Operation Manual

Nederlands - 32
INSTALLATIE
3.7 De installatie controleren
Controleer het lussignaal door te kijken naar het
indicatielampje in het laadstation.
• Constant groen licht = goede signalen.
• Knipperend groen licht = het lussysteem is
uitgeschakeld en de robotmaaier bevindt zich in de
ECO-modus. Zie 6.9 Instellingen op pagina 63.
• Knipperend blauw licht = onderbreking in de
begrenzingslus, geen signaal.
• Knipperend rood licht = onderbreking in de antenneplaat
van het laadstation. De fout moet worden verholpen
door een erkende dealer.
• Constant blauw licht = zwak signaal. Dit kan komen
doordat de begrenzingslus te lang is of doordat de draad
beschadigd is. Als de robotmaaier nog werkt, is er geen
probleem.
• Constant rood licht = defect in een printplaat in het
laadstation. De fout moet worden verholpen door een
erkende dealer.
Zie 9.3 Indicatielampje in het laadstation op pagina 82
wanneer het lampje niet constant groen is en ook niet
groen knippert.
3.8 Ingebruikname en kalibratie
Voordat de robotmaaier in gebruik wordt genomen, moet
er via het menu van de robotmaaier een opstartprocedure
worden uitgevoerd. Er wordt ook een automatische kalibratie
van het begeleidingssignaal uitgevoerd.
1. Open de klep van het bedieningspaneel door op de
STOP-knop te drukken.
2. Zet de hoofdschakelaar in stand 1.
Wanneer de robotmaaier voor het eerst wordt
gebruikt, wordt een opstartprocedure gestart. De
volgende gegevens moeten worden ingevoerd:
• Taal
• Land
• Datum
• Tijd
• Viercijferige PIN-code. Alle combinaties behalve
0000 zijn toegestaan.
Parkeer de robotmaaier in het laadstation en druk op
START.
De robotmaaier begint nu met het kalibreren van de
maaihoogteafstelling. Nadat dit is voltooid, wordt de kalibratie
van de begeleidingsdraden uitgevoerd.
Druk op START en
sluit de klep.
De robotmaaier zal hierbij achterwaarts het
laadstation verlaten en vervolgens voor het laadstation een
kalibratieprocedure uitvoeren. Wanneer deze procedure is
voltooid, kan het maaien beginnen.
3012-1066