Operation Manual

Nederlands - 57
8. ONDERHOUD
Onderkant en maaischijf
1. Zet de hoofdschakelaar in stand
0
.
2. Doe beschermingshandschoenen aan.
3. Stel Automower
®
op zijn zijkant.
4. Maak de maaischijf en onderkant schoon met
bijv. een afwasborstel.
Controleer tevens of de bladschijf vrij kan
draaien ten opzichte van de voetbeschermkap.
Als lange grassprieten of andere objecten hierin
binnendringen, kan de beweging van de
maaischijf worden belemmerd. Ook een beetje
remmen leidt tot meer energieverbruik, kortere
maaitijden en tenslotte zelfs tot het feit dat de
maaier een groot gazon niet meer aankan. De
maaischijf moet worden verwijderd als u een
grondiger reiniging wilt uitvoeren. Neem, indien
nodig, contact op met uw dealer.
Chassis
Maak de onderkant van het chassis schoon.
Borstelen of wrijven met een vochtige doekl.
Wielen
Reinig rondom de voorwielen en het achterwiel en
tevens rond de achterwielsteunconstructie.
Carrosserie
Gebruik een vochtige zachte spons of doek om de
carrosserie schoon te maken. Wanneer de
carrosserie sterk vervuild is, kan zelfs een
zeepoplossing of afwasmiddel nodig zijn.
Laadstation
Ontdoe het laadstation regelmatig van gras,
bladeren, twijgen en andere objecten die het dokken
kunnen belemmeren.
8.5 Vervoer en verwijdering
Zet de machine vast tijdens vervoer. Het is belangrijk dat
de Automower
®
niet kan bewegen tijdens vervoer,
bijvoorbeeld van het ene gazon naar het andere.
8.6 Bij onweer
Om het risico op schade aan de componenten in de
Automower
®
te beperken, adviseren we om alle
aansluitingen op het laadstation (voeding, grensdraad
en geleidingsdraad) los te koppelen als er kans op
onweer is.