HP EliteBook Notebook PC Gebruikershandleiding
© Copyright 2010 Hewlett-Packard Development Company, L.P. Bluetooth is een handelsmerk van de desbetreffende eigenaar en wordt door Hewlett-Packard Company onder licentie gebruikt. Intel en Centrino zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Intel Corporation of haar dochterondernemingen in de Verenigde Staten en andere landen. Java is een in de Verenigde Staten gedeponeerd handelsmerk van Sun Microsystems, Inc.
Kennisgeving aangaande de veiligheid WAARSCHUWING! Werk niet met de computer op uw schoot en blokkeer de ventilatieopeningen van de computer niet, om de kans op letsel door hitte of oververhitting van de computer te beperken. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat de luchtcirculatie niet wordt geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal, zoals een ernaast staande printer, of een voorwerp van zacht materiaal (zoals een kussen, een dik kleed of kleding).
iv Kennisgeving aangaande de veiligheid
Inhoudsopgave 1 Voorzieningen ................................................................................................................................................. 1 Hardware herkennen ............................................................................................................................ 1 Onderdelen aan de bovenkant ............................................................................................ 1 Aanwijsapparaten ................................................
Huidige netwerkbeveiligingscodes niet beschikbaar ......................................... 24 WLAN-verbinding is erg zwak ........................................................................... 25 Kan geen verbinding maken met de draadloze router ...................................... 25 Bekabelde verbindingen ..................................................................................................................... 26 Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN) ............................
externe-monitorpoort gebruiken ........................................................................ 42 DisplayPort gebruiken ....................................................................................... 43 Optische-schijfeenheden (alleen bepaalde modellen) ....................................................................... 44 Geïnstalleerde optische-schijfeenheid herkennen ............................................................. 44 Cd of dvd afspelen ..................................
Stap 2: schakel de energiebesparende voorzieningen uit ................................ 60 Stap 3: ontlaad de accu .................................................................................... 60 Stap 4: laad de accu volledig op ....................................................................... 61 Stap 5: schakel de energiebesparende voorzieningen weer in ......................... 61 Accuvoeding besparen ............................................................................................
8 Externe mediakaarten ................................................................................................................................... 86 SD Cards gebruiken ........................................................................................................................... 86 Digitale kaart plaatsen ....................................................................................................... 86 Digitale kaart verwijderen ..................................................
11 Software-updates ...................................................................................................................................... 118 Software-update uitvoeren ............................................................................................................... 118 BIOS bijwerken ................................................................................................................ 118 BIOS-versie bepalen ...........................................................
Besturingssysteem en programma's herstellen ............................................................... 142 Index .................................................................................................................................................................
xii
1 Voorzieningen Hardware herkennen De samenstelling van de computer verschilt per regio/land en per model. Op de afbeeldingen in dit hoofdstuk worden de standaardvoorzieningen van de meeste computermodellen weergegeven. U geeft als volgt een overzicht weer van de hardware die in de computer is geïnstalleerd: 1. Selecteer Start > Deze computer. 2. Klik in het linkerdeelvenster onder Systeemtaken op Systeeminformatie weergeven. 3. Selecteer het tabblad Hardware > Apparaatbeheer.
Onderdeel Beschrijving (4) EasyPoint-muisbesturing* Hiermee kunt u de aanwijzer (cursor) verplaatsen en onderdelen op het scherm selecteren of activeren. (5) Aan/uit-knop van het touchpad Hiermee kunt u het touchpad aan- en uitzetten. (6) Rechterknop EasyPoint-muisbesturing* Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op een externe muis. (7) Schuifzone van het touchpad Hiermee schuift u de weergave in het actieve venster op het beeldscherm omhoog of omlaag.
Lampjes Onderdeel Beschrijving (1) ● Aan: de computer staat aan. ● Knipperend: de computer staat in de standbystand. ● Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de hibernationstand. ● Aan: de computer is ingeschakeld. ● Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de stand-bystand of hibernationstand. ● Aan: de computer is ingeschakeld. ● Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de stand-bystand of hibernationstand.
Onderdeel Beschrijving (8) ● Wit: de luidspreker is ingeschakeld. ● Oranje: de luidspreker is uitgeschakeld. Lampje Geluid uit (9) Lampje Geluid zachter Knipperend: de knop Geluid zachter wordt gebruikt om het geluidsvolume te verlagen. (10) Lampje Geluid harder Knipperend: de knop Geluid harder wordt gebruikt om het geluidsvolume te verhogen.
Onderdeel Beschrijving (1) ● Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan/ uit-knop om de computer in te schakelen. ● Als de computer is ingeschakeld, drukt u op de knop om de computer uit te schakelen. Aan/uit-knop OPMERKING: Hoewel u de computer kunt afsluiten met de aan/uit-knop, is de aanbevolen procedure het gebruik van de opdracht Afsluiten van Windows. ● Als de computer in de standbystand staat, drukt u kort op de aan/uit-knop om de standbystand te beëindigen.
Toetsen Onderdeel Beschrijving (1) esc-toets Druk op deze toets in combinatie met de fn-toets om systeeminformatie weer te geven. (2) fn-toets Druk op deze toets in combinatie met een functietoets of de esctoets om veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren. (3) Windows-logotoets Hiermee geeft u het menu Start van Windows weer. (4) Windows-toepassingstoets Hiermee opent u een snelmenu voor items waarbij de aanwijzer staat.
Onderdeel Beschrijving (1) Slot voor visitekaartjes Hiermee houdt u een visitekaartje op zijn plek, zodat de webcam de gegevens op het kaartje kan vastleggen. (2) Lampje voor draadloze communicatie ● Blauw: een geïntegreerd apparaat voor draadloze communicatie, zoals een WLAN-apparaat (draadloosnetwerkadapter), de HP-module voor mobiel breedband (alleen bepaalde modellen) en/of een Bluetoothapparaat, is ingeschakeld. ● Oranje: alle apparatuur voor draadloze communicatie is uitgeschakeld.
Onderdelen aan de rechterkant Onderdeel Beschrijving (1) ExpressCard-slot Hierin kunt u optionele ExpressCards plaatsen. (2) Dockingconnector Hierop kunt u een optioneel dockingapparaat aansluiten. (3) Bevestigingspunt voor beveiligingskabel Hiermee bevestigt u een als optie verkrijgbare beveiligingskabel aan de computer. OPMERKING: Van de beveiligingskabel moet op de eerste plaats een ontmoedigende werking uitgaan.
Onderdelen aan de linkerkant OPMERKING: raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer. Onderdeel Beschrijving (1) Netvoedingsconnector Hierop kunt u een netvoedingsadapter aansluiten. (2) RJ-11-connector (modem) Hierop kunt u een modemkabel aansluiten (alleen bepaalde modellen).
Onderdelen aan de onderkant Onderdeel Beschrijving (1) Accuontgrendelingen (2) Hiermee ontgrendelt u de accu uit de accuruimte. (2) Accuruimte Hierin bevindt zich de accu. (3) Ventilatieopeningen (7) Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de interne onderdelen. OPMERKING: De ventilator van de computer wordt automatisch gestart voor luchtkoeling van de interne onderdelen van de computer en om oververhitting te voorkomen.
Onderdeel Beschrijving (7) Hierin bevindt zich een HP-draadloosbreedbandmodule (alleen bepaalde modellen) en een WLAN-module (alleen bepaalde modellen). Compartiment voor draadloze communicatie VOORZICHTIG: Vervang de module alleen door een module die is goedgekeurd voor gebruik in de computer door de overheidsinstantie die verantwoordelijk is voor de regelgeving met betrekking tot apparatuur voor draadloze communicatie in uw land/ regio.
Onderdeel Beschrijving (1) WWAN-antennes (2)* Via deze antennes worden draadloze signalen verzonden en ontvangen om te communiceren met draadloze WAN's (WWAN's, wireless wide area networks) (alleen bepaalde modellen). (2) WLAN-antennes (2)* Via deze antennes worden draadloze signalen verzonden en ontvangen om te communiceren met draadloze LAN's (WLAN's, wireless local area networks) (alleen bepaalde modellen). (3) Webcamlampje Aan: de webcam is in gebruik.
Aanvullende hardwareonderdelen Onderdeel Beschrijving (1) Netsnoer* Hiermee kunt u een netvoedingsadapter aansluiten op een stopcontact. (2) Netvoedingsadapter Hiermee wordt netvoeding omgezet in gelijkstroom. (3) Accu* Hiermee kunt u de computer op accuvoeding laten werken als de computer niet is aangesloten op een externe voedingsbron.
◦ Productnaam (1). Dit is de productnaam die aan de voorkant van de computer zichtbaar is. ◦ Serienummer (s/n) (2). Dit is een alfanumerieke identificatiecode die voor elk product uniek is. ◦ Productnummer (p/n) (3). Dit nummer biedt specifieke informatie omtrent de hardwarecomponenten van het product. Aan de hand van het productnummer kan een servicemonteur bepalen welke onderdelen er nodig zijn. ◦ Modelbeschrijving (4).
2 Netwerk (alleen bepaalde modellen) Uw computer ondersteunt 2 soorten internettoegang: ● Draadloos—Voor mobiele internettoegang kunt u een draadloze verbinding gebruiken. ● Bekabeld—U kunt toegang krijgen tot internet door in te bellen bij een serviceprovider of door verbinding te maken met een bekabeld netwerk. Draadloze verbindingen Draadloze verbinding tot stand brengen Met technologie voor draadloze communicatie worden gegevens niet via kabels maar via radiogolven doorgegeven.
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken Met de volgende voorzieningen kunt u de apparaten voor draadloze communicatie op de computer besturen.
HP Connection Manager gebruiken (alleen bepaalde modellen) U kunt HP Connection Manager gebruiken om verbinding te maken met WWAN's via de HP-module voor mobiel breedband in de computer (alleen bepaalde modellen). Om Connection Manager te starten, klikt u op het pictogram Connection Manager in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. – of – Selecteer Start > Alle programma’s > HP > HP Connection Manager. Raadpleeg de helpfunctie van de Connection Manager-software voor meer informatie.
Naarmate het netwerk groeit, kunnen aanvullende draadloze en bekabelde computers op het netwerk worden aangesloten om toegang tot internet te verkrijgen. Als u hulp nodig hebt bij het installeren van een draadloos netwerk, raadpleegt u de informatie die de routerfabrikant of uw internetprovider heeft verstrekt.
geavanceerde opties kiezen. Zonder de juiste sleutel kunnen anderen niet gebruikmaken van het draadloze netwerk. ◦ ● WPA (Wi-Fi Protected Access) maakt, net zoals WEP, gebruik van beveiligingsinstellingen om gegevens te coderen en te decoderen die via het netwerk worden verzonden.
Meer informatie over het gebruik van een WLAN is beschikbaar via de volgende bronnen: ● Informatie van uw internetprovider en de instructies van de fabrikant die bij de draadloze router en andere WLAN-apparatuur zijn geleverd. ● Informatie en koppelingen naar relevante websites in Help en ondersteuning Neem contact op met uw internetprovider of zoek op internet naar een overzicht van openbare draadloze netwerken ("hotspots") bij u in de buurt.
is geleverd. Ga naar de website van HP op http://www.hp.com/go/mobilebroadband en klik op de koppeling voor uw land of regio voor meer informatie. SIM-kaart plaatsen VOORZICHTIG: Wanneer u een SIM-kaart plaatst, moet u de kaart positioneren met de schuine hoek zoals op de afbeelding. Wanneer een SIM-kaart achterwaarts of omgekeerd wordt geplaatst, klikt de accu mogelijk niet goed op zijn plaats en kan dit schade veroorzaken aan de SIM-kaart en de SIMconnector.
9. Keer de computer weer om en sluit de externe voeding en de externe apparaten weer aan. 10. Schakel de computer in. SIM-kaart verwijderen Ga als volgt te werk om een SIM-kaart te verwijderen: 1. Sluit de computer af. Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de hibernationstand staat, zet u de computer aan door op de aan/uit-knop te drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem. 2. Sluit het beeldscherm. 3.
Draadloos Bluetooth-apparaat gebruiken Een Bluetooth-apparaat biedt draadloze communicatie binnen klein bereik, ter vervanging van fysieke kabelverbindingen waarmee elektronische apparaten, zoals de volgende, vroeger werden aangesloten: ● Computers (pc, notebook, PDA) ● Telefoons (mobiel, draadloos, smartphone) ● Weergaveapparaten (printer, camera) ● Audioapparaten (headset, luidsprekers) Bluetooth-apparaten bieden peer-to-peer mogelijkheden waarmee u een persoonlijk netwerk (PAN) van Bluetooth-appa
3. Selecteer Eigenschappen > Hardware > Apparaatbeheer > Netwerkadapters. 4. Zoek het WLAN-apparaat in de lijst met netwerkadapters. De vermelding van een WLAN-apparaat bevat de term draadloos, draadloos LAN, WLAN of 802.11. Als er geen WLAN-apparaat wordt vermeld, beschikt de computer niet over een geïntegreerd WLAN-apparaat of is het stuurprogramma van het WLAN-apparaat niet correct geïnstalleerd.
Als u nieuwe sleutels en een nieuwe SSID hebt ontvangen voor een netwerk en u eerder was verbonden met dat netwerk, gaat u als volgt te werk om verbinding te maken met het netwerk: 1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Netwerk- en Internet-verbindingen > Netwerkverbindingen. Er wordt een lijst weergegeven met de beschikbare WLAN's. Als u zich in een hotspot bevindt waar meerdere WLAN's actief zijn, worden er meerdere netwerken weergegeven. 2.
Bekabelde verbindingen Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN) Als u verbinding wilt maken met een lokaal netwerk (LAN), hebt u een 8-pins RJ-45-netwerkkabel nodig (niet meegeleverd). Als de netwerkkabel een ruisonderdrukkingscircuit (1) bevat, waarmee storing van de ontvangst van tv- en radiosignalen wordt voorkomen, sluit u de kabel aan op de computer met het uiteinde waar zich het ruisonderdrukkingscircuit bevindt (2). Ga als volgt te werk om de netwerkkabel aan te sluiten: 1.
Als de modemkabel een ruisonderdrukkingscircuit (1) bevat, waarmee storing van de ontvangst van tven radiosignalen wordt voorkomen, sluit u de kabel aan op de computer met het uiteinde waar zich het ruisonderdrukkingscircuit bevindt (2). Modemkabel aansluiten (alleen bepaalde modellen) WAARSCHUWING! Sluit geen modem- of telefoonkabel aan op een RJ-45-netwerkconnector, om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de apparatuur te beperken.
3. Steek de modemkabeladapter (3) in de telefoonaansluiting in de muur. Locatie-instelling selecteren Huidige locatieselectie weergeven Ga als volgt te werk om de huidige locatie-instelling voor het modem weer te geven: 1. Selecteer Start > Configuratiescherm. 2. Klik op Datum, tijd, taal en landinstellingen. 3. Klik op Landinstellingen. Uw locatie wordt weergegeven onder Locatie.
Ga als volgt te werk om een locatie-instelling voor het modem toe te voegen: 1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Netwerk- en Internet-verbindingen. 2. Klik in het deelvenster aan de linkerzijde op Telefoon- en modemopties. 3. Klik vervolgens op het tabblad Kiesregels. 4. Klik op Nieuw. Het venster Nieuwe locatie wordt weergegeven. 5. In het vak Locatienaam typt u een naam (zoals “thuis” of “werk”) voor de nieuwe locatie-instelling. 6. Selecteer een land of regio in de keuzelijst Land/regio.
Problemen met de reisverbinding oplossen Als u problemen ondervindt met de modemverbinding bij gebruik van de computer buiten het land of de regio waarin u de computer hebt aangeschaft, probeert u de volgende suggesties. ● Controleer het type telefoonlijn. Het modem vereist een analoge en geen digitale telefoonlijn. Een lijn die omschreven wordt als een PBX-lijn is gewoonlijk een digitale lijn.
7. Schakel het selectievakje uit voor Op kiestoon wachten voordat het nummer wordt gekozen. 8. Klik twee keer op OK.
3 Cursorbesturing en toetsenbord Cursorbesturing gebruiken Voorkeuren voor aanwijsapparaten instellen Via de eigenschappen voor de muis in Windows® kunt u de instellingen voor aanwijsapparaten aanpassen aan uw wensen. U kunt bijvoorbeeld de knopconfiguratie, kliksnelheid en opties voor de aanwijzer instellen. Selecteer Start > Configuratiescherm > Printers en andere hardware > Muis om Eigenschappen voor Muis te openen.
Toetsenbord gebruiken Toetsenbordlampje gebruiken Het toetsenbordlampje verlicht het toetsenbord van de computer als er weinig licht is. 1. Om het toetsenbordlampje te openen en aan te doen, drukt u op de knop van het toetsenbordlampje. 2. Druk nogmaals op de knop om het toetsenbordlampje in te schakelen. Sneltoetsen gebruiken Sneltoetsen zijn combinaties van de fn-toets (1) met de esc-toets (2) of met een van de functietoetsen (3).
Ga als volgt te werk om een sneltoetsopdracht uit te voeren met het toetsenbord van de computer: ● Druk kort op de fn-toets en druk vervolgens kort op de tweede toets van de sneltoetsopdracht. – of – ● Houd de fn-toets ingedrukt, druk kort op de tweede toets van de sneltoetsopdracht en laat vervolgens beide toetsen tegelijk los. sneltoets fn+esc fn+f3 Beschrijving esc Hiermee geeft u informatie weer over de hardwareonderdelen en het versienummer van het systeem-BIOS.
kunt u op de QuickLook-knop van de computer drukken om deze informatie te bekijken zonder te hoeven wachten tot het besturingssysteem is opgestart. Met QuickLook 3 kunt u contactgegevens, agendagegevens, e-mailgegevens en taken beheren zonder de computer te hoeven opstarten. OPMERKING: QuickLook 3 ondersteunt de standbystand of de hibernationstand in Windows niet. Raadpleeg de helpfunctie van de QuickLook 3-software voor meer informatie over het configureren en gebruiken van QuickLook 3.
Geïntegreerd numeriek toetsenblok gebruiken U kunt de vijftien toetsen van het geïntegreerde numerieke toetsenblok op dezelfde manier gebruiken als de toetsen van een extern toetsenblok. Wanneer het geïntegreerde numerieke toetsenblok is ingeschakeld, voert u met elke toets van dit toetsenblok de functie uit die wordt aangegeven door het pictogram in de rechterbovenhoek van de toets.
Maak het toetsenbord regelmatig schoon om te voorkomen dat toetsen blijven hangen en om stof, pluis en vuildeeltjes te verwijderen, zodat deze niet vast komen te zitten onder de toetsen. U kunt een spuitbus met perslucht en een rietje gebruiken om lucht om en onder de toetsen te blazen en vuil te verwijderen.
4 Multimedia Multimediavoorzieningen De computer bevat multimediavoorzieningen waarmee u muziek kunt beluisteren, naar films kunt kijken en afbeeldingen en foto's kunt bekijken.
Onderdeel Beschrijving (1) Webcam Hiermee kunt u audio en videobeelden vastleggen en foto's maken. (2) Interne microfoons (2) Hiermee neemt u geluid op. OPMERKING: De interne microfoons gebruiken een technologie met twee arrays, die zorgt voor een betere opname van spraak en omgevingsgeluiden onderdrukt. (3) Knop Geluid harder Hiermee verhoogt u het geluidsvolume. (4) Knop Geluid zachter Hiermee verlaagt u het geluidsvolume.
Audio Uw computer biedt de mogelijkheid uiteenlopende audiovoorzieningen te gebruiken: ● Muziek afspelen via de computerluidsprekers en/of aangesloten externe luidsprekers ● Geluid opnemen met de interne microfoons of een optionele externe microfoon ● Muziek downloaden van internet; ● Multimediapresentaties maken met beeld en geluid; ● Beeld en geluid overbrengen met expresberichtenprogramma's; ● Radioprogramma's als audiostream ontvangen (alleen bepaalde modellen) of FM-radiosignalen ontvangen;
– of – a. Dubbelklik op het pictogram Volume in het systeemvak. b. In de kolom Hoofdvolume zet u het geluid harder of zachter door de schuifregelaar Volume omhoog of omlaag te bewegen. U kunt ook de balans aanpassen of het geluid uitschakelen. Als het pictogram Volume niet in het systeemvak staat, plaatst u het als volgt in het systeemvak: ● a. Selecteer Start > Configuratiescherm > Spraak, geluid en geluidsapparaten > Geluiden en audioapparaten > tabblad Volume. b.
Audiofuncties controleren U controleert het systeemgeluid van de computer als volgt: 1. Selecteer Start > Configuratiescherm. 2. Selecteer Spraak, geluid en geluidsapparaten > Geluiden en audioapparaten. 3. Wanneer het venster Eigenschappen voor Geluiden en audioapparaten verschijnt, klikt u op de tab Geluiden. Selecteer onder Programmagebeurtenissen de gewenste vorm van geluid, zoals een pieptoon of een alarmsignaal, en klik op de knop Afspelen.
▲ Sluit de kabel van het apparaat aan op de externe-monitorpoort om een VGA-weergaveapparaat aan te sluiten. OPMERKING: Als een extern weergaveapparaat op de juiste wijze is aangesloten maar geen beeld geeft, drukt u op fn+f4 om het beeld naar het apparaat te schakelen. Druk herhaaldelijk op fn+f4 om te schakelen tussen weergave op het computerbeeldscherm en het externe weergaveapparaat.
Optische-schijfeenheden (alleen bepaalde modellen) Geïnstalleerde optische-schijfeenheid herkennen ▲ Selecteer Start > Deze computer. U ziet een lijst met alle apparaten die zijn geïnstalleerd op de computer, waaronder de optischeschijfeenheid. Cd of dvd afspelen 1. Zet de computer aan. 2. Druk op de ejectknop (1) op het voorpaneel van de optische-schijfeenheid om de lade te openen. 3. Trek de lade uit (2). 4.
Regio-instelling voor dvd's wijzigen De meeste dvd's met auteursrechtelijk beschermde bestanden bevatten ook regiocodes. Regiocodes zijn een hulpmiddel voor de internationale bescherming van auteursrechten. U kunt een dvd met regiocode alleen afspelen als de regiocode op de dvd overeenkomt met de regioinstelling van de dvd-drive. VOORZICHTIG: U kunt de regio-instelling van de dvd-drive slechts vijf keer wijzigen.
Ga als volgt te werk om een cd of dvd te branden: 1. Download of kopieer de bronbestanden naar een map op de vaste schijf. 2. Plaats een lege cd of dvd in de optische-schijfeenheid (alleen bepaalde modellen) of een optionele externe optische-schijfeenheid. 3. Selecteer Start > Alle programma's en selecteer de software die u wilt gebruiken. 4. Selecteer het type cd of dvd dat u wilt maken: gegevens, audio of video. 5.
Webcam OPMERKING: In dit gedeelte worden de voorzieningen beschreven die op de meeste modellen beschikbaar zijn. Mogelijk zijn niet alle voorzieningen op uw computer beschikbaar. De computer heeft een geïntegreerde webcam, die zich bovenaan het beeldscherm bevindt. Met de vooraf geïnstalleerde software kunt u met behulp van de webcam foto's maken en video en audio opnemen. U kunt een voorbeeld van de foto of de video- of audio-opname weergeven en deze opslaan op de vaste schijf.
● Sharpness (Scherpte): de definitie van randen in een beeld. Een hogere instelling voor scherpte zorgt voor een sterker gedefinieerd beeld. Een lagere instelling voor scherpte zorgt voor een zachter beeld. ● Gamma (Kleurgamma): het contrast dat van invloed is op de middelste grijswaarden of middentonen van het beeld. Met deze optie kunt u de helderheid van de middelste grijswaarden en middentonen instellen, zonder de donkere en lichte plekken drastisch aan te passen.
3. Plaats een visitekaartje in het visitekaartjesslot aan de voorkant van de computer (1) en schuif het kaartje naar links (2) zodat dit zich recht onder de webcam bevindt. OPMERKING: Als het slot zich voor een deel voor de tekst bevindt, draait u de kaart 180 graden. Houd de tekst naar de webcam gericht. 4. Breng het beeldscherm langzaam omlaag (1) totdat het webcamlampje (2) stopt met knipperen en een geluid wordt weergegeven. Dit geeft aan dat de webcam goed is gefocust. 5.
5 Energiebeheer Opties voor energiebeheer instellen Energiebesparende standen gebruiken Standaard zijn twee energiebesparende voorzieningen ingeschakeld: de standbyvoorziening en de hibernationvoorziening. Wanneer de stand-bystand wordt geactiveerd, knipperen de aan/uit-lampjes en wordt het scherm leeggemaakt. Uw werk wordt in het geheugen opgeslagen. Het beëindigen van de stand-bystand gaat sneller dan het beëindigen van de hibernationstand.
Ga als volgt te werk om de standbystand te beëindigen: ▲ Druk op de aan/uit-knop. Wanneer de stand-bystand wordt beëindigd gaan de aan/uit-lampjes branden en verschijnt uw werk op het scherm op het punt waar u was gestopt met werken en de stand-bystand werd geactiveerd. OPMERKING: Als u heeft ingesteld dat een wachtwoord nodig is om de standbystand te beëindigen, moet u uw Windows-wachtwoord opgeven voordat uw werk weer op het scherm verschijnt.
Ga als volgt te werk om het pictogram Energiemeter uit het systeemvak te verwijderen: 1. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Energiemeter in het systeemvak en klik vervolgens op Eigenschappen van energiebeheer aanpassen. 2. Klik op het tabblad Geavanceerd. 3. Schakel de optie Pictogram altijd in het systeemvak weergeven uit. 4. Klik op Toepassen en vervolgens op OK. U geeft als volgt het pictogram Energiemeter weer in het systeemvak: 1.
– of – a. Selecteer Start > Configuratiescherm > Prestaties en onderhoud > Energiebeheer. b. Selecteer een energiebeheerschema in de lijst met Energiebeheerschema’s. c. Klik op OK. Energiebeheerschema’s aanpassen 1. Selecteer Start > Configuratiescherm > Prestaties en onderhoud > Energiebeheer. 2. Selecteer een energiebeheerschema in de lijst met Energiebeheerschema’s. 3. Wijzig indien nodig de instellingen voor Netstroom en Accustroom. 4. Klik op OK.
Als u de computer loskoppelt van externe netvoeding, gebeurt het volgende: ● De computer schakelt over op accuvoeding. ● De helderheid van het beeldscherm wordt automatisch verlaagd om accuvoeding te besparen. Als u de helderheid van het beeldscherm wilt verhogen, drukt u op de sneltoets fn+f10 of sluit u de netvoedingsadapter opnieuw aan.
OPMERKING: De helderheid van het beeldscherm wordt verlaagd om accuvoeding te besparen wanneer u de computer loskoppelt van de netvoeding. Als u de helderheid van het beeldscherm wilt verhogen, drukt op de hotkey fn+f10 of sluit u de netvoedingsadapter opnieuw aan. U kunt een accu in de computer laten zitten of de accu verwijderen en opbergen. Dit is afhankelijk van de manier waarop u de computer gebruikt.
2. Schuif de accu in de accuruimte (1) totdat de accu goed op zijn plaats zit. De accuvergrendelingen (2) vergrendelen de accu automatisch. U verwijdert de accu als volgt: 1. Leg de computer ondersteboven op een vlak oppervlak neer, met de accuruimte naar u toe. 2. Verschuif de linkeraccuvergrendeling (1) totdat deze vastklikt. 3. Verschuif de rechteraccu-ontgrendeling (2) om de accu te ontgrendelen. 4. Verwijder de accu (3).
De accu wordt opgeladen wanneer de computer is aangesloten op een externe voedingsbron via een netvoedingsadapter, een optionele voedingsadapter of een optioneel dockingapparaat. De accu wordt opgeladen ongeacht of de computer in gebruik is of uit staat, maar het opladen verloopt sneller wanneer de computer is uitgeschakeld. Het opladen kan langer duren wanneer de accu nieuw is, langer dan twee weken niet is gebruikt of veel warmer of kouder is dan de normale kamertemperatuur.
Lage acculading herkennen Als een accu die de enige voedingsbron van de computer is bijna leeg is, gaat het acculampje knipperen. Als u niets onderneemt wanneer de accu bijna leeg is, wordt het niveau van de acculading kritiek en gaat het acculampje snel knipperen. Wanneer de acculading een kritiek laag niveau bereikt, gebeurt het volgende: 58 ● Als de hibernationvoorziening is ingeschakeld en de computer aanstaat of in de standbystand staat, wordt de hibernationstand geactiveerd.
Problemen met lage acculading verhelpen VOORZICHTIG: Wacht met het herstellen van de voeding totdat de aan/uit-lampjes uit zijn. Zo beperkt u het risico van gegevensverlies wanneer de hibernationstand is geactiveerd doordat het ladingsniveau van de accu in de computer kritiek laag is geworden.
Ga als volgt te werk om de accu volledig op te laden: 1. Plaats de accu in de computer. 2. Sluit de computer aan op een netvoedingsadapter, optionele voedingsadapter of optioneel dockingapparaat en sluit vervolgens de adapter of het apparaat aan op een externe netvoedingsbron. Het acculampje van de computer gaat branden. 3. Zorg dat de computer op de externe voedingsbron aangesloten blijft totdat de accu volledig is opgeladen. Het acculampje van de computer gaat uit.
Stap 4: laad de accu volledig op Ga als volgt te werk om de accu op te laden: 1. Zorg dat de computer op een externe voedingsbron aangesloten blijft totdat de accu volledig is opgeladen. Wanneer de accu volledig is opgeladen, gaat het acculampje op de computer uit. U kunt de computer gewoon gebruiken terwijl de accu wordt opgeladen, maar het opladen gaat sneller wanneer de computer is uitgeschakeld. 2.
Afvoeren van afgedankte accu's WAARSCHUWING! Probeer de batterij niet uit elkaar te halen, te pletten of te doorboren, zorg dat u geen kortsluiting veroorzaakt tussen de externe contactpunten en laat de batterij niet in aanraking komen met water of vuur. Zo beperkt u het risico op brand en brandwonden. Raadpleeg voor informatie over het afvoeren van afgedankte accu's de Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu.
Sluit de computer af in de volgende gevallen: ● als u de accu wilt vervangen of toegang wilt tot onderdelen in de computer; ● als u externe hardware aansluit die niet op een USB-poort kan worden aangesloten; ● als u de computer langere tijd niet gebruikt en loskoppelt van de externe voedingsbron.
6 Schijfeenheden Geïnstalleerde schijfeenheden herkennen Selecteer Start > Deze computer om de in de computer geïnstalleerde schijfeenheden weer te geven. Schijfeenheden hanteren Schijfeenheden zijn kwetsbare computeronderdelen, die voorzichtig moeten worden behandeld. Lees de volgende waarschuwingen voordat u schijfeenheden hanteert. Waarschuwingen die betrekking hebben op specifieke procedures worden vermeld bij de desbetreffende procedures.
Prestaties van de vaste schijf verbeteren Schijfdefragmentatie gebruiken Wanneer u de computer gebruikt, raken de bestanden op de vaste schijf gefragmenteerd. Met Schijfdefragmentatie worden de gefragmenteerde bestanden en mappen samengevoegd op de vaste schijf zodat het systeem efficiënter werkt. Nadat u Schijfdefragmentatie heeft gestart, werkt deze toepassing zelfstandig verder.
Status van HP 3D DriveGuard herkennen Het schijflampje op de computer brandt oranje om aan te geven dat de schijfeenheid is geparkeerd. Als u wilt achterhalen of schijfeenheden worden beschermd en of een schijfeenheid is geparkeerd, kijkt u naar het pictogram dat wordt weergegeven in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. ● Als de HP 3D DriveGuard software is ingeschakeld, wordt er een groen vinkje weergegeven over het pictogram van de vasteschijfeenheid.
of virusinfectie. De RAID-oplossing van HP heeft ook voordelen voor computergebruikers die vaak met grote bestanden werken en die de opslagcapaciteit van hun computer willen verbeteren. Voor aanvullende informatie over RAID raadpleegt u de gebruikershandleiding bij RAID in Help en ondersteuning. Vaste schijf vervangen De computer heeft één of twee vaste schijven – een 1,8-inch vaste schijf en/of een 2,5-inch vaste schijf.
9. Verwijder de 2 schroeven van het afdekplaatje van de vaste schijf (1). 10. Til de rechterkant van de vaste-schijfafdekking (2) op en schuif deze van de computer weg (3). 11. Til de rechterkant van de vaste schijf (1) op en verwijder deze uit de vaste-schijfruimte (2).
12. Verwijder de rubberen bescherming uit de vaste schijf. 13. Haal de vaste-schijfconnector uit de vaste schijf.
Ga als volgt te werk om een 1,8-inch vaste schijf te installeren: 1. Plaats de vaste-schijfconnector terug. 2. Plaats de rubberen bescherming terug. OPMERKING: Let er bij het terugplaatsen van de rubberen bescherming op dat u deze met de steunen naar beneden plaatst. 3. 70 Plaats de vaste schijf in de vaste-schijfruimte (1).
4. Druk de vaste-schijfconnector omlaag (2). 5. Plaats het afdekplaatje van de vaste schijf (1) in een hoek, en draai het naar beneden (2). 6. Plaats de 2 schroeven van het afdekplaatje van de vaste schijf (3) terug. 7. Steek de lipjes (1) op het afdekplaatje van de vaste schijf in de uitsparingen op de computer. 8. Laat het afdekplaatje zakken (2) en druk op het afdekplaatje tot het op zijn plaats vastklikt.
9. Draai de 3 schroeven van het afdekplaatje van de vaste schijf vast (3). 10. Plaats de accu terug. 11. Keer de computer weer om en sluit de externe voeding en de externe apparaten weer aan. 12. Schakel de computer in. 2,5-inch vaste schijf vervangen Ga als volgt te werk om een 2,5-inch vaste schijf te vervangen: 72 1. Sla uw werk op. 2. Schakel de computer uit en sluit het beeldscherm. 3. Ontkoppel alle randapparatuur die op de computer is aangesloten. 4.
8. Til de rand van het afdekplaatje van het geheugenmodulecompartiment (2) met uw vinger of een schroevendraaier op om het open te maken, en verwijder het afdekplaatje van de computer (3). 9. Verwijder de 6 schroeven van de vaste-schijfdrager.
10. Schuif de vaste-schijfdrager voorzichtig uit de vaste-schijfruimte. 11. Ga als volgt te werk om de vaste schijf van de vaste-schijfdrager te halen: 74 a. Koppel de ZIFF-connector (1) en de lintkabel (2) los. b. Verwijder de 2 schroeven boven op de vaste-schijfdrager (1).
c. Verwijder de 2 schroeven aan beide kanten van de vaste-schijfdrager (2). d. Til de achterkant van de vaste schijf (1) op en schuif deze van de vaste-schijfdrager (2) af. OPMERKING: Hiermee koppelt u de vaste schijf ook los van de USB-kaart.
Ga als volgt te werk om een 2,5-inch vaste schijf te installeren: 1. 76 Ga als volgt te werk om de vaste schijf in de vaste-schijfdrager te plaatsen: a. Plaats de vaste schijf (1) in een hoek in de vaste-schijfdrager om de USB-kaart opnieuw aan te sluiten, en duw erop om de vaste schijf vast te zetten (2). b. Plaats de 2 schroeven aan beide kanten van de vaste-schijfdrager (1) terug. c. Plaats de 2 schroeven boven op de vaste-schijfdrager (2) terug.
d. 2. Sluit de ZIFF-connector (1) en de lintkabel (2) weer aan. Plaats de vaste-schijfdrager in de vaste-schijfruimte en druk de vaste schijf aan totdat deze stevig vastzit.
78 3. Plaats de 6 schroeven van de vaste-schijfdrager weer terug. 4. Plaats het afdekplaatje van het geheugenmodulecompartiment met de lipjes (1) in de uitsparingen in de computer. 5. Laat het afdekplaatje zakken (2) en druk op het afdekplaatje tot het op zijn plaats vastklikt. 6. Draai de 3 schroeven van het afdekplaatje van het geheugenmodulecompartiment vast (3). 7. Plaats de accu terug. 8. Keer de computer weer om en sluit de externe voeding en de externe apparaten weer aan. 9.
7 Externe apparatuur USB-apparaat gebruiken USB (Universal Serial Bus) is een hardwarematige interface waarmee een optioneel extern apparaat, zoals een USB-toetsenbord, -muis, -schijfeenheid, -printer, -scanner of -hub kan worden aangesloten op de computer of op een optioneel dockingproduct. Voor bepaalde USB-apparatuur is extra ondersteunende software nodig. Deze wordt meestal met het apparaat meegeleverd. Raadpleeg de instructies van de fabrikant voor meer informatie over apparaatspecifieke software.
USB-apparaat verwijderen VOORZICHTIG: Gebruik de volgende procedure voor het veilig verwijderen van het USB-apparaat, om te voorkomen dat informatie verloren gaan of het systeem vastloopt. VOORZICHTIG: Trek niet aan de kabel om een USB-apparaat los te koppelen, om beschadiging van de USB-connector te voorkomen. Ga als volgt te werk om een USB-apparaat te verwijderen: 1. Dubbelklik op het pictogram Hardware veilig verwijderen in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
Voor bepaalde 1394-apparatuur is extra ondersteunende software nodig. Deze wordt meestal bij het apparaat geleverd. Raadpleeg de instructies van de fabrikant voor meer informatie over apparaatspecifieke software. De 1394-poort ondersteunt ook IEEE 1394a-apparaten. 1394-apparaat aansluiten VOORZICHTIG: Gebruik niet te veel kracht bij het aansluiten van een 1394-apparaat, om beschadiging van de connectoren van de 1394-poort te voorkomen.
Dockingconnector gebruiken Via de dockingconnector kunt u een optioneel dockingapparaat op de computer aansluiten, zodat extra poorten en connectoren met de computer kunnen worden gebruikt. Externe schijfeenheden gebruiken Verwisselbare externe schijfeenheden bieden u meer mogelijkheden voor het opslaan en gebruiken van informatie. U kunt een USB-schijfeenheid toevoegen door de schijfeenheid aan te sluiten op een USB-poort op de computer.
Als u een extern apparaat zonder eigen voeding wilt loskoppelen van de computer, zet u het apparaat uit en koppelt u het daarna los van de computer. Om een extern apparaat met eigen voeding los te koppelen, schakelt u het apparaat uit. Koppel het apparaat los van de computer en haal daarna het netsnoer uit het stopcontact.
5. Druk de schijf voorzichtig op de as van de lade totdat de schijf vastklikt (3). 6. Sluit de lade. Optische schijf (cd of dvd) verwijderen Er zijn twee manieren om een schijf te verwijderen, afhankelijk van of de lade normaal opengaat of niet. Als de lade opengaat 1. Druk op de ejectknop (1) op de schijfeenheid om de lade te ontgrendelen en trek de lade voorzichtig zo ver mogelijk uit (2). 2.
Als de lade niet opengaat 1. Steek het uiteinde van een paperclip (1) in de ontgrendelingsopening in het voorpaneel van de schijfeenheid. 2. Druk voorzichtig op de paperclip om de lade te ontgrendelen en trek de lade vervolgens zo ver mogelijk uit (2). 3. Verwijder de schijf uit de lade door voorzichtig op de as te drukken terwijl u de schijf aan de randen optilt (3). Houd de schijf bij de randen vast en raak het oppervlak niet aan.
8 Externe mediakaarten SD Cards gebruiken Met optionele digitale kaarten kunt u gegevens veilig opslaan en gemakkelijk uitwisselen. Deze kaarten worden vaak gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen computers of tussen een computer en apparatuur met digitale media, zoals camera's en pda's.
Ga als volgt te werk om een digitale kaart te verwijderen: 1. Sla uw gegevens op en sluit alle applicaties die gebruikmaken van de digitale kaart. OPMERKING: Als u een gegevensoverdracht wilt stoppen, klikt u op Annuleren in het kopieervenster van het besturingssysteem. 2. Ga als volgt te werk om de digitale kaart te stoppen: a. Dubbelklik op het pictogram Hardware veilig verwijderen in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
In het ExpressCard-slot kan een beschermplaatje zijn geplaatst. Ga als volgt te werk om het beschermplaatje te verwijderen: 1. Druk het beschermplaatje (1) iets naar binnen om het te ontgrendelen. 2. Haal het plaatje uit het slot (2). Ga als volgt te werk om een ExpressCard te plaatsen: 1. Houd de kaart met het label naar boven en de connectoren naar de computer gericht. 2. Plaats de kaart voorzichtig in het ExpressCard-slot en druk de kaart aan tot deze stevig op zijn plaats zit.
Ga als volgt te werk om een ExpressCard te verwijderen: 1. Sla uw gegevens op en sluit alle toepassingen die gebruikmaken van de ExpressCard. OPMERKING: Als u een gegevensoverdracht wilt stoppen, klikt u op Annuleren in het kopieervenster van het besturingssysteem. 2. Ga als volgt te werk om de ExpressCard te stoppen: a. Dubbelklik op het pictogram Hardware veilig verwijderen in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
Smart Card plaatsen Ga als volgt te werk om een Smart Card te plaatsen: 1. Houd het kaartlabel naar boven en schuif de kaart voorzichtig in de Smart Card-lezer tot de kaart goed op zijn plaats zit. 2. Volg de instructies op het scherm om u aan te melden op de computer met behulp van de pincode van de Smart Card. Smart Card verwijderen Ga als volgt te werk om een Smart Card te verwijderen: ▲ 90 Pak de Smart Card bij de zijkanten vast en trek de kaart voorzichtig uit de Smart Card-lezer.
9 Geheugenmodules De computer heeft twee geheugenmodulecompartimenten. Het primaire geheugenmodulecompartiment bevindt zich onder het toetsenbord. Het compartiment voor de geheugenuitbreidingsmodule bevindt zich aan de onderkant van de computer. De geheugencapaciteit van de computer kan worden uitgebreid door een geheugenmodule toe te voegen aan het vrije slot voor een geheugenuitbreidingsmodule, of door de bestaande module in het slot voor de primaire geheugenmodule te upgraden.
8. Til de rand van het afdekplaatje van het geheugenmodulecompartiment (2) met uw vinger of een schroevendraaier op om het open te maken, en verwijder het afdekplaatje van de computer (3). OPMERKING: Als er geen module in het slot zit, slaat u stap 9 over en gaat u verder met stap 10. 9. Verwijder de geheugenmodule als volgt: a. Trek de borgklemmetjes aan beide zijden van de geheugenmodule weg (1). De geheugenmodule komt omhoog.
10. U plaatst een geheugenmodule als volgt: VOORZICHTIG: Houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan de module te voorkomen. Raak de onderdelen op de geheugenmodule niet aan en buig de geheugenmodule niet. a. Breng de inkeping (1) in de geheugenmodule op één lijn met het nokje van het geheugenmoduleslot. b. Druk de module (2) onder een hoek van 45 graden ten opzichte van het geheugenmodulecompartiment in het geheugenmoduleslot totdat de module goed op zijn plaats zit. c.
13. Draai de 3 schroeven van het afdekplaatje van het geheugenmodulecompartiment vast (3). 14. Plaats de accu terug. 15. Keer de computer weer om en sluit de externe voeding en de externe apparaten weer aan. 16. Zet de computer aan. Geheugenmodule in het slot voor de primaire geheugenmodule upgraden U kunt als volgt een geheugenmodule in het slot voor de primaire geheugenmodule upgraden: 1. Sla uw werk op. 2. Schakel de computer uit en sluit het beeldscherm.
8. Til de rand van het afdekplaatje van de vaste schijf (2) met uw vinger of een schroevendraaier op om het open te maken, en verwijder het afdekplaatje van de computer (3). 9. Verwijder de 3 schroeven op het schakelaarafdekplaatje (1). 10. Draai de 4 schroeven voor toegang tot het toetsenbord (2) los. 11. Draai de computer weer om en open het beeldscherm.
12. Til het schakelaarafdekplaatje voorzichtig van het toetsenbord weg. 13. Til voorzichtig de bovenrand van het toetsenbord (1) op en trek het toetsenbord omhoog (2). OPMERKING: Als de linkerkant van het toetsenbord eerder loskomt dan de rechterkant, trekt u het toetsenbord voorzichtig naar links om de rechterkant los te maken. 14. Til voorzichtig de grote kabelconnector (1) op en trek de kabel weg (2) om deze los te maken.
15. Til voorzichtig de kleine kabelconnector (3) op en trek de kabel weg (4) om deze los te maken. 16. Kantel het toetsenbord tot het op de polssteun van de computer ligt. 17. Verwijder de schroef van het afdekplaatje van het geheugenmodulecompartiment (1). 18. Verwijder het afdekplaatje van het geheugenmodulecompartiment (2). 19. Verwijder de geheugenmodule als volgt: a. Trek de borgklemmetjes aan beide zijden van de geheugenmodule weg (1). De geheugenmodule komt omhoog.
b. Pak de geheugenmodule aan de rand vast (2) en trek de module voorzichtig uit het geheugenmoduleslot. Bewaar een verwijderde geheugenmodule in een antistatische verpakking om de module te beschermen. 20. U plaatst een geheugenmodule als volgt: VOORZICHTIG: Houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan de module te voorkomen. Raak de onderdelen op de geheugenmodule niet aan en buig de geheugenmodule niet. 98 a.
c. Kantel de geheugenmodule (3) voorzichtig naar beneden, waarbij u drukt op de linker- en rechterrand van de module, totdat de borgklemmetjes vastklikken. 21. Plaats het afdekplaatje van het geheugenmodulecompartiment (1) terug. 22. Draai de schroef van het afdekplaatje van het geheugenmodulecompartiment vast (2). 23. Plaats de grote kabel (1) weer in de kabelconnector en duw de kabelconnector vervolgens omlaag tot deze op zijn plaats vastklikt (2).
24. Plaats de kleine kabel (3) weer in de kabelconnector en duw de kabelconnector vervolgens omlaag tot deze op zijn plaats vastklikt (4). 25. Lijn de inkepingen van het toetsenbord uit met de nokjes in het toetsenbordslot (1) en kantel het toetsenbord weer in het toetsenbordslot (2).
26. Lijn het schakelaarafdekplaatje uit en druk vervolgens op de plaats van het schakelaarafdekplaatje tot het op zijn plaats vastklikt. OPMERKING: Als het afdekplaatje van de beeldschermschakelaar niet helemaal vlak is, verwijdert u het en herhaalt u deze stap. 27. Sluit het beeldscherm. 28. Leg de computer ondersteboven op een vlak oppervlak. 29. Draai de 4 schroeven voor toegang tot het toetsenbord (1) vast. 30. Plaats de 3 schroeven van het schakelaarafdekplaatje terug (2). 31.
33. Draai de 3 schroeven van het afdekplaatje van de vaste schijf vast (3). 34. Plaats de accu terug. 35. Keer de computer weer om en sluit de externe voeding en de externe apparaten weer aan. 36. Zet de computer aan.
10 Beveiliging Computer beschermen OPMERKING: Van beveiligingsfuncties moet op de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Dergelijke maatregelen kunnen echter niet altijd voorkomen dat een product verkeerd wordt gebruikt of gestolen. OPMERKING: In sommige landen of regio’s ondersteunt de computer CompuTrace, een online service voor opsporing en herstel in het kader van beveiliging. Als de computer wordt gestolen, kan CompuTrace deze opsporen wanneer de onbevoegde gebruiker internet op gaat.
Wachtwoorden gebruiken De meeste beveiligingsfuncties maken gebruik van een wachtwoord. Noteer een wachtwoord nadat u het heeft ingesteld en bewaar het op een veilige plaats uit de buurt van de computer. Op wachtwoorden zijn onderstaande overwegingen van toepassing: ● Het instelwachtwoord en het DriveLock-wachtwoord worden ingesteld in Computer Setup en beheerd door het systeem-BIOS. ● Het wachtwoord voor geïntegreerde beveiliging is een wachtwoord van HP ProtectTools Security Manager.
BIOS-beheerderswachtwoorden Functie DriveLock-hoofdwachtwoord Beveiligt de toegang tot de interne vaste schijf die wordt beschermd door DriveLock. Het wordt tevens gebruikt om de DriveLock beveiliging te verwijderen. Dit wachtwoord wordt ingesteld onder DriveLock wachtwoorden tijdens het inschakelproces. DriveLock-gebruikerswachtwoord Beveiligt de toegang tot de interne vaste schijf die wordt beschermd door DriveLock en wordt ingesteld onder DriveLock wachtwoorden tijdens het inschakelproces.
BIOS-beheerderswachtwoord beheren Het BIOS-beheerderswachtwoord wordt ingesteld, gewijzigd en verwijderd in Computer Setup. U stelt dit wachtwoord in Computer Setup als volgt in: 1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor het startmenu) onderaan het scherm verschijnt. 2. Druk op f10 om naar Computer Setup (Computerinstellingen) te gaan. 3.
5. Wanneer u wordt gevraagd om het nieuwe wachtwoord, laat u het vak leeg en drukt u op enter. 6. Lees de waarschuwing. Selecteer YES (JA) om verder te gaan. 7. Wanneer u wordt gevraagd uw nieuwe wachtwoord opnieuw te typen, laat u het vak leeg en drukt u op enter. 8. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup (Computerinstellingen) af te sluiten, klikt u op Save (Opslaan) en volgt u de instructies op het scherm.
BIOS-beheerderswachtwoord invoeren Typ achter de prompt BIOS administrator password (BIOS-beheerderswachtwoord) uw wachtwoord (met dezelfde soort toetsen als waarmee u het wachtwoord heeft ingesteld) en druk op enter. Als u drie keer het verkeerde BIOS-beheerderswachtwoord heeft ingevoerd, moet u de computer opnieuw opstarten voordat u het opnieuw kunt proberen.
DriveLock-wachtwoord instellen Ga als volgt te werk om een DriveLock-wachtwoord in te stellen in Computer Setup: 1. Schakel de computer in en druk op esc wanneer de melding ‘Press the ESC key for Startup Menu’ (Druk op esc om het opstartmenu te openen) onder in het scherm wordt weergegeven. 2. Druk op f10 om naar Computer Setup (Computerinstellingen) te gaan. 3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > DriveLock Password (DriveLock-wachtwoord) en druk op enter.
DriveLock-wachtwoord invoeren Zorg ervoor dat de vaste schijf in de computer zelf is ondergebracht (niet in een optioneel dockingapparaat of externe MultiBay). Wanneer u wordt gevraagd een DriveLock-wachtwoord op te geven, typt u het gebruikerswachtwoord of het hoofdwachtwoord (met hetzelfde type toetsen als waarmee u het wachtwoord heeft ingesteld). Druk daarna op enter. Als u twee keer het verkeerde wachtwoord heeft ingevoerd, moet u de computer uitschakelen en het opnieuw proberen.
DriveLock-wachtwoord wijzigen Ga als volgt te werk om een DriveLock-wachtwoord te wijzigen in Computer Setup: 1. Schakel de computer in en druk op esc wanneer de melding ‘Press the ESC key for Startup Menu’ (Druk op esc om het opstartmenu te openen) onder in het scherm wordt weergegeven. 2. Druk op f10 om naar Computer Setup (Computerinstellingen) te gaan. 3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > DriveLock Password (DriveLock-wachtwoord) en druk op enter. 4.
DriveLock-beveiliging verwijderen Ga als volgt te werk om de DriveLock-beveiliging te verwijderen in Computer Setup: 1. Schakel de computer in en druk op esc wanneer de melding ‘Press the ESC key for Startup Menu’ (Druk op esc om het opstartmenu te openen) onder in het scherm wordt weergegeven. 2. Druk op f10 om naar Computer Setup (Computerinstellingen) te gaan. 3.
Selecteer met de pijltoetsen File (Bestand) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en druk vervolgens op enter. Beveiliging met Automatische DriveLock verwijderen Ga als volgt te werk om de DriveLock-beveiliging te verwijderen in Computer Setup: 1. Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer de melding ‘Press the ESC key for Startup Menu’ (Druk op esc om het opstartmenu te openen) onder in het scherm wordt weergegeven. 2.
– of – Gebruik de pijltoetsen om de optie te markeren en druk op enter. 6. Als u een optie opnieuw wilt inschakelen, gebruikt u een aanwijsapparaat om het vakje naast de optie in te schakelen. – of – Gebruik de pijltoetsen om de optie te markeren en druk op enter. 7. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup (Computerinstellingen) af te sluiten, klikt u op Save (Opslaan) en volgt u de instructies op het scherm.
3. Selecteer met de cursorbesturing of de pijltoetsen Security (Beveiliging) > System IDs (Systeemidentificatie) en druk vervolgens op enter. 4. Selecteer met de cursorbesturing of de pijltoetsen Notebook Asset Tag (Inventarisnummer notebookcomputer) of Notebook Ownership Tag (Eigendomslabel notebookcomputer) en voer vervolgens de gegevens in. 5. Druk als u klaar bent op enter. 6.
OPMERKING: In bepaalde situaties kan een firewall toegang tot spelletjes op internet blokkeren, het delen van printers of bestanden in een netwerk tegenhouden of toegestane bijlagen bij e-mailberichten blokkeren. U kunt dit probleem tijdelijk oplossen door de firewall uit te schakelen, de gewenste taak uit te voeren en de firewall weer in te schakelen.
3. Steek het kabelslot in het slot voor de beveiligingskabel op de computer (3) en vergrendel het kabelslot met de sleutel. OPMERKING: Uw computer kan er anders uitzien dan de afgebeelde computer. De locatie van het beveiligingskabelslot verschilt per computermodel.
11 Software-updates Software-update uitvoeren Updates van de software die bij de computer is geleverd, zijn beschikbaar via het hulpprogramma HP Update of op de website van HP. Het hulpprogramma HP Update zoekt automatisch naar software-updates van HP. Het hulpprogramma wordt met een bepaald interval uitgevoerd en biedt een lijst met ondersteuningsmeldingen, zoals verbeteringen van de beveiliging en optionele updates van software en stuurprogramma's.
BIOS-versie bepalen Informatie over de BIOS-versie (ook wel ROM-datum of systeem-BIOS genoemd) kunt u weergeven door te drukken op fn+esc (als Microsoft Windows® al is gestart) of door gebruik te maken van het programma Computer Setup. Ga als volgt te werk om BIOS-informatie weer te geven in het programma Computer Setup: 1.
BIOS-update downloaden VOORZICHTIG: Ter voorkoming van schade aan de computer of een mislukte installatie, wordt u aangeraden een BIOS-update alleen te downloaden en te installeren wanneer de computer met de netvoedingsadapter is aangesloten op een betrouwbare externe voedingsbron. Download of installeer een BIOS-update niet wanneer de computer op accuvoeding werkt of wanneer de computer is aangesloten op een optioneel dockingapparaat of een optionele voedingsbron.
De installatie van het BIOS begint. 5. Volg de instructies op het scherm om de installatie te voltooien. OPMERKING: Nadat op het scherm wordt aangegeven dat de installatie is geslaagd, kunt u het gedownloade bestand van de vaste schijf verwijderen. Applicaties en stuurprogramma's bijwerken 1. Open uw webbrowser, ga naar http://www.hp.com/support en selecteer vervolgens uw land/regio. 2.
(Software voor alle ondersteunde modellen weergeven). Als u HP SoftPaq Download Manager al eerder heeft gebruikt, gaat u door naar stap 3. a. Selecteer uw besturingssysteem- en taalfilters in het venster Configuration Options (Configuratie-opties). Middels de filters beperkt u het aantal opties dat wordt weergegeven in het deelvenster Product Catalog (Productcatalogus).
12 MultiBoot Opstartvolgorde van apparaten Als de computer wordt opgestart, probeert het systeem op te starten vanaf ingeschakelde opstartapparaten. Het hulpprogramma MultiBoot, dat standaard is ingeschakeld, bepaalt de volgorde waarin het systeem een opstartapparaat selecteert. Bij opstartapparaten kan het gaan om optischeschijfeenheden, diskettedrives, een netwerkkaart (NIC), vaste schijven of USB-apparaten.
3. Als u opstartmedia in USB-stations of in stations in een optioneel dockingapparaat wilt inschakelen, gebruikt u een aanwijsapparaat of de pijltoetsen om System Configuration (Systeemconfiguratie) > Device Configurations (Apparaatconfiguraties) te selecteren. Controleer of het vakje naast USB legacy support (Ondersteuning voor oudere USB) is ingeschakeld. OPMERKING: De optie USB Port (USB-poort) moet zijn ingeschakeld om USB legacy support (Ondersteuning voor oudere USB) te gebruiken.
Setup. Opstarten vanaf een netwerkkaart heeft geen invloed op de logische stationstoewijzingen omdat er geen stationsaanduiding is gekoppeld aan de netwerkkaart. ● Stations in een optioneel dockingapparaat worden in de opstartvolgorde behandeld als externe USB-apparaten.
Op dynamische wijze een opstartapparaat kiezen met de f9-prompt U kunt als volgt op dynamische wijze een opstartapparaat voor de huidige opstartprocedure kiezen: 1. Open het menu Select Boot Device (Opstartapparaat selecteren) door de computer in te schakelen of opnieuw op te starten en druk vervolgens op esc wanneer ‘Press the ESC key for Startup Menu’ (Druk op Esc voor het startmenu) onder in het scherm verschijnt. 2. Druk op f9. 3.
13 Beheer Client Management Solutions gebruiken Client Management Solutions software biedt op standaarden gebaseerde oplossingen voor het beheren van clientcomputers (gebruikerscomputers), variërend van desktopcomputers en werkstations tot notebookcomputers en tablet-pc’s, in een netwerkomgeving.
Software beheren en updaten HP biedt verschillende hulpmiddelen voor het beheren en updaten van de software op clientcomputers: ● HP Client Manager voor Altiris (alleen bepaalde modellen) OPMERKING: Als u de HP Client Manager voor Altiris wilt downloaden of als u meer informatie wilt over HP Client Manager voor Altiris, raadpleegt u de website van HP op http://www.hp.com.
● ● Helpdesk en probleemoplossing ◦ Beheer van helpdesktickets ◦ Probleemoplossing op afstand ◦ Oplossing van problemen op afstand ◦ Herstel client na noodsituatie Software- en taakbeheer ◦ Doorlopend clientbeheer ◦ Distributie van HP-systeemsoftware ◦ "Self-healing" van applicaties (het vermogen om bepaalde problemen met applicaties te herkennen en te herstellen) De software van Altiris Solutions biedt gebruiksvriendelijke functies voor softwaredistributie.
HP CCM (Client Configuration Manager) (alleen bepaalde modellen) HP CCM (Client Configuration Manager) automatiseert het beheer van software, waaronder besturingssystemen, applicaties, updates, content en instellingen, en garandeert zo dat iedere computer de juiste configuratie heeft. Met deze automatische beheeroplossingen kunt u gedurende de gehele levensduur van de computer de software beheren.
HP SSM (System Software Manager) Met HP SSM (System Software Manager) kunt u op afstand en op meerdere systemen tegelijk systeemsoftware bijwerken. Wanneer SSM wordt uitgevoerd op een clientcomputer, worden de versies van hardware en software gedetecteerd en wordt geselecteerde software bijgewerkt vanuit een centrale locatie, die filestore wordt genoemd.
Intel ME Configuration (Configuratie van Intel ME) Optie Actie Intel ME State Control (Beheer Intel ME-status) Hiermee kunt u de beheerengine inschakelen/uitschakelen. Intel ME Firmware Local Update (Lokale update Intel MEfirmware) Hiermee kunt u het lokale beheer van firmware-updates inschakelen/uitschakelen. LAN Controller Hiermee kunt u de geïntegreerde netwerkcontroller inschakelen/uitschakelen. Intel ME Features Control (Beheer Intel ME-voorzieningen) Hiermee kunt u AMT of niets inschakelen.
14 Computer Setup Computer Setup starten Computer Setup is een vooraf geïnstalleerd programma in het ROM-geheugen, dat zelfs kan worden gebruikt wanneer het besturingssysteem niet werkt of niet kan worden geladen. OPMERKING: Mogelijk worden niet alle in deze handleiding genoemde menuopties voor Computer Setup door uw computer ondersteund.
Ga als volgt te werk om de menu's van Computer Setup af te sluiten: ● Als u de menu's van Computer Setup (Computerinstellingen) wilt sluiten zonder wijzigingen op te slaan, klikt u op Exit (Afsluiten) en volgt u de instructies in het scherm. – of – Gebruik de tab-toets en de pijltoetsen om File (Bestand) > Ignore Changes and Exit (Wijzigingen negeren en afsluiten) te selecteren, en druk op enter.
Menu File (Bestand) Optie Actie System Information (Systeeminformatie) ● Hiermee kunt u identificatie-informatie weergeven over de computer en de accu's in het systeem. ● Hiermee kunt u informatie weergeven over de specificaties van de processor, de grootte van het geheugen, het systeem-ROM, de revisie van de videokaart, de versie van de toetsenbordcontroller en identificatienummers van voorzieningen voor draadloze communicatie.
Optie Actie Ignore Changes and Exit (Wijzigingen negeren en afsluiten) Hiermee kunt u wijzigingen annuleren die tijdens de huidige sessie zijn ingevoerd. Vervolgens wordt Computer Setup afgesloten en wordt de computer opnieuw opgestart. Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) Hiermee kunt u wijzigingen opslaan die tijdens de huidige sessie zijn ingevoerd. Vervolgens wordt Computer Setup afgesloten en wordt de computer opnieuw opgestart.
Optie Actie TPM Embedded Security (TPM geïntegreerde beveiliging) Hiermee schakelt u ondersteuning in of uit voor TPM (Trusted Platform Module) geïntegreerde beveiliging, waarmee de computer wordt beschermd tegen ongeautoriseerde toegang tot de eigenaarsfuncties in Embedded Security for ProtectTools. Raadpleeg de Help bij de ProtectTools-software voor meer informatie. OPMERKING: U moet een setupwachtwoord hebben om deze instelling te kunnen wijzigen.
Optie Actie Als ondersteuning van oudere USB-systemen is ingeschakeld, kunt u het volgende doen: ◦ Een USB-toetsenbord gebruiken in Computer Setup, ook als er geen Windows®besturingssysteem actief is. ◦ Opstarten vanaf opstartbare USB-apparaten, zoals vaste schijven, diskettestations of optische schijven die via een USB-poort met de computer zijn verbonden. ● Hiermee kunt u de functie Ventilator altijd aan bij netvoeding in- of uitschakelen (standaard ingeschakeld).
Optie Actie Built-In Device Options (Opties voor geïntegreerde apparaten) ● Hiermee kunt u de knop voor draadloze communicatie inof uitschakelen (standaard ingeschakeld). ● Hiermee kunt u het geïntegreerde WLAN-apparaat in- of uitschakelen (standaard ingeschakeld). ● Hiermee kunt u geïntegreerde radio van het WWANapparaat in- of uitschakelen (alleen bepaalde modellen, standaard ingeschakeld). ● Hiermee kunt u de geïntegreerde Bluetooth®-radio in- of uitschakelen (standaard ingeschakeld).
Optie Actie Port Options (Poortopties, alle zijn standaard ingeschakeld) OPMERKING: Alle poortopties zijn standaard ingeschakeld. ● Hiermee kunt u de Flash-medialezer in- of uitschakelen. ● Hiermee kunt u de USB-poort in- of uitschakelen. VOORZICHTIG: Als u de USB-poort uitschakelt, worden ook de MultiBay- en ExpressCard-apparaten op de geavanceerde poortreplicator uitgeschakeld. ● Hiermee kunt u de 1394-poort in- of uitschakelen. ● Hiermee kunt u het ExpressCard-slot in- of uitschakelen.
15 Back-up en herstel Gebruik het hulpprogramma Windows Back-up (alleen bepaalde modellen) om een back-up te maken van uw bestanden en mappen of om herstelpunten te maken. U kunt de back-upbestanden gebruiken om uw computer te herstellen als het systeem niet meer werkt.
De schermafbeelding wordt toegevoegd aan het document. d. Sla het document op. Om een backup te maken met het hulpprogramma Back-up van Windows (alleen bepaalde modellen), gaat u als volgt te werk: OPMERKING: Zorg dat de computer is aangesloten op een netvoedingsbron voordat u het backupproces start. OPMERKING: Het backupproces kan meer dan een uur in beslag nemen, afhankelijk van de bestandsgrootte en de snelheid van de computer. 1.
4. Zet de computer aan. 5. Volg de instructies op het scherm om het besturingssysteem te installeren. 6. Nadat het besturingssysteem is geïnstalleerd, verwijdert u de schijf Operating System en plaatst u de schijf Driver Recovery. 7. Volg de instructies op het scherm om de stuurprogramma's en programma's te installeren.
Index Symbolen en getallen 1394-apparaten aansluiten 81 verwijderen 81 1394-kabel, verbinden 81 1394-poort 8, 81 A aan/uit-knop 5 aan/uit-knop van het touchpad 2 aan/uit-knop van touchpad 5 aan/uit-lampje 3, 7 aan/uit-lampje van het touchpad 3 aansluiten, externe netvoedingsbron 54 aanwijsapparaten, voorkeuren instellen 32 accu plaatsen 55 verwijderen 55 Accu afvoeren 62 kalibreren 59 lage acculading 57 opbergen 61 opladen 56, 59 opnieuw opladen 61 vervangen 62 voeding besparen 61 accu, ontgrendelingen 10 A
Disk Sanitizer 137 DisplayPort 8, 43 Distributie, software 127 dockingconnector 8, 82 draadloos netwerk (WLAN) aansluiten 19 bedrijfs-WLAN, verbinding 19 benodigde apparatuur 17 beveiliging 18 effectief bereik 19 openbaar WLAN, verbinding 19 draadloze communicatie, bedieningselementen besturingssysteem 16 knop 16 draadloze communicatie, lampje 3, 7, 16 draadloze communicatie, pictogram 15 draadloze verbindingen 15 draadloze verbinding tot stand brengen 15 DriveLock, automatisch 136 DriveLock-wachtwoord besc
menu System Configuration (Systeemconfiguratie) 137 navigeren en selecteren 133 Intel Anti-Theft (Intelantidiefstal) 136 Intel Centrino Protechnologie 131 Intel HT-technologie 138 interferentie minimaliseren 25 interne microfoons 12, 39 internetverbinding instellen 17 J Java Card definitie 89 plaatsen 90 verwijderen 90 K kabels modem 13 Kabels 1394 81 USB 79 Kalibreren, accu 59 kennisgevingen label met kennisgevingen 14 Kennisgevingen labels met keurmerk voor draadloze communicatie 14 Keurmerk voor draadloz
oortelefoon 39 Opbergen, accu 61 openbaar WLAN, verbinding 19 Operating System (Besturingssysteem), schijf 142 Opladen, accu 56, 59 Opstartapparaat, netwerkkaart (NIC) 123 Opstartapparaten, inschakelen 123 Opstartopties 137 opstarttest 135 Opstartvolgorde 137 Opstartvolgorde wijzigen 125 Opties voor geïntegreerde apparaten 139 optische schijf plaatsen 44 Optische schijf plaatsen 83 verwijderen 46, 84 Optischeschijfeenheid 82 optische-schijfeenheid 9 P pictogrammen draadloze communicatie 15 netwerkstatus 15
sneltoetsen beschrijving 33 gebruiken 34 sneltoetsen op toetsenbord 33 SoftPaqs, downloaden 121 SoftPaqs downloaden 121 Software applicaties en stuurprogramma's bijwerken 121 BIOS-update 120 distributie 127 herstel 127 schijfdefragmentatie 65 schijfopruiming 65 updates 128 Standaardbeveiligingsinstellingen herstellen 140 Standbystand activeren 50 beëindigen 50 systeemdatum en -tijd instellen 135 systeemdiagnose 135 Systeemidentificatie 137 Systeeminformatie 135 Systeemventilator 138 System Configuration (Sy