Operation Manual

Nederlands - 30
INSTALLATIE
Als de begeleidingsdraad op een steile helling moet
worden geïnstalleerd, moet de draad bij voorkeur
onder een hoek op de helling worden gelegd. Dat
maakt het voor de robotmaaier eenvoudiger om de
begeleidingsdraad op de helling te volgen.
Leg de draad niet in scherpe bochten. Hierdoor
kan het voor de robotmaaier lastig worden om de
begeleidingsdraad te volgen.
6. Leid de begeleidingsdraad naar het punt op de
begrenzingslus waar de begeleidingsdraad moet
worden aangesloten.
Til de begrenzingsdraad op. Knip de
begrenzingsdraad door met bijvoorbeeld een
draadtang. Het aansluiten van de begeleidingsdraad
gaat makkelijker als er op de begrenzingsdraad een
oogje wordt gemaakt, zoals eerder beschreven. Zie
Oogje voor het aansluiten van de begeleidingsdraad
op pagina 25.
7. Sluit de begeleidingsdraad met behulp van een
koppeling aan op de begrenzingsdraad:
Steek de begrenzingsdraad in elk van de openingen
in de koppeling. Steek de begeleidingsdraad in de
middelste opening in de koppeling. Controleer of de
draden volledig in de koppeling zijn gestoken, zodat
de uiteinden zichtbaar zijn door het doorzichtige deel
aan de andere zijde van de koppeling.
Gebruik een tang om de knop op de koppeling
helemaal in te drukken.
Het maakt niet uit welke openingen worden gebruikt
voor het aansluiten van elke draad.
8. Zet de las met krammen vast in het gazon of graaf
hem in.
135º
135º
90º
3012-953
3012-954
3018-061
3018-055