Operation Manual

ONDERHOUD
116 – Dutch
Controle van het traagheidsmechanisme
Hou de motorzaag, met de motor uit, boven een boomstronk
of een ander stabiel voorwerp. Laat de voorhandgreep los en
laat de motorzaag door zijn eigen gewicht, draaiend rond de
achterhandgreep, naar de stronk vallen.
Wanneer de punt van het zaagblad de stronk raakt, moet
de rem geactiveerd worden.
Controle rechterhandrem
Controleer of de rechterhandbeveiliging geen zichtbare
beschadigingen vertoont, bijv. materiaalbarsten.
Duw de rechterhandrem naar voren/omhoog om te
controleren of hij makkelijk loopt en of hij stabiel verankerd is
bij zijn verbinding in het koppelingdeksel.
De zaag nooit aan de beugel dragen of ophangen! Dat
kan het mechanisme beschadigen, waardoor de
kettingrem niet langer functioneert.
Remvermogen controleren
Plaats de motorkettingzaag op een stabiele ondergrond en
start ze. Zorg ervoor dat de zaagketting niet in contact kan
komen met de grond of een ander voorwerp. Zie instructies
onder de kop Starten en stoppen.
Hou de motorkettingzaag stevig vast met uw duimen en
vingers stevig om de handvatten.
Geef volgas en activeer de kettingrem door uw linkerpols
naar de terugslagbeveiliging te bewegen. Laat het voorste
handvat niet los.
De ketting moet onmiddellijk stoppen.
Gashendelvergrendeling
Controleer of de gashendel vergrendeld is in de
stationaire stand wanneer de gashendelvergrendeling in
de oorspronkelijke stand staat.
Druk de gashendelvergrendeling in en controleer of ze
teruggaat naar de oorspronkelijke positie wanneer u
haar loslaat.