GEBRUIKERSHANDLEIDING E20
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES Deze huishoudnaaimachine voldoet aan de eisen van IEC/EN 60335-2-28. Elektrische aansluiting Deze naaimachine moet worden gebruikt met het voltage dat is aangegeven op het betreffende plaatje. Opmerkingen over de veiligheid • Laat kinderen niet spelen met de naaimachine. Let goed op wanneer deze naaimachine wordt gebruikt door of in de buurt van kinderen. • Een naaimachine mag nooit zonder toezicht met de stekker in het stopcontact blijven staan.
INHOUDSOPGAVE BELANGRIJKE ONDERDELEN .......................................................................................... 4 ACCESSOIRES .................................................................................................................. 6 BEVESTIGING VAN DE DOOS MET TOEBEHOREN ........................................................ 7 MACHINE AANSLUITEN OP DE VOEDINGSSPANNING .................................................. 8 GLOEILAMPJE VERVANGEN ......................................
BELANGRIJKE ONDERDELEN 1. Draadspanningswieltje 9. 2. Persvoetdruk 10. Wieltje voor steekbreedte 3. Draadhefboom 11. Stekendisplay 4. Garenmesje 12. Hendel voor achteruit naaien 5. Naaivoetje 13. Transporteur verzinken 6. Steekplaat 14. Knoopsgathendel 7. Doos met toebehoren 8.
15. Handvat 16. Spoelas 17. Garenpen 18. Handwiel 19. Steekkeuzeknop 20. Aan/Uit knop 21. Hoofdaansluiting 22. Onderdraadgeleider 23. Bovendraadgeleider 24. Persvoetlichter 25.
ACCESSOIRES 1. Standaard naaivoetje 8. L-schroevendraaier 2. Ritsvoetje 9. Tornmesje/borsteltje 3. Cordonsteekvoetje 10. Olieflacon 4. Knoopsgatvoetje 11. Pakje naalden 5. Quiltvoetje 12. Spoeltje 6. Verstel-/borduurvoetje 13. Naadgeleider 7. Blindzoomvoetje 14.
BEVESTIGING VAN DE DOOS MET TOEBEHOREN Houd de doos met toebehoren horizontaal en duw hem in de richting van de pijl. (1) Til het deksel bij de pijlpunt op om de doos te openen.
MACHINE AANSLUITEN OP DE VOEDINGSSPANNING Let op: Zorg altijd dat de stekker uit het stopcontact is getrokken en de hoofdschakelaar op “O” staat als de machine niet wordt gebruikt of voordat u onderdelen bevestigt of verwijdert. - Sluit de machine aan op een voedingsbron, zoals afgebeeld (1/2). - De hoofdschakelaar zit boven de aansluiting. Uw machine blijft uitgeschakeld tot de schakelaar op “I“ staat. (1) - Het lampje gaat automatisch aan als de hoofdschakelaar op “I“ staat.
GLOEILAMPJE VERVANGEN Let op: Zorg dat de stekker uit het stopcontact is getrokken, voordat u de gloeilamp van de machine vervangt. Vervang het lampje door eenzelfde lampje van 10 watt (110-120V) of 15 watt (220-240V). - Draai de schroef (A) los zoals afgebeeld. (1) - Verwijder de afdekkap (B). - Draai de lamp los en draai de nieuwe in (C). (2) - Plaats de afdekkap en draai de schroef vast.
TWEESTAPS PERSVOETLICHTER Bij het naaien van verschillende lagen of dikke stoffen kan het naaivoetje nog hoger worden gezet, zodat u de stof gemakkelijker kunt plaatsen. (A) DRUK VAN HET NAAIVOETJE AFSTELLEN De druk van het naaivoetje van de machine is in de fabriek ingesteld en hoeft voor de meeste stoffen niet te worden gewijzigd (dunne of dikke stoffen). Indien de druk van het naaivoetje toch moet worden aangepast, draai dan het wieltje naar links of rechts met een muntstuk.
BEVESTIGEN VAN NAAIVOET/HOUDER Attentie: Zet de hoofdschakelaar op “O”, voor u u deze handeling uitvoert. Breng de naaivoethouder aan: Zet de naald in de hoogste stand en breng de persvoetlichter omhoog. Bevestig de naaivoetsteel/ houder (b) op de naaivoetstang (a). (1) Breng het naaivoetje aan: Breng de naaivoet/houder (b) omlaag tot de uitsparing (c) precies boven de pen (d) staat. (2) Breng de naaivoet/houder (b) omlaag, zodat het naaivoetje (f) automatisch op zijn plaats valt.
GAREN OPSPOELEN Plaats een leeg spoeltje op de spoelas. Plaats het klosje incl. vilten onderlegger op de garenpen (a). Wind het garen met de klok mee rond de schijfjes voor de onderdraadspanning. (1) Draad zoals afgebeeld in spoeltje rijgen en op de spoelas plaatsen. Duw het spoeltje naar rechts in de opspoelpositie. (2) Duw op het voetpedaal om het spoeltje op te spoelen. Het opspoelen stopt automatisch als het spoeltje vol is. Druk het spoeltje naar links in de “naaipositie” en verwijder het.
HET SPOELTJE PLAATSEN Attentie: Zet de hoofdschakelaar op “O” voordat u het spoeltje plaatst of verwijdert. Bij het plaatsen of verwijderen van het spoeltje, moet de naald helemaal omhoog staan. - Open het spoelhuisdeksel. (1) - Houd het spoelhuis in de ene hand. Plaats het spoeltje zo, dat de draad met de klok mee loopt (pijl). (2) - Trek de draad onder de spanveer (3) door. - Houd het spoelhuis vast bij het scharnierlipje. (4) - Plaats het spoelhuis en laat het lipje los.
DE NAALD VERVANGEN (SYSTEEM 130/705H) Let op: Zet de hoofdschakelaar op “O” voordat u de naald plaatst of verwijdert. Vervang de naald direct, zodra de draad breekt of steken worden overgeslagen. Kies een naald in de juiste maat, die past bij de stof die u naait. Draai het handwiel naar u toe tot de naald in de hoogste stand staat. Draai de naaldklemschroef (A) los en weer vast nadat een nieuwe naald is geplaatst. (1) De platte zijde van de naald moet naar achteren wijzen (B).
DE BOVENDRAAD INRIJGEN Let op: Zet de hoofdschakelaar op “O” voordat u de draad gaat inrijgen. Zet de naaldstang in de hoogste stand. Volg de genummerde inrijgvolgorde, zoals hier afgebeeld, nauwkeurig op. Als u een stap overslaat of verzuimt de draad correct in één van de geleiders te steken, zal de machine niet correct naaien. (1-5) 1. Plaats het klosje incl. vilten onderlegger op de garenpen. 2. Breng de draad naar linksachter en rond de eerste draadgeleider. 3.
ONDERDRAAD OMHOOG BRENGEN Houd de bovendraad met de linkerhand vast. Draai het handwiel met de rechterhand naar u toe tot de naald omlaag gaat en weer omhoog in de hoogste stand komt. (1) - Trek aan de bovendraad om de onderdraad omhoog te brengen. De bovendraad moet de onderdraad hebben gevangen in een lus. - Trek de bovendraad naar u toe, dan komt de onderdraad van het spoeltje omhoog in een grote lus. (2) Trek ca. 15 cm van beide draden naar achteren en leg ze onder het naaivoetje.
DRAADSPANNING Draadspanning Basisinstelling draadspanning: “4”. Om de spanning te verhogen draait u het wieltje naar een hoger nummer. Om de spanning te verlagen draait u het wieltje naar een lager nummer. A. Normale draadspanning – boven- en onderdraad komen in de stof bij elkaar. B. Spanning van bovendraad te los - bovendraad “lust” aan de onderzijde van de stof. C. Draadspanning te hoog - onderdraad “lust” aan de bovenzijde van de stof.
TRANSPORTEUR LATEN ZAKKEN Voor normaal naaien houdt u de transporteur omhoog. Voor borduren uit de vrije hand, het aanzetten van knopen of stoppen, brengt u de transporteur omlaag. Transporteur omhoog (a) en omlaag (b) brengen. 1. Doos met toebehoren verwijderen. 2. Transporteur omlaag, d.w.z. schuif bewegen naar . (b) Transporteur omhoog, d.w.z. schuif bewegen naar . (a) De transporteur komt automatisch omhoog wanneer u begint te naaien.
ACHTERUIT NAAIEN Achteruit naaien wordt gebruikt om de draad aan het einde van een naad vast te zetten of ter versteviging. Aan het einde van de naad drukt u de hendel voor achteruit naaien omlaag en drukt zachtjes op het voetpedaal. Naai een paar steken achteruit. Laat de hendel los en de machine naait weer vooruit (A). VERANDEREN VAN NAAIRICHTING 1. Stop de machine op het punt waar u van naairichting wilt veranderen, met de naald in de stof. 2.
HOE U STEKEN KIEST Voor rechte steken kiest u de “A” met de steekkeuzeknop (4). Stel de steeklengte in met het steeklengtewieltje (2). U kunt de steekbreedte kiezen met het steekbreedtewieltje (1). Voor zigzagsteken kiest u de “B” met de steekkeuzeknop (4). Stel de steeklengte (2) en –breedte (1) altijd zo in, dat deze bij de stof past. 1. Wieltje voor steekbreedte 2. Wieltje voor steeklengte 3. Stekendisplay 4. Steekkeuzeknop 5.
NAALD/STOF/GAREN AFSTEMMEN Naald, stof, garenkeuze NAALDDIKTE STOFFEN GAREN 9-11(65-75) Dunne stoffen zoals dun katoen, voile, zijde, mousseline, interlock, gebreid katoen, tricot, jersey, crêpe, geweven polyester, overhemd- en blousestoffen. Dun garen van katoen, nylon of polyester. 12(80) Normale stoffen zoals katoen, glanszijde, gordijnstof, canvas, dubbel gebreid, lichtgewicht wol. 14(90) Normale stoffen zoals katoen, ongekeperd linnen, wol, dikke gebreide stof, badstof, denim.
ZIGZAGSTEKEN Zet de steekkeuzeknop op “B”. Functie van het steekbreedtewieltje De maximale breedte voor zigzagsteken is stand “5”; maar de breedte kan voor elke steek worden verkleind. De steek wordt breder als u het wieltje van “0” - “5” beweegt. Voor tweelingnaalden mag de steek nooit breder zijn dan “2.5”. (1) Functie van het steeklengtewieltje bij het zigzaggen De dichtheid van zigzagsteken wordt hoger naarmate het steeklengtewieltje dichter bij “0” staat. Zigzagsteken worden u meestal op de stand “2.
RECHTE STEKEN EN NAALDPOSITIE Draai de steekkeuzeknop zo, dat het stekendisplay de rechte steek laat zien (A). In het algemeen geldt, hoe dikker de stof, het garen en de naald, hoe langer de steek moet zijn. Kies uw naaldpositie, van de middelste stand naar de linker naaldpositie doorhet steekbreedtewieltje (1) van “0” op “5” te zetten. 1. Wieltje voor steekbreedte 2. Wieltje voor steeklengte 3. Stekendisplay 4. Steekkeuzeknop 5.
AFWERKSTEKEN Naaien, afwerken, zichtbare naden. Zet het steeklengtewieltje op “3” of “S”. De steekbreedte kan worden afgestemd op de stof. Gesloten overlocksteek: Zet de steeklengte op S. Voor dunne rekbare stof, met de hand gebreid, zichtbare naden. (1) Semi overlocksteek: Zet de steeklengte op S. Voor dunne rekbare stof, jersey, afwerken, boorden. (2) Elastische overlocksteek: Zet de steeklengte op S. Voor dunne rekbare stof, jersey, afwerken, boorden.
BLINDZOMEN Voor zomen in gordijnen, broeken, rokken enz. Blindzomen voor geweven stoffen. Stand “C” op de keuzeknop. Blindzomen voor stretchstoffen. Stand “D” op de keuzeknop. Stel de machine in zoals afgebeeld. Let op: Blindzomen vereist zeker enige oefening. Maak altijd eerst een proeflapje. Vouw de stof zoals afgebeeld met de verkeerde kant boven. (1) Leg de stof onder het naaivoetje. Draai het handwiel met de hand naar u toe tot de naald helemaal links staat.
1-STAPS KNOOPSGATEN Het naaien van knoopsgaten is een eenvoudig proces met uitstekende resultaten. Maak altijd eerst een knoopsgat op een proeflapje van uw stof met eventuele versteviging. Maak een knoopsgat 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. Gebruik kleermakerskrijt om de plaats van het knoopsgat op de stof te markeren. Bevestig het knoopsgatvoetje en zet de steekkeuzeknop op . Zet het steeklengtewieltje op . Stel de steekbreedte in op de gewenste breedte: 3 voor kleine knoopsgaten en 5 voor grote knoopsgaten.
2. Plaats de inlegdraad aan de achterkant van het knoopsgatvoetje, geleid de twee uiteinden van de inlegdraad naar de voorkant van het voetje, leg ze in de gleuven en bind ze daar tijdelijk vast. 3. Breng het naaivoetje omlaag en begin met naaien. * Stel de steekbreedte overeenkomstig de diameter van de inlegdraad in. 4. Trek de inlegdraad strak nadat het knoopsgat is voltooid, en knip de uiteinden af.
RITSEN EN KOORD Stel de machine in zoals afgebeeld. Steekkeuzeknop op “A”. Stel de steeklengte in tussen “1” - “4” (afhankelijk van de dikte van de stof). Het ritsvoetje kan zowel aan de linker- als rechterzijde van de steel/ houder worden bevestigd, afhankelijk welke kant van de rits u wilt naaien. (1) Om voorbij het ritslipje te naaien zet u de naald in de stof; breng het naaivoetje omhoog en trek de rits dicht zodat het lipje voorbij het naaivoetje zit.
DRIESTAPS ZIGZAGSTEEK Naaien van kant en elastiek, stoppen, verstellen, verstevigde randen. Stel de machine in zoals afgebeeld. Steekkeuzeknop op “E”. Steekbreedte 3-5 Breng het lapje in positie. De steeklengte kan worden ingekort, zodat er zeer dichte steken ontstaan. (1) Bij het verstellen van scheuren is het raadzaam aan de achterkant een stukje stof ter versteviging aan te brengen. De steekdichtheid kan worden gewijzigd door de instelling van de steeklengte.
KIEZEN VAN STRETCHSTEKEN Drievoudige rechte steek: (1/3) Steekkeuzeknop op “A”. Voor versterkte naden. Zet het steeklengtewieltje op “S”. De machine naait twee steken vooruit en één steek achteruit. Dit zorgt voor een drievoudige versterking. Drievoudige zigzagsteek: (2/4) Steekkeuzeknop op “B”. Voor sterke naden, zomen en decoratieve naden. Zet het steeklengtewieltje op “S”. Stel het steekbreedtewieltje in tussen “3” and “5”.
STOPPEN UIT DE VRIJE HAND Stel de machine in zoals afgebeeld. Beweeg de transporteurschuif naar de rechterzijde om de transporteur omlaag te brengen. (1) Verwijder de naaivoet/houder. (2) Bevestig het verstelvoetje aan de naaivoetstang. De hendel (A) moet zich achter de naaldklemschroef (B) bevinden. Druk het verstelvoetje stevig van achteren met de wijsvinger aan en draai de schroef (C) vast. (3) Naai eerst langs de rand van het gat (om de rafels vast te zetten).
VERSTELLEN 32 - Zet het steeklengtewieltje op de gewenste lengte. - Zet de steekkeuzeknop op de rechte steek met de naald in het midden. - Leg de stof die moet worden versteld onder het naaivoetje samen met het verstellapje. - Breng het naaivoetje omlaag en naai afwisselend voor- en achteruit. - Herhaal deze beweging tot het gebied dat moet worden gestopt, is gevuld met rijen steken.
QUILTEN IN RIJEN Stel de steekkeuzeknop in zoals afgebeeld. Plaats de quiltgeleider in de naaivoet/houder en stel de tussenruimte naar wens in. Naai een stekenrij, verplaats de stof en naai een volgende stekenrij waarbij de geleider telkens over de voorgaande rij steken glijdt.
ONDERHOUD Let op: Zorg altijd dat de stekker uit het stopcontact is getrokken en de hoofdschakelaar op “O” staat, als de machine wordt gereinigd of voordat u onderdelen bevestigt of verwijdert. Steekplaat verwijderen: Draai het handwiel naar u toe, totdat de naald omhoog is gebracht. Open het spoelhuisdeksel en draai de schroef van de steekplaat los met de schroevendraaier. (1) Reinigen van de transporteur: Verwijder het spoelhuis en gebruik het bijgeleverde borsteltje om het hele gebied te reinigen.
VERHELPEN VAN STORINGEN Probleem Oorzaak Verhelpen Bovendraad breekt 1. Machine niet correct ingeregen 2. Draadspanning is te hoog. 3. De draad is te dik voor de naald. 4. De naald is niet correct geplaatst. 5. De draad is rond de garenpen gewikkeld. 6. De naald is beschadigd. 1. Rijg de machine opnieuw in. 2. Verminder de draadspanning (lager nummer). 3. Kies een grotere naald. 4. Verwijder de naald en bevestig hem opnieuw (platte zijde naar achteren). 5.
VSM Group AB • SE-561 84 Huskvarna • SWEDEN www.husqvarnaviking.