Operation Manual

Nederlands - 24
INSTALLATIE
Doorgangen tijdens het maaien
Vermijd lange en smalle doorgangen en zones smaller dan
1,5 tot 2 meter. Er bestaat een kans dan de robotmaaier
tijdens het maaien langere tijd blijft hangen in een dergelijke
doorgang of zone. Het gazon zal er dan geplet uitzien.
Hellingen
De robotmaaier kan ook werken op hellende werkgebieden.
De maximale hellingsgraad wordt uitgedrukt in procenten
(%). De hellingsgraad in procenten wordt berekend
als het hoogteverschil in centimeter per meter. Als het
hoogteverschil bijvoorbeeld 10 cm is, is de hellingsgraad
10%. Zie de afbeelding.
De begrenzingsdraad kan over een helling met een
hellingsgraad van minder dan 10% worden gelegd.
De begrenzingsdraad mag niet op een helling van meer dan
10% worden gelegd. De kans bestaat dat de robotmaaier
daar moeilijk kan draaien. De robotmaaier stopt dan en de
foutmelding Buiten maaigebied wordt weergegeven. Dat kan
vooral gebeuren bij natte weersomstandigheden, omdat de
wielen dan op het natte gras kunnen gaan slippen.
De begrenzingsdraad kan ook op een helling steiler dan 10%
worden gelegd als er een obstakel is waar de robotmaaier
tegenaan mag rijden, zoals bijvoorbeeld een omheining of
dichte haag.
Binnen het werkgebied kan de robotmaaier zones met
een helling tot 40% maaien. Gebieden met een grote
hellingsgraad moeten met begrenzingsdraad worden
geïsoleerd.
Als zich aan de buitenrand van het werkgebied hellingen
bevinden die steiler zijn dan 10% moet de begrenzingsdraad
op een vlakke ondergrond worden gelegd op een afstand
van ongeveer 20 cm voor het begin van de helling.
3012-1055
3012-1056
3012-1088
3012-567