Operation Manual

Nederlands - 31
3. INSTALLATIE
6. Sluit de begeleidingskabel aan op de
begrenzingskabel met behulp van een verbinding:
Steek de grensdraad in elk van de openingen in de
koppeling. Steek de geleidingsdraad in de middelste
opening in de koppeling. Controleer of de draden
volledig in de koppeling zijn gestoken, zodat de
uiteinden zichtbaar zijn door het transparante deel
aan de andere zijde van de koppeling.
Gebruik een tang om de knop op de koppeling
helemaal in te drukken.
Het maakt niet uit welke openingen worden
gebruikt voor het aansluiten van elke draad.
7. Kram de verbinding in het gazon of graaf ze in.
3.7 Controle van de installatie
Controleer het lussignaal door te kijken naar het
indicatielampje op het laadstation.
Constant groen licht =goede signalen.
Blauw knipperlicht = onderbreking in de
grensdraad, geen signaal.
Geel knipperlicht = onderbreking in de
geleidingsdraad, geen geleidingssignaal.
Rood knipperlicht = onderbreking in de
antenneplaat van het laadstation, geen signaal
voor afstandsbediening beschikbaar. De storing
moet worden verholpen door een erkende dealer.
Constant blauw licht = zwak signaal. Dit kan
komen doordat de grensdraad langer dan 250 m
is of doordat de draad beschadigd is. Als de
maaier toch werkt, is het geen probleem.
Constant rood licht = storing in een printplaat in
het laadstation. De storing moet worden
verholpen door een erkende dealer.
Zie 9.2 Indicatielampje in het laadstation op pagina 63
wanneer het lampje niet constant groen brandt.
BELANGRIJKE INFORMATIE
De functie van de begeleidingskabel varieert
afhankelijk van hoe het werkgebied eruitziet.
Daarom raden wij aan de installatie te testen
met behulp van de functie Test IN (2-3-1), zie
6.4 Installatie (2).
BELANGRIJKE INFORMATIE
De geleidingsdraad mag de grensdraad niet
kruisen, bijvoorbeeld een grensdraad die
naar een eiland loopt.