Operation Manual

24 - Nederlands
3. INSTALLATIE
Passages tijdens maaien
Vermijd lang en smalle doorgangen en zones smaller
dan 1,5-2 meter. Er bestaat een kans dan de
Automower
®
tijdens het maaien langere tijd blijft
hangen in een dergelijke doorgang of zone. Het gazon
zal er dan geplet uitzien.
Hellingen
De begrenzingskabel kan dwars over een helling
worden gelegd die minder dan 10 % helt.
De begrenzingskabel moet niet dwars over een
helling worden gelegd die steiler is dan 10 %. Het
risico bestaat dat Automower
®
daar problemen krijgt
met omdraaien. Dan stopt de maaier en geeft de
foutmelding Buiten het werkgebied. Het risico is het
grootst bij vochtig weer omdat de wielen dan in het
natte gras kunnen slippen.
Als er daarentegen een hindernis is, waar
Automower
®
tegenaan mag botsen, bijvoorbeeld een
hek of een dichte haag, kan de begrenzingskabel
dwars over een helling worden gelegd die steiler is
dan 10 %.
In het werkgebied kan
Automower
®
velden maaien
met een hellingsgraad tot
25 cm per strekkende meter
(25 %). Velden die meer
hellen, moeten worden
afgebakend met de
begrenzingskabel.
Indien een deel van het
werkgebied meer dan 10 cm
per strekkende meter (10 %)
neigt, moet de
begrenzingskabel circa 20 cm
voor de grond begint te hellen
op de vlakke grond worden
gelegd.