Operation Manual

Nederlands - 31
3. INSTALLATIE
De begeleidingsdraad leggen en
aansluiten
1. Trek de draad door de sleuf onderaan de
laderplaat.
2. Bevestig de verbinding op de begeleidingsdraad
op dezelfde manier als bij de begrenzingsdraad,
zoals beschreven in 3.5 De begrenzingsdraad
aansluiten. Sluit deze aan op de contactpen op
het laadstation met de aanduiding 'Guide'.
3. Laat de draad minstens 2 meter recht vanaf de
voorste rand van de plaat lopen.
Als de begeleidingsdraad in een doorgang moet
worden gelegd:
- De robotmaaier volgt de begeleidingsdraad aan
dezelfde kant van de draad naar en van het
laadstation. Dit betekent dat de robotmaaier altijd
links van de begeleidingsdraad rijdt, gezien in de
richting van het laadstation.
3012-997
3012-995
3012-952