Operation Manual

30 - Nederlands
3. INSTALLATIE
- In de doorgang moet de geleidingsdraad
daarom zodanig worden geplaatst dat de
maaier zo veel mogelijk ruimte heeft om te
werken. De afstand tussen de grensdraad en
de geleidingsdraad moet echter minimaal 30
cm bedragen.
Als de geleidingsdraad op een steile helling moet
worden geïnstalleerd, moet de draad bij voorkeur
onder een hoek op de helling worden gelegd. Dit
maakt het voor de maaier eenvoudiger om de
geleidingsdraad op de helling te volgen.
Leg de kabel niet in puntige hoeken. Dat kan ertoe
leiden dat de maaier problemen heeft om de
begeleidingskabel te volgen.
4. Leg de begeleidingskabel naar de plaats op de
begrenzingslus waar u de aansluiting wilt maken.
5. Haal de begrenzingskabel tevoorschijn. Knip de
begrenzingskabel af met bijvoorbeeld een
kniptang.
Minstens 30 cm
Maximaal
afstand
Minstens 2 m
135º
135º
90º