Operation Manual

Nederlands - 37
3. INSTALLATIE
5. Leg de begeleidingskabel ten minste 2 meter
recht vanuit de voorkant van de laadplaat.
Als u de begeleidingskabel door een passage moet
installeren:
Automower volgt de begeleidingskabel aan
dezelfde kant van de kabel, zowel naar als van
het laadstation. Dat houdt in dat de
begeleidingskabel naar het laadstation rechts
van de maaier is en weg van het laadstation is
de begeleidingskabel aan links van de maaier.
In de doorgang moet de begeleidingskabel zo
worden geplaatst dat de maaier zo veel mogelijk
plaats heeft om te rijden. De afstand tussen de
begrenzingslus en de begeleidingskabel moet
echter ten minste 30 cm zijn (zie bovenstaande
afbeelding).
Dezelfde minimale afstand (30 cm) geldt ook
tussen begeleidingskabel en begeleidingskabel
in de passage als u de begeleidingskabel heen
en weer door de passage moet leggen.
Leg de kabel niet in puntige hoeken. Dat kan
ertoe leiden dat de maaier problemen heeft om
de begeleidingskabel te volgen.
6. Leg de begeleidingskabel naar de plaats op de
begrenzingslus waar u de aansluiting wilt maken.
7. Haal de begrenzingskabel tevoorschijn.
8. Knip de begrenzingskabel af met bijvoorbeeld
een kniptang.
3012-834
Maximaal
Afstand
Ten minste
30 cm
Ten minste
2 m
3012-6
4
3012-742
135º
135º
90º