Operation Manual

32 - Nederlands
3. INSTALLATIE
3.8 Installatie van begeleidingskabel
De begeleidingskabel is een extra kabel die vanuit het
laadstation wordt gelegd, naar een afgelegen deel van
het werkterrein of door een smalle passage en wordt
vervolgens met de begrenzinglus samengekoppeld.
Dezelfde kabel die wordt gebruikt voor de
begrenzingslus, wordt ook voor de begeleidingskabel
gebruikt.
Tot 260 ACX kunnen tot twee begeleidingskabels
worden geïnstalleerd. De begeleidingskabel kan, net
als de begrenzingskabel, of worden vastgekramd of
worden ingegraven.
Wanneer een begeleidingskabel is geïnstalleerd kan
Automower
®
ook ingesteld worden op het volgen van
de begeleidingskabel vanaf het laadstation met behulp
van de functie Volgt uitgaande draad (3-2-1), zie
bladzijde 52.
Noodzaak van begeleidingskabel
oor installaties waarbij de zoekmethoden Onregelmatig
en Volg begrenzingslus niet voldoende zijn voor de
maaier om snel en makkelijk het laadstation te vinden,
kan een begeleidingskabel nodig zijn.
Hieronder volgen enkele voorbeelden van installaties,
waar we een begeleidingskabel aanbevelen:
Smalle passages.
Bij passages, waar de afstand tussen de
begrenzingskabels kleiner dan 3 meter is, raden
wij aan een begeleidingskabel door de passage te
installeren. Dat is een betere oplossing dan
Automower
®
de begrenzingslus zeer dicht te laten
volgen door een lage waarde voor Max. afst. tot
draad aan te geven.
De begrenzingskabel ligt langs een steile helling
(steiler dan 25 %).
Wanneer Automower
®
de begrenzingskabel
volgt, die langs een steile helling ligt, zal de
maaier van richting veranderen en van de
begrenzingskabel wegrijden.
Veel of grote eilanden.
Indien Automower
®
de begrenzingslus mag
volgen, kan hij ongeveer twee keer rond een
eiland rijden voordat hij het eiland verlaat om
opnieuw naar de begrenzingslus te zoeken.