Operation Manual

Dutch - 35
3. InstallatIe
3.8 Ingebruikname en kalibratie
Voordat de robotmaaier in gebruik wordt genomen,
moet er via het menu van de robotmaaier een
opstartprocedure worden uitgevoerd. Er wordt ook een
automatische kalibratie van het begeleidingssignaal
uitgevoerd. De kalibratie is ook een goede test om te
controleren of de begeleidingsdraad zodanig is
geïnstalleerd dat de robotmaaier de begeleidingsdraad
vanaf het laadstation zonder problemen kan volgen.
1. Open de klep van het bedieningspaneel door op
de STOP-knop te drukken.
2. Zet de hoofdschakelaar in stand 1.
Wanneer de robotmaaier voor het eerst wordt
gebruikt, wordt een opstartprocedure gestart. De
volgende gegevens moeten worden ingevoerd:
• PIN-code van de fabriek. De code staat vermeld
op een speciaal document dat bij aankoop wordt
geleverd door de leverancier.
• Taal
• Land
• Datum
• Tijd
• Selectie en bevestiging van de persoonlijke
PIN-code. Alle combinaties behalve 0000 zijn
toegestaan.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Gebruik AANTEKENINGEN op pagina 4 om
de PIN-code te noteren.
3. Plaats de robotmaaier in het laadstation wanneer
het display hierom vraagt. De robotmaaier begint
nu met het kalibreren van de begeleidingsdraad,
door het laadstation te verlaten en de
begeleidingsdraad te volgen tot het punt waar de
begeleidingsdraad met de begrenzingslus is
verbonden. Hier begint hij met maaien. Controleer
of de robotmaaier de begeleidingsdraad helemaal
kan volgen.
Als dit niet het geval is, is de begeleidingsdraad
mogelijk niet correct geïnstalleerd. Controleer in
dat geval of de installatie is uitgevoerd volgens de
instructie in 3.6Installatievanbegeleidingsdraad
op pagina 31. Daarom moet u een nieuwe OUT-
test uitvoeren, zie 6.4Installatie op pagina 48.
1157868-36,105,NL.indd 35 2016-03-15 10.04