Operation Manual

Dutch
– 11
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
Rijd altijd gelijkmatig en langzaam op hellingen.
Verander niet plotseling van snelheid of richting.
Voorkom onnodige bochten op hellingen, en als het nodig
is, draai dan langzaam en stap voor stap naar beneden,
indien mogelijk. Rijd langzaam. Gebruik kleine
stuurbewegingen.
Pas op voor greppels, kuilen en verhogingen en rijd er niet
overheen. Op ongelijk terrein kan de machine makkelijk
kantelen. Hoog gras kan hindernissen verbergen.
Maai niet vlakbij randen, sloten of wallen. De machine kan
plotseling omslaan wanneer één wiel over de rand van
een diepte of een sloot komt, of wanneer een rand instort.
Maai geen nat gras. Dat is glad en de banden kunnen de
grip verliezen zodat de machine gaat glijden.
Probeer de machine niet te stabiliseren door een voet op
de grond te zetten.
Bij het schoonmaken van het onderstel mag de machine
nooit vlak naast een rand of sloot gereden worden.
Houd tijdens het maaien afstand ten opzichte van struiken
en andere voorwerpen.
Volg de aanwijzingen van de producent over
wielverzwaarders of contragewichten om de stabiliteit van
de machine te verhogen.
Kinderen
Er kunnen ernstige ongelukken gebeuren als u niet alert
bent op kinderen in de buurt van de machine. Kinderen
worden vaak door de machine en de
maaiwerkzaamheden aangetrokken. Ga er nooit van uit
dat kinderen op de plek blijven waar u ze het laatst zag.
Houd kinderen weg van het maaiterrein en onder
zorgvuldig toezicht van een andere volwassene.
Wees op uw hoede en zet de machine uit wanneer
kinderen het werkterrein binnengaan.
Kijk voor en tijdens een achteruitrijmanoeuvre naar
achteren en naar beneden of u kleine kinderen ziet.
Laat kinderen nooit meerijden. Ze kunnen vallen en zich
ernstig bezeren of het zonder risico's manoeuvreren van
de machine belemmeren.
Laat kinderen de machine nooit bedienen.
Wees extra voorzichtig in de buurt van hoeken, bosjes,
bomen of andere voorwerpen die het zicht belemmeren.
Onderhoud
Stop de motor. Voorkom een start door de ontstekingskabels
van de bougies te halen of verwijder de ontstekingssleutel
voordat u afstellingen maakt of onderhoud uitvoert.
Vul nooit binnenshuis brandstof bij.
Benzine en benzinedampen zijn giftig en zeer
brandgevaarlijk. Wees extra voorzichtig bij het hanteren
van benzine omdat onachtzame hantering kan leiden tot
persoonlijk letsel of brand.
Bewaar de brandstof alleen in jerrycans die voor dit doel
zijn goedgekeurd.
Verwijder nooit het deksel van de brandstoftank en vul
nooit benzine bij wanneer de motor loopt.
Laat de motor afkoelen voordat u brandstof bijvult. Vul
geen benzine bij in de buurt van vonken of open vuur.
Rook niet.
Behandel olie, oliefilter, brandstof en accu voorzichtig uit
oogpunt van het milieu. Volg de plaatselijke
recyclingbepalingen.
Elektrische schokken kunnen letsel veroorzaken. Raak
geen kabels aan wanneer de motor loopt. Probeer het
ontstekingssysteem niet met uw vingers.
!
WAARSCHUWING!
De motor en het uitlaatsysteem worden zeer
warm tijdens gebruik. Risico voor brandwonden
bij aanraking. Houd tijdens het maaien afstand
ten opzichte van struiken en ander materiaal om
beïnvloeding door hitte te voorkomen.