H U SQVARNA AUTOMOWE R ® 320/330X G E BRU I KSA ANWIJZI NG
1 Introductie en veiligheid 1.1 Inleiding 1.2 Symbolen op het product 1.3 Symbolen in de gebruikershandleiding 1.4 Veiligheidsinstructies 3 3 4 5 6 2 Presentatie 2.1 Wat is wat? 2.2 Inhoud pakket 2.3 Werking 9 10 11 11 3 Installatie 3.1 Voorbereidingen 3.2 Het laadstation installeren 3.3 De accu laden 3.4 De begrenzingsdraad installeren 3.5 De begrenzingsdraad aansluiten 3.6 De begeleidingsdraad installeren 3.7 De installatie controleren 3.8 Ingebruikname en kalibratie 3.
AANTEKENINGEN Serienummer: ___________________________ PIN-code: ___________________________ Dealer: ___________________________ Dealers telefoonnummer: __________________________ Als de robotmaaier wordt gestolen, is het belangrijk om Husqvarna Group AB hiervan op de hoogte te stellen. Neem in dat geval contact op met uw dealer en geef het serienummer van het product door, zodat het product als gestolen kan worden geregistreerd in een internationale database.
INTRODUCTIE EN VEILIGHEID 1 Introductie en veiligheid 1.1 Inleiding Gefeliciteerd met uw keuze voor een product van uitzonderlijk hoge kwaliteit. Om het beste uit uw Husqvarnarobotmaaier te halen, moet u weten hoe hij werkt. Deze gebruikershandleiding bevat belangrijke informatie over de robotmaaier, de installatie en het gebruik van het product. Naast deze gebruikershandleiding is er aanvullende informatie te vinden op de website van Automower®, www.automower.com.
INTRODUCTIE EN VEILIGHEID 1.2 Symbolen op het product Deze symbolen staan op de robotmaaier. Bestudeer ze zorgvuldig. • • • • Lees de gebruikershandleiding zorgvuldig door en gebruik de robotmaaier niet voordat u de instructies hebt begrepen. De waarschuwingen en veiligheidsinstructies in deze gebruikershandleiding moeten zorgvuldig worden opgevolgd om de robotmaaier veilig en efficiënt te kunnen gebruiken.
INTRODUCTIE EN VEILIGHEID • Het chassis bevat onderdelen die gevoelig zijn voor elektrostatische ontlading (ESD). Het chassis is ook een belangrijk deel van het ontwerp van de robotmaaier en moet altijd op professionele wijze worden afgedicht om het product buiten te kunnen gebruiken. Daarom mag het chassis uitsluitend worden geopend door erkende servicemonteurs. Als de afdichting wordt verbroken, kan de garantie volledig of gedeeltelijk komen te vervallen. 3012-1097 1.
INTRODUCTIE EN VEILIGHEID 1.4 Veiligheidsinstructies Gebruik • De robotmaaier is bedoeld voor het maaien van gras op open en vlakke grondoppervlakken. Hij mag uitsluitend worden gebruikt in combinatie met door de fabrikant aanbevolen apparatuur. Elk ander gebruik is onjuist. De instructies van de fabrikant over bediening/onderhoud en reparaties moeten nauwkeurig worden gevolgd.
INTRODUCTIE EN VEILIGHEID • Husqvarna AB kan niet garanderen dat de robotmaaier volledig compatibel is met andere typen draadloze systemen, zoals afstandsbedieningen, radiozenders, ringleidingen, verzonken elektrische afrasteringen voor dieren en dergelijke. Verplaatsen Plaats de robotmaaier in de originele verpakking wanneer hij over lange afstanden moet worden vervoerd. Ga als volgt te werk om het product naar een andere locatie binnen of buiten het werkgebied te verplaatsen: 1.
INTRODUCTIE EN VEILIGHEID Onderhoud WAARSCHUWING Als de robotmaaier ondersteboven ligt, moet de hoofdschakelaar altijd in stand 0 staan. De hoofdschakelaar moet in stand 0 staan tijdens alle werkzaamheden aan het chassis van de robotmaaier, zoals het reinigen of vervangen van de messen. 3012-1060 Inspecteer de robotmaaier elke week en vervang beschadigde of versleten onderdelen.
PRESENTATIE 2 Presentatie Dit hoofdstuk bevat informatie waarvan u zich bewust moet zijn bij het plannen van de installatie. Het systeem van een Husqvarna-robotmaaier bestaat uit vier hoofdonderdelen: • Een robotmaaier die het gazon maait door in principe te bewegen in een willekeurig patroon. De robotmaaier wordt gevoed door een onderhoudsvrije accu. 3012-1040 • Een laadstation waarnaar de robotmaaier automatisch terugkeert wanneer de accu bijna leeg is.
PRESENTATIE 2.1 Wat is wat? 2 3 9 8 1 6 10 4 7 5 11 18 14 12 19 13 20 15 16 23 24 25 22 21 26 27 17 31 28 30 29 32 De nummers in de afbeelding geven het volgende aan: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. Kap Klep voor display en toetsenbord. Stopknop/Vergrendeling voor het openen van de klep Bevestiging voor accessoires, bv.
PRESENTATIE 2.2 Inhoud pakket Uw Automower®-pakket bevat het volgende: Robotmaaier Laadstation Transformator Lusdraad Laagspanningskabel Krammen Verbinders Schroeven laadstation Inbussleutel Meetlat Koppelingen CD 33. Gebruikershandleiding 34. Draadmarkeringen 35. Extra bladen 36. Alarmsticker Automower® 320 X X X 250 m X 300 stuks 5 stuks 6 stuks X X 3 stuks X X X 9 stuks 2 stuks Automower® 330X X X X 400 m X 400 stuks 5 stuks 6 stuks X X 3 stuks X X X 9 stuks 2 stuks 2.
PRESENTATIE Werkmethode De robotmaaier maait het gazon automatisch. Hierbij wisselen maaien en laden elkaar continu af. De robotmaaier start met zoeken naar het laadstation wanneer de acculading te laag wordt. De robotmaaier maait niet wanneer hij het laadstation zoekt. Wanneer de robotmaaier op zoek gaat naar het laadstation, kan hij het laadstation op diverse manieren vinden. Zie Het laadstation vinden op pagina 13.
PRESENTATIE Alle instellingen van de maaier kunnen via het bedieningspaneel boven op de robotmaaier worden aangepast. De eerste keer dat de hoofdschakelaar op 1 wordt gezet, wordt een startprocedure opgestart die betrekking heeft op een aantal belangrijke basisinstellingen. Zie 3.8 Ingebruikname en kalibratie op pagina 32. 3012-1094 Bewegingspatroon Het bewegingspatroon van de robotmaaier is willekeurig en wordt door de robotmaaier zelf bepaald. Een bewegingspatroon wordt nooit herhaald.
PRESENTATIE Zoekmethode 2: Begeleidingsdraad volgen De robotmaaier rijdt in een onregelmatig patroon totdat hij bij de begeleidingsdraad komt. Vervolgens volgt de robotmaaier de begeleidingsdraad naar het laadstation. De begeleidingsdraad is een kabel die vanaf het laadstation bijvoorbeeld richting een afgelegen deel van het werkgebied of door een smalle doorgang wordt gelegd, om vervolgens te worden aangesloten op de begeleidingsdraad. Zie 3.6 De begeleidingsdraad installeren op pagina 28.
INSTALLATIE 3 Installatie Dit hoofdstuk beschrijft hoe u de robotmaaier installeert. Lees voordat u met de installatie begint eerst het vorige hoofdstuk, 2 Presentatie. Lees ook het huidige hoofdstuk volledig door voordat u met de installatie begint. De wijze waarop de installatie is uitgevoerd, bepaalt tevens hoe goed de robotmaaier functioneert. Het is daarom belangrijk om de installatie zorgvuldig te plannen.
INSTALLATIE 4. Controleer of alle onderdelen voor de installatie zijn meegeleverd. De cijfers tussen haakjes verwijzen naar het onderdeel op de afbeelding. Zie 2.1 Wat is wat? op pagina 10.
INSTALLATIE Het laadstation moet zodanig worden geplaatst dat er veel vrije ruimte vóór het laadstation is (minimaal 3 meter). Het laadstation moet ook centraal in het werkgebied worden geplaatst, zodat de robotmaaier het laadstation makkelijker kan vinden en snel alle gebieden in het werkgebied kan bereiken. 3012-559 Plaats het laadstation niet in krappe ruimtes in het werkgebied. Als dat wel gebeurt, kan de robotmaaier moeite hebben om het laadstation te vinden.
INSTALLATIE De transformator aansluiten Houd bij het bepalen van de locatie voor de transformator rekening met de volgende punten: • Dicht bij het laadstation • Bescherming tegen regen • Bescherming tegen direct zonlicht Wanneer de transformator op een stopcontact buiten wordt aangesloten, moet dit stopcontact zijn goedgekeurd voor gebruik buitenshuis. 3012-1214 De laagspanningskabel naar de transformator is 10 meter lang en mag niet worden ingekort of verlengd.
INSTALLATIE Monteer de transformator nooit op een hoogte waarbij het risico bestaat dat hij onder water komt te staan (minimaal 30 cm vanaf de grond). Het is niet toegestaan om de transformator op de grond te plaatsen. BELANGRIJKE INFORMATIE Gebruik de stekker van de transformator om het laadstation los te koppelen wanneer u bijvoorbeeld de lusdraad wilt reinigen of repareren. Het laadstation installeren en aansluiten 1. Zet het laadstation op een geschikte plek. 2.
INSTALLATIE 3.3 De accu laden Zodra het laadstation is aangesloten, kunt u de robotmaaier opladen. Zet de hoofdschakelaar in stand 1. Plaats de robotmaaier in het laadstation om de accu op te laden terwijl de begrenzingsdraad en de begeleidingsdraad worden gelegd. 3012-1046 BELANGRIJKE INFORMATIE De robotmaaier kan niet worden gebruikt zolang de installatie niet is voltooid.
INSTALLATIE 3.4 De begrenzingsdraad installeren De begrenzingsdraad kan op een van de volgende manieren worden geïnstalleerd: • De draad in de grond vastzetten met krammen. U kunt de begrenzingsdraad het beste met krammen vastzetten als u de plaatsing tijdens de eerste paar weken van het gebruik wilt kunnen bijstellen. Na enkele weken zal het gras over de draad heen zijn gegroeid, waardoor deze niet langer zichtbaar is.
INSTALLATIE Grenzen van het werkgebied Als het werkgebied wordt begrensd door bijvoorbeeld een muur of hek moet de begrenzingsdraad op 35 cm vanaf het obstakel worden gelegd. Dat voorkomt dat de robotmaaier op een obstakel botst en beperkt slijtage aan de kap. Ongeveer 20 cm van het gazon rond het vaste obstakel zal niet worden gemaaid.
INSTALLATIE Grenzen binnen het werkgebied Gebruik de begrenzingsdraad om gebieden binnen het werkgebied te isoleren door eilanden te creëren rond obstakels die niet tegen botsingen kunnen, zoals bloemperken, struiken en fonteinen. Leg de draad tot en rond het gebied dat moet worden geïsoleerd en keer dan terug langs dezelfde route. Als er krammen worden gebruikt, moet de draad op de terugweg onder dezelfde kram worden gelegd.
INSTALLATIE Doorgangen tijdens het maaien Vermijd lange en smalle doorgangen en zones smaller dan 1,5 tot 2 meter. Er bestaat een kans dan de robotmaaier tijdens het maaien langere tijd blijft hangen in een dergelijke doorgang of zone. Het gazon zal er dan geplet uitzien. Hellingen De robotmaaier kan ook werken op hellende werkgebieden. De maximale hellingsgraad wordt uitgedrukt in procenten (%). De hellingsgraad in procenten wordt berekend als het hoogteverschil in centimeter per meter.
INSTALLATIE De begrenzingsdraad leggen Als u de begrenzingsdraad met krammen gaat vastzetten: • Maai het gras op de plek waar u de draad gaat leggen heel kort met een gewone gazonmaaier of trimmer. U kunt de draad dan dicht bij de grond leggen, waardoor de kans kleiner wordt dat de robotmaaier de draad doorsnijdt of de isolatie van de draad beschadigt. • Leg de begrenzingsdraad vlak bij de grond en zet de krammen dicht bij elkaar, op ongeveer 75 cm.
INSTALLATIE De begrenzingsdraad richting het laadstation leggen Op het traject naar het laadstation kan de begrenzingsdraad volledig buiten het laadstation worden gelegd (zie optie 1 op de afbeelding). Als het noodzakelijk is om het laadstation gedeeltelijk buiten het werkgebied te plaatsen, is het ook mogelijk om de draad onder de laadplaat van het laadstation te leggen (zie optie 2 op de afbeelding).
INSTALLATIE 3.5 De begrenzingsdraad aansluiten Om de begrenzingsdraad aan te sluiten op het laadstation: BELANGRIJKE INFORMATIE De begrenzingsdraad mag zichzelf niet kruisen wanneer deze wordt aangesloten op het laadstation. Sluit het rechteruiteinde van de draad aan op de pen rechts op het laadstation en het linkeruiteinde op de pen links. 1. Steek de uiteinden van de draad in de aansluitklem: • Open de connector. • Plaats de draad in de uitsparing in de aansluitklem. 3012-284 2.
INSTALLATIE 3.6 De begeleidingsdraad installeren De begeleidingsdraad is een kabel die vanaf het laadstation bijvoorbeeld richting een afgelegen deel van het werkgebied of door een smalle doorgang wordt gelegd, om vervolgens te worden aangesloten op de begeleidingsdraad. Voor de begrenzingslus en de begeleidingsdraad wordt dezelfde kabelhaspel gebruikt.
INSTALLATIE De begeleidingsdraad leggen en aansluiten 1. Het is belangrijk om na te denken over de lengte van de begeleidingslus voordat u begint met het leggen en aansluiten van de begeleidingsdraad. Dit geldt met name bij grote of complexe installaties. Als de begeleidingslus langer dan 400 meter is, kan het voor de robotmaaier lastig zijn om de begeleidingsdraad te volgen.
INSTALLATIE Als de begeleidingsdraad op een steile helling moet worden geïnstalleerd, moet de draad bij voorkeur onder een hoek op de helling worden gelegd. Dat maakt het voor de robotmaaier eenvoudiger om de begeleidingsdraad op de helling te volgen. 3018-061 Leg de draad niet in scherpe bochten. Hierdoor kan het voor de robotmaaier lastig worden om de begeleidingsdraad te volgen. 135º 135º 90º 3012-953 6.
INSTALLATIE BELANGRIJKE INFORMATIE De begeleidingsdraad mag de begrenzingsdraad niet kruisen, bijvoorbeeld een begrenzingsdraad die naar een eiland loopt.
INSTALLATIE 3.7 De installatie controleren Controleer het lussignaal door te kijken naar het indicatielampje in het laadstation. • Constant groen licht = goede signalen. • Knipperend groen licht = het lussysteem is uitgeschakeld en de robotmaaier bevindt zich in de ECO-modus. Zie 6.9 Instellingen op pagina 63. • Knipperend blauw licht = onderbreking in de begrenzingslus, geen signaal. • Knipperend rood licht = onderbreking in de antenneplaat van het laadstation.
INSTALLATIE BELANGRIJKE INFORMATIE Gebruik Aantekeningen op pagina 2 om de PIN-code te noteren. 3.9 Het dokken in het laadstation testen Controleer voordat u de robotmaaier gebruikt of deze de begeleidingsdraad helemaal kan volgen tot aan het laadstation en zonder problemen in het laadstation kan dokken. De testfunctie is te vinden in het menu Installatie > Vind laadstation > Overzicht van de robotmaaier. Voor meer informatie, Zie Overzicht > Test op pagina 55.
GEBRUIK 4 Gebruik 4.1 Een lege accu laden Wanneer de Husqvarna-robotmaaier nieuw is of langere tijd is opgeslagen, zal de accu leeg zijn en moet deze voor gebruik worden geladen. 1. Zet de hoofdschakelaar in stand 1. 2. Parkeer de robotmaaier in het laadstation. Open de klep en schuif de robotmaaier zo ver mogelijk naar binnen om te zorgen voor een goed contact tussen de robotmaaier en het laadstation. 3012-1046 3. Op het display wordt aangegeven dat de accu wordt opgeladen.
GEBRUIK 4.2 De timer gebruiken Voor het beste maairesultaat mag u het gazon niet te vaak laten maaien. Gebruik de timerfunctie (zie 6.3 Timer op pagina 44) om een platgetrapt gazon te voorkomen en de maximale levensduur van de robotmaaier te waarborgen. Ga er bij het instellen van de timer van uit dat de robotmaaier circa 135 m² per uur en dag maait (ongeveer 90 m² voor Automower® 320). Bijvoorbeeld: als het werkgebied 1.
GEBRUIK 4.3 Starten 1. Druk op de STOP-knop om de klep van het bedieningspaneel te openen. 2. Zet de hoofdschakelaar in stand 1. 3. Voer de PIN-code in. Het PIN-codeverzoek kan worden uitgeschakeld. Zie 6.5 Veiligheid op pagina 47 voor meer informatie over diefstalbeveiliging. 4. Druk op de startknop. 3012-1204 5. Selecteer de gewenste bedieningsmodus. Zie 5.1 Bedieningsselectie Starten op pagina 39. 6. Sluit de klep binnen 10 seconden.
GEBRUIK 4.6 De maaihoogte aanpassen De maaihoogte kan worden ingesteld van MIN (2 cm) tot MAX (6 cm) in negen stappen. Tijdens de eerste week na een nieuwe installatie moet de maaihoogte op MAX worden ingesteld om beschadiging van de lusdraad te voorkomen. Hierna kan de maaihoogte elke week een stap worden verlaagd totdat de gewenste maaihoogte is bereikt. Als het gras lang is, kunt u de maaier het beste op de maximale maaihoogte laten beginnen.
BEDIENINGSPANEEL 5 Bedieningspaneel Alle commando’s en instellingen voor de robotmaaier gebeuren via het bedieningspaneel. Alle functies zijn toegankelijk via een aantal menu’s. Het bedieningspaneel bestaat uit een display en een toetsenbord. Alle informatie wordt op het display weergegeven en alles wordt met de knoppen ingevoerd. 3012-1044 Wanneer de stopknop is ingedrukt en de klep is geopend, wordt de startpagina weergegeven met de volgende informatie: • Informatie over de werking, bv.
BEDIENINGSPANEEL Het toetsenbord bestaat uit zes knoppengroepen: • De START-knop dient om de robotmaaier te activeren. Dit is gewoonlijk de laatste knop die wordt ingedrukt voordat de klep van het display wordt gesloten. • De Back- en OK-knoppen dienen om in het menu te navigeren. De OK-knop wordt ook gebruikt om instellingen in het menu te bevestigen. • De pijltoetsen worden gebruikt om in het menu te navigeren, maar dienen ook om selecties te maken in bepaalde instelmogelijkheden.
BEDIENINGSPANEEL Als het hoofdwerkgebied na het laden moet worden gemaaid, kunt u de bedieningsmodus Hoofdgebied selecteren voordat u de robotmaaier in het laadstation plaatst. Negeer timer Alle timerinstellingen kunnen tijdelijk worden onderdrukt door Negeer timer te selecteren. Het is mogelijk om de timer gedurende 1, 3 of 5 dagen te onderdrukken. Intens maaien Intens maaien betekent dat de robotmaaier in een spiraalvormig patroon maait om het gras te maaien in het gebied waar hij is gestart.
BEDIENINGSPANEEL 5.3 Hoofdschakelaar Zet de hoofdschakelaar in stand 1 om de robotmaaier te starten. Zet de hoofdschakelaar in stand 0 als de robotmaaier niet in gebruik is of als er werkzaamheden aan de maaischijf worden uitgevoerd. Als de hoofdschakelaar in stand 0 staat, kunnen de motoren van de robotmaaier niet starten. 3012-1060 5.4 De PARK-knop van het laadstation Deze sectie is niet van toepassing op Automower® 320.
MENUFUNCTIES 6 Menufuncties 6.1 Hoofdmenu Het hoofdmenu bestaat uit de volgende drie opties: • Timer • Maaihoogte • Veiligheid • Meldingen • Weertimer • Installatie • Instellingen • Accessoires 3012-1264 Elke optie heeft een aantal submenu’s. Hiermee hebt u toegang tot alle functies voor het instellen van de robotmaaier. Tussen menu’s bladeren Gebruik de pijltoetsen om door het hoofdmenu en de submenu’s te bladeren.
MENUFUNCTIES 6.2 Menustructuur De volgende tabel geeft een beknopt overzicht van de beschikbare menuopties in het hoofdmenu. Het volgende hoofdstuk bevat uitgebreidere informatie over de wijze waarop elke functie wordt gebruikt en welke instelmogelijkheden beschikbaar zijn. Gebruik de pijltoetsen om door het menu te bladeren. Bevestig elke selectie met OK. Timer Voor het beste maairesultaat mag u het gazon niet te vaak laten maaien.
MENUFUNCTIES 6.3 Timer Voor het beste maairesultaat mag u het gazon niet te vaak laten maaien. Daarom is het belangrijk om de rijtijd via de timerfunctie te beperken als het werkgebied kleiner is dan de werkcapaciteit van de robotmaaier. Als u de robotmaaier te veel laat maaien, kan het gazon er geplet uitzien. Bovendien zal de robotmaaier dan onnodig slijten.
MENUFUNCTIES Overzicht De functie geeft grafisch weer op welke uren en dagen de robotmaaier werkt. De tijd waarop de robotmaaier zal maaien, wordt aangegeven met een zwarte lijn. De rest van de tijd is de robotmaaier in het laadstation geparkeerd. 3012-1235 Reset Deze functie reset de timer naar de fabrieksinstelling, waarbij de robotmaaier 24 uur per dag en 7 dagen per week mag werken. Huidige dag Hiermee wordt de geselecteerde dag in het tabsysteem gereset.
MENUFUNCTIES 6.4 Maaihoogte De maaihoogte kan worden ingesteld van MIN (2 cm) tot MAX (6 cm). Tijdens de eerste week na een nieuwe installatie moet de maaihoogte op MAX worden ingesteld om beschadiging van de lusdraad te voorkomen. Hierna kan de maaihoogte elke week een stap worden verlaagd totdat de gewenste maaihoogte is bereikt. Als het gras lang is, kunt u de maaier het beste op de maximale maaihoogte laten beginnen. Als het gras korter is, kan de maaihoogte geleidelijk worden verlaagd.
MENUFUNCTIES 6.5 Veiligheid Via deze selectie kunnen instellingen met betrekking tot de beveiliging en de verbinding tussen de maaier en het laadstation worden aangepast. Veiligheid Er zijn drie veiligheidsniveaus waaruit u kunt kiezen, maar het is ook mogelijk om een eigen combinatie van beveiligingsfuncties te definiëren. De fabrieksinstelling is veiligheidsniveau Midden. Veiligheidsniveau Gebruik de pijltoetsen omlaag en omhoog om een veiligheidsniveau te selecteren.
MENUFUNCTIES Aangepast Via dit menu kunt u de beschikbare beveiligingsfuncties op basis van uw behoeften aanpassen en combineren. Tijdsslot Activeer of deactiveer het verzoek om een PIN-code na een bepaald aantal dagen. Het aantal dagen is in te stellen in Veiligheid > Uitgebreid. LET OP! Tijdsslot is de belangrijkste diefstalbeveiligingsfunctie. Daarom raden we aan om deze altijd ingeschakeld te houden.
MENUFUNCTIES Nieuw lussignaal Het lussignaal wordt willekeurig gekozen, zodat een unieke koppeling tussen de betreffende robotmaaier en het laadstation ontstaat. In zeldzame gevallen kan het nodig zijn om een nieuw signaal te genereren, bijvoorbeeld als twee aangrenzende installaties signalen gebruiken die erg op elkaar lijken. 1. Plaats de robotmaaier in het laadstation waaraan de robotmaaier moet worden gekoppeld. 2. Selecteer Nieuw lussignaal in het menu en druk op OK. 3.
MENUFUNCTIES 6.6 Meldingen Via deze functie kunnen opgeslagen fout- en infomeldingen worden uitgelezen. Voor de meest voorkomende foutmeldingen zijn er tips en adviezen beschikbaar waarmee u de fout kunt verhelpen. Zie 9.1 Foutmeldingen op pagina 78.
MENUFUNCTIES Op frequentie Deze lijst bevat de meest recente 50 meldingen, gesorteerd op het aantal keren dat dezelfde fout is opgetreden. Reset meldingen Om alle opgeslagen meldingen te verwijderen, selecteert u Reset en drukt u op OK. Bevestig door nog een keer op OK te drukken.
MENUFUNCTIES 6.7 Weertimer Via deze functie kan de robotmaaier zijn maaitijden automatisch aanpassen aan de snelheid waarmee het gras groeit. Wanneer het weer bevorderlijk is voor het groeien van het gras maait de robotmaaier vaker en wanneer het gras minder snel groeit, zal de robotmaaier automatisch minder tijd aan het gazon besteden. Weertimer De robotmaaier zal echter niet langer werken dan de tijd die in de timerinstellingen kan worden geconfigureerd.
MENUFUNCTIES 6.8 Installatie Deze menufunctie dient om de robotmaaier naar afgelegen delen van een werkgebied te leiden en in te stellen hoe de robotmaaier het laadstation moet zoeken. Voor veel werkgebieden is het niet nodig om de fabrieksinstellingen te wijzigen, waarbij de robotmaaier de diverse zoekmethoden en de onderliggende instellingen zelf combineert.
MENUFUNCTIES Over het algemeen maakt een langere uitsteltijd de kans op spoorvorming kleiner (de robotmaaier zal het laadstation vaker vinden via onregelmatig zoeken), maar het zorgt tevens voor langere zoektijden. Een korte uitsteltijd geeft het omgekeerde effect, d.w.z. kortere zoektijden met een grotere kans op spoorvorming langs de begeleidingsdraden en/of begrenzingsdraden. Volg Controleer of het selectievakje Volg begeleiding naar huis is ingeschakeld.
MENUFUNCTIES Laadstationbereik Er kunnen redenen zijn om het bereik van het laadstation in zeldzame gevallen te beperken. Dat kan bijvoorbeeld nodig zijn als het laadstation dicht bij een struik of muur staat, waardoor de robotmaaier niet in het laadstation kan dokken terwijl hij wel de signalen van het laadstation ontvangt. In dergelijke gevallen is het gewoonlijk beter om het laadstation te verplaatsen. Als dit echter niet mogelijk is, kan het bereik van het laadstation worden beperkt.
MENUFUNCTIES Als de robotmaaier de draad niet kan volgen, komt dit in veel gevallen doordat obstakels dicht bij de draad niet zijn geïsoleerd of doordat de begeleidingsdraad op een steile helling niet onder een hoek is gelegd. Controleer of het laadstation, de begrenzingsdraad en de begeleidingsdraad zijn geïnstalleerd volgens de instructies in hoofdstuk 3.2, 3.4 en 3.6. Als de handmatige instellingen zijn ingevoerd, kan het zijn dat hierbij ook een verkeerde doorrijbreedte is geselecteerd. 4.
MENUFUNCTIES BELANGRIJKE INFORMATIE Wanneer GPS-geassisteerde navigatie is geactiveerd, zal deze functie worden gebruikt zolang er een gps-service beschikbaar is – zelfs als er handmatige instellingen actief zijn. De handmatige instellingen worden enkel gebruikt als er geen gps-service beschikbaar is. Regio 1-5 > Hoe? 3012-1078 Selecteer rechts, links of Volg 1 (of Volg 2 voor Automower® 330X) op basis van de locatie van de zone ten opzichte van het laadstation.
MENUFUNCTIES GPS Deze sectie is niet van toepassing op Automower® 320. Gps-geassisteerde navigatie maakt gebruik van een ingebouwde gps om te controleren welke zones al zijn gemaaid en welke zones daarna moeten worden gemaaid. Nadat de robotmaaier een aantal dagen in bedrijf is geweest, creëert hij een plattegrond van het werkgebied en waar de begeleidingsdraden zijn gelegd. Op deze manier kan Automower® 330X automatisch de afstanden en verhoudingen voor lastig te bereiken delen van het werkgebied bepalen.
MENUFUNCTIES Om de afstand tot een afgelegen zone te meten: 1. Parkeer de robotmaaier in het laadstation. 2. Voer in de menufunctie Tuindekking > Hoe ver? een afstand in die een stuk groter is dan de werkelijke afstand. De maximale afstand die kan worden ingevoerd, bedraagt 499 meter. 3. Selecteer Tuindekking > Overzicht > Test en druk op OK. 4. Druk op START en sluit de klep van het display. 5. Druk op de gewenste positie op STOP en meet de afstand.
MENUFUNCTIES Uitgebreid Onder het kopje Uitgebreid vindt u nog meer instellingen die bepalen hoe de robotmaaier zich gedraagt. De instellingen in dit menu zijn enkel nodig als aanvullende besturing van de maaier absoluut noodzakelijk is, bv. bij zeer complexe tuinen. De fabrieksinstellingen zijn zo geselecteerd dat ze zouden moeten werken voor de meeste werkgebieden.
MENUFUNCTIES Doorrijbreedte > Begeleiding Specificeer voor de begeleidingsdraden de grootste afstand vanaf elke begeleidingsdraad die de robotmaaier mag aanhouden. De afstand is in te voeren als een waarde van 0 tot 9. De afstand die de robotmaaier van de begeleidingsdraad verwijderd blijft, varieert op basis van de indeling van het werkgebied. Gebruik de functie Test in Installatie > Tuindekking > Overzicht om te testen welke waarde geschikt is voor het betreffende werkgebied.
MENUFUNCTIES Rijd over draad De voorzijde van de robotmaaier rijdt altijd een bepaalde afstand voorbij de begrenzingsdraad voordat de maaier keert. Deze afstand is standaard ingesteld op 31 cm, maar kan zo nodig worden gewijzigd. U kunt een waarde van 20 tot 50 selecteren. Houd er rekening mee dat de gegeven afstand slechts een geschatte waarde is en dat deze uitsluitend dient ter referentie. In werkelijkheid kan de afstand tussen de robotmaaier en de begrenzingsdraad variëren.
MENUFUNCTIES 6.9 Instellingen Via deze functie kunt u wijzigingen aanbrengen in de algemene instellingen van de robotmaaier. Instellingen Profielen ECO- Spiraalvormig modus maaien Aan/Uit Tijd & datum Taal Land Reset alle Maaihoogte Begeleikalibratie dingsdraad gebruikersinkalibratie stellingen Intensiteit Ingestelde tijd Ingestelde Tijdnotatie datum Datumnotatie Aan/uit Gebruik Naam wijzigen Opslaan Profielen Met de functie Profielen kunt u verschillende gebruikersinstellingen opslaan.
MENUFUNCTIES Profielnaam wijzigen U kunt de profielnamen wijzigen, zodat u gemakkelijker kunt onthouden welke instellingen in het desbetreffende profiel zijn opgeslagen. • Vink de profielnaam aan die u wilt wijzigen. • Druk op OK. • Vink Hernoem aan en druk op OK. • Verplaats de cursor met de pijltoetsen. Druk op OK om een letter te selecteren. Druk op TERUG om de nieuwe naam op te slaan. • De profielnamen worden weergegeven in het menu Instellingen - Profielen.
MENUFUNCTIES ECO Deze functie schakelt het lussignaal van de begrenzingslus, de begeleidingsdraden en het laadstation automatisch uit wanneer de robotmaaier niet maait, d.w.z. wanneer de maaier wordt opgeladen of niet mag maaien op basis van timerinstellingen. ECO is geschikt voor situaties waarbij andere draadloze apparatuur wordt gebruikt die niet compatibel is met de robotmaaier, zoals bepaalde ringleidingen of garagedeuren.
MENUFUNCTIES Tijd & datum De begeleidingsdraad kalibreren Via deze functie kunt u de huidige tijd en de gewenste tijdnotatie instellen op de robotmaaier. In zeldzame gevallen kan het nodig zijn om de begeleidingsdraad te kalibreren. Doe dit uitsluitend wanneer de robotmaaier hier zelf om vraagt of wanneer uw dealer dit aanraadt. Tijd Voer de juiste tijd in en druk op OK om af te sluiten. Tijdnotatie Verplaats de cursor naar de gewenste tijdnotatie: 12u/24u Sluit af door op OK te drukken.
MENUFUNCTIES 6.10 Accessories In dit menu kunt u de accessoires instellen die op de maaier zijn gemonteerd. Koplamp Met deze functies kan de koplamp worden ingesteld. De koplamp kan alleen op de Automower® 330X als accessoire worden gemonteerd. Accessories Schema In het submenu Schema selecteert u wanneer de koplamp wordt ingeschakeld. U hebt de keuze uit Altijd AAN, Alleen ‘s avonds, Avond en nacht of Altijd UIT.
VOORBEELDEN VAN TUINEN 7 Voorbeelden van tuinen – Suggesties en instellingen voor installatie Door de tuininstellingen van de robotmaaier af te stemmen op de vorm van de tuin is het voor de robotmaaier makkelijker om alle delen van de tuin regelmatig te bereiken en een perfect maairesultaat te realiseren. Voor verschillende tuinen kunnen verschillende instellingen nodig zijn. Op de volgende pagina’s vindt u enkele voorbeelden van tuinen met suggesties en instellingen voor de installatie.
VOORBEELDEN VAN TUINEN Suggesties en instellingen voor installatie Gebied 150 m². Open en vlak gebied. Timer 08:00-12:00 Maandag, woensdag, vrijdag Tuindekking Fabrieksinstelling Vind laadstation Fabrieksinstelling Opmerkingen De timer moet worden gebruikt om te voorkomen dat het gras er platgetrapt uitziet, omdat het gebied kleiner is dan de maximale capaciteit van de robotmaaier. 3012-979 Omdat het gebied open en niet complex is, is voor deze installatie geen begeleidingsdraad nodig.
VOORBEELDEN VAN TUINEN Gebied 800 m². L-vormige tuin met laadstation geïnstalleerd in het smalle gebied. Bevat enkele eilanden.
VOORBEELDEN VAN TUINEN Gebied 800 m². Asymmetrisch werkgebied met een smalle doorgang en enkele eilanden. Timer 08:00-20:00 Maandag, dinsdag, donderdag, vrijdag, zaterdag Tuindekking Fabrieksinstelling Vind laadstation Fabrieksinstelling Opmerkingen De begeleidingsdraad moet langs de smalle doorgang worden gelegd om ervoor te zorgen dat de robotmaaier het laadstation zonder problemen kan vinden vanaf de rechterzijde van het werkgebied.
VOORBEELDEN VAN TUINEN LET OP! Dit voorbeeld is enkel van toepassing op Automower® 330X. Gebied 1.000 m². Drie zones, waarvan de twee kleinere zones met de grote zijn verbonden via een nauwe doorgang. Timer 08:00-22:00 Maandag tot zaterdag Tuindekking Fabrieksinstelling Vind laadstation Fabrieksinstelling Opmerkingen Omdat voor deze installatie 2 begeleidingsdraden nodig zijn, is dit werkgebied niet geschikt voor Automower® 320. Gebied 500 m² + 100 ² in een bijgebied.
ONDERHOUD 8 Onderhoud Voor een betere bedrijfszekerheid en een langere levensduur: controleer en reinig de robotmaaier regelmatig en vervang versleten onderdelen, indien nodig. Zie 8.4 Reinigen op pagina 75 voor meer informatie over het reinigen. Na de ingebruikname van de robotmaaier moet u de maaischijf en de messen eens per week inspecteren. Als de mate van slijtage in deze periode laag is, kan het controleinterval worden vergroot. Het is belangrijk dat de maaischijf soepel draait.
ONDERHOUD 8.1 Winteropslag De robotmaaier Reinig de robotmaaier zorgvuldig voor u hem in de winterstalling zet. Zie 8.4 Reinigen op pagina 75. Om de werking en levensduur van de accu te garanderen, is het zeer belangrijk dat de robotmaaier volledig is opgeladen voordat deze gedurende de winter wordt opgeslagen. Plaats de robotmaaier in het laadstation met de klep open totdat het accusymbool op het display aangeeft dat de accu volledig is opgeladen. Zet vervolgens de hoofdschakelaar op 0.
ONDERHOUD tijd in een goede conditie te houden en schept de beste voorwaarden voor een nieuw seizoen zonder onderbrekingen. Een servicebeurt omvat gewoonlijk het volgende: • Grondige reiniging van de kap, het chassis, de maaischijf en alle andere bewegende delen. • Testen van de functies en componenten van de maaier. • Controle en eventuele vervanging van aan slijtage onderhevige artikelen, zoals messen en lagers.
ONDERHOUD Chassis Reinig de onderkant van het chassis. Gebruik een borstel of licht vochtige doek. Wielen Reinig rondom het voorwiel en de achterwielen en ook rond de voorwielsteun. 3012-1068 Kap Gebruik een vochtige, zachte spons of doek om de kap te reinigen. Als de kap erg vuil is, kunt u ook een zeepoplossing of afwasmiddel gebruiken. Laadstation Ontdoe het laadstation regelmatig van gras, bladeren, twijgen en andere objecten die het dokken kunnen belemmeren. 3012-1069 8.
ONDERHOUD 8.7 Messen WAARSCHUWING Gebruik bij vervanging altijd originele messen en schroeven. Als alleen de messen worden vervangen en de schroeven worden hergebruikt, kunnen de schroeven tijdens het maaien en snoeien slijten. De messen kunnen dan onder de kap vandaan schieten en ernstig letsel veroorzaken. De robotmaaier is voorzien van drie messen die in de maaischijf zijn geschroefd.
PROBLEMEN OPLOSSEN 9 Problemen oplossen In dit hoofdstuk vindt u een aantal meldingen die bij een storing op het display kunnen worden weergegeven. Bij elke melding staan de mogelijke oorzaak en de te uit te voeren stappen vermeld. Dit hoofdstuk bespreekt ook een aantal symptomen die u op weg kunnen helpen als de robotmaaier niet werkt zoals verwacht. Meer suggesties voor uit te voeren stappen bij storingen of symptomen zijn te vinden op www.automower.com. 9.
PROBLEMEN OPLOSSEN Geen lussignaal Vastgereden De transformator is niet aangesloten. Controleer de aansluiting op het stopcontact en controleer tevens of er een aardlekschakelaar is geactiveerd. De laagspanningskabel is beschadigd of niet aangesloten. Controleer of de laagspanningskabel niet is beschadigd. Controleer tevens of hij correct is aangesloten op het laadstation en de transformator.
PROBLEMEN OPLOSSEN De aansluitingen van de begrenzingsdraad op het laadstation zijn gekruist. Controleer of de begrenzingsdraad correct is aangesloten. De begrenzingsdraad ligt te dicht bij de rand van het werkgebied. Controleer of de begrenzingsdraad is gelegd volgens de instructies. Zie 3 Installatie op pagina 15. Het werkgebied is te steil voor de begrenzingslus. Controleer of de begrenzingsdraad is gelegd volgens de instructies. Zie 3 Installatie op pagina 15.
PROBLEMEN OPLOSSEN 9.2 Infomeldingen Hieronder vindt u een aantal infomeldingen die op het display van de robotmaaier kunnen worden weergegeven. We raden u aan om contact op te nemen met uw dealer als dezelfde melding vaak verschijnt. Controleer of de installatie is uitgevoerd volgens de instructies in de gebruikershandleiding. Neem vervolgens contact op met een dealer bij u in de buurt. Melding Oorzaak Actie Lege batterij De robotmaaier kan het laadstation niet vinden.
PROBLEMEN OPLOSSEN Melding Oorzaak Actie Zwak GPS-signaal Niet van toepassing op Automower® 320. Het gps-signaal in het huidige werkgebied is zwak. Er kan geen gebruik worden gemaakt van gpsgeassisteerde navigatie. Als deze melding vaak verschijnt, moet u de gpsgeassisteerde navigatie uitschakelen en in plaats daarvan de handmatige instellingen van Tuindekking gebruiken. Zie 6.8 Installatie op pagina 53.
PROBLEMEN OPLOSSEN 9.4 Symptomen Als uw robotmaaier niet naar verwachting werkt, volg dan de onderstaande foutopsporingsgids. Kijk op www.automower.com voor een FAQ (veelgestelde vragen) voor meer gedetailleerde antwoorden op een aantal standaardvragen. Neem contact op met een dealer bij u in de buurt als u de oorzaak van de fout nog steeds niet kunt vinden. Symptomen Oorzaak Actie De robotmaaier heeft moeite om te dokken in het laadstation.
PROBLEMEN OPLOSSEN De robotmaaier rijdt, maar de maaischijf draait niet De robotmaaier maait minder lang dan gewoonlijk tussen twee laadbeurten in Zowel de maaitijd als de laadtijd is korter dan normaal Nederlands - 84 De robotmaaier volgt een begeleidingsdraad of een begrenzingsdraad van en naar het laadstation. Dit gedrag is normaal en er hoeft geen actie te worden ondernomen. De robotmaaier zoekt naar een begeleidingsdraad of een begrenzingsdraad en de accu is bijna leeg.
PROBLEMEN OPLOSSEN 9.5 Breuken in de lusdraad opsporen Breuken in de lusdraad zijn meestal te wijten aan onbedoelde fysieke beschadigingen aan de draad, bijvoorbeeld bij het gebruik van een schop bij het tuinieren. In landen met nachtvorst kan de draad ook beschadigd raken door scherpe stenen die in de grond bewegen. Breuken in de draad kunnen ook worden veroorzaakt door overmatig strekken tijdens het installeren.
PROBLEMEN OPLOSSEN 3. Verwissel de aansluitingen van de begeleidingsdraad en de begrenzingsdraad in het laadstation. a) Verwissel de aansluitingen AL en G1. Als het indicatielampje constant groen brandt, bevindt de breuk zich ergens in de begrenzingsdraad tussen AL en het punt waar de begeleidingsdraad is aangesloten op de begrenzingsdraad (dikke zwarte lijn op de afbeelding). 3012-1208 b) Zet AL en G1 terug in hun oorspronkelijke posities. Verwissel vervolgens AR en G1.
PROBLEMEN OPLOSSEN 4. a) Stel dat het indicatielampje constant groen brandde tijdens test a) hierboven. Herstel de oorspronkelijke posities van alle aansluitingen. Koppel vervolgens AR los. Sluit een nieuwe lusdraad aan op AR. Sluit het andere uiteinde van de nieuwe lusdraad aan op een punt in het midden van de installatie.
PROBLEMEN OPLOSSEN 5. Wanneer de breuk is gevonden, moet het beschadigde deel worden vervangen door een nieuw stuk draad. Het beschadigde deel kan worden weggeknipt als het mogelijk is om de begrenzingsdraad in te korten. Gebruik altijd originele koppelingen.
TECHNISCHE GEGEVENS 10 Technische gegevens Gegevens Automower® 320 Automower® 330X Lengte 72 cm 72 cm Breedte 56 cm 56 cm Hoogte 31 cm 31 cm Gewicht 11,8 kg 13,2 kg Accu Speciale lithium-ion accu, 18 V/3,2 Ah Speciale lithium-ion accu, 18 V/6,4 Ah Transformator 110-230 V/28 V 110-230 V/28 V Gemiddeld energieverbruik bij maximaal gebruik 30 kWh/maand voor een werkgebied van 2.200 m² 43 kWh/maand voor een werkgebied van 3.200 m² Laadstroom 2.1A DC 4.
GARANTIEBEPALINGEN 11 Garantiebepalingen Husqvarna AB garandeert de werking van dit product gedurende een periode van twee jaar (vanaf de aankoopdatum). De garantie dekt ernstige materiaalof productiefouten. Binnen de garantieperiode zullen we het product kosteloos vervangen of repareren als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: • De robotmaaier en het laadstation mogen uitsluitend worden gebruikt overeenkomstig de instructies in deze gebruikershandleiding.
INFORMATIE OVER HET MILIEU 12 Informatie over het milieu De symbolen op de robotmaaier van Husqvarna of de bijbehorende verpakking geven aan dat het product niet mag worden verwerkt als huishoudelijk afval. In plaats daarvan moet het product naar een gespecialiseerd recyclingcentrum worden gebracht, waar de elektronische componenten en accu’s kunnen worden gerecycled. De accu’s zijn ingekapseld in robotmaaier chassis. Voor toegang tot de batterijen, moet het chassis worden gedemonteerd.
EG-VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING 13 EG-verklaring van overeenstemming EU-verklaring van overeenstemming (alleen van toepassing op Europese versies) Husqvarna AB, SE-561 82 Huskvarna, Zweden, tel.
ORIGINELE INSTRUCTIES AUTOMOWER is een handelsmerk van Husqvarna AB. Copyright © 2013 HUSQVARNA. All rights reserved. www.automower.