens met de hulpprogramma's van Windows, zoekt u deze onderwerpen op in Help en ondersteuning. F11 gebruiken VOORZICHTIG: Met f11 wordt de inhoud van de vaste schijf volledig gewist en wordt de vaste schijf geformatteerd. Alle bestanden die u heeft gemaakt en alle software die u heeft geïnstalleerd op de computer, worden definitief verwijderd.
OPMERKING: Dit proces neemt een paar minuten in beslag. 1. Maak indien mogelijk een backup van al uw persoonlijke bestanden. 2. Start de computer opnieuw op en plaats de dvd met het besturingssysteem Windows Vista in de optische-schijfeenheid voordat het besturingssysteem Windows wordt geladen. 3. Druk op een willekeurige toets op het toetsenbord wanneer hierom wordt gevraagd. 4. Volg de instructies op het scherm. 5. Klik op Volgende. 6. Selecteer Uw computer herstellen. 7.
13 Computer Setup Computer Setup starten Computer Setup is een vooraf geïnstalleerd programma in het ROM-geheugen, dat zelfs kan worden gebruikt wanneer het besturingssysteem niet werkt of niet kan worden geladen. OPMERKING: Mogelijk worden niet alle in deze handleiding genoemde menuopties voor Computer Setup door uw computer ondersteund.
OPMERKING: U kunt navigeren door Computer Setup en selecties maken met behulp van een aanwijsapparaat (zoals het touchpad, de EasyPoint-muisbesturing of een USB-muis) of het toetsenbord. 2. Druk op f10 om BIOS Setup te openen. 3.
Menu’s van Computer Setup De menutabellen in dit onderdeel geven een overzicht van de opties in Computer Setup. OPMERKING: Mogelijk worden niet alle menuopties voor Computer Setup die in dit hoofdstuk worden genoemd door uw computer ondersteund. Menu File (Bestand) Optie Actie System Information (Systeeminformatie) ● Hiermee kunt u identificatie-informatie weergeven over de computer en de accu's in het systeem.
Optie Actie Ignore Changes and Exit (Wijzigingen negeren en afsluiten) Hiermee kunt u wijzigingen annuleren die tijdens de huidige sessie zijn ingevoerd. Vervolgens wordt Computer Setup afgesloten en wordt de computer opnieuw opgestart. Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) Hiermee kunt u wijzigingen opslaan die tijdens de huidige sessie zijn ingevoerd. Vervolgens wordt Computer Setup afgesloten en wordt de computer opnieuw opgestart.
Optie Actie Automatic DriveLock (Automatische DriveLock) Hiermee kunt u Automatische DriveLock-ondersteuning inof uitschakelen (standaard uitgeschakeld). Disk Sanitizer Hiermee kunt u Disk Sanitizer uitvoeren om alle bestaande gegevens op de primaire vaste schijf of het station in de upgraderuimte te vernietigen. VOORZICHTIG: Wanneer u Disk Sanitizer uitvoert, worden de gegevens op het geselecteerde station permanent vernietigd.
Optie Actie Als ondersteuning van oudere USB-systemen is ingeschakeld, kunt u het volgende doen: ◦ USB-muis of –toetsenbord gebruiken in Computer Setup (Computerinstellingen), ook als een Windows®-besturingssysteem niet actief is. ◦ Opstarten vanaf USB-apparaten met voorzieningen om als opstarteenheid te fungeren, waaronder een vaste schijf, diskettestation of optische schijfeenheid, die via een USB-poort zijn aangesloten op de computer.
Optie Actie OPMERKING: De beschikbaarheid van deze opties verschilt per model computer. 138 Hoofdstuk 13 Computer Setup ● Hiermee kunt u het snel opladen van de tweede accu in- of uitschakelen (standaard ingeschakeld). ● Hiermee kunt u HP QuickLook in- of uitschakelen (standaard ingeschakeld). ● Hiermee kunt u de verificatie voorafgaand aan opstarten met HP QuickLook in- of uitschakelen (standaard ingeschakeld). ● Hiermee kunt u HP QuickWeb in- of uitschakelen (standaard ingeschakeld).
Optie Actie Built-In Device Options (Opties voor geïntegreerde apparaten) ● Hiermee kunt u de knop voor draadloze communicatie in- of uitschakelen (standaard ingeschakeld). ● Hiermee kunt u geïntegreerd WWAN-apparaat in- of uitschakelen (alleen bepaalde modellen, standaard ingeschakeld). ● Hiermee kunt u geïntegreerd WLAN-apparaat in- of uitschakelen (standaard ingeschakeld). ● Hiermee kunt u het geïntegreerd Bluetooth-apparaat inof uitschakelen (standaard ingeschakeld).
Optie Actie Poortopties OPMERKING: Alle poortopties zijn standaard ingeschakeld. ● Hiermee kunt u de seriële poort in- of uitschakelen (alleen bepaalde modellen). ● Hiermee kunt u de parallelle poort in- of uitschakelen (alleen bepaalde modellen). ● Hiermee kunt u de Flash-medialezer in- of uitschakelen. ● Hiermee kunt u de USB-poort in- of uitschakelen. VOORZICHTIG: Als u de USB-poort uitschakelt, worden ook de MultiBay- en ExpressCard-apparaten op de geavanceerde poortreplicator uitgeschakeld.
14 MultiBoot Opstartvolgorde van apparaten Als de computer wordt opgestart, probeert het systeem op te starten vanaf ingeschakelde opstartapparaten. Het hulpprogramma MultiBoot, dat standaard is ingeschakeld, bepaalt de volgorde waarin het systeem een opstartapparaat selecteert. Bij opstartapparaten kan het gaan om optischeschijfeenheden, diskettedrives, een netwerkkaart (NIC), vaste schijven of USB-apparaten.
naar een opstartapparaat in station C. Mogelijke opstartapparaten in station A zijn onder andere optische-schijfstations en diskettestations. Mogelijke opstartapparaten in station C zijn optischeschijfstations en vaste schijven. Er is geen stationsaanduiding toegekend aan de netwerkkaart. OPMERKING: Een optische-schijfstation (zoals een cd-romspeler) kan zowel als station A als station C worden opgestart, afhankelijk van de indeling van de opstart-cd-rom.
Opstartapparaten inschakelen in Computer Setup (Computerinstellingen) De computer start alleen op vanaf een USB-apparaat of netwerkkaart als dat betreffende apparaat eerst is ingeschakeld in Computerinstellingen. Ga als volgt te werk om Computer Setup (Computerinstellingen) te starten en een USB-apparaat of netwerkkaart te gebruiken als opstartapparaat: 1.
Wijzigingen in de opstartvolgorde overwegen Houd bij het wijzigen van de opstartvolgorde rekening met het volgende: ● Als de computer opnieuw wordt opgestart nadat de opstartvolgorde is gewijzigd, probeert de computer met de nieuwe opstartvolgorde op te starten. ● In het geval dat er meer dan één soort opstartapparaat is, probeert de computer om op te starten via het eerste van ieder type opstartapparaat (met uitzondering van optische apparaten).
MultiBoot-voorkeursinstellingen kiezen U kunt MultiBoot op de volgende manieren gebruiken: ● Om een nieuwe opstartvolgorde die door de computer wordt gebruikt telkens wanneer deze wordt opgestart in te stellen door de opstartvolgorde in Computerinstellingen te wijzigen.
Dynamisch een opstartapparaat kiezen via F9 U kunt als volgt op dynamische wijze een opstartapparaat voor de huidige opstartprocedure kiezen: 1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor het startmenu) onderaan het scherm verschijnt. 2. Open het menu Opties opstartapparaat door te drukken op f9. 3.
Voorkeuren MultiBoot Express invoeren Als het menu Express Boot wordt weergegeven tijdens het opstarten, hebt u de volgende mogelijkheden: ● Om een opstartapparaat uit het menu van Express Boot op te geven selecteert u uw voorkeur binnen de opgegeven tijd en drukt u op enter. ● Ter voorkoming dat de computer de huidige MultiBoot-instelling gebruikt, drukt u op een toets voordat de wachttijd verstrijkt. De computer start niet op voordat u een opstartapparaat selecteert en op enter drukt.
15 Beheer en afdrukken Client Management Solutions gebruiken Client Management Solutions software biedt op standaarden gebaseerde oplossingen voor het beheren van clientcomputers (gebruikerscomputers), variërend van desktopcomputers en werkstations tot notebookcomputers en tablet-pc’s, in een netwerkomgeving.
OPMERKING: Het hulpprogramma Computer Setup (Computerinstellingen) en diverse andere systeemvoorzieningen bieden aanvullende hulp bij configuratiebeheer, probleemoplossing, energiebeheer en het herstel van systeemsoftware.
● ● Helpdesk en probleemoplossing ◦ Beheer van helpdesktickets ◦ Probleemoplossing op afstand ◦ Oplossing van problemen op afstand ◦ Herstel client na noodsituatie Software- en taakbeheer ◦ Doorlopend clientbeheer ◦ Distributie van HP-systeemsoftware ◦ "Self-healing" van applicaties (het vermogen om bepaalde problemen met applicaties te herkennen en te herstellen) De software van Altiris Solutions biedt gebruiksvriendelijke functies voor softwaredistributie.
HP System Software Manager (SSM) Met HP SSM kunt u op afstand en op meerdere systemen tegelijk systeemsoftware bijwerken. Wanneer SSM wordt uitgevoerd op een clientcomputer, worden de versies van hardware en software gedetecteerd en wordt geselecteerde software bijgewerkt vanuit een centrale locatie, die een filestore wordt genoemd.
16 Reinigingsrichtlijnen Dit hoofdstuk bevat informatie over de beste praktijken en aanbevelingen met betrekking tot het veilig reinigen en desinfecteren van de notebookcomputer of tablet-pc. Reinigingsproducten Gebruik de volgende producten voor het veilig reinigen en desinfecteren van de notebookcomputer of tablet-pc. ● Dimethylbenzylammoniumchloride met een maximum concentratie van 0,3 procent (bijvoorbeeld, wegwerpdoekjes met bacteriedodend reinigingsmiddel.
Reinigingsprocedures Volg de in dit gedeelte beschreven procedures voor het veilig reinigen en desinfecteren van de notebookcomputer of tablet-pc. WAARSCHUWING! Om elektrische schokken of schade aan onderdelen te voorkomen, reinigt u de notebookcomputer of tablet-pc niet wanneer deze ingeschakeld is.
VOORZICHTIG: Plaats geen vloeistoffen of steek geen enkel materiaal anders dan de tablet-pcpen in de penhouder. De penhouder is niet afgeschermd van enkele interne elektronische onderdelen van de tablet-pc.
Index A aan/uit-knop, herkennen 5 Aan/uit-lampje, herkennen 4 aansluiten, externe netvoedingsbron 68 Aanwijsapparaten voorkeuren instellen 34 accu plaatsen 69 terugplaatsen 76 verwijderen 69 voeding besparen 75 Accu afvoeren 76 kalibreren 73 opbergen 76 opladen 71, 73 opnieuw opladen 75 Accu, herkennen 14 Accu, temperatuur 76 accu laden maximaliseren 71 Acculampje 71 Acculampje, herkennen 9 accu-ontgrendelingen 69 accuontgrendelingen, herkennen 10 Accuruimte 11, 14 Accuvoeding 68 afsluiten 77 Altiris Deplo
C caps lock, herkennen 3 cd afspelen 51, 57 verwijderen 54, 55 cd-station 82, 89 Certificaat van Echtheid, label 14 Codering 20 Compartiment geheugenmodule 11 Computerinformatie 121 Computerinstellingen instellen MultiBoot Express 146 opstartapparaten inschakelen 143 opstartvolgorde instellen 145 computer reageert niet 77 Computer Setup BIOS-beheerderswachtwoord 106 menu File (Bestand) 134 menu Security (Beveiliging) 135 navigeren en selecteren 132 System Configuration (Geavanceerd), menu 136 Computer Setup
herstellen fabrieksinstellingen 134 Security Defaults (beveiligingsstandaarden) 140 vaste schijf 130 herstelpartitie 130 herstel van vaste schijf 130 Hibernationstand activeren 65 beëindigen 65 hoofdtelefoon 12, 43 hoofdtelefoonuitgang (audiouitgang) 12, 43 Hoofdtelefoonuitgang (audiouitgang) 8 Hotkeys gebruiken 36 geluid in- en uitschakelen 39 helderheid van beeldscherm verhogen 37 helderheid van beeldscherm verlagen 37 Help en ondersteuning openen 37 schakelen tussen beeldschermen 37 HP Client Configurati
modemsoftware locatie instellen/toevoegen problemen met reisverbinding 31 Monitor, aansluiten 48 monitorpoort, extern 9 Muis, extern aansluiten 34 voorkeuren instellen 34 MultiBoot Express 141, 146 multicore-processor 138 Multimediacomponenten, herkennen 42 multimediasoftware 45 29 N Netsnoer 13 Netsnoer, herkennen 13 netvoedingsadapter aansluiten 68 Netvoedingsadapter, herkennen 14 netvoedingsconnector, herkennen 9 Netwerkbeveiligingscodes netwerksleutel 25 SSID 25 Netwerkkaart als opstartapparaat 143 ne
Ruimtes accu 14 ruisonderdrukkingscircuit modemkabel 28 netwerkkabel 33 S Samengestelde video 37 SATA-apparaten (Serial Advanced Technology Attachment) AHCI (Advanced Host Controller Interface) 137 IDE (Integrated Drive Electronics) 137 Schijfdefragmentatie, software 81 schijfeenheden diskette 82 dvd±r SuperMulti DL LightScribe-station 49 dvd-rom 49 externe 82, 89 opstartvolgorde 136, 141 optische 82, 89 vaste 82, 89 Schijfeenheden diskette 89 vaste 83, 84 Schijfmedia 64 Schijfopruiming, software 81 Schuifz
USB-apparaten stopzetten 88 verwijderen 88 USB-apparatuur aansluiten 87 beschrijving 87 USB-hubs 87 USB-kabel, aansluiten 87 USB-poort, met eigen voeding 89 USB-poorten, herkennen 8, 9, 87 V vaste schijf externe 82, 89 Vaste schijf installeren 84 vervangen 83 Vasteschijfeenheid vervangen 83 Vasteschijfruimte, herkennen 11 ventilatieopeningen, herkennen 9, 11 Verbinding maken met een draadloos netwerk 21 Verbindingsbeheer, pictogram 16 Video-overdrachtstypen 37 virtualisatietechnologie 138 voeding aansluiten