Operation Manual

Nederlands - 19
3. INSTALLATIE
Het laadstation moet zodanig worden geplaatst dat er
veel vrije ruimte vóór het laadstation is (minstens
3 meter). Het laadstation moet ook centraal in het
werkgebied worden geplaatst, zodat de robotmaaier
het laadstation makkelijker kan vinden en snel alle
gebieden in het werkgebied kan bereiken.
Plaats het laadstation niet in krappe ruimtes in het
werkgebied. Rechts en links van het laadstation moet
een recht stuk begrenzingsdraad van minimaal
1,5 meter lang liggen. De draad moet in een rechte
lijn worden gelegd vanaf de achterzijde van het
laadstation. Als het laadstation anders wordt
geplaatst, kan het gebeuren dat de robotmaaier het
laadstation zijdelings binnengaat, waardoor het
dokken problemen kan geven.
Plaats het laadstation niet in een hoek in het
werkgebied.
Plaats het laadstation op een redelijk vlakke
ondergrond. De voorkant van het laadstation mag
maximaal 3 cm hoger liggen dan de achterkant. De
voorkant van het laadstation mag nooit lager liggen
dan de achterkant.
Het laadstation mag niet zodanig worden geplaatst
dat de grondplaat verbogen kan raken.
3012-931
3018-067
3020-043
3020-043
3
3012-932
3012-933