Operation Manual
50 - Dutch
6. MenufunctIes
• De volgende vijf opties kunnen worden
geselecteerd:
-Nooit(0%)
-Zelden(circa20%)
-Middel(circa50%)
-Vaak(circa80%)
-Altijd(100%)
Selecteer het percentage dat overeenkomt met de
omvang van de afgelegen zone ten opzichte van het
totale werkoppervlak. Wanneer de afgelegen zone
bijvoorbeeld minder dan de helft van het totale
werkoppervlak bestrijkt, selecteert u Zelden. Wanneer
de afgelegen zone bijvoorbeeld de helft van het totale
werkoppervlak bestrijkt, selecteert u Middel. Zie de
voorbeelden in 7.Tuinvoorbeelden op pagina 56.
De standaardinstelling is Zelden.
• Afstand
Voer de afstand in meters in langs de
begeleidingsdraad vanaf het laadstation naar het
afgelegen gebied waar de maaier begint met maaien.
Tips! Met de functie Hoe ver? kunt u bepalen hoe
ver het is naar de afgelegen zone. De afstand wordt
in meters vermeld op het display van de maaier.
Op afstand starten 2
Indien er in het werkgebied twee gebieden ver uit
elkaar liggen moet u de begeleidingsdraad zo leggen
dat hij beide gebieden bereikt. U kunt dan Opafstand
starten1 en Opafstandstarten2 combineren om de
robotmaaier naar elk gebied te sturen.
Voer de instellingen voor Aandeel en Afstand op
dezelfde manier uit als voor Opafstandstarten1.
De standaardinstelling is Nooit.
Houd er rekening mee dat het totale percentage voor
Aandeelniethogermagzijndan100%.Als
bijvoorbeeld Vaak is geselecteerd voor Opafstand
starten1, kunt u alleen Nooit of Zelden selecteren voor
Opafstandstarten2.
De begeleidingsbreedte is dezelfde voor Opafstand
starten1 als voor Opafstandstarten2. Zo beperkt de
smalste doorgang langs de begeleidingskabel de
maximale begeleidingsbreedte.
Test instellingen
In het menu Testinstellingen kunt u de instellingen
testen voor Opafstandstarten1 en controleren of de
gekozen corridorbreedte werkt voor de betreffende
tuin.
3018-095
TestvolgdraadIN
Testvolgdraad
UIT
Doorrijbreedte
Opafstandstarten1
Opafstandstarten2
Testinstellingen
Rijdoverdraad
1157868-36,105,NL.indd 50 2016-03-15 10.05