H U SQVARNA AUTOMOWE R ® 420/430X /450X G E BRU I KSA ANWIJZI NG omslag_420,430X,450X_2016.
omslag_420,430X,450X_2016.
1 Inleiding en veiligheid 1.1 Inleiding 1.2 Symbolen op het product 1.3 Symbolen in de gebruikershandleiding 1.4 Veiligheidsinstructies 3 3 4 6 6 2 Presentatie 2.1 De onderdelen 2.2 Inhoud pakket 2.3 Werking 10 11 12 12 3 Installatie 3.1 Voorbereidingen 3.2 Installatie van laadstation 3.3 De accu laden 3.4 Begrenzingsdraad installeren 3.5 De begrenzingsdraad aansluiten 3.6 Begeleidingsdraad installeren 3.7 De installatie controleren 3.8 Ingebruikname en kalibratie 3.
MEMO Serienummer: ___________________________ PIN-code: ___________________________ Dealer: ___________________________ Telefoonnr. dealer: ___________________________ Als de robotmaaier wordt gestolen, is het belangrijk om Husqvarna Group AB hiervan op de hoogte te stellen. Neem in dat geval contact op met uw dealer en geef het serienummer van het product door, zodat het product als gestolen kan worden geregistreerd in een internationale database.
INLEIDING EN VEILIGHEID 1 Inleiding en veiligheid 1.1 Inleiding Gefeliciteerd met uw keuze voor een product van uitzonderlijk hoge kwaliteit. Om het beste uit uw Husqvarna-robotmaaier te halen, moet u weten hoe hij werkt. Deze gebruikershandleiding bevat belangrijke informatie over de robotmaaier, de installatie en het gebruik van het product. Naast deze gebruiksaanwijzing is er aanvullende informatie te vinden op de website van Automower®, op www.automower.se.
INLEIDING EN VEILIGHEID OPMERKINGEN OVER DE RELEASE Dit apparaat mag worden gebruikt door kinderen vanaf 8 jaar, gehandicapte personen en personen met gebrek aan ervaring en kennis, mits er toezicht is of zij instructies hebben gehad over veilig gebruik van het apparaat en begrijpen welke risico's het gebruik met zich meebrengt. Kinderen mogen niet spelen met het apparaat. Kinderen mogen het apparaat niet zonder toezicht reinigen of onderhouden.
INLEIDING EN VEILIGHEID • Ga niet op de robotmaaier staan. • Dit product voldoet aan de geldende EG-richtlijnen. 3012-665 6001-024 • Geluidsemissie naar de omgeving. De emissies van dit product staan in hoofdstuk 10 Technische gegevens en op het productplaatje. 3012-1059 • Het is niet toegestaan dit product aan het einde van zijn levensduur bij het normale huisvuil af te voeren. Zorg dat het product wordt gerecycled volgens de lokale wettelijke voorschriften.
INLEIDING EN VEILIGHEID 1.3 Symbolen in de gebruikershandleiding De volgende symbolen worden in de gebruikershandleiding gebruikt. Bestudeer ze zorgvuldig. • Stel de hoofdschakelaar in op 0 alvorens inspecties en/ of onderhoud uit te voeren. 3012-1060 • Draag altijd handschoenen wanneer u aan het chassis van de robotmaaier werkt. 3012-272 • Gebruik nooit een hogedrukreiniger en zelfs geen stromend water om de robotmaaier schoon te maken.
INLEIDING EN VEILIGHEID • De robotmaaier mag uitsluitend worden bediend, onderhouden en gerepareerd door personen die volledig vertrouwd zijn met de speciale kenmerken van en veiligheidsvoorschriften voor het product. Lees de gebruikershandleiding aandachtig door en zorg ervoor dat u de instructies voor het gebruik van de robotmaaier goed hebt begrepen voordat u het apparaat gebruikt. • Het is niet toegestaan het originele ontwerp van de robotmaaier aan te passen. Alle wijzigingen zijn op eigen risico.
INLEIDING EN VEILIGHEID Verplaatsen De originele verpakking moet worden gebruikt als de robotmaaier over lange afstanden wordt vervoerd. Voor het veilig verplaatsen uit of binnen het werkgebied: 1. Druk op de STOP-knop om de robotmaaier te stoppen. Als beveiliging is ingesteld op gemiddeld of hoog niveau (zie 6.5 Veiligheid op pagina 47.), dan moet de PIN-code worden ingevoerd. De PIN-code bestaat uit vier cijfers en wordt gekozen wanneer u de robotmaaier voor het eerst start, zie 3.
INLEIDING EN VEILIGHEID Onderhoud WAARSCHUWING Wanneer de robotmaaier op zijn kop is gedraaid, moet de hoofdschakelaar altijd in stand 0 staan. De hoofdschakelaar moet in stand 0 staan tijdens alle werkzaamheden aan het chassis van de maaier, zoals het reinigen of vervangen van de messen. 3012-1060 BELANGRIJKE INFORMATIE Gebruik nooit een hogedrukreiniger en zelfs geen stromend water om de robotmaaier schoon te maken. Gebruik nooit oplosmiddelen om schoon te maken.
PRESENTATIE 2 Presentatie Dit hoofdstuk bevat informatie waarvan u zich bewust moet zijn bij het plannen van de installatie. Het systeem van een Husqvarna-robotmaaier bestaat uit vier hoofdonderdelen: • • Een robotmaaier die het gazon maait door in principe te bewegen in een willekeurig patroon. De robotmaaier wordt gevoed door een onderhoudsvrije accu. Een laadstation waarnaar de robotmaaier terugkeert wanneer de accu bijna leeg is.
PRESENTATIE 2.1 De onderdelen Automower 420 Automower 430X Automower 450X 3 7 2 1 8 4 10 6 9 12 5 11 17 14 13 18 15 16 23 33 20 19 21 22 31 29 34 28 24 27 26 25 30 32 3012-566 De nummers in de afbeelding verwijzen naar: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. Behuizing Klep voor display en toetsenbord. Stopknop/borgknop om de klep te openen Bevestiging voor accessoires, bijv.
PRESENTATIE 2.2 Inhoud pakket Uw Automower®-pakket bevat het volgende: Robotmaaiers √ Laadstation √ Elektrische voeding √ Laagspanningskabel √ Schroeven laadstation 6 Inbussleutel √ Gebruikershandleiding en beknopte handleiding √ Extra messen 9 Alarmsticker √ Kabelmarkers √ Meetlat √ 2.
PRESENTATIE Maaitechniek Het maaisysteem van de Husqvarna-robotmaaier is efficiënt en energiezuinig. In tegenstelling tot veel andere standaardgrasmaaiers snijdt de robotmaaier het gras in plaats van het eraf te slaan. Wij adviseren u de robotmaaier voornamelijk bij droog weer in te schakelen om de best mogelijke resultaten te behalen.
PRESENTATIE De STOP-knop bovenop de robotmaaier wordt vooral gebruikt om de rijdende maaier te stoppen. Wanneer u op de STOP-knop drukt, wordt de afdekking voor het bedieningspaneel geopend. De STOP-knop blijft ingedrukt totdat de klep weer wordt gesloten. In combinatie met de START-knop werkt deze als een startvergrendeling. 3012-1044 Alle instellingen van de maaier kunnen via het bedieningspaneel boven op de robotmaaier worden aangepast.
PRESENTATIE Zoekmethode 2: Begeleidingsdraad volgen De robotmaaier rijdt in een onregelmatig patroon totdat hij bij de begeleidingsdraad komt. Vervolgens volgt de robotmaaier de begeleidingsdraad naar het laadstation. De begeleidingsdraad is een extra kabel die vanaf het laadstation richting een afgelegen deel van het werkgebied of door een smalle doorgang wordt gelegd, om vervolgens te worden aangesloten op de begrenzingsdraad, zie 3.6 Begeleidingsdraad installeren op pagina 28.
INSTALLATIE 3 Installatie Dit hoofdstuk beschrijft hoe u de robotmaaier installeert. Lees het vorige hoofdstuk 2. Presentatie voordat u met de installatie begint. Lees ook het huidige hoofdstuk volledig door voordat u met de installatie begint. De wijze waarop de installatie is uitgevoerd, bepaalt tevens hoe goed de robotmaaier functioneert. Het is daarom belangrijk om de installatie zorgvuldig te plannen.
INSTALLATIE 4. Controleer of alle onderdelen voor de installatie zijn meegeleverd. De nummers tussen haakjes verwijzen naar de afbeelding van de inhoud, zie 2.1 De onderdelen op pagina 11.
INSTALLATIE Het laadstation moet zodanig worden geplaatst dat er veel vrije ruimte vóór het laadstation is (minstens 3 meter). Het laadstation moet ook centraal in het werkgebied worden geplaatst, zodat de robotmaaier het laadstation makkelijker kan vinden en snel alle gebieden in het werkgebied kan bereiken. 3023-038 Plaats het laadstation niet in krappe ruimtes in het werkgebied. Als dat wel gebeurt, kan de robotmaaier moeite hebben om het laadstation te vinden.
INSTALLATIE BELANGRIJKE INFORMATIE De laagspanningskabel mag onder geen enkele voorwaarde worden ingekort of verlengd. De laagspanningskabel mag door het werkgebied worden gelegd. De laagspanningskabel moet met krammen in de grond worden gezet of worden ingegraven en de maaihoogte moet zodanig worden ingesteld dat de messen op de maaischijf nooit in contact kunnen komen met de laagspanningskabel. Zorg ervoor dat de laagspanningskabel op de grond ligt, vastgemaakt met krammen.
INSTALLATIE Het laadstation installeren en aansluiten 1. Zet het laadstation op een geschikte plek. 2. Kantel de beschermkap op het laadstation naar voren en sluit de laagspanningskabel aan op het laadstation. 3. Sluit de voedingskabel van de voeding aan op een stopcontact van 100-240 V. 3012-1090 4. Bevestig het laadstation aan de grond met behulp van de bijgeleverde schroeven. Draai de schroeven zodanig aan dat ze helemaal verzonken zijn.
INSTALLATIE 3.4 Begrenzingsdraad installeren Zorg voor correcte installatie van de begrenzingsdraad volgens de aanwijzingen. De begrenzingsdraad kan op een van de volgende manieren worden geïnstalleerd: • De draad in de grond vastzetten met krammen. U kunt de begrenzingsdraad het beste met krammen vastzetten als u veranderingen wilt aanbrengen tijdens de eerste paar weken van het gebruik. Na enkele weken zal het gras over de draad heen zijn gegroeid, waardoor deze niet langer zichtbaar is.
INSTALLATIE Grenzen van het werkgebied Als het werkgebied wordt begrensd door bijvoorbeeld een muur of hek (5 cm of hoger) moet de begrenzingsdraad op 35 cm vanaf het obstakel worden gelegd. Dat voorkomt dat de robotmaaier op een obstakel botst en beperkt slijtage aan de kap. 35 cm/11.8" Ongeveer 20 cm rond het vaste obstakel zal niet worden gemaaid.
INSTALLATIE Grenzen binnen het werkgebied Gebruik de begrenzingsdraad om gebieden binnen het werkgebied af te zetten door eilanden te creëren rond obstakels die niet tegen botsingen kunnen, zoals bloembedden, struiken en fonteinen. Leg de draad tot en rond het gebied dat moet worden afgezet en keer dan terug langs dezelfde route. Als er krammen worden gebruikt, moet de draad op de terugweg onder dezelfde kram worden gelegd.
INSTALLATIE Doorgangen tijdens het maaien Vermijd lange en smalle doorgangen en zones smaller dan 1,5 - 2 meter. Er bestaat een kans dan de robotmaaier tijdens het maaien te lang blijft hangen in een doorgang of gebied. Het gazon zal er dan geplet uitzien. 15% 15 cm/6" 100 cm/39,4" 3012-1119 Hellingen 15 De robotmaaier kan ook werken op hellende werkgebieden. De maximale hellingsgraad wordt uitgedrukt in procenten (%).
INSTALLATIE De begrenzingsdraad leggen Als u van plan bent de begrenzingsdraad met krammen vast te zetten: • Maai het gras op de plek waar u de draad gaat leggen heel kort met een gewone grasmaaier of trimmer. U kunt de draad dan dicht bij de grond leggen, waardoor de kans kleiner wordt dat de robotmaaier de draad doorsnijdt of de isolatie van de draad beschadigt. • Leg de begrenzingsdraad vlak bij de grond en met de krammen.
INSTALLATIE De begrenzingsdraad richting het laadstation leggen Op het traject naar het laadstation kan de begrenzingsdraad volledig buiten het laadstation worden gelegd (zie optie 1 op de afbeelding). Als het noodzakelijk is om het laadstation gedeeltelijk buiten het werkgebied te plaatsen, is het ook mogelijk om de draad onder de laadplaat van het laadstation te leggen (zie optie 2 op de afbeelding).
INSTALLATIE 3.5 De begrenzingsdraad aansluiten De begrenzingsdraad aansluiten op het laadstation: BELANGRIJKE INFORMATIE De begrenzingsdraad mag zichzelf niet kruisen wanneer deze wordt aangesloten op het laadstation. Sluit het rechteruiteinde van de draad aan op de pen rechts op het laadstation en het linkeruiteinde op de pen links. 1. Steek de uiteinden van de kabel in de connector: • Open de connector. • Plaats de draad in de uitsparing in de connector. 3012-284 2.
INSTALLATIE 3.6 Begeleidingsdraad installeren De begeleidingsdraad is een draad die vanaf het laadstation wordt gelegd, bijvoorbeeld richting een verre uithoek van het werkgebied of door een nauwe doorgang en vervolgens aangesloten op de begrenzingsdraad. Voor de begrenzing- en begeleidingsdraden wordt dezelfde draad gebruikt.
INSTALLATIE De begeleidingsdraad leggen en aansluiten 1. Het is belangrijk om na te denken over de lengte van de begeleidingslus voordat u begint met het leggen en aansluiten van de begeleidingsdraad. Dit geldt met name bij grote of complexe installaties. Als de begeleidingslus langer dan 400 meter is, kan het voor de robotmaaier lastig zijn om de begeleidingsdraad te volgen.
INSTALLATIE Wanneer de begeleidingsdraad op een steile helling wordt geïnstalleerd, is het beter om deze onder een hoek op de helling te leggen. Dat maakt het voor de robotmaaier eenvoudiger om de begeleidingsdraad op de helling te volgen. Leg de draad niet in scherpe bochten. Hierdoor kan het voor de robotmaaier lastig worden om de begeleidingsdraad te volgen. 135º 135º 90º 6. Leid de begeleidingsdraad naar het punt op de begrenzingsdraad waar de begeleidingsdraad moet worden aangesloten.
INSTALLATIE 3.7 De installatie controleren Controleer het lussignaal door te kijken naar het indicatielampje in het laadstation. • Constant groen licht = goede signalen. • Knipperend groen licht = lussysteem is uitgeschakeld en de robotmaaier bevindt zich in de ECO-modus, zie 6.9 Instellingen op pagina 61. • Knipperend blauw licht = onderbreking in de begrenzingslus, geen signaal. • Rood knipperlicht = onderbreking in de antenneplaat van het laadstation.
INSTALLATIE 3.8 Ingebruikname en kalibratie Voordat de robotmaaier in gebruik wordt genomen, moet er via het menu van de robotmaaier een opstartprocedure worden uitgevoerd. Er wordt ook een automatische kalibratie van het begeleidingssignaal uitgevoerd. 1. Open de klep van het bedieningspaneel door op de STOP-knop te drukken. 2. Zet de hoofdschakelaar in stand 1. Wanneer de robotmaaier voor het eerst wordt gebruikt, wordt een opstartprocedure gestart .
GEBRUIK 4 Gebruik 4.1 Een ontladen accu opladen Wanneer de Husqvarna-robotmaaier nieuw is of langere tijd is opgeslagen, zal de accu leeg zijn en moet deze voor gebruik worden geladen. 1. Zet de hoofdschakelaar in stand 1. 2. Parkeer de robotmaaier in het laadstation. Open de klep en schuif de robotmaaier zo ver mogelijk naar binnen om te zorgen voor een goed contact tussen de robotmaaier en het laadstation. 3012-1046 3. Op het display wordt aangegeven dat de accu wordt opgeladen.
GEBRUIK 4.2 De timer gebruiken Voor het beste maairesultaat mag u het gazon niet te vaak laten maaien. Gebruik de timerfunctie (zie 6.3 Timer op pagina 43.) om een platgetrapt gazon te voorkomen en de maximale levensduur van de robotmaaier te waarborgen.
GEBRUIK 4.3 Start 1. Open de klep van het bedieningspaneel door op de STOP-knop te drukken. 2. Zet de hoofdschakelaar in stand 1. 3. Voer de PIN-code in. 4. Druk op de startknop. 5. Selecteer de gewenste bedieningsmodus, zie 5.1 Bedieningsmodus Start op pagina 38. 3012-1204 6. Sluit de klep binnen 10 seconden. Als de robotmaaier in het laadstation is geparkeerd, verlaat hij het laadstation alleen wanneer de accu volledig is geladen en wanneer de timer zodanig is ingesteld dat de maaier kan werken.
GEBRUIK 4.6 Maaihoogte afstellen De maaihoogte kan worden ingesteld van MIN (2 cm) tot MAX (6 cm) in negen stappen. In de eerste week na een nieuwe installatie moet de maaihoogte worden ingesteld op MAX om schade aan de lusdraad te voorkomen. Hierna kan de maaihoogte elke week een stap worden verlaagd totdat de gewenste maaihoogte is bereikt. Als het gras lang is, kunt u de maaier het beste op de maximale maaihoogte laten beginnen.
BEDIENINGSPANEEL 5 Bedieningspaneel Alle commando's en instellingen voor de robotmaaier gebeuren via het bedieningspaneel. Alle functies zijn toegankelijk via een aantal menu's. Het bedieningspaneel bestaat uit een display en een toetsenbord. Alle informatie wordt op het display weergegeven en alles wordt met de knoppen ingevoerd. Wanneer de STOP-knop is ingedrukt en de klep is geopend, wordt de startpagina weergegeven met de volgende informatie: • Bedieningsinformatie, bijv. MAAIEN, GEPARKEERD of TIMER.
BEDIENINGSPANEEL • Wanneer Automower® Connect is geactiveerd (standaard op Automower 450X, accessoire voor 420 en 430X), worden de pictogrammen hiervoor weergegeven op de startpagina van de maaier. De signaalsterkte van de GPRS-ontvangst wordt weergegeven door middel van verticale balkjes (H). Een X naast de balkjes (J) geeft aan dat er een probleem is opgetreden met de internetverbinding. Het SIM-pictogram (K) geeft aan dat er een probleem is met de SIM-kaart of de module.
BEDIENINGSPANEEL Als de robotmaaier wordt opgeladen in de Bijgebiedmodus, wordt de maaier volledig geladen en rijdt hij vervolgens 50 cm uit het laadstation en stopt. Dit geeft aan dat hij volledig is opgeladen en gereed is om te maaien. Als het hoofdgebied moet worden gemaaid na het laden, schakelt u de bedieningsmodus eerst naar Hoofdgebied alvorens de robotmaaier in het laadstation te plaatsen. Negeer timer Alle timerinstellingen kunnen tijdelijk worden genegeerd door Negeer timer te selecteren.
BEDIENINGSPANEEL 5.3 Hoofdschakelaar Zet de hoofdschakelaar in stand 1 om de robotmaaier te starten. Zet de hoofdschakelaar in stand 0 als de robotmaaier niet in gebruik is of als er werkzaamheden aan de maaischijf worden uitgevoerd. Als de hoofdschakelaar in stand 0 staat, kunnen de motoren van de robotmaaier niet starten. 3012-1060 5.4 De PARK-knop van het laadstation Automower® 430X en Automower® 450X. De PARK-knop op het laadstation dient om de robotmaaier terug te roepen naar het laadstation.
MENUFUNCTIES 6 Menufuncties 6.1 Hoofdmenu Het hoofdmenu bestaat uit de volgende opties: • Timer • Maaihoogte • Veiligheid • Meldingen • Weertimer • Installatie • Instellingen • Accessoires 3012-1440 Elke optie heeft een aantal submenu's. Alle functies voor de instellingen van de robotmaaier zijn via deze submenu's toegankelijk. Bladeren door menu's Gebruik de pijltoetsen om door het hoofdmenu en de submenu's te bladeren.
MENUFUNCTIES 6.2 Menustructuur De volgende tabel geeft een beknopt overzicht van de beschikbare menuopties in het hoofdmenu. Het volgende hoofdstuk bevat uitgebreidere informatie over de wijze waarop elke functie wordt gebruikt en welke instelmogelijkheden beschikbaar zijn. Gebruik de pijltoetsen om door het menu te bladeren. Bevestig elke selectie met OK. Timer Voor het beste maairesultaat mag u het gazon niet te vaak laten maaien.
MENUFUNCTIES 6.3 Timer Voor het beste maairesultaat mag u het gazon niet te vaak laten maaien. Daarom is het belangrijk om de rijtijd via de timerfunctie te beperken als het werkgebied kleiner is dan de werkcapaciteit van de robotmaaier. Als de robotmaaier te veel mag maaien kan het gazon er erg plat uitzien. Bovendien zal de robotmaaier dan onnodig slijten.
MENUFUNCTIES Automower® 420 Capaciteit werkgebied Werkdagen per week Werkuren per dag Voorgesteld interval 500 m 5 7 5 7 5 7 5 7 5 7 6 7 7 7 7,5 uur 5,5 uur 11,5 uur 8 uur 15,5 uur 11 uur 19 uur 13,5 uur 23 uur 16,5 uur 22,5 uur 19 uur 22 uur 24 uur 07:00 uur - 14:30 uur 07:00 uur - 12:30 uur 07:00 uur - 18:30 uur 07:00 uur - 15:00 uur 07:00 uur - 22:30 uur 07:00 uur - 18:00 uur 04:00 uur - 23:00 uur 07:00 uur - 20:30 uur 00:00 uur - 23:00 uur 07:00 uur - 23:30 uur 00:00 uur - 22:30 uur 04:00 uur -
MENUFUNCTIES 1500 m2 1750 m2 2000 m2 2250 m2 2500 m2 2750 m2 3000 m2 3250 m2 3500 m2 3750 m2 4000 m2 4250 m2 4750 m2 5000 m2 5 7 5 7 5 7 5 7 5 7 5 7 5 7 5 7 5 7 6 7 6 7 6 7 7 7 10,5 uur 7,5 uur 12 uur 8,5 uur 13,5 uur 10 uur 15,5 uur 11 uur 17 uur 12 uur 18,5 uur 13,5 uur 20,5 uur 14,5 uur 22 uur 16 uur 24 uur 17 uur 21 uur 18 uur 22,5 uur 19,5 uur 24 uur 20,5 uur 23 uur 24 uur 07:00 uur - 17:30 uur 07:00 uur - 14:30 uur 07:00 uur - 19:00 uur 07:00 uur - 15:30 uur 07:00 uur - 20:30 uur 07:00 uur - 17:00
MENUFUNCTIES Reset Deze functie reset de timer naar de fabrieksinstelling, waarbij de robotmaaier 24 uur per dag en 7 dagen per week mag werken. Huidige dag Hiermee wordt de geselecteerde dag in het tabsysteem gereset. 3012-1408 Op basis van de fabrieksinstelling mag de robotmaaier 24 uur per dag werken. Heel de week Hiermee worden alle dagen van de week gereset. Op basis van de fabrieksinstelling mag de robotmaaier 24 uur per dag en 7 dagen per week werken. 6.
MENUFUNCTIES 6.5 Veiligheid Veiligheid Via deze selectie kunnen instellingen worden verricht in verband met beveiliging en de verbinding tussen de maaier en het laadstation. Veiligheidsniveau Veiligheidsniveau Uitgebreid Er zijn drie veiligheidsniveaus waaruit u kunt kiezen, maar het is ook mogelijk om een eigen combinatie van beveiligingsfuncties te definiëren. De fabrieksinstelling is veiligheidsniveau Midden.
MENUFUNCTIES Aangepast Via dit menu kunt u de beschikbare beveiligingsfuncties op basis van uw behoeften aanpassen en combineren. Tijdsslot Activeer of deactiveer het verzoek om een PIN-code na een bepaald aantal dagen. Het aantal dagen is in te stellen in Veiligheid - Uitgebreid. Let op! Tijdsslot is de belangrijkste diefstalbeveiligingsfunctie. Daarom raden we aan om deze altijd ingeschakeld te houden.
MENUFUNCTIES Duur van tijdslot Wanneer Tijdslot is geactiveerd, is het tevens mogelijk om te selecteren hoeveel dagen de robotmaaier om een PIN-code moet vragen. U kunt een waarde van 1 tot 90 selecteren. De fabrieksinstelling is 30 dagen. Duur van het alarm Wanneer Alarm is geactiveerd, is het tevens mogelijk om te selecteren hoelang het alarmsignaal moet klinken. U kunt een waarde van 1 tot 20 minuten selecteren. 6.6 Meldingen Via deze functie kunnen opgeslagen fout- en infomeldingen worden uitgelezen.
MENUFUNCTIES 6.7 Weertimer Via deze functie kan de robotmaaier zijn maaitijden automatisch aanpassen aan de snelheid waarmee het gras groeit. Wanneer het weer bevorderlijk is voor het groeien van het gras maait de robotmaaier vaker en wanneer het gras minder snel groeit, zal de robotmaaier automatisch minder tijd aan het gazon besteden. De robotmaaier zal echter niet langer werken dan de tijd die in de timerinstellingen kan worden geconfigureerd.
MENUFUNCTIES 6.8 Installatie Deze menufunctie dient om de robotmaaier naar afgelegen delen van een werkgebied te leiden en in te stellen hoe de robotmaaier het laadstation moet zoeken. Voor veel werkgebieden is het niet nodig om de fabrieksinstellingen te wijzigen, waarbij de robotmaaier de diverse zoekmethoden en de onderliggende instellingen zelf combineert.
MENUFUNCTIES Gazondekking Via dit menu kan de robotmaaier naar afgelegen delen van een werkgebied worden geleid. Deze belangrijke functie is bedoeld om een gelijkmatig maairesultaat in het gehele werkgebied te handhaven. In zeer complexe tuinen met bijvoorbeeld veel zones die met elkaar verbonden zijn via smalle doorgangen, kan het maairesultaat worden verbeterd door een aantal handmatige instellingen te maken, zoals hieronder beschreven.
MENUFUNCTIES Als zich een probleem voordoet met de GPSgeassisteerde navigatie, kan de GPS-kaart van de robotmaaier worden gereset. Normaal gesproken is dit niet nodig. GPS-kaart resetten: Instellingen > Algemeen > Resetten > GPS-kaart resetten Voor meer informatie, zie Meer > Test op pagina 58. Selecteer GPS-kaart resetten en druk op OK. Handmatige instellingen Regio 1-5 Er kunnen maximaal vijf (drie voor Automower® 420) afgelegen zones worden ingesteld.
MENUFUNCTIES Gebied X > Hoe ver? Voer de afstand in meters in langs de betreffende draad vanaf het laadstation naar de locatie in het gebied waar de robotmaaier moet beginnen te maaien. Gebruik de cijfertoetsen om de afstand in meter te specificeren. ?m ? m Tip! Bepaal via de functie Test hoe groot de afstand tot het gebied is. De afstand, in meter, wordt op het display van de maaier weergegeven wanneer STOP wordt ingedrukt. Zie pagina 55.
MENUFUNCTIES Gebied X > Meer > Test Het testen van geselecteerde instellingen kan worden beschouwd als een normaal onderdeel van de installatie. Als de functie Test wordt geactiveerd, rijdt de robotmaaier zo ver mogelijk weg van de lus als is toegestaan op basis van de geselecteerde doorrijbreedte. Om de geselecteerde instellingen te testen: 1. Plaats de robotmaaier in het laadstation. 2. Gebruik de pijltoetsen omlaag en recht/links om Test te selecteren voor de zone die moet worden getest. Druk op OK. 3.
MENUFUNCTIES Vind laadstation De robotmaaier kan worden ingesteld om het laadstation te zoeken op een of meer van de volgende drie manieren: Begeleiding , Begrenzingsdraad en Laadstation. Op basis van de fabrieksinstellingen worden deze zoekopties automatisch gecombineerd om het laadstation zo snel mogelijk te vinden, maar met een minimale kans op spoorvorming.
MENUFUNCTIES Volg Zorg ervoor dat Begeleiding is aangevinkt. Gebruik anders de rechter- en linkerpijltoets voor het markeren en druk op OK. Gebruik de cijfertoetsen om de uitsteltijd in te voeren. De Automower® 450X heeft maximaal drie begeleidingsdraden en de Automower® 430X maximaal twee. De Automower® 420 heeft slechts één begeleidingsdraad. Volg > Begeleiding 1 uitstel Verplaats de cursor naar Begeleiding 1 uitstel en voer de uitsteltijd in minuten in.
MENUFUNCTIES Gebruik de pijltoetsen links en rechts om het bereik te selecteren. Instelling Bereik Min 0m Midden circa 3 tot 4 m Max circa 6 tot 8 m BELANGRIJKE INFORMATIE 3012-1415 Het bereik van het laadstation hoeft enkel in uitzonderlijke gevallen te worden beperkt. Het is gewoonlijk beter om het laadstation naar een geschiktere locatie in het werkgebied te verplaatsen. Meer > Test Het testen van geselecteerde instellingen kan worden beschouwd als een normaal onderdeel van de installatie.
MENUFUNCTIES Uitgebreid Onder het kopje Uitgebreid vindt u nog meer instellingen die bepalen hoe de robotmaaier zich gedraagt. De instellingen in dit menu zijn enkel nodig als aanvullende besturing van de maaier absoluut noodzakelijk is, bv. bij zeer complexe tuinen. De fabrieksinstellingen zijn zo geselecteerd dat ze zouden moeten werken voor de meeste werkgebieden.
MENUFUNCTIES Doorrijbreedte > Begeleiding De beheerfunctie Automatische passagedetectie zal automatisch de doorrijbreedte van de geleiding aanpassen. De maximale doorrijbreedte kan ook handmatig worden gewijzigd. De doorrijbreedte kan worden ingesteld tussen 0 en 9. Bij de waarde 0 zal de robotmaaier pal over het midden van de begeleidingsdraad rijden. Gebruik de pijltoetsen om de gewenste waarde te selecteren. 3012-1446 De fabrieksinstelling is 9.
MENUFUNCTIES 6.9 Instellingen Via deze selectie kunt u de algemene instellingen van de robotmaaier wijzigen.
MENUFUNCTIES Profielnaam wijzigen Profielnamen kunnen worden gewijzigd zodat het eenvoudiger is om te onthouden welke instellingen zijn opgeslagen in het betreffende profiel. • Kies de profielnaam die u wilt wijzigen • Druk op OK. • Kies Hernoem in het menu en druk op OK. • Verplaats de cursor met de pijltoetsen. Druk op OK om een letter te selecteren. Druk op TERUG om de nieuwe naam op te slaan. • 3012-575 Profielnamen kunnen worden weergegeven in het menu Instellingen - Profielen.
MENUFUNCTIES ECO Deze functie schakelt het lussignaal van de begrenzingslus, de begeleidingsdraden en het laadstation automatisch uit wanneer de robotmaaier niet maait, d.w.z. wanneer de maaier wordt opgeladen of niet mag maaien op basis van timerinstellingen. ECO is geschikt voor situaties waarbij andere draadloze apparatuur wordt gebruikt die niet compatibel is met de robotmaaier, zoals bepaalde ringleidingen of garagedeuren.
MENUFUNCTIES Algemeen Tijd & datum Via deze functie kunt u de huidige tijd en de gewenste tijdnotatie instellen op de robotmaaier. Ingestelde tijd Voer de juiste tijd in en druk op OK om af te sluiten. Tijdnotatie Verplaats de cursor naar de gewenste tijdnotatie: 12u/24u. Sluit af door op OK te drukken. Ingestelde datum Voer de juiste datum in en druk op OK om af te sluiten.
MENUFUNCTIES GPS-kaart resetten Alleen voor Automower® 430X en Automower® 450X. De GPS-kaart die wordt gebruikt door de robotmaaier bij GPS-geassisteerde navigatie moet mogelijk gereset worden, bijvoorbeeld als het maaigebied van de maaier wordt gewijzigd. De kaart resetten: 1. Selecteer Reset GPS-kaart in het menu en druk op OK. 2. Bevestig door op OK te drukken. Over Het menu Over geeft informatie weer over het model robotmaaier, het serienummer en de verschillende softwaretoepassingen. 6.
MENUFUNCTIES De robotmaaier aan het account koppelen De robotmaaier kan worden gekoppeld aan het account nadat dit is aangemaakt in de app. Wanneer de app hierom vraagt, voert u de 6-cijferige code in die wordt weergegeven op het display van de robotmaaier na het selecteren van de functie Accessoires > Automower Connect (PIN-code van maaier vereist) > Koppelen > Nieuwe koppeling. Voer ook de naam van de maaier in de app in.
MENUFUNCTIES Functies Connect-app Hoofdmenu • Status: Toont de gedetailleerde robotmaaierstatus en stelt u in staat commando's naar de robotmaaier te sturen. • GeoFence: Het huispictogram op de kaart toont het startpunt van de robotmaaier. De cirkel rondom het huispictogram toont de straal van het GeoFence. Het tweede pictogram op de kaart toont de huidige locatie van de robotmaaier. Met deze functie kunt u de locatie van de robotmaaier volgen, bijvoorbeeld in het geval van diefstal.
MENUFUNCTIES Koplampen Automower® 430X en Automower® 450X. Met behulp van deze functie kunnen instellingen voor de koplampen worden ingevoerd. De koplampen kunnen als accessoire worden aangebracht op de Automower® 430X. Schema Stel via het submenu Schema in wanneer de koplampen moeten worden ingeschakeld. U hebt de keuze uit Altijd aan, Alleen 's avonds, Avond en nacht of Altijd UIT.
VOORBEELDEN VAN TUINEN 7 Voorbeelden van tuinen - Voorgestelde installatie en instellingen Door de tuininstellingen van de robotmaaier af te stemmen op de vorm van de tuin is het voor de robotmaaier makkelijker om alle delen van de tuin regelmatig te bereiken en een perfect maairesultaat te realiseren. Voor verschillende tuinen kunnen verschillende instellingen nodig zijn. Op de volgende bladzijden vindt u enkele voorbeelden van tuinen met suggesties voor installatie en instelling.
VOORBEELDEN VAN TUINEN Voorgestelde installatie en instellingen Gebied 150 m2. Open en vlak gebied. Timer 08:00-12:00 Maandag, woensdag, vrijdag Gazondekking Fabrieksinstelling Vind laadstation Fabrieksinstelling Opmerkingen De timer moet worden gebruikt om te voorkomen dat het gras er platgetrapt uitziet, omdat het gebied kleiner is dan de maximale capaciteit van de robotmaaier. Omdat het gebied open en niet complex is, is voor deze installatie geen begeleidingsdraad nodig. Gebied 500 m2.
VOORBEELDEN VAN TUINEN Gebied Timer Gazondekking 800 m2. L-vormige tuin met laadstation geïnstalleerd in het smalle gebied. Bevat enkele eilanden.
VOORBEELDEN VAN TUINEN Gebied 800 m2. Asymmetrisch werkgebied met een smalle doorgang en enkele eilanden. Timer 08:00-20:00 Maandag, dinsdag, donderdag, vrijdag, zaterdag Gazondekking Automower® 420: Gebied 1 Volg 1 Aandeel 30% Automower® 430X en 450X: Fabrieksinstelling Vind laadstation Opmerkingen De begeleidingsdraad moet langs de smalle doorgang worden gelegd om ervoor te zorgen dat de robotmaaier het laadstation zonder problemen kan vinden vanaf de rechterzijde van het werkgebied.
VOORBEELDEN VAN TUINEN Gebied Let op! Dit voorbeeld is alleen van toepassing op de Automower® 430X en 450X. 1000 m2. Drie zones, waarvan de twee kleinere zones met de grote zijn verbonden via een nauwe doorgang. Timer 08:00-22:00 Maandag-zaterdag Gazondekking Fabrieksinstelling Vind laadstation Fabrieksinstelling Opmerkingen 3023-046 Omdat voor deze installatie 2 begeleidingsdraden nodig zijn, is dit werkgebied niet geschikt voor Automower® 420. Gebied 500 m2 + 100 m2 in een bijgebied.
ONDERHOUD 8 Onderhoud Controleer en maak de robotmaaier regelmatig schoon en vervang eventuele versleten onderdelen voor een betere betrouwbaarheid en een langere levensduur. Voor meer informatie over schoonmaken, zie 8.4 Reinigen op pagina 76. Na de ingebruikname van de robotmaaier moet u de maaischijf en de messen eens per week inspecteren. Als de mate van slijtage in deze periode laag is, kan het controle-interval worden vergroot. Het is belangrijk dat de maaischijf soepel draait.
ONDERHOUD 8.1 Opslag voor de winter De robotmaaier De robotmaaier moet zorgvuldig worden schoongemaakt voorafgaand aan de winteropslag, zie 8.4 Reinigen op pagina 76. Om de werking en levensduur van de accu te garanderen, is het zeer belangrijk dat de robotmaaier volledig is opgeladen voordat deze gedurende de winter wordt opgeslagen. Plaats de robotmaaier in het laadstation met de klep open totdat het accusymbool op het display aangeeft dat de accu volledig is opgeladen.
ONDERHOUD 8.2 Winterbeurt Breng uw robotmaaier voor een servicebeurt naar een dealer voordat u hem stalt voor de winter. Een regelmatige winterbeurt is een goede manier om de robotmaaier lagere tijd in een goede conditie te houden en schept de beste voorwaarden voor een nieuw seizoen zonder onderbrekingen. Een servicebeurt omvat gewoonlijk het volgende: • Grondige reiniging van de kap, het chassis, de maaischijf en alle andere bewegende delen. • Testen van de functies en componenten van de maaier.
ONDERHOUD Chassis en maaischijf 1. Zet de hoofdschakelaar in stand 0. 2. Draag beschermende handschoenen. 3. Til de robotmaaier op z'n kant. 4. Reinig de maaischijf en het chassis met bijvoorbeeld een afwasborstel. Controleer ook of de glijplaat vrij kan draaien ten opzichte van de maaischijf. 3012-1060 3012-272 Als lange grassprieten of andere objecten hierin binnendringen, kan de beweging van de maaischijf worden belemmerd.
ONDERHOUD 8.6 In geval van onweer Om het risico op schade aan de componenten in de robotmaaier en het bijbehorende laadstation te beperken, adviseren we om alle aansluitingen op het laadstation (voeding, begrenzingsdraad en begeleidingsdraden) los te koppelen als er kans op onweer is. 1. Zorg dat de kabels zijn gemarkeerd met de meegeleverde markers om het opnieuw aansluiten te vergemakkelijken. De aansluitingen op het laadstation zijn gemarkeerd met AR, AL, G1, G2, G3. 2. Koppel alle draden los. 3.
ONDERHOUD 8.8 Accu De accu is onderhoudsvrij, maar heeft een beperkte levensduur van 2 tot 4 jaar. De levensduur van de accu hangt af van de lengte van het seizoen en het aantal uren per dag dat de robotmaaier wordt gebruikt. Een lang seizoen of veel bedrijfsuren per dag betekenen dat de accu vaker moet worden vervangen. Neem contact op met uw leverancier om de accu te laten vervangen. Laad de accu alleen op in het meegeleverde laadstation. Gebruik altijd de originele voedingseenheid.
OPSPOREN VAN STORINGEN 9 Opsporen van storingen In dit hoofdstuk vindt u een overzicht van meldingen die op het display kunnen worden weergegeven als er een defect optreedt. Bij elke melding staan de mogelijke oorzaak en de te uit te voeren stappen vermeld. Dit hoofdstuk bespreekt ook een aantal symptomen die u op weg kunnen helpen als de robotmaaier niet werkt zoals verwacht. Meer suggesties voor uit te voeren stappen bij storingen of symptomen zijn te vinden op www.automower.com. 9.
OPSPOREN VAN STORINGEN Vastgelopen De robotmaaier is ergens in vastgelopen. Maak de de robotmaaier los en neem de oorzaak voor het vastlopen weg. De robotmaaier is blijven steken achter een aantal obstakels. Ga na of er obstakels zijn die het voor de robotmaaier moeilijk maken om weg te rijden van deze plek. De aansluitingen van de begrenzingsdraad op het laadstation zijn gekruist. Controleer of de begrenzingsdraad correct is aangesloten.
OPSPOREN VAN STORINGEN De timerinstelling belet de robotmaaier om te werken. Wijzig de timerinstellingen, zie 6.3 Timer op pagina 43. De klok van de robotmaaier geeft niet de juiste tijd aan. Stel de tijd in. Zie Tijd en datum op pagina 63. Lege accu De robotmaaier kan het laadstation niet vinden. De begeleidingsdraad is gebroken of niet aangesloten. De accu is versleten. De antenne van het laadstation is defect. Tillen De optilsensor is geactiveerd, omdat de maaier vast is komen te zitten.
OPSPOREN VAN STORINGEN 9.2 Infomeldingen Hieronder vindt u een aantal foutmeldingen die op het display van de robotmaaier kunnen worden weergegeven. We raden u aan om contact op te nemen met uw dealer als dezelfde melding vaak verschijnt. Controleer of de installatie is uitgevoerd volgens de instructies in de gebruikershandleiding. Neem vervolgens contact op met een dealer bij u in de buurt. Melding Batterij bijna leeg Instellingen hersteld Oorzaak Actie De robotmaaier kan het laadstation niet vinden.
OPSPOREN VAN STORINGEN Melding Oorzaak Actie De installatie is niet volledig uitgevoerd. Lastig terugkeren naar laadstation De robotmaaier heeft de begrenzingsdraad Onjuiste instelling van doorrijbreedte voor meerdere keren gevolgd, maar heeft het begrenzingsdraad. laadstation niet gevonden. De maaier werd gestart op een bijgebied met een instelling van het hoofdgebied. Tijdelijk probleem met de server. Probeer het nogmaals.
OPSPOREN VAN STORINGEN Constant blauw licht Zwak signaal vanwege een te lange begrenzingsdraad. De maximale lengte is 800 meter. Constant rood licht Defecte printplaat in het laadstation Als de robotmaaier werkt zoals verwacht, hoeft u niets te doen. Kort de begrenzingsdraad in door het werkgebied te verkleinen of door eilanden te vervangen door barrières waar de robotmaaier tegenaan kan rijden. Neem contact op met een dealer bij u in de buurt. 9.
OPSPOREN VAN STORINGEN Beschadigde messen leiden tot onbalans in het maaisysteem. Controleer de messen en schroeven en vervang ze indien nodig, zie 8.7 Messen op pagina 78. Meerdere messen in dezelfde positie leiden tot onbalans in het maaisysteem. Controleer of er per schroef slechts één mes is gemonteerd. De robotmaaier volgt een begeleidingsdraad of een begrenzingsdraad van en naar het laadstation. Dit gedrag is normaal en er hoeft geen actie te worden ondernomen.
OPSPOREN VAN STORINGEN 9.5 Breuken in de lusdraad opsporen Breuken in de lusdraad zijn meestal te wijten aan onbedoelde fysieke beschadigingen aan de draad, bijvoorbeeld bij het gebruik van een schop bij het tuinieren. In landen met nachtvorst kan de draad beschadigd raken door scherpe stenen die in de grond bewegen. Breuken in de draad kunnen ook worden veroorzaakt door overmatig strekken tijdens het installeren.
OPSPOREN VAN STORINGEN 3. Verwissel de aansluitingen van de begeleidingsdraad en de begrenzingsdraad in het laadstation. a) Verwissel de aansluitingen AL en G1. Als het indicatielampje constant groen brandt, bevindt de breuk zich ergens in de begrenzingsdraad tussen AL en het punt waar de begeleidingsdraad is aangesloten op de begrenzingsdraad (dikke zwarte lijn op de afbeelding). Guide Volg 3023-043 b) Zet AL en G1 terug in hun oorspronkelijke posities. Verwissel vervolgens AR en G1.
OPSPOREN VAN STORINGEN 4. a) Stel dat het indicatielampje constant groen brandde tijdens test a) hierboven. Herstel de oorspronkelijke posities van alle aansluitingen. Koppel vervolgens AR los. Sluit een nieuwe lusdraad aan op AR. Sluit het andere uiteinde van de nieuwe lusdraad aan op een punt in het midden van de installatie.
OPSPOREN VAN STORINGEN 5. Wanneer de breuk is gevonden, moet het beschadigde deel worden vervangen door een nieuw stuk draad. Het beschadigde deel kan worden weggeknipt als het mogelijk is om de begrenzingsdraad in te korten. Gebruik altijd originele koppelingen. 3018-055 Dutch - 90 1157866-36,420,430X,450X,NL_160315.
TECHNISCHE GEGEVENS 10 Technische gegevens Gegevens Automower® 420 Automower® 430X Automower® 450X Lengte 72 cm 72 cm 72 cm Breedte 56 cm 56 cm 56 cm Hoogte 31 cm 31 cm 31 cm Gewicht 11,5 kg 13,2 kg 13,9 kg Speciale lithium-ion-accu 18 V/3,2 Ah, art.nr 580 68 33-01 Speciale lithium-ion-accu 18 V/5,2 Ah, art.nr 588 14 64-01 Speciale lithium-ion-accu 18 V/10,4 Ah, art.
GARANTIEVOORWAARDEN 11 Garantievoorwaarden Husqvarna AB garandeert de werking van dit product gedurende een periode van twee jaar (vanaf de aankoopdatum). De garantie dekt ernstige materiaal- of productiefouten. Binnen de garantieperiode zullen wij kosteloos het product vervangen of repareren, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan: • De robotmaaier en het laadstation mogen uitsluitend worden gebruikt overeenkomstig de instructies in deze gebruikshandleiding.
MILIEU-INFORMATIE 12 Milieu-informatie De symbolen op de robotmaaier van Husqvarna of de bijbehorende verpakking geven aan dat het product niet mag worden verwerkt als huishoudelijk afval. In plaats daarvan moet het naar een gespecialiseerd recyclingcentrum worden gebracht, waar de elektronische componenten en accu’s kunnen worden gerecycled. De accu moet ook op een veilige manier uit de robotmaaier worden verwijderd. De accu's bevinden zich in het chassis van de robotmaaier.
MILIEU-INFORMATIE Het chassis demonteren 1. Haal alle 14 schroeven los (Torx 20). 3020-110 2. Verwijder het garantiezegel op het scheidingspunt tussen de helften van het chassis aan de rechterkant. 3. Til voorzichtig de achterste rand van het bovenste deel van het chassis op. 3020-112 4. Koppel de MMI-kabel los uit de hoofdprint en verwijder het bovenste deel van het chassis. 3020-113 De accu verwijderen Draai de drie schroeven (Torx 20) los waarmee het accudeksel op zijn plaats wordt gehouden.
EU-VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING 13 EU-verklaring van overeenstemming EU-verklaring van overeenstemming (alleen van toepassing op Europese versies) Husqvarna AB, SE-561 82 Huskvarna, Zweden, tel.
1157866-36,420,430X,450X,NL_160315.
omslag_420,430X,450X_2016.
ORIGINELE INSTRUCTIES AUTOMOWER is een handelsmerk van Husqvarna AB. Copyright © 2016 HUSQVARNA. All rights reserved. www.automower.com 115 78 66-36 omslag_420,430X,450X_2016.