Operation Manual

22 - Dutch
3. InstallatIe
De laagspanningskabel mag door het werkgebied
worden gelegd. De laagspanningskabel moet met
krammen in de grond worden gezet of worden
ingegraven en de maaihoogte moet zodanig worden
ingesteld dat de messen op de maaischijf nooit in
contact kunnen komen met de laagspanningskabel.
Zorg dat de laagspanningskabel over de grond met
krammen wordt vastgezet. De kabel moet overal vlak
tegen de grond liggen, zodat hij niet wordt doorgesneden
voordat de graswortels er overheen zijn gegroeid.
De laagspanningskabel mag nooit in een rol worden
gelegd of onder de basisplaat van het laadstation
omdat dit interferentie kan veroorzaken met de
signalen van het laadstation.
De voeding moet op een locatie worden geplaatst waar
voldoende ventilatie is en geen direct zonlicht. De
voeding moet onder een afdak worden geplaatst.
We raden u aan om een aardlekschakelaar te
gebruiken bij het aansluiten van de voeding op het
stopcontact.
Monteer de voeding nooit op een hoogte waarbij het
risico bestaat dat hij onder water komt te staan
(minimaal 30 cm vanaf de grond). Het is niet
toegestaan om de voeding op de grond te plaatsen.
Sluit de voeding nooit aan op een stopcontact als de
stekker of het snoer beschadigd is. Een beschadigd of
in de knoop geraakt snoer verhoogt het risico op
elektrische schokken.
BELANGRIJKE INFORMATIE
De laagspanningskabel mag onder geen
enkele voorwaarde worden ingekort of
verlengd.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Plaats de laagspanningskabel zodanig dat
deze nooit in contact kan komen met de
messen op de maaischijf.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Haal de stekker uit het laadstation wanneer u
bijvoorbeeld de lusdraad wilt schoonmaken
of herstellen.
3018-085
3012-1344
3012-281
min 30cm/12”
min. 30cm/12"
1157868-36,105,NL.indd 22 2016-03-15 10.04