Operation Manual

15
0-15 cm/0-6"
100 cm/39,4"
3012-1120
15
15- cm/6-"
100 cm/39,4"
3012-1121
15%
100 cm/39,4"
15 cm/6"
3012-1119
15% 0-15%
0-45%
15- cm
/6-"
0-15 cm
/0-6"
0-45 cm
/0-17"
20 cm/7,9"
100 cm/39,4"
100 cm/39,4"
100 cm/39,4"
3012-1122
Dutch - 24
INSTALLATIE
Doorgangen tijdens het maaien
Vermijd lange en smalle doorgangen en zones
smaller dan 1,5 - 2 meter. Er bestaat een kans dan de
robotmaaier tijdens het maaien te lang blijft hangen in een
doorgang of gebied. Het gazon zal er dan geplet uitzien.
Hellingen
De robotmaaier kan ook werken op hellende
werkgebieden. De maximale hellingsgraad wordt
uitgedrukt in procenten (%). De hellingsgraad in
procenten wordt berekend als het hoogteverschil in
centimeter per meter. Als het hoogteverschil bijvoorbeeld
15 cm is, is de hellingsgraad 15%. Zie de afbeelding
hiernaast.
De begrenzingsdraad kan over een helling met een
hellingsgraad van minder dan 15% worden gelegd.
De begrenzingsdraad mag niet op een helling van
meer dan 15% worden gelegd. De kans bestaat dat de
robotmaaier daar moeilijk kan draaien. De robotmaaier
stopt dan en de foutmelding Buitenmaaigebied wordt
weergegeven. Dat kan vooral gebeuren bij natte
weersomstandigheden, omdat de wielen dan op het natte
gras kunnen gaan slippen.
De begrenzingsdraad kan ook op een helling steiler
dan 15% worden gelegd als er een obstakel is waar de
robotmaaier tegenaan mag rijden, zoals bijvoorbeeld een
omheining of dichte haag.
Binnen het werkgebied kan de robotmaaier zones met
een helling tot 45% maaien. Gebieden met een grote
hellingshoek moeten met begrenzingsdraad worden
afgezet.
Als zich aan de buitenrand van het werkgebied
hellingen bevinden die steiler zijn dan 15% moet de
begrenzingsdraad op een vlakke ondergrond worden
gelegd op een afstand van ongeveer 35 cm voor het
begin van de helling.
1157866-36,420,430X,450X,NL_160315.indd 24 2016-03-15 08:29:55