HP EliteBook Notebook PC Gebruikershandleiding
© Copyright 2010 Hewlett-Packard Development Company, L.P. Bluetooth is een handelsmerk van de desbetreffende eigenaar en wordt door Hewlett-Packard Company onder licentie gebruikt. Intel en Centrino zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Intel Corporation of haar dochterondernemingen in de Verenigde Staten en andere landen. Java is een in de Verenigde Staten gedeponeerd handelsmerk van Sun Microsystems, Inc.
Kennisgeving aangaande de veiligheid WAARSCHUWING! Werk niet met de computer op uw schoot en blokkeer de ventilatieopeningen van de computer niet, om de kans op letsel door hitte of oververhitting van de computer te beperken. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat de luchtcirculatie niet wordt geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal, zoals een ernaast staande printer, of een voorwerp van zacht materiaal (zoals een kussen, een dik kleed of kleding).
iv Kennisgeving aangaande de veiligheid
Inhoudsopgave 1 Voorzieningen ................................................................................................................................................. 1 Hardware herkennen ............................................................................................................................ 1 Onderdelen aan de bovenkant ............................................................................................ 1 Aanwijsapparaten ................................................
Netwerkstatuspictogram wordt niet weergegeven ............................................ 25 Huidige netwerkbeveiligingscodes niet beschikbaar ......................................... 25 WLAN-verbinding is erg zwak ........................................................................... 26 Kan geen verbinding maken met de draadloze router ...................................... 26 Bekabelde verbindingen .....................................................................................................
Externe monitor of projector aansluiten ............................................................................. 44 Externe-monitorpoort gebruiken ........................................................................ 44 DisplayPort gebruiken ....................................................................................... 45 Optische-schijfeenheden (alleen bepaalde modellen) .......................................................................
Lage acculading verhelpen wanneer de computer de hibernationstand niet kan beëindigen ............................................... 62 Accu kalibreren .................................................................................................................. 62 Stap 1: laad de accu volledig op ....................................................................... 62 Stap 2: schakel de energiebesparende voorzieningen uit ................................ 63 Stap 3: ontlaad de accu ..................
Als de lade opengaat ........................................................................................ 89 Als de lade niet opengaat .................................................................................. 90 8 Externe mediakaarten ................................................................................................................................... 91 SD Cards gebruiken ..............................................................................................................
Beveiligingskabel aanbrengen ......................................................................................................... 121 11 Software-updates ...................................................................................................................................... 123 Software-update uitvoeren ............................................................................................................... 123 BIOS bijwerken .........................................................
15 Back-up en herstel .................................................................................................................................... 146 Back-up maken van gegevens ......................................................................................................... 146 Herstelactie uitvoeren ....................................................................................................................... 147 Windows-herstelprogramma's gebruiken ................................
xii
1 Voorzieningen Hardware herkennen De samenstelling van de computer verschilt per regio/land en per model. Op de afbeeldingen in dit hoofdstuk worden de standaardvoorzieningen van de meeste computermodellen weergegeven. U geeft als volgt een overzicht weer van de hardware die in de computer is geïnstalleerd: 1. Selecteer Start > Computer > Systeemeigenschappen. 2. Klik in het linkerdeelvenster op Apparaatbeheer. Met Apparaatbeheer kunt u ook hardware toevoegen of apparaatconfiguraties wijzigen.
Onderdeel Beschrijving (3) Linkerknop EasyPoint-muisbesturing* Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een externe muis. (4) EasyPoint-muisbesturing* Hiermee kunt u de aanwijzer (cursor) verplaatsen en onderdelen op het scherm selecteren of activeren. (5) Aan/uit-knop van het touchpad Hiermee kunt u het touchpad aan- en uitzetten. (6) Rechterknop EasyPoint-muisbesturing* Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op een externe muis.
Lampjes Onderdeel Beschrijving (1) ● Aan: de computer staat aan. ● Knipperend: de computer staat in de slaapstand. ● Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de hibernationstand. ● Aan: de computer is ingeschakeld. ● Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de slaap- of hibernationstand. ● Aan: de computer is ingeschakeld. ● Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de slaap- of hibernationstand.
Onderdeel Beschrijving (8) ● Wit: de luidspreker is ingeschakeld. ● Oranje: de luidspreker is uitgeschakeld. Lampje Geluid uit (9) Lampje Geluid zachter Knipperend: de knop Geluid zachter wordt gebruikt om het geluidsvolume te verlagen. (10) Lampje Geluid harder Knipperend: de knop Geluid harder wordt gebruikt om het geluidsvolume te verhogen.
Onderdeel Beschrijving (1) ● Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan/ uit-knop om de computer in te schakelen. ● Als de computer is ingeschakeld, drukt u op de knop om de computer uit te schakelen. Aan/uit-knop OPMERKING: Hoewel u de computer kunt afsluiten met de aan/uit-knop, is de aanbevolen procedure het gebruik van de opdracht Afsluiten van Windows. ● Als de computer in de slaapstand staat, drukt u kort op de aan/uit-knop om de slaapstand te beëindigen.
Toetsen Onderdeel Beschrijving (1) esc-toets Druk op deze toets in combinatie met de fn-toets om systeeminformatie weer te geven. (2) fn-toets Druk op deze toets in combinatie met een functietoets of de esctoets om veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren. (3) Windows-logotoets Hiermee geeft u het menu Start van Windows weer. (4) Windows-toepassingstoets Hiermee opent u een snelmenu voor items waarbij de aanwijzer staat.
Onderdeel Beschrijving (1) Slot voor visitekaartjes Hiermee houdt u een visitekaartje op zijn plek, zodat de webcam de gegevens op het kaartje kan vastleggen. (2) Lampje voor draadloze communicatie ● Blauw: een geïntegreerd apparaat voor draadloze communicatie, zoals een WLAN-apparaat (draadloosnetwerkadapter), de HP-module voor mobiel breedband (alleen bepaalde modellen) en/of een Bluetoothapparaat, is ingeschakeld. ● Oranje: alle apparatuur voor draadloze communicatie is uitgeschakeld.
Onderdelen aan de rechterkant Onderdeel Beschrijving (1) ExpressCard-slot Hierin kunt u optionele ExpressCards plaatsen. (2) Dockingconnector Hierop kunt u een optioneel dockingapparaat aansluiten. (3) Bevestigingspunt voor beveiligingskabel Hiermee bevestigt u een optionele beveiligingskabel aan de computer. OPMERKING: Van de beveiligingskabel moet op de eerste plaats een ontmoedigende werking uitgaan.
Onderdelen aan de linkerkant OPMERKING: raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer. Onderdeel Beschrijving (1) Netvoedingsconnector Hierop kunt u een netvoedingsadapter aansluiten. (2) RJ-11-connector (modem) Hierop kunt u een modemkabel aansluiten (alleen bepaalde modellen).
Onderdelen aan de onderkant Onderdeel Beschrijving (1) Accu-ontgrendelingen (2) Hiermee ontgrendelt u de accu uit de accuruimte. (2) Accuruimte Hierin bevindt zich de accu. (3) Ventilatieopeningen (7) Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de interne onderdelen. OPMERKING: De ventilator van de computer wordt automatisch gestart voor luchtkoeling van de interne onderdelen van de computer en om oververhitting te voorkomen.
Onderdeel Beschrijving (7) Hierin bevindt zich een HP-draadloosbreedbandmodule (alleen bepaalde modellen) en een WLAN-module (alleen bepaalde modellen). Compartiment voor draadloze communicatie VOORZICHTIG: Vervang de module alleen door een module die is goedgekeurd voor gebruik in de computer door de overheidsinstantie die verantwoordelijk is voor de regelgeving met betrekking tot apparatuur voor draadloze communicatie in uw land/ regio.
Onderdeel Beschrijving (1) WWAN-antennes (2)* Via deze antennes worden draadloze signalen verzonden en ontvangen om te communiceren met draadloze WAN's (WWAN's, wireless wide area networks) (alleen bepaalde modellen). (2) WLAN-antennes (2)* Via deze antennes worden draadloze signalen verzonden en ontvangen om te communiceren met draadloze LAN's (WLAN's, wireless local area networks) (alleen bepaalde modellen). (3) Webcamlampje Aan: de webcam is in gebruik.
Aanvullende hardwareonderdelen Onderdeel Beschrijving (1) Netsnoer* Hiermee kunt u een netvoedingsadapter aansluiten op een stopcontact. (2) Netvoedingsadapter Hiermee wordt netvoeding omgezet in gelijkstroom. (3) Accu* Hiermee kunt u de computer op accuvoeding laten werken als de computer niet is aangesloten op een externe voedingsbron.
◦ Productnaam (1). Dit is de productnaam die aan de voorkant van de computer zichtbaar is. ◦ Serienummer (s/n) (2). Dit is een alfanumerieke identificatiecode die voor elk product uniek is. ◦ Productnummer (p/n) (3). Dit nummer biedt specifieke informatie omtrent de hardwarecomponenten van het product. Aan de hand van het productnummer kan een servicemonteur bepalen welke onderdelen er nodig zijn. ◦ Modelbeschrijving (4).
2 Netwerk (alleen bepaalde modellen) Uw computer ondersteunt 2 soorten internettoegang: ● Draadloos—Voor mobiele internettoegang kunt u een draadloze verbinding gebruiken. ● Bekabeld—U kunt toegang krijgen tot internet door in te bellen bij een serviceprovider of door verbinding te maken met een bekabeld netwerk. Draadloze verbindingen Draadloze verbinding tot stand brengen Met technologie voor draadloze communicatie worden gegevens niet via kabels maar via radiogolven doorgegeven.
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken Met de volgende voorzieningen kunt u de apparaten voor draadloze communicatie op de computer besturen.
3. Klik op Eigenschappen. 4. Schakel het selectievakje naast HP Wireless Assistant icon in notification area (Pictogram HP Wireless Assistant in systeemvak) in. 5. Klik op Toepassen. Raadpleeg de online helpfunctie van de Wireless Assistant-software voor meer informatie: 1. Open Wireless Assistant (Assistent voor draadloze communicatie) door te klikken op het pictogram voor draadloze communicatie in Windows Mobiliteitscentrum. 2. Klik op de knop Help.
Als u het WLAN-apparaat in de computer wilt gebruiken, moet u verbinding maken met een WLANinfrastructuur (aangeboden door een aanbieder van netwerkdiensten of een openbaar netwerk of bedrijfsnetwerk).
(onuitgenodigd) of informatie opvangen die via het netwerk wordt verzonden. U kunt echter de volgende voorzorgsmaatregelen nemen om uw draadloze netwerk hiertegen te beschermen: ● Gebruik een zender met ingebouwde beveiliging. Veel draadloze basisstations, gateways en routers bevatten ingebouwde beveiligingsvoorzieningen, zoals beveiligingsprotocollen en firewalls voor draadloze communicatie.
Verbinding maken met een WLAN Ga als volgt te werk om verbinding te maken met het WLAN: 1. Controleer of het WLAN-apparaat is ingeschakeld. Als het apparaat is ingeschakeld, branden de lampjes voor draadloze communicatie blauw. Als de lampjes voor draadloze communicatie oranje branden, drukt u op de knop voor draadloze communicatie. 2. Selecteer Start > Verbinding maken. 3. Selecteer het WLAN in de lijst en voer als dat nodig is de netwerkbeveiligingssleutel in.
HP mobiel breedband gebruiken (alleen bepaalde modellen) Met HP mobiel breedband kan de computer via een WWAN (Wireless Wide Area Network) verbinding maken met internet vanaf meer locaties en over grotere gebieden dan bij gebruik van een WLAN. Voor het gebruik van HP mobiel breedband hebt u een netwerkserviceprovider (aanbieder van mobiele netwerkdiensten) nodig. In de meeste gevallen is dit een aanbieder van mobiele telefonie.
5. Leg de computer ondersteboven op een vlak oppervlak neer, met de accuruimte naar u toe. 6. Verwijder de accu. 7. Plaats de SIM-kaart in het SIM-slot en druk de SIM-kaart voorzichtig in het slot tot deze goed vastzit. 8. Plaats de accu terug. OPMERKING: HP mobiel breedband wordt uitgeschakeld als de accu niet wordt teruggeplaatst. 9. Keer de computer weer om en sluit de externe voeding en de externe apparaten weer aan. 10. Schakel de computer in.
7. Druk de SIM-kaart iets naar binnen (1) en verwijder deze vervolgens uit het slot (2). 8. Plaats de accu terug. 9. Keer de computer weer om en sluit de externe voeding en de externe apparaten weer aan. 10. Schakel de computer in.
meer computers niet consistent met elkaar kunnen worden verbonden om internet te gebruiken via Bluetooth, is een beperking van Bluetooth en het Windows-besturingssysteem. Problemen met draadloze verbinding oplossen Enkele mogelijke oorzaken van problemen met draadloze verbindingen zijn: ● Een draadloos apparaat is niet correct geïnstalleerd of is uitgeschakeld. ● Er is een storing opgetreden in een draadloos apparaat of router. ● De netwerkconfiguratie (SSID of beveiliging) is gewijzigd.
Kan geen verbinding maken met een voorkeursnetwerk Windows kan automatisch een beschadigde WLAN-verbinding herstellen: ● Als een netwerkstatuspictogram wordt weergegeven in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk, klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram en klikt u vervolgens op Diagnose en herstel in het menu. Windows reset het netwerkapparaat en probeert opnieuw verbinding te maken met een van de voorkeursnetwerken.
Bij sommige netwerken worden SSID's of netwerksleutels die op de routers of toegangspunten worden gebruikt, regelmatig gewijzigd, ter verbetering van de beveiliging. In dat geval moeten de codes op de computer dienovereenkomstig worden aangepast. Als u nieuwe sleutels en een nieuwe SSID hebt ontvangen voor een netwerk en u eerder was verbonden met dat netwerk, gaat u als volgt te werk om verbinding te maken met het netwerk: 1. Selecteer Start > Netwerk > Netwerkcentrum > Draadloze netwerken beheren.
Ga als volgt te werk om de netwerkkabel aan te sluiten: 1. Sluit de netwerkkabel aan op de netwerkconnector van de computer (1). 2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op een netwerkaansluiting in de wand (2). WAARSCHUWING! Sluit geen modem- of telefoonkabel aan op een RJ-45-netwerkconnector, om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de apparatuur te beperken.
Modemkabel aansluiten (alleen bepaalde modellen) WAARSCHUWING! Sluit geen modem- of telefoonkabel aan op een RJ-45-netwerkconnector, om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de apparatuur te beperken. Ga als volgt te werk om een modemkabel aan te sluiten: 1. Steek de modemkabel in de modemconnector (1) van de computer. 2. Steek de modemkabel in de RJ-11-telefoonaansluiting in de muur (2).
3. Steek de modemkabeladapter (3) in de telefoonaansluiting in de muur. Locatie-instelling selecteren Huidige locatieselectie weergeven Ga als volgt te werk om de huidige locatie-instelling voor het modem weer te geven: 1. Selecteer Start > Configuratiescherm. 2. Klik op Klok, taal en regio. 3. Klik op Landinstellingen. Uw locatie wordt weergegeven onder Locatie.
Ga als volgt te werk om een locatie-instelling voor het modem toe te voegen: 1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Telefoon- en modemopties. 2. Klik vervolgens op het tabblad Kiesregels. 3. Klik op Nieuw. Het venster Nieuwe locatie wordt weergegeven. 4. In het vak Locatienaam typt u een naam (zoals “thuis” of “werk”) voor de nieuwe locatie-instelling. 5. Selecteer een land of regio in de keuzelijst Land/regio.
Problemen met de reisverbinding oplossen Als u problemen ondervindt met de modemverbinding bij gebruik van de computer buiten het land of de regio waarin u de computer hebt aangeschaft, probeert u de volgende suggesties. ● Controleer het type telefoonlijn. Het modem vereist een analoge en geen digitale telefoonlijn. Een lijn die omschreven wordt als een PBX-lijn is gewoonlijk een digitale lijn.
7. Klik twee keer op OK.
3 Cursorbesturing en toetsenbord Cursorbesturing gebruiken Voorkeuren voor aanwijsapparaten instellen Via de eigenschappen voor de muis in Windows® kunt u de instellingen voor aanwijsapparaten aanpassen aan uw wensen. U kunt bijvoorbeeld de knopconfiguratie, kliksnelheid en opties voor de aanwijzer instellen. Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Muis om Eigenschappen voor muis te openen.
Toetsenbord gebruiken Toetsenbordlampje gebruiken Het toetsenbordlampje verlicht het toetsenbord van de computer als er weinig licht is. 1. Om het toetsenbordlampje te openen en aan te doen, drukt u op de knop van het toetsenbordlampje. 2. Druk nogmaals op de knop om het toetsenbordlampje in te schakelen. Sneltoetsen gebruiken Sneltoetsen zijn combinaties van de fn-toets (1) en ofwel de esc-toets (2) of een van de functietoetsen (3).
Ga als volgt te werk om een sneltoetsopdracht uit te voeren met het toetsenbord van de computer: ● Druk kort op fn en druk vervolgens kort op de tweede toets van de sneltoetsopdracht. – of – ● Houd fn ingedrukt, druk kort op de tweede toets van de sneltoetsopdracht en laat vervolgens beide toetsen tegelijk los. Sneltoets fn+esc fn+f3 Beschrijving esc Hiermee geeft u informatie weer over de hardwareonderdelen en het versienummer van het systeem-BIOS.
kunt u op de QuickLook-knop van de computer drukken om deze informatie te bekijken zonder te hoeven wachten tot het besturingssysteem is opgestart. Met QuickLook 3 kunt u contactgegevens, agendagegevens, e-mailgegevens en taken beheren zonder de computer te hoeven opstarten. OPMERKING: QuickLook 3 ondersteunt de slaapstand of de hibernationstand in Windows niet. Raadpleeg de helpfunctie van de QuickLook 3-software voor meer informatie over het configureren en gebruiken van QuickLook 3.
Geïntegreerd numeriek toetsenblok gebruiken U kunt de vijftien toetsen van het geïntegreerde numerieke toetsenblok op dezelfde manier gebruiken als de toetsen van een extern toetsenblok. Wanneer het geïntegreerde numerieke toetsenblok is ingeschakeld, voert u met elke toets van dit toetsenblok de functie uit die wordt aangegeven door het pictogram in de rechterbovenhoek van de toets.
Maak het toetsenbord regelmatig schoon om te voorkomen dat toetsen blijven hangen en om stof, pluis en vuildeeltjes te verwijderen, zodat deze niet vast komen te zitten onder de toetsen. U kunt een spuitbus met perslucht en een rietje gebruiken om lucht om en onder de toetsen te blazen en vuil te verwijderen.
4 Multimedia Multimediavoorzieningen De computer bevat multimediavoorzieningen waarmee u muziek kunt beluisteren, naar films kunt kijken en afbeeldingen en foto's kunt bekijken.
Onderdeel Beschrijving (1) Webcam Hiermee kunt u audio en videobeelden vastleggen en foto's maken. (2) Interne microfoons (2) Hiermee neemt u geluid op. OPMERKING: De interne microfoons gebruiken een technologie met twee arrays, die zorgt voor een betere opname van spraak en omgevingsgeluiden onderdrukt. (3) Knop Geluid harder Hiermee verhoogt u het geluidsvolume. (4) Knop Geluid zachter Hiermee verlaagt u het geluidsvolume.
Multimediasoftware vanaf een schijf installeren U installeert multimediasoftware als volgt vanaf een cd of dvd: 1. Plaats de schijf in de optische-schijfeenheid (alleen bepaalde modellen) of een optionele externe optische-schijfeenheid. 2. Volg de installatie-instructies die worden gegeven in de installatiewizard. 3. Start de computer opnieuw op als daarom wordt gevraagd.
● Volumeregeling van Windows: a. Klik op het pictogram Volume in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. b. U kunt het geluid harder of zachter zetten door de schuifregelaar omhoog of omlaag te schuiven. Klik op het pictogram Dempen om het geluid uit te schakelen. – of – a. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Volume in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk en klik op Volumemixer openen. b.
Als u externe apparaten zoals externe luidsprekers, een hoofdtelefoon of een microfoon wilt aansluiten, raadpleegt u de bij het apparaat verstrekte informatie. Voor optimale resultaten zijn de volgende tips van belang: ● Zorg dat de apparaatkabel correct is aangesloten op de juiste connector van de computer. (Kabelconnectoren hebben normaliter een kleurcodering die overeenkomt met de corresponderende connectoren op de computer.
Audiofuncties controleren U controleert het systeemgeluid van de computer als volgt: 1. Selecteer Start > Configuratiescherm. 2. Klik op Hardware en geluiden. 3. Klik op Geluid. 4. Wanneer het venster Geluid verschijnt, klikt u op de tab Geluiden. Selecteer onder Programma de gewenste vorm van geluid, zoals een pieptoon of een alarmsignaal, en klik op de knop Testen. Als het goed is, hoort u het geluid door de luidsprekers van de computer of de aangesloten hoofdtelefoon.
▲ Sluit de kabel van het apparaat aan op de externe-monitorpoort om een VGA-weergaveapparaat aan te sluiten. OPMERKING: Als een extern weergaveapparaat op de juiste wijze is aangesloten maar geen beeld geeft, drukt u op fn+f4 om het beeld naar het apparaat te schakelen. Druk herhaaldelijk op fn+f4 om te schakelen tussen weergave op het computerbeeldscherm en het externe weergaveapparaat.
Optische-schijfeenheden (alleen bepaalde modellen) Geïnstalleerde optische-schijfeenheid herkennen ▲ Selecteer Start > Computer. U ziet een lijst met alle apparaten die zijn geïnstalleerd op de computer, waaronder de optischeschijfeenheid. Cd of dvd afspelen 1. Zet de computer aan. 2. Druk op de ejectknop (1) op het voorpaneel van de optische-schijfeenheid om de lade te openen. 3. Trek de lade uit (2). 4.
Regio-instelling voor dvd's wijzigen De meeste dvd's met auteursrechtelijk beschermde bestanden bevatten ook regiocodes. Regiocodes zijn een hulpmiddel voor de internationale bescherming van auteursrechten. U kunt een dvd met regiocode alleen afspelen als de regiocode op de dvd overeenkomt met de regioinstelling van de dvd-drive. VOORZICHTIG: U kunt de regio-instelling van de dvd-drive slechts vijf keer wijzigen.
● Dvd-spelers in huiskamersystemen ondersteunen gewoonlijk niet alle dvd-indelingen. Raadpleeg de handleiding bij de dvd-speler voor een overzicht van ondersteunde indelingen. ● Een MP3-bestand neemt minder ruimte in beslag dan muziekbestanden met andere indelingen, en het proces voor het maken van een MP3-schijf is gelijk aan het proces voor het maken van een gegevensbestand. MP3-bestanden kunnen alleen worden afgespeeld op MP3-spelers of op computers waarop MP3-software is geïnstalleerd.
Webcam OPMERKING: In dit gedeelte worden de voorzieningen beschreven die op de meeste modellen beschikbaar zijn. Mogelijk zijn niet alle voorzieningen op uw computer beschikbaar. De computer heeft een geïntegreerde webcam, die zich bovenaan het beeldscherm bevindt. Met de vooraf geïnstalleerde software kunt u met behulp van de webcam foto's maken en video en audio opnemen. U kunt een voorbeeld van de foto of de video- of audio-opname weergeven en deze opslaan op de vaste schijf.
● Saturation (Verzadiging): regelt de kracht van een kleur in het uiteindelijke beeld. Een hogere instelling voor verzadiging zorgt voor een meer uitgesproken beeld. Een lagere instelling voor verzadiging zorgt voor een subtieler beeld. ● Sharpness (Scherpte): regelt de definitie van randen in een beeld. Een hogere instelling voor scherpte zorgt voor een sterker gedefinieerd beeld. Een lagere instelling voor scherpte zorgt voor een zachter beeld.
Ga als volgt te werk om een opname van een visitekaartje te maken: 1. Klik op Start > Alle programma's > HP > HP Business Card Reader. 2. Als u informatie van één visitekaartje wilt vastleggen, selecteert u Enkele scan. – of – Als u informatie van meerdere visitekaartjes wilt vastleggen, selecteert u Meerdere scannen. 3. Plaats een visitekaartje in het visitekaartjesslot aan de voorkant van de computer (1) en schuif het kaartje naar links (2) zodat dit zich recht onder de webcam bevindt.
5. Als u meerdere visitekaartjes vastlegt, haalt u het eerste kaartje uit het slot en plaatst u het tweede. Het webcamlampje gaat branden wanneer het kaartje in focus is. Vervolgens neemt de webcam een foto van het visitekaartje en gaat het webcamlampje uit. Herhaal deze stap om nog meer visitekaartjes vast te leggen. 52 6. Wanneer u klaar bent met het vastleggen van de informatie van de visitekaartjes, haalt u het kaartje uit het slot en doet u het beeldscherm weer helemaal open. 7.
5 Energiebeheer Opties voor energiebeheer instellen Energiebesparende standen gebruiken Standaard zijn twee energiebesparende standen ingeschakeld: de slaapstand en de hibernationstand. Wanneer de slaapstand wordt geactiveerd, knipperen de aan/uit-lampjes en wordt het scherm leeggemaakt. Uw werk wordt in het geheugen opgeslagen. Het beëindigen van de slaapstand gaat sneller dan het beëindigen van de hibernationstand.
Hibernationstand activeren of beëindigen Standaard is het systeem zo ingesteld dat de hibernationstand wordt geactiveerd als de computer 1080 minuten (18 uur) inactief is geweest en op accuvoeding of netvoeding werkt, of wanneer de acculading een kritiek laag niveau bereikt. U kunt de instellingen voor energiebeheer en de wachttijden wijzigen in het onderdeel Energiebeheer van het Configuratiescherm van Windows. U activeert als volgt de hibernationstand: 1.
Huidig energiebeheerschema weergeven ▲ Beweeg de cursor over het pictogram Energiemeter in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. – of – Klik op Start > Configuratiescherm > Systeem en onderhoud > Energiebeheer. Ander energiebeheerschema selecteren ▲ Klik op het pictogram Energiemeter in het systeemvak en selecteer een energiebeheerschema in de lijst. – of – Klik op Start > Configuratiescherm > Systeem en onderhoud > Energiebeheer en selecteer een energiebeheerschema in de lijst.
WAARSCHUWING! Gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde netvoedingsadapter, een door HP geleverde vervangende adapter, of een door HP geleverde compatibele adapter. ● Goedgekeurde netvoedingsadapter ● Optioneel dockingapparaat Sluit de computer aan op een externe netvoedingsbron in de volgende situaties: WAARSCHUWING! Laad de accu van de computer niet op aan boord van een vliegtuig.
3. Steek het andere uiteinde van het netsnoer in een stopcontact (3). Accuvoeding gebruiken Wanneer er zich een opgeladen accu in de computer bevindt en de computer niet is aangesloten op een externe voedingsbron, werkt de computer op accuvoeding. Wanneer de computer is aangesloten op een externe netvoedingsbron, werkt de computer op netvoeding.
U krijgt als volgt toegang tot de informatie over accu's: ▲ Selecteer Start > Help en ondersteuning > Learn (Leren) > Power Plans: Frequently Asked Questions (Energieschema's: veelgestelde vragen). Accucontrole gebruiken Help en ondersteuning biedt informatie over de status van de accu die in de computer is geplaatst. Ga als volgt te werk om Accucontrole uit te voeren: 1. Sluit de netvoedingsadapter aan op de computer.
2. Schuif de accu in de accuruimte (1) totdat de accu goed op zijn plaats zit. De accuvergrendelingen (2) vergrendelen de accu automatisch. U verwijdert de accu als volgt: 1. Leg de computer ondersteboven op een vlak oppervlak neer, met de accuruimte naar u toe. 2. Verschuif de linkeraccuvergrendeling (1) totdat deze vastklikt. 3. Verschuif de rechteraccu-ontgrendeling (2) om de accu te ontgrendelen. 4. Verwijder de accu (3).
De accu wordt opgeladen wanneer de computer is aangesloten op een externe voedingsbron via een netvoedingsadapter, een optionele voedingsadapter of een optioneel dockingapparaat. De accu wordt opgeladen ongeacht of de computer in gebruik is of uit staat, maar het opladen verloopt sneller wanneer de computer is uitgeschakeld. Het opladen kan langer duren wanneer de accu nieuw is, langer dan twee weken niet is gebruikt of veel warmer of kouder is dan de normale kamertemperatuur.
Lage acculading herkennen Als een accu die de enige voedingsbron van de computer is bijna leeg is, gaat het acculampje knipperen. Als u niets onderneemt wanneer de accu bijna leeg is, wordt het niveau van de acculading kritiek en gaat het acculampje snel knipperen. Wanneer de acculading een kritiek laag niveau bereikt, gebeurt het volgende: ● Als de hibernationvoorziening is ingeschakeld en de computer aanstaat of in de slaapstand, wordt de hibernationstand geactiveerd.
Problemen met lage acculading verhelpen VOORZICHTIG: Wacht met het herstellen van de voeding totdat de aan/uit-lampjes uit zijn. Zo beperkt u het risico van gegevensverlies wanneer de hibernationstand is geactiveerd doordat het ladingsniveau van de accu in de computer kritiek laag is geworden.
U laadt als volgt de accu volledig op: 1. Plaats de accu in de computer. 2. Sluit de computer aan op een netvoedingsadapter, optionele voedingsadapter of optioneel dockingapparaat en sluit de adapter of het apparaat vervolgens aan op een externe netvoedingsbron. Het acculampje van de computer gaat branden. 3. Zorg dat de computer op de externe voedingsbron aangesloten blijft totdat de accu volledig is opgeladen. Het acculampje van de computer gaat uit.
Ga als volgt te werk om accu te ontladen: 64 1. Koppel de computer los van de externe voedingsbron, maar schakel de computer niet uit. 2. Laat de computer op accuvoeding werken totdat de accu volledig is ontladen. Het acculampje gaat knipperen wanneer de accu bijna ontladen is. Wanneer de accu volledig is ontladen, gaat het acculampje uit en wordt de computer afgesloten.
Stap 4: laad de accu volledig op Ga als volgt te werk om de accu op te laden: 1. Zorg dat de computer op een externe voedingsbron aangesloten blijft totdat de accu volledig is opgeladen. Wanneer de accu volledig is opgeladen, gaat het acculampje op de computer uit. U kunt de computer gewoon gebruiken terwijl de accu wordt opgeladen, maar het opladen gaat sneller wanneer de computer is uitgeschakeld. 2.
Accu opbergen VOORZICHTIG: Stel een accu niet gedurende langere tijd bloot aan hoge temperaturen, om beschadiging van de accu te voorkomen. Verwijder de accu en bewaar deze afzonderlijk als de computer meer dan 2 weken niet wordt gebruikt en niet is aangesloten op een externe voedingsbron. Bewaar de accu op een koele en droge plaats, zodat de accu langer opgeladen blijft. OPMERKING: Een opgeslagen accu moet om de zes maanden worden gecontroleerd.
U test de netvoedingsadapter als volgt: 1. Verwijder de accu uit de computer. 2. Sluit de netvoedingsadapter aan op de computer en op een stopcontact. 3. Zet de computer aan. ● Als de aan/uit-lampjes aan gaan, werkt de netvoedingsadapter naar behoren. ● Als de aan/uit-lampjes uit blijven, werkt de netvoedingsadapter niet en moet deze worden vervangen. Neem contact op met de technische ondersteuning voor informatie over het verkrijgen van een vervangende netvoedingsadapter.
6 Schijfeenheden Geïnstalleerde schijfeenheden herkennen Selecteer Start > Computer om de in de computer geïnstalleerde schijfeenheden weer te geven. OPMERKING: Windows bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de computer te verbeteren. Mogelijk wordt u om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken als het installeren van applicaties, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van Windowsinstellingen. Raadpleeg Help en ondersteuning voor meer informatie.
VOORZICHTIG: Neem de volgende voorschriften in acht om het risico van schade aan de computer of een schijfeenheid, of verlies van gegevens te beperken: Activeer de slaapstand en wacht tot het scherm leeg is, of ontkoppel de externe vaste schijf op de correcte wijze, voordat u een computer verplaatst waarop een externe vaste schijf is aangesloten. Raak voordat u de schijfeenheid aanraakt, eerst het ongeverfde metalen oppervlak van de schijfeenheid aan, zodat u niet statisch geladen bent.
U gebruikt Schijfdefragmentatie als volgt: 1. Selecteer Start > Alle programma's > Bureau-accessoires > Systeemwerkset > Schijfdefragmentatie. 2. Klik op Nu defragmenteren. OPMERKING: Windows bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de computer te verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken als het installeren van software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van Windowsinstellingen.
OPMERKING: Het pictogram in het Mobiliteitscentrum geeft mogelijk niet de laatste status weer voor de schijfeenheid. Als u statuswijzigingen direct wilt zien, kunt u het systeemvakpictogram inschakelen. Ga als volgt te werk om de weergave van het pictogram in het systeemvak in te schakelen: 1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Hardware en geluiden > HP 3D DriveGuard. 2. Klik in de rij Pictogram in systeemvak op Tonen. 3. Klik op OK.
Voor aanvullende informatie over RAID raadpleegt u de gebruikershandleiding bij RAID in Help en ondersteuning. Vaste schijf vervangen De computer heeft één of twee vaste schijven – een 1,8-inch vaste schijf en/of een 2,5-inch vaste schijf. Welke procedures voor vervanging u moet gebruiken, hangt af van het type vaste schijf dat is geïnstalleerd in de computer.
10. Til de rechterkant van de vaste-schijfafdekking (2) op en schuif deze van de computer weg (3). 11. Til de rechterkant van de vaste schijf (1) op en verwijder deze uit de vaste-schijfruimte (2).
12. Verwijder de rubberen bescherming uit de vaste schijf. 13. Haal de vaste-schijfconnector uit de vaste schijf.
Ga als volgt te werk om een 1,8-inch vaste schijf te installeren: 1. Plaats de vaste-schijfconnector terug. 2. Plaats de rubberen bescherming terug. OPMERKING: Let er bij het terugplaatsen van de rubberen bescherming op dat u deze met de steunen naar beneden plaatst. 3. Plaats de vaste schijf in de vaste-schijfruimte (1).
76 4. Druk de vaste-schijfconnector omlaag (2). 5. Plaats het afdekplaatje van de vaste schijf (1) in een hoek, en draai het naar beneden (2). 6. Plaats de 2 schroeven van het afdekplaatje van de vaste schijf (3) terug. 7. Steek de lipjes (1) op het afdekplaatje van de vaste schijf in de uitsparingen op de computer. 8. Laat het afdekplaatje zakken (2) en druk op het afdekplaatje tot het op zijn plaats vastklikt.
9. Draai de 3 schroeven van het afdekplaatje van de vaste schijf vast (3). 10. Plaats de accu terug. 11. Keer de computer weer om en sluit de externe voeding en de externe apparaten weer aan. 12. Schakel de computer in. 2,5-inch vaste schijf vervangen Ga als volgt te werk om een 2,5-inch vaste schijf te vervangen: 1. Sla uw werk op. 2. Schakel de computer uit en sluit het beeldscherm. 3. Ontkoppel alle randapparatuur die op de computer is aangesloten. 4.
78 8. Til de rand van het afdekplaatje van het geheugenmodulecompartiment (2) met uw vinger of een schroevendraaier op om het open te maken, en verwijder het afdekplaatje van de computer (3). 9. Verwijder de 6 schroeven van de vaste-schijfdrager.
10. Schuif de vaste-schijfdrager voorzichtig uit de vaste-schijfruimte. 11. Ga als volgt te werk om de vaste schijf van de vaste-schijfdrager te halen: a. Koppel de ZIFF-connector (1) en de lintkabel (2) los. b. Verwijder de 2 schroeven boven op de vaste-schijfdrager (1).
c. Verwijder de 2 schroeven aan beide kanten van de vaste-schijfdrager (2). d. Til de achterkant van de vaste schijf (1) op en schuif deze van de vaste-schijfdrager (2) af. OPMERKING: Hiermee koppelt u de vaste schijf ook los van de USB-kaart.
Ga als volgt te werk om een 2,5-inch vaste schijf te installeren: 1. Ga als volgt te werk om de vaste schijf in de vaste-schijfdrager te plaatsen: a. Plaats de vaste schijf (1) in een hoek in de vaste-schijfdrager om de USB-kaart opnieuw aan te sluiten, en duw erop om de vaste schijf vast te zetten (2). b. Plaats de 2 schroeven aan beide kanten van de vaste-schijfdrager (1) terug. c. Plaats de 2 schroeven boven op de vaste-schijfdrager (2) terug.
d. 2. 82 Sluit de ZIFF-connector (1) en de lintkabel (2) weer aan. Plaats de vaste-schijfdrager in de vaste-schijfruimte en druk de vaste schijf aan totdat deze stevig vastzit.
3. Plaats de 6 schroeven van de vaste-schijfdrager weer terug. 4. Plaats het afdekplaatje van het geheugenmodulecompartiment met de lipjes (1) in de uitsparingen in de computer. 5. Laat het afdekplaatje zakken (2) en druk op het afdekplaatje tot het op zijn plaats vastklikt. 6. Draai de 3 schroeven van het afdekplaatje van het geheugenmodulecompartiment vast (3). 7. Plaats de accu terug. 8. Keer de computer weer om en sluit de externe voeding en de externe apparaten weer aan. 9.
7 Externe apparatuur USB-apparaat gebruiken USB (Universal Serial Bus) is een hardwarematige interface die kan worden gebruikt om een optioneel extern apparaat aan te sluiten, zoals een USB-toetsenbord, -muis, -drive, -printer, -scanner of -hub. Voor bepaalde USB-apparatuur is extra ondersteunende software nodig. Deze wordt meestal met het apparaat meegeleverd. Raadpleeg de instructies van de fabrikant voor meer informatie over apparaatspecifieke software.
USB-apparaat verwijderen VOORZICHTIG: Gebruik de volgende procedure voor het veilig verwijderen van het USB-apparaat, om te voorkomen dat informatie verloren gaan of het systeem vastloopt. VOORZICHTIG: Trek niet aan de kabel om een USB-apparaat los te koppelen, om beschadiging van de USB-connector te voorkomen. Ga als volgt te werk om een USB-apparaat te verwijderen: 1. Dubbelklik op het pictogram Hardware veilig verwijderen in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
Voor bepaalde 1394-apparatuur is extra ondersteunende software nodig. Deze wordt meestal bij het apparaat geleverd. Raadpleeg de instructies van de fabrikant voor meer informatie over apparaatspecifieke software. De 1394-poort ondersteunt ook IEEE 1394a-apparaten. 1394-apparaat aansluiten VOORZICHTIG: Gebruik niet te veel kracht bij het aansluiten van een 1394-apparaat, om beschadiging van de connectoren van de 1394-poort te voorkomen.
Dockingconnector gebruiken Via de dockingconnector kunt u een optioneel dockingapparaat op de computer aansluiten, zodat extra poorten en connectoren met de computer kunnen worden gebruikt. Externe schijfeenheden gebruiken Verwisselbare externe schijfeenheden bieden u meer mogelijkheden voor het opslaan en gebruiken van informatie. U kunt een USB-schijfeenheid toevoegen door de schijfeenheid aan te sluiten op een USB-poort op de computer.
Als u een extern apparaat zonder eigen voeding wilt loskoppelen van de computer, zet u het apparaat uit en koppelt u het daarna los van de computer. Om een extern apparaat met eigen voeding los te koppelen, schakelt u het apparaat uit. Koppel het apparaat los van de computer en haal daarna het netsnoer uit het stopcontact.
5. Druk de schijf voorzichtig op de as van de lade totdat de schijf vastklikt (3). 6. Sluit de lade. Optische schijf verwijderen (cd of dvd) Er zijn twee manieren om een schijf te verwijderen, afhankelijk van of de lade normaal opengaat of niet. Als de lade opengaat 1. Druk op de ejectknop (1) op de schijfeenheid om de lade te ontgrendelen en trek de lade voorzichtig zo ver mogelijk uit (2). 2.
Als de lade niet opengaat 1. Steek het uiteinde van een paperclip (1) in de ontgrendelingsopening in het voorpaneel van de schijfeenheid. 2. Druk voorzichtig op de paperclip om de lade te ontgrendelen en trek de lade vervolgens zo ver mogelijk uit (2). 3. Verwijder de schijf uit de lade door voorzichtig op de as te drukken terwijl u de schijf aan de randen optilt (3). Houd de schijf bij de randen vast en raak het oppervlak niet aan.
8 Externe mediakaarten SD Cards gebruiken Met optionele digitale kaarten kunt u gegevens veilig opslaan en gemakkelijk uitwisselen. Deze kaarten worden vaak gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen computers of tussen een computer en apparatuur met digitale media, zoals camera's en pda's.
Ga als volgt te werk om een digitale kaart te verwijderen: 1. Sla uw gegevens op en sluit alle applicaties die gebruikmaken van de digitale kaart. OPMERKING: Als u een gegevensoverdracht wilt stoppen, klikt u op Annuleren in het kopieervenster van het besturingssysteem. 2. Ga als volgt te werk om de digitale kaart te stoppen: a. Dubbelklik op het pictogram Hardware veilig verwijderen in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
In het ExpressCard-slot kan een beschermplaatje zijn geplaatst. Ga als volgt te werk om het beschermplaatje te verwijderen: 1. Druk het beschermplaatje (1) iets naar binnen om het te ontgrendelen. 2. Haal het plaatje uit het slot (2). Ga als volgt te werk om een ExpressCard te plaatsen: 1. Houd de kaart met het label naar boven en de connectoren naar de computer gericht. 2. Plaats de kaart voorzichtig in het ExpressCard-slot en druk de kaart aan tot deze stevig op zijn plaats zit.
Ga als volgt te werk om een ExpressCard te verwijderen: 1. Sla uw gegevens op en sluit alle toepassingen die gebruikmaken van de ExpressCard. OPMERKING: Als u een gegevensoverdracht wilt stoppen, klikt u op Annuleren in het kopieervenster van het besturingssysteem. 2. Ga als volgt te werk om de ExpressCard te stoppen: a. Dubbelklik op het pictogram Hardware veilig verwijderen in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
Smart Card plaatsen Ga als volgt te werk om een Smart Card te plaatsen: 1. Houd het kaartlabel naar boven en schuif de kaart voorzichtig in de Smart Card-lezer tot de kaart goed op zijn plaats zit. 2. Volg de instructies op het scherm om u aan te melden op de computer met behulp van de pincode van de Smart Card. Smart Card verwijderen Ga als volgt te werk om een Smart Card te verwijderen: ▲ Pak de Smart Card bij de zijkanten vast en trek de kaart voorzichtig uit de Smart Card-lezer.
9 Geheugenmodules De computer heeft twee geheugenmodulecompartimenten. Het primaire geheugenmodulecompartiment bevindt zich onder het toetsenbord. Het compartiment voor de geheugenuitbreidingsmodule bevindt zich aan de onderkant van de computer. De geheugencapaciteit van de computer kan worden uitgebreid door een geheugenmodule toe te voegen aan het vrije slot voor een geheugenuitbreidingsmodule, of door de bestaande module in het slot voor de primaire geheugenmodule te upgraden.
8. Til de rand van het afdekplaatje van het geheugenmodulecompartiment (2) met uw vinger of een schroevendraaier op om het open te maken, en verwijder het afdekplaatje van de computer (3). OPMERKING: 10. 9. Als er geen module in het slot zit, slaat u stap 9 over en gaat u verder met stap Verwijder de geheugenmodule als volgt: a. Trek de borgklemmetjes aan beide zijden van de geheugenmodule weg (1). De geheugenmodule komt omhoog.
10. U plaatst een geheugenmodule als volgt: VOORZICHTIG: Houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan de module te voorkomen. Raak de onderdelen op de geheugenmodule niet aan en buig de geheugenmodule niet. a. Breng de inkeping (1) in de geheugenmodule op één lijn met het nokje van het geheugenmoduleslot. b. Druk de module (2) onder een hoek van 45 graden ten opzichte van het geheugenmodulecompartiment in het geheugenmoduleslot totdat de module goed op zijn plaats zit. c.
13. Draai de 3 schroeven van het afdekplaatje van het geheugenmodulecompartiment vast (3). 14. Plaats de accu terug. 15. Keer de computer weer om en sluit de externe voeding en de externe apparaten weer aan. 16. Zet de computer aan. Geheugenmodule in het slot voor de primaire geheugenmodule upgraden U kunt als volgt een geheugenmodule in het slot voor de primaire geheugenmodule upgraden: 1. Sla uw werk op. 2. Schakel de computer uit en sluit het beeldscherm.
8. Til de rand van het afdekplaatje van de vaste schijf (2) met uw vinger of een schroevendraaier op om het open te maken, en verwijder het afdekplaatje van de computer (3). 9. Verwijder de 3 schroeven op het schakelaarafdekplaatje (1). 10. Draai de 4 schroeven voor toegang tot het toetsenbord (2) los. 11. Draai de computer weer om en open het beeldscherm.
12. Til het schakelaarafdekplaatje voorzichtig van het toetsenbord weg. 13. Til voorzichtig de bovenrand van het toetsenbord (1) op en trek het toetsenbord omhoog (2). OPMERKING: Als de linkerkant van het toetsenbord eerder loskomt dan de rechterkant, trekt u het toetsenbord voorzichtig naar links om de rechterkant los te maken. 14. Til voorzichtig de grote kabelconnector (1) op en trek de kabel weg (2) om deze los te maken.
15. Til voorzichtig de kleine kabelconnector (3) op en trek de kabel weg (4) om deze los te maken. 16. Kantel het toetsenbord tot het op de polssteun van de computer ligt. 17. Verwijder de schroef van het afdekplaatje van het geheugenmodulecompartiment (1). 18. Verwijder het afdekplaatje van het geheugenmodulecompartiment (2). 19. Verwijder de geheugenmodule als volgt: a. Trek de borgklemmetjes aan beide zijden van de geheugenmodule weg (1). De geheugenmodule komt omhoog.
b. Pak de geheugenmodule aan de rand vast (2) en trek de module voorzichtig uit het geheugenmoduleslot. Bewaar een verwijderde geheugenmodule in een antistatische verpakking om de module te beschermen. 20. U plaatst een geheugenmodule als volgt: VOORZICHTIG: Houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan de module te voorkomen. Raak de onderdelen op de geheugenmodule niet aan en buig de geheugenmodule niet. a.
c. Kantel de geheugenmodule (3) voorzichtig naar beneden, waarbij u drukt op de linker- en rechterrand van de module, totdat de borgklemmetjes vastklikken. 21. Plaats het afdekplaatje van het geheugenmodulecompartiment (1) terug. 22. Draai de schroef van het afdekplaatje van het geheugenmodulecompartiment vast (2). 23. Plaats de grote kabel (1) weer in de kabelconnector en duw de kabelconnector vervolgens omlaag tot deze op zijn plaats vastklikt (2).
24. Plaats de kleine kabel (3) weer in de kabelconnector en duw de kabelconnector vervolgens omlaag tot deze op zijn plaats vastklikt (4). 25. Lijn de inkepingen van het toetsenbord uit met de nokjes in het toetsenbordslot (1) en kantel het toetsenbord weer in het toetsenbordslot (2).
26. Lijn het schakelaarafdekplaatje uit en druk vervolgens op de plaats van het schakelaarafdekplaatje tot het op zijn plaats vastklikt. OPMERKING: Als het afdekplaatje van de beeldschermschakelaar niet helemaal vlak is, verwijdert u het en herhaalt u deze stap. 27. Sluit het beeldscherm. 28. Leg de computer ondersteboven op een vlak oppervlak. 29. Draai de 4 schroeven voor toegang tot het toetsenbord (1) vast. 30. Plaats de 3 schroeven van het schakelaarafdekplaatje terug (2). 31.
33. Draai de 3 schroeven van het afdekplaatje van de vaste schijf vast (3). 34. Plaats de accu terug. 35. Keer de computer weer om en sluit de externe voeding en de externe apparaten weer aan. 36. Zet de computer aan.
10 Beveiliging Computer beschermen OPMERKING: Van beveiligingsfuncties moet op de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Dergelijke maatregelen kunnen echter niet altijd voorkomen dat een product verkeerd wordt gebruikt of gestolen. OPMERKING: In sommige landen of regio’s ondersteunt de computer CompuTrace, een online service voor opsporing en herstel in het kader van beveiliging. Als de computer wordt gestolen, kan CompuTrace deze opsporen wanneer de onbevoegde gebruiker internet op gaat.
Wachtwoorden gebruiken De meeste beveiligingsfuncties maken gebruik van een wachtwoord. Noteer een wachtwoord nadat u het heeft ingesteld en bewaar het op een veilige plaats uit de buurt van de computer. Op wachtwoorden zijn onderstaande overwegingen van toepassing: ● Het instelwachtwoord en het DriveLock-wachtwoord worden ingesteld in Computer Setup en beheerd door het systeem-BIOS. ● Het wachtwoord voor geïntegreerde beveiliging is een wachtwoord van HP ProtectTools Security Manager.
BIOS-beheerderswachtwoorden Functie DriveLock-hoofdwachtwoord Beveiligt de toegang tot de interne vaste schijf die wordt beschermd door DriveLock. Het wordt tevens gebruikt om de DriveLock beveiliging te verwijderen. Dit wachtwoord wordt ingesteld onder DriveLock wachtwoorden tijdens het inschakelproces. DriveLock-gebruikerswachtwoord Beveiligt de toegang tot de interne vaste schijf die wordt beschermd door DriveLock en wordt ingesteld onder DriveLock wachtwoorden tijdens het inschakelproces.
BIOS-beheerderswachtwoord beheren Het BIOS-beheerderswachtwoord wordt ingesteld, gewijzigd en verwijderd in Computer Setup. U stelt dit wachtwoord in Computer Setup als volgt in: 1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor het startmenu) onderaan het scherm verschijnt. 2. Druk op f10 om naar Computer Setup (Computerinstellingen) te gaan. 3.
5. Wanneer u wordt gevraagd om het nieuwe wachtwoord, laat u het vak leeg en drukt u op enter. 6. Lees de waarschuwing. Selecteer YES (JA) om verder te gaan. 7. Wanneer u wordt gevraagd uw nieuwe wachtwoord opnieuw te typen, laat u het vak leeg en drukt u op enter. 8. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup (Computerinstellingen) af te sluiten, klikt u op Save (Opslaan) en volgt u de instructies op het scherm.
BIOS-beheerderswachtwoord invoeren Typ achter de prompt BIOS administrator password (BIOS-beheerderswachtwoord) uw wachtwoord (met dezelfde soort toetsen als waarmee u het wachtwoord heeft ingesteld) en druk op enter. Als u drie keer het verkeerde BIOS-beheerderswachtwoord heeft ingevoerd, moet u de computer opnieuw opstarten voordat u het opnieuw kunt proberen.
DriveLock-wachtwoord instellen Ga als volgt te werk om een DriveLock-wachtwoord in te stellen in Computer Setup: 1. Schakel de computer in en druk op esc wanneer de melding ‘Press the ESC key for Startup Menu’ (Druk op esc om het opstartmenu te openen) onder in het scherm wordt weergegeven. 2. Druk op f10 om naar Computer Setup (Computerinstellingen) te gaan. 3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > DriveLock Password (DriveLock-wachtwoord) en druk op enter.
DriveLock-wachtwoord invoeren Zorg ervoor dat de vaste schijf in de computer zelf is ondergebracht (niet in een optioneel dockingapparaat of externe MultiBay). Wanneer u wordt gevraagd een DriveLock-wachtwoord op te geven, typt u het gebruikerswachtwoord of het hoofdwachtwoord (met hetzelfde type toetsen als waarmee u het wachtwoord heeft ingesteld). Druk daarna op enter. Als u twee keer het verkeerde wachtwoord heeft ingevoerd, moet u de computer uitschakelen en het opnieuw proberen.
DriveLock-wachtwoord wijzigen Ga als volgt te werk om een DriveLock-wachtwoord te wijzigen in Computer Setup: 1. Schakel de computer in en druk op esc wanneer de melding ‘Press the ESC key for Startup Menu’ (Druk op esc om het opstartmenu te openen) onder in het scherm wordt weergegeven. 2. Druk op f10 om naar Computer Setup (Computerinstellingen) te gaan. 3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > DriveLock Password (DriveLock-wachtwoord) en druk op enter. 4.
DriveLock-beveiliging verwijderen Ga als volgt te werk om de DriveLock-beveiliging te verwijderen in Computer Setup: 1. Schakel de computer in en druk op esc wanneer de melding ‘Press the ESC key for Startup Menu’ (Druk op esc om het opstartmenu te openen) onder in het scherm wordt weergegeven. 2. Druk op f10 om naar Computer Setup (Computerinstellingen) te gaan. 3.
– of – Selecteer met de pijltoetsen File (Bestand) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en druk op enter. Beveiliging met Automatische DriveLock verwijderen Ga als volgt te werk om de DriveLock-beveiliging te verwijderen in Computer Setup: 1. Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer de melding ‘Press the ESC key for Startup Menu’ (Druk op esc om het opstartmenu te openen) onder in het scherm wordt weergegeven. 2.
5. Als u een optie wilt uitschakelen, gebruikt u een aanwijsapparaat om het vakje naast de optie uit te schakelen. – of – Gebruik de pijltoetsen om de optie te markeren en druk op enter. 6. Als u een optie opnieuw wilt inschakelen, gebruikt u een aanwijsapparaat om het vakje naast de optie in te schakelen. – of – Gebruik de pijltoetsen om de optie te markeren en druk op enter. 7.
Ga als volgt te werk om deze voorziening te gebruiken in Computer Setup: 1. Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer de melding ‘Press the ESC key for Startup Menu’ (Druk op esc om het opstartmenu te openen) onder in het scherm wordt weergegeven. 2. Druk op f10 om naar Computer Setup (Computerinstellingen) te gaan. 3. Selecteer met een aanwijsapparaat of de pijltoetsen Security (Beveiliging) > System IDs (Systeemidentificatie) en druk vervolgens op enter. 4.
Raadpleeg de instructies van de softwarefabrikant voor meer informatie. Deze instructies kunnen worden geleverd bij de software, op schijf of op de website van de fabrikant. OPMERKING: In bepaalde situaties kan een firewall toegang tot spelletjes op internet blokkeren, het delen van printers of bestanden in een netwerk tegenhouden of toegestane bijlagen bij e-mailberichten blokkeren.
3. Steek het kabelslot in het slot voor de beveiligingskabel op de computer (3) en vergrendel het kabelslot met de sleutel. OPMERKING: Uw computer kan er anders uitzien dan de afgebeelde computer. De locatie van het beveiligingskabelslot verschilt per computermodel.
11 Software-updates Software-update uitvoeren Updates van de software die bij de computer is geleverd, zijn beschikbaar via het hulpprogramma HP Update of op de website van HP. Het hulpprogramma HP Update zoekt automatisch naar software-updates van HP. Het hulpprogramma wordt met een bepaald interval uitgevoerd en biedt een lijst met ondersteuningsmeldingen, zoals verbeteringen van de beveiliging en optionele updates van software en stuurprogramma's.
BIOS bijwerken Als u het BIOS wilt bijwerken, bepaalt u eerst welke BIOS-versie u momenteel heeft. Download en installeer vervolgens het nieuwe BIOS. BIOS-versie bepalen Informatie over de BIOS-versie (ook wel ROM-datum of systeem-BIOS genoemd) kunt u weergeven door te drukken op fn+esc (als Microsoft Windows al is gestart) of door gebruik te maken van Computer Setup. Ga als volgt te werk om BIOS-informatie weer te geven in het programma Computer Setup: 1.
BIOS-update downloaden VOORZICHTIG: Ter voorkoming van schade aan de computer of een mislukte installatie, wordt u aangeraden een BIOS-update alleen te downloaden en te installeren wanneer de computer met de netvoedingsadapter is aangesloten op een betrouwbare externe voedingsbron. Download of installeer een BIOS-update niet wanneer de computer op accuvoeding werkt of wanneer de computer is aangesloten op een optioneel dockingapparaat of een optionele voedingsbron.
OPMERKING: Windows® bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van uw computer te verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken als het installeren van software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van Windowsinstellingen. Raadpleeg Help en ondersteuning voor meer informatie. 5. Volg de instructies op het scherm om de installatie te voltooien.
U downloadt SoftPaqs als volgt: 1. Klik op Start > Alle programma's > HP > HP SoftPaq Download Manager. 2. Wanneer SoftPaq Download Manager de eerste keer wordt geopend, verschijnt er een venster met de vraag of alleen software voor de computer die u gebruikt moet worden weergegeven, of de software voor alle ondersteunde modellen. Selecteer Show software for all supported models (Software voor alle ondersteunde modellen weergeven).
12 MultiBoot Opstartvolgorde van apparaten Als de computer wordt opgestart, probeert het systeem op te starten vanaf ingeschakelde opstartapparaten. Het hulpprogramma MultiBoot, dat standaard is ingeschakeld, bepaalt de volgorde waarin het systeem een opstartapparaat selecteert. Bij opstartapparaten kan het gaan om optischeschijfeenheden, diskettedrives, een netwerkkaart (NIC), vaste schijven of USB-apparaten.
3. Als u opstartmedia in USB-stations of in stations in een optioneel dockingapparaat wilt inschakelen, gebruikt u een aanwijsapparaat of de pijltoetsen om System Configuration (Systeemconfiguratie) > Device Configurations (Apparaatconfiguraties) te selecteren. Controleer of het vakje naast USB legacy support (Ondersteuning voor oudere USB) is ingeschakeld. OPMERKING: De optie USB Port (USB-poort) moet zijn ingeschakeld om USB legacy support (Ondersteuning voor oudere USB) te gebruiken.
Setup. Opstarten vanaf een netwerkkaart heeft geen invloed op de logische stationstoewijzingen omdat er geen stationsaanduiding is gekoppeld aan de netwerkkaart. ● Stations in een optioneel dockingapparaat worden in de opstartvolgorde behandeld als externe USB-apparaten.
Op dynamische wijze een opstartapparaat kiezen met de f9-prompt U kunt als volgt op dynamische wijze een opstartapparaat voor de huidige opstartprocedure kiezen: 1. Open het menu Select Boot Device (Opstartapparaat selecteren) door de computer in te schakelen of opnieuw op te starten en druk vervolgens op esc wanneer ‘Press the ESC key for Startup Menu’ (Druk op Esc voor het startmenu) onder in het scherm verschijnt. 2. Druk op f9. 3.
13 Beheer Client Management Solutions gebruiken Client Management Solutions software biedt op standaarden gebaseerde oplossingen voor het beheren van clientcomputers (gebruikerscomputers), variërend van desktopcomputers en werkstations tot notebookcomputers en tablet-pc’s, in een netwerkomgeving.
Software beheren en updaten HP biedt verschillende hulpmiddelen voor het beheren en updaten van de software op clientcomputers: ● HP Client Manager voor Altiris (alleen bepaalde modellen) OPMERKING: Als u de HP Client Manager voor Altiris wilt downloaden of als u meer informatie wilt over HP Client Manager voor Altiris, raadpleegt u de website van HP op http://www.hp.com.
● ● Helpdesk en probleemoplossing ◦ Beheer van helpdesktickets ◦ Probleemoplossing op afstand ◦ Oplossing van problemen op afstand ◦ Herstel client na noodsituatie Software- en taakbeheer ◦ Doorlopend clientbeheer ◦ Distributie van HP-systeemsoftware ◦ "Self-healing" van applicaties (het vermogen om bepaalde problemen met applicaties te herkennen en te herstellen) De software van Altiris Solutions biedt gebruiksvriendelijke functies voor softwaredistributie.
HP CCM (Client Configuration Manager) (alleen bepaalde modellen) HP CCM (Client Configuration Manager) automatiseert het beheer van software, waaronder besturingssystemen, applicaties, updates, content en instellingen, en garandeert zo dat iedere computer de juiste configuratie heeft. Met deze automatische beheeroplossingen kunt u gedurende de gehele levensduur van de computer de software beheren.
HP SSM (System Software Manager) Met HP SSM (System Software Manager) kunt u op afstand en op meerdere systemen tegelijk systeemsoftware bijwerken. Wanneer SSM wordt uitgevoerd op een clientcomputer, worden de versies van hardware en software gedetecteerd en wordt geselecteerde software bijgewerkt vanuit een centrale locatie, die filestore wordt genoemd.
Intel ME Configuration (Configuratie van Intel ME) Optie Actie Intel ME State Control (Beheer Intel ME-status) Hiermee kunt u de beheerengine inschakelen/uitschakelen. Intel ME Firmware Local Update (Lokale update Intel MEfirmware) Hiermee kunt u het lokale beheer van firmware-updates inschakelen/uitschakelen. LAN Controller Hiermee kunt u de geïntegreerde netwerkcontroller inschakelen/uitschakelen. Intel ME Features Control (Beheer Intel ME-voorzieningen) Hiermee kunt u AMT of niets inschakelen.
14 Computer Setup Computer Setup starten Computer Setup is een vooraf geïnstalleerd programma in het ROM-geheugen, dat zelfs kan worden gebruikt wanneer het besturingssysteem niet werkt of niet kan worden geladen. OPMERKING: Mogelijk worden niet alle in deze handleiding genoemde menuopties voor Computer Setup door uw computer ondersteund.
Ga als volgt te werk om de menu's van Computer Setup af te sluiten: ● Als u de menu's van Computer Setup wilt sluiten zonder wijzigingen op te slaan, klikt u op Exit (Afsluiten) en volgt u de instructies in het scherm. – of – Gebruik de tab-toets en de pijltoetsen om File (Bestand) > Ignore Changes and Exit (Wijzigingen negeren en afsluiten) te selecteren, en druk op enter.
Menu File (Bestand) Optie Actie System Information (Systeeminformatie) ● Hiermee kunt u identificatie-informatie weergeven over de computer en de accu's in het systeem. ● Hiermee kunt u informatie weergeven over de specificaties van de processor, de grootte van het geheugen, het systeem-ROM, de revisie van de videokaart, de versie van de toetsenbordcontroller en identificatienummers van voorzieningen voor draadloze communicatie.
Optie Actie Ignore Changes and Exit (Wijzigingen negeren en afsluiten) Hiermee kunt u wijzigingen annuleren die tijdens de huidige sessie zijn ingevoerd. Vervolgens wordt Computer Setup afgesloten en wordt de computer opnieuw opgestart. Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) Hiermee kunt u wijzigingen opslaan die tijdens de huidige sessie zijn ingevoerd. Vervolgens wordt Computer Setup afgesloten en wordt de computer opnieuw opgestart.
Optie Actie TPM Embedded Security (TPM geïntegreerde beveiliging) Hiermee schakelt u ondersteuning in of uit voor TPM (Trusted Platform Module) geïntegreerde beveiliging, waarmee de computer wordt beschermd tegen ongeautoriseerde toegang tot de eigenaarsfuncties in Embedded Security for ProtectTools. Raadpleeg de Help bij de ProtectTools-software voor meer informatie. OPMERKING: U moet een setupwachtwoord hebben om deze instelling te kunnen wijzigen.
Optie Actie Als ondersteuning van oudere USB-systemen is ingeschakeld, kunt u het volgende doen: ◦ Een USB-toetsenbord gebruiken in Computer Setup, ook als er geen Windows®besturingssysteem actief is. ◦ Opstarten vanaf opstartbare USB-apparaten, zoals vaste schijven, diskettestations of optische schijven die via een USB-poort met de computer zijn verbonden. ● Hiermee kunt u de functie Ventilator altijd aan bij netvoeding in- of uitschakelen (standaard ingeschakeld).
Optie Actie Built-In Device Options (Opties voor geïntegreerde apparaten) ● Hiermee kunt u de knop voor draadloze communicatie inof uitschakelen (standaard ingeschakeld). ● Hiermee kunt u het geïntegreerde WLAN-apparaat in- of uitschakelen (standaard ingeschakeld). ● Hiermee kunt u geïntegreerde radio van het WWANapparaat in- of uitschakelen (alleen bepaalde modellen, standaard ingeschakeld). ● Hiermee kunt u de geïntegreerde Bluetooth®-radio in- of uitschakelen (standaard ingeschakeld).
Optie Actie Port Options (Poortopties, alle zijn standaard ingeschakeld) OPMERKING: Alle poortopties zijn standaard ingeschakeld. ● Hiermee kunt u de Flash-medialezer in- of uitschakelen. ● Hiermee kunt u de USB-poort in- of uitschakelen. VOORZICHTIG: Als u de USB-poort uitschakelt, worden ook de MultiBay- en ExpressCard-apparaten op de geavanceerde poortreplicator uitgeschakeld. ● Hiermee kunt u de 1394-poort in- of uitschakelen. ● Hiermee kunt u het ExpressCard-slot in- of uitschakelen.
15 Back-up en herstel Gebruik het Back-upcentrum om een back-up te maken van uw afzonderlijke bestanden en mappen en uw volledige vaste schijf (alleen bepaalde modellen) of om systeemherstelpunten te maken. U kunt de back-upbestanden gebruiken om de inhoud van uw computer te herstellen als het systeem niet meer werkt.
U maakt als volgt een schermopname: 1. Geef het scherm weer dat u wilt opslaan. 2. Kopieer de schermafbeelding: Als u alleen het actieve venster wilt kopiëren, drukt u op alt+fn+prt sc. Als u het volledige scherm wilt kopiëren, drukt u op fn+prt sc. 3. Open een tekstverwerkingsdocument en selecteer Bewerken > Plakken. De schermafbeelding wordt toegevoegd aan het document. 4. ● Sla het document op.
Windows-herstelprogramma's gebruiken U herstelt als volgt informatie waarvan u een eerder een backup heeft gemaakt: 1. Selecteer Start > Alle programma's > Onderhoud > Back-upcentrum. 2. Volg de instructies op het scherm om de volledige computer (alleen bepaalde modellen) of uw bestanden te herstellen. OPMERKING: Windows kent de voorziening Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de computer te verbeteren.
U herstelt als volgt de oorspronkelijke image van de vaste schijf met f11: 1. Maak indien mogelijk een backup van al uw persoonlijke bestanden. 2. Controleer indien mogelijk of de HP herstelpartitie aanwezig is. Om de partitie op te zoeken, selecteert u Start > Computer.
Index Symbolen en getallen 1394-apparaten aansluiten 86 verwijderen 86 1394-kabel, verbinden 86 1394-poort 8, 86 A aan/uit-knop 5 aan/uit-knop van het touchpad 2, 5 aan/uit-lampje 3, 7 aan/uit-lampje van het touchpad 3 aansluiten, externe netvoedingsbron 56 aanwijsapparaten, voorkeuren instellen 33 accu plaatsen 58 verwijderen 58 Accu afvoeren 66 kalibreren 62 lage acculading 60 opbergen 66 opladen 59, 62 opnieuw opladen 65 vervangen 66 voeding besparen 65 Accu, temperatuur 66 Acculading maximaliseren 60 ac
Distributie, software 132 dockingconnector 8, 87 draadloze communicatie, bedieningselementen besturingssysteem 16 knop 16 draadloze communicatie, lampje 3, 7, 16 draadloze communicatie, pictogram 15 draadloze verbindingen 15 draadloze verbinding tot stand brengen 15 DriveLock, automatisch 141 DriveLock-wachtwoord beschrijving 113 instellen 114 invoeren 115 verwijderen 117 wijzigen 116 dvd plaatsen 46 Dvd plaatsen 88 regio-instelling wijzigen 47 verwijderen 48, 89 Dvd, regio-instelling 47 Dvd-drive 87 E Easy
interne microfoons 12, 40 internetverbinding instellen 18 J Java Card definitie 94 plaatsen 95 verwijderen 95 K kabels modem 13 Kabels 1394 86 USB 84 Kalibreren, accu 62 kennisgevingen label met kennisgevingen 14 Kennisgevingen labels met keurmerk voor draadloze communicatie 14 Keurmerk voor draadloze communicatie, label 14 knoppen aan/uit-knop van touchpad 2, 5 beeldschermontgrendeling 7 draadloze communicatie 5 EasyPoint-muisbesturing 2 geluid harder 5, 40 geluid uit 5, 40 geluid zachter 40 QuickLook 5 Qu
Opstartapparaat, netwerkkaart (NIC) 128 Opstartapparaten, inschakelen 128 Opstartopties 142 opstarttest 140 Opstartvolgorde 142 Opstartvolgorde wijzigen 130 Opties voor geïntegreerde apparaten 144 optische schijf plaatsen 46 Optische schijf plaatsen 88 verwijderen 48, 89 Optischeschijfeenheid 87 optische-schijfeenheid 9 P pictogrammen draadloze communicatie 15 netwerkstatus 15, 25 poorten 1394 8 DisplayPort 8 externe monitor 8, 44 USB 7, 9, 84 Poorten 1394 86 poortopties eSATA-poort 145 Poortopties 1394-poo
BIOS-update 125 distributie 132 herstel 132 schijfdefragmentatie 69 schijfopruiming 70 updates 133 Standaardbeveiligingsinstellingen herstellen 145 systeemdatum en -tijd instellen 140 systeemdiagnose 140 Systeemidentificatie 142 Systeeminformatie 140 Systeemventilator 143 System Configuration (Systeemconfiguratie), menu 142 U Uitschakelen, computer 67 Uitvoering uitschakelen 143 Updates, software 133 USB, ondersteuning voor oudere systemen 85, 138, 143 USB-apparaten beschrijving 84 stopzetten 85 verwijdere