Operation Manual
Gegevens delen
68
•
Gegevens delen
Bluetooth
Uw telefoon is geschikt voor Bluetooth. Dit betekent dat u verbinding kunt
maken met andere Bluetooth-apparaten voor het draadloos verzenden van
gegevens. Wanneer u Bluetooth gebruikt, moet u binnen een straal van tien
meter van andere Bluetooth-apparaten blijven.
Bluetooth inschakelen
1. Op het startscherm raakt u aan.
2. Onder
DRAADLOOS EN NETWERKEN
raakt u
Bluetooth
aan.
Wanneer Bluetooth is ingeschakeld, wordt de naam van uw telefoon
weergegeven boven aan het scherm
Bluetooth
. Raak de naam aan om de
zichtbaarheid van uw telefoon in te stellen.
Als u de naam van uw telefoon wilt wijzigen, raakt u >
Naam van de
telefoon wijzig.
aan. Wanneer u klaar bent, raakt u
Naam wijzigen
aan
om de wijzigen op te slaan.
Zoeken naar en koppelen met andere Bluetooth-apparaten
Om gegevens uit te wisselen met een ander Bluetooth-apparaat, moet u
Bluetooth inschakelen op beide apparaten en de apparaten met elkaar koppelen.
1. Raak op het startscherm aan.
2. Onder
DRAADLOOS EN NETWERKEN
raakt u
Bluetooth
aan.
Uw telefoon zoekt nu naar Bluetooth-apparaten binnen het bereik.
3. Uit de lijst met gedetecteerde Bluetooth-apparaten, raakt u een apparaat aan
en volgt u de instructies op het scherm om met dit apparaat te koppelen.
Om de verbinding met een gekoppeld Bluetooth-apparaat te verbreken, raakt u
>
Koppeling ongedaan maken
aan.
Als er geen Bluetooth-verbinding tot stand kan worden gebracht tussen uw
telefoon en een ander apparaat, kan het zijn dat ze incompatibel zijn. In dat
geval zult u moeten koppelen met een ander apparaat.