Operation Manual

Nederlands - 45
6. MENUFUNCTIES
Breedste (2-1-1)
In een brede corridor varieert de afstand tussen de
Automower
®
en de geleidingsdraad tijdens het
maaien.
Voor een open tuin zonder nauwe doorgangen kan
het best een brede corridor worden gebruikt, om het
risico van spoorvorming tot een minimum te
beperken.
Middel (2-1-2)
In een middelbrede corridor rijdt de Automower
®
zowel dicht bij als ver af van de geleidingsdraad,
maar niet zo ver als wanneer een brede corridor is
geselecteerd.
De corridorinstelling Middel moet worden gekozen
voor een tuin met obstakels nabij de geleidingsdraad
en/of doorgangen die een brede corridor onmogelijk
maken.
Smalste (2-1-3)
Bij een smalle corridor rijdt de Automower
®
voortdurend recht boven de geleidingsdraad.
Gebruik van de corridorinstelling Smalste wordt
gewoonlijk afgeraden, maar in een tuin met een of
meer smalle doorgangen kan een smalle corridor de
enige keuzemogelijkheid zijn. De corridorinstelling
Smalste verhoogt het risico van spoorvorming langs
de geleidingsdraad.
BELANGRIJKE INFORMATIE
De afstand die de maaier houdt tot de
geleidingsdraad wisselt, afhankelijk van de
indeling van het werkgebied. Met de functie
Test IN (2-3-1) kunt u nagaan of de
corridorinstelling Breedste in de betreffende
tuin kan worden gebruikt.