Operation Manual

36 - Nederlands
3. INSTALLATIE
Plaaten en aansluiten van
begeleidingskabel
In onderstaande tekst worden de begeleidingskabels
guide 1 en guide 2 genoemd, dat staat ook op de
achterkant van het laadstation (220 AC heeft alleen
guide 1).
1. Controleer of het laadstation de beste plaats heeft.
De begeleidingskabel in combinatie met dat deel
van de begrenzingslus dat de retour naar het
laadstation vormt, wordt begeleidingslus
gevormd. De stroom in de begeleidingslus gaat
altijd naar links in de aansluiting tussen
begeleidingskabel en begrenzingslus.
Bijgaande afbeelding geeft aan wat als
begeleidingslus wordt gezien.
De afbeelding is ook een goed voorbeeld van
een goede plaats van het laadstation om een zo
kort mogelijke begeleidingslus te krijgen.
Hoe langer de begeleidingslus wordt, hoe dichter
de maaier de begeleidingskabel volgt. Als de
begeleidingslus groter dan 300 meter wordt, kan
de maaier het moeilijk hebben om de kabel te
volgen. Dit wisselt, afhankelijk van hoe de tuin en
de installatie eruit zien.
2. Til de kap van het laadstation.
3. Wanneer u begeleidingskabel 1 wilt installeren:
Schuif het einde van de begeleidingskabel 1 in
het onderste rechtergat op het laadstation en
vang het op in het bovenste gat.
Bevestig een contact op de begeleidingskabel.
Sluit begeleidingskabel 1 aan op de contactpen
op het laadstation, die met guide 1 is gemerkt.
Wanneer u begeleidingskabel 2 wilt installeren:
Schuif het einde van de begeleidingskabel 2 in
het onderste linkergat op het laadstation en
vang het op in het bovenste gat.
Bevestig een contact op de begeleidingskabel.
Sluit begeleidingskabel 2 aan op de contactpen
op het laadstation, die met guide 2 is gemerkt.
4. Leg de kabel recht onder de plaat van het
laadstation.
3012-651
3012-650
3012-538