Operation Manual

32 - Dutch
3. InstallatIe
De begeleidingsdraad leggen en
aansluiten
1. Trek de draad door de sleuf onderaan de
laderplaat.
2. Bevestig een connector op de begeleidingsdraad,
op dezelfde wijze als bij de begrenzingsdraad in
3.5Debegrenzingsdraadaansluiten. Sluit deze
aan op de aansluitpen, gemarkeerd met Guide, op
het laadstation.
3. Laat de draad minstens 2 meter recht vanaf de
voorste rand van de plaat lopen.
Als de begeleidingsdraad in een doorgang moet
worden gelegd:
- De robotmaaier volgt de begeleidingsdraad aan
dezelfde kant van de draad naar en van het
laadstation. Dit betekent dat de robotmaaier altijd
links van de begeleidingsdraad rijdt, gezien in de
richting van het laadstation.
3012-997
3012-995
3012-952
1157868-36,105,NL.indd 32 2016-03-15 10.04