Operation Manual

Nederlands - 25
3. INSTALLATIE
Indien het werkgebied aan een pad of iets dergelijks
grenst dat op hetzelfde niveau ligt als het gazon, is
het mogelijk om Automower een stukje op het pad te
laten rijden. U moet de begrenzingskabel dan 10 cm
van de rand van het pad leggen.
Als het werkgebied in tweeën wordt gedeeld door
een vlak tegelpad, dat gelijk met het gazon ligt, is het
mogelijk om Automower over het pad te laten rijden.
De begrenzingskabel kan prima onder de tegels
worden gelegd. Het is ook mogelijk de
begrenzingskabel in de voegen tussen de tegels te
leggen.
N.B.! Automower mag niet over een grindpad rijden
of soortgelijk materiaal dat de messen kan
beschadigen.
Wanneer het werkgebied bijvoorbeeld aan een
waterpartij grenst, moet u de begrenzingskabel
aanvullen met een rand of iets dergelijks. De hoogte
moet dan ten minste 15 cm zijn. Dit voorkomt dat
Automower onder bepaalde omstandigheden buiten
het werkgebied terecht kan komen.
Wanneer Automower naar het laadstation zoekt of de
lus volgt volgens de functie Volg draad (3-2) (zie
bladzijde 54), rijdt hij op een bepaalde afstand langs
de begeleidingskabel. De functie Max afstand tot
draad (3-2-3) bepaalt op welke afstand van de
begrenzingskabel de maaier moet rijden. We raden
aan een zo groot mogelijke waarde voor Max. afst. tot
draad aan te geven. Een hoge waarde voor Max. afst.
tot draad vermindert het risico van spoorvorming. Voor
meer informatie over Max afstand tot draad (3-2-3), zie
bladzijde 57.
In uitzonderingsgevallen kan Automower zo worden
ingesteld dat hij de begrenzingskabel precies volgt,
dat wil zeggen met de halve maaier binnen en de
andere helft buiten de lus. Dan moet de
begrenzingskabel een afstand aanhouden van circa
40 cm naar alle buitenranden van het werkgebied en
naar de randen van een passage.
10 cm
3012-383
3012-534
3012-459