Operation Manual

Dutch – 17
Rijden
Rijden met de zitmaaier
1 Zet de parkeerrem los door eerst het parkeerrempedaal in
te drukken en daarna op te laten komen.
2 Druk voorzichtig een van de pedalen in tot de gewenste
snelheid wordt bereikt. Bij het vooruit rijden wordt pedaal
(1) gebruikt en bij achteruit rijden pedaal (2).
3 Druk de vergrendelingsknop op de mechanische
hefhendel in en laat het maaidek zakken.
Als het maaidek niet geheel naar beneden gaat of als de
messen niet gaan draaien moet u het maaidek volledig
laten zakken met de hydraulische hefhendel. Om te
zorgen dat de hydraulische cilinder volledig uitschuift,
houdt u de hendel een halve tot één seconde lang in de
voorste stand.
4 Kies de gewenste maaihoogte (1-10) met de hendel voor
het instellen van de maaihoogte.
Om een gelijkmatige maaihoogte te krijgen, is het
belangrijk dat de luchtdruk in beide voorwielen gelijk is 60
kPa/0,6 bar/8,5 PSI.
Remmen
Laat de rijpedalen los. De machine remt en wordt tot stilstand
gebracht door het aandrijfsysteem. Gebruik de parkeerrem
niet om te remmen tijdens het rijden.
U kunt sneller remmen door de rijpedaal voor de
tegenovergestelde richting in te trappen.
Afzetten van de motor
Laat de motor bij voorkeur een minuut stationair lopen om
weer de normale werktemperatuur te krijgen voordat hij wordt
afgezet, als hij hard heeft moeten werken. Voorkom lange tijd
stationair draaien, het risico bestaat dat een afzetting op de
bougie optreedt.
1 Hef het maaidek met de hydraulische hefhendel.
Het maaidek kan vervolgens zo nodig in de omhoogstand
worden vastgezet door de mechanische hefhendel naar
achteren te zetten tot in de vergrendelingsstand.
Als het maaidek in de omlaagstand blijft staan, wordt
starten van de motor voorkomen door het
startvergrendelingscircuit.
2 Breng de gasbediening naar de stand MIN. Draai de
contactsleutel naar de stand ”STOP”.
3 Wanneer de zitmaaier stil staat, moet u de parkeerrem
naar beneden houden en de vergrendelknop indrukken.
BELANGRIJKE INFORMATIE
De levensduur van de aandrijfriemen wordt aanzienlijk
verlengd wanneer de motor op laag toerental loopt wanneer
de messen worden ingeschakeld. Geef daarom pas vol gas
wanneer het maai-element neergeklapt is naar maaistand.
2
1
2
1