Operation Manual

46 - Nederlands
6. MENUFUNCTIES
Op afstand starten (2-2)
Een belangrijke functie van de geleidingsdraad is de
mogelijkheid om de maaier indien nodig naar een
afgelegen deel van de tuin te leiden. Deze functie is
erg nuttig in tuinen waar bijvoorbeeld de voor- en
achtertuin met elkaar in verbinding staan via een
smalle doorgang.
Wanneer deze functie is geactiveerd (niet is ingesteld
op Nooit), zal de maaier de geleidingsdraad vanaf het
laadstation altijd volgen naar de afgelegen zone en
daar beginnen met maaien.
Aandeel (2-2-1)
Het aantal keren dat de maaier de
geleidingsdraad vanaf het laadstation moet
volgen, wordt ingesteld als een percentage van
het totale aantal keren dat hij het laadstation
verlaat. Alle andere keren verlaat de maaier het
laadstation op de standaardwijze en begint hij
met maaien.
De volgende vijf opties kunnen worden
geselecteerd:
- Nooit (0 %)
- Zelden (circa 20 %)
- Gemiddeld (circa 50 %)
- Vaak (circa 80 %)
- Altijd (100 %)
Selecteer het percentage dat overeenkomt met de
omvang van de afgelegen zone ten opzichte van
het totale werkoppervlak. Wanneer de afgelegen
zone bijvoorbeeld minder dan de helft van het
totale werkoppervlak bestrijkt, selecteert u Zelden.
Wanneer de afgelegen zone bijvoorbeeld de helft
van het totale werkoppervlak bestrijkt, selecteert u
Middel. Zie de voorbeelden in 7. Tuinvoorbeelden
op pagina 51.
De standaardinstelling is Zelden.
Afstand (2-2-2)
Voer de afstand in meters in langs de
geleidingsdraad vanaf het laadstation naar het
afgelegen gebied waar de maaier begint met
maaien.
Tip! Met de functie Test UIT (2-3-2) kunt u
bepalen hoe ver het is naar het afgelegen gebied.
De afstand wordt in meters vermeld op de display
van de maaier.
Nooit
Zelden
Gemiddeld
Vaak
Altijd
Aandeel
Afstand