Operation Manual

Nederlands 9
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
4 Rechterhandbescherming
Controleer of de
RECHTERHAND-
BESCHERMING geen
zichtbare beschadigingen
vertoont, b.v.
materiaalbarsten.
5 Trillingdempingssystem
Controleer regelmatig het
trillingdempingselement
op materiaalbarsten en
vervormingen.
Controleer of het
trillingdempingselement
vast verankerd is tussen
de motoreenheid en de
handvateenheid.
6 Stopschakelaar
Start de motor en
controleer of de motor
wordt uitgeschakeld
wanneer de
stopschakelaar naar de
stopstand wordt gevoerd.
2 Gashendelvergrendeling
1 Controleer of de gashen-
del vergrendeld is in de
STATIONAIRE STAND
wanneer de
gashendelvergrendeling
in de oorspronkelijke
stand staat.
2 Druk de
gashendelvergrendeling
in en controleer of hij
teruggaat naar zijn
oorspronkelijke positie
wanneer u hem loslaat.
3 Controleer of de gashen-
del en de
gashendelvergrendeling
vlot lopen en of hun
retourveersystemen
werken.
4 Start de motorkettingzaag
en geef vol gas. Laat de
gashendel los en
controleer of de ketting
stopt en stil blijft staan.
Als de ketting roteert
wanneer de gashendel in
de STATIONAIRE
STAND stand staat,
moet de STATIONAIR
DRAAIEN-INSTELLING
van de carburateur
gecontroleerd worden. Zie
hoofdstuk
Onderhoud
.
3 Kettingvanger
Controleer of de
KETTINGVANGER niet
beschadigd is en hij vast
zit in de zaageenheid.