Operation Manual

5 Programmeren
5:65:6
OPDRACHTEN STEEKPROGRAMMA
8NXQWRSGUDFKWHQYRRU),;6723HQGUDDGDIVQLMGHQLQ
het steekprogramma toevoegen. Deze opdrachten worden
in het steekprogramma opgenomen en worden altijd
uitgevoerd tijdens het naaien.
Let op: Als u een steekprogramma aanmaakt in de borduurmodus,
worden automatisch afhechtingen aan het begin en het einde
toegevoegd, waardoor u daar een steekprogramma tussen kunt
maken. De opdrachten kunnen worden verwijderd.
8NXQWHHQ6723WRHYRHJHQGRRURSGHWRHWV6723
te drukken op uw machine als u wilt dat de machine
op een bepaalde plaats in uw geprogrammeerde steek
stopt. Dit is bijvoorbeeld handig aan het einde van het
steekprogramma als u het maar één keer wilt naaien of als
u een steekprogramma op verschillende rijen wilt naaien.
9RHJHHQRSGUDFKW¶GUDDGDIVQLMGHQ·WRHGRRURSGHWRHWV
6HOHFWHHUEDUHGUDDGDIVQLMGHURSGHPDFKLQHWHGUXNNHQ
DOVXZLOWGDWGHPDFKLQHDIKHFKWGHGUDGHQDIVQLMGWHQGH
naaivoet omhoog brengt.
Breng de cursor naar de plaats waar u een opdracht wilt
toevoegen. Druk op de toets: er wordt een pictogram
WRHJHYRHJGLQGHJHSURJUDPPHHUGHVWHHN+HWSLFWRJUDP
geeft aan dat de opdracht is ingevoegd en laat ook
zien waar de opdracht in het steekprogramma wordt
uitgevoerd.
Let op: De opdrachten verschijnen op het scherm in de volgorde
waarin u ze programmeert.
EEN STEEKPROGRAMMA NAAIEN
Ga terug naar de naaimodus of naar Borduurmotief
EHZHUNHQRPKHWVWHHNSURJUDPPDWHQDDLHQ6OXLWGH
SURJUDPPHHUPRGXVPHWKHW2.SLFWRJUDP
Aanpassingen die in de naai- of de borduurmodus worden
JHPDDNWKHEEHQLQYORHGRSGHKHOHJHSURJUDPPHHUGH
steek. Die veranderingen worden echter niet opgeslagen
als u terugkeert naar de programmeermodus.
Als u veranderingen maakt in Borduurmotief bewerken en
XVODDW]HRSZRUGHQGLHYHUDQGHULQJHQRSJHVODJHQDOVHHQ
motief dat alleen in Borduurmotief bewerken weer kan
worden bewerkt.
U kunt echter altijd een steekprogramma dat in de
naaimodus is gemaakt openen in de borduurmodus.